Otto Bauer
Kapitalisme en socialisme na de wereldoorlog
Hoofdstuk 5


De toekomst van de Russische sociaaldemocratie

(Dit hoofdstuk, ter elfder ure als aanhangsel opgenomen, is een overdruk uit “Der Kampf”, waarin de schrijver de voornaamste kritiek op zijn boek “Goede en verkeerde rationalisatie” heeft beantwoord en weerlegd.)

Het laatste hoofdstuk van mijn boek: “Goede en verkeerde rationalisatie” gaat over Rusland. Het wordt heftig bestreden. In tientallen artikelen trekken Russische socialisten ertegen te velde. Ook mijn partijgenoten Dan, Abramowitsch en met hen Karl Kautsky zijn tegen mijn beschouwingen opgekomen. Zij verweten mij dat ik illusies koester en ingang tracht te doen vinden over de economische successen van de sovjetdictatuur en over de vooruitzichten van het vijfjarenplan; dat ik alle marxistische opvattingen over de ontwikkeling naar het socialisme laat varen, zodra het om Rusland gaat; bovenal echter, dat — waren mijn inzichten de juiste — de Russische sociaaldemocratie niets beters kon doen dan haar organisatie te ontbinden en naar de bolsjewieken over te lopen[1].

Ik zal niet op alle bedenkingen en verwijten, op alle misverstanden en verkeerde uitleggingen van mijn critici ingaan. Vruchtbaarder is het de opvatting, die zij bestrijden, in een ander verband dan in het aangevallen hoofdstuk nogmaals uiteen te zetten en te motiveren.

De Oktoberrevolutie van 1917 had in haar eerste fase drie belangrijke resultaten: Ten eerste heeft zij de grondbezitters verjaagd en het grootgrondbezit onder de boeren verdeeld; zij heeft daardoor elk overblijfsel van het feudalisme op Russische bodem vernietigd. Ten tweede heeft zij de arbeidersmassa’s in beweging gebracht; zij hebben de kapitalisten uit de fabrieken verjaagd en daardoor het revolutionaire bewind gedwongen in tegenstelling tot zijn oorspronkelijke bedoeling de gehele industrie in eenmaal te nationaliseren. Ten slotte heeft ze de burgeroorlog ontketend en daardoor de vorming van een sterke terroristische dictatuur doorgezet, die slechts in staat stelde in de burgeroorlog de overwinning te bevechten.

Ondertussen hadden burgeroorlog en hongersnood de industrie bijna geheel stilgelegd. De bedrijven stonden stil. De arbeiders verspreidden zich. De nationalisatie der industrie scheen toentertijd een utopische proclamatie zonder economische inhoud, omdat de industrie zelve in staat van ontbinding verkeerde. Niet de nationalisatie der industrie, doch de agrarische revolutie, niet de opheffing van het kapitalistisch bezit in de stad, doch de bevestiging van het boerenbezit op het platteland scheen het eigenlijke resultaat van de terroristische dictatuur te zijn. De toestanden van 1793/94 schenen teruggekeerd. “Het Schrikbewind moest slechts dienen om door zijn mokerslagen de feodale ruïnes van de grond weg te toveren. De angstig alles ontziende bourgeoisie zou in geen decennia dit werk hebben verricht.” (Marx) Evenals toen scheen de overwinning van het proletariaat slechts een “moment ten dienste van de burgerlijke revolutie.” (Marx) Zo heeft toen het mensjewisme de historische betekenis van de bolsjewistische revolutie beschouwd.

De terroristische dictatuur was nodig om de overwinning op de witte contrarevolutie te bevechten. Nauwelijks was door de overwinning op Wrangel de contrarevolutie geliquideerd, of arbeiders en boeren kwamen in opstand tegen de dictatuur. Zij dwongen haar tot de terugtocht: tot de NEP (1920).

De NEP heeft de industriële en de agrarische productie hersteld. Doch de NEP schiep nieuwe maatschappelijke klassen: een nieuwe bourgeoisie in de stad, een boeren elite op het land, klassen die de sociale basis van een naderende Russische thermidor dreigden te worden. Deze ontwikkelingsgang gaf een grote mate van waarschijnlijkheid aan de mensjewistische diagnose, dat evenals de jakobijnse dictatuur van 1793, ook de bolsjewistische dictatuur van 1917 slechts een voorbijgaande fase van de revolutie zou zijn, die tot laatste en blijvend resultaat zou hebben de instelling van een burgerlijke rechtsorde op de bouwvallen van het feodalisme. Die ontwikkelingsgang motiveerde tevens de eis van het mensjewisme door democratisering van het sovjetregime het overslaan in een bonapartistische dictatuur te verhinderen.

Ondertussen bedreigde de ontwikkeling van de stads- en dorpsbourgeoisie bovenal de dictatuur zelf. In 1928 besloot de dictatuur het roer om te gooien: de NEP werd vervangen door de “generale lijn” van het vijfjarenplan. NEP-bourgeoisie en koelakendom werden gewelddadig geliquideerd, een buitengewoon snelle uitbreiding en rationalisatie van de genationaliseerde industrie en de collectivisering van de landbouw werd op touw gezet.

De volkeren van de Sovjet-Unie hebben de nieuwe koers met zware ontberingen en een verscherping van de terreur duur betaald. De nieuw opgerichte industrieën worstelen met grote moeilijkheden: met gebrek aan geschoolde arbeiders en technici; ook met het feit dat de miljoenen pas aangestelde uit de boerendorpen gerekwireerde arbeidskrachten slechts langzaam en met moeite wennen aan het arbeidstempo in de industrie; met alle wanverhoudingen in de productie, die een zo snelle industrialisatie onvermijdelijk meebrengt; met alle tekortkomingen van het bureaucratische, economische apparaat van de Staat. De moeilijkheden van de pas opgerichte collectieve bedrijven zijn nog groter; de boer went slechts met moeite aan maatschappelijke arbeid en hij verzet zich tegen het in beslag nemen van zijn arbeidsproducten door de Staat.

De gevaren, die de opbouw in de Sovjet-Unie bedreigen, zijn dus — dat heb ik ook in mijn boek nadrukkelijk genoeg gezegd — nog steeds zeer groot. Kan men echter heden, na de ervaringen van de laatste drie jaren, nog volhouden dat het plan van de opbouw zeker, onvermijdelijk moet stranden?

Toen het vijfjarenplan bekend werd gemaakt, hebben de meesten van ons het voor een utopie gehouden. We weten nu: dat het plan herhaaldelijk veranderd moest worden. Het zal niet voor 100 % worden afgewerkt. Doch het resultaat zal toch ontegenzeggelijk een zeer sterke uitbreiding van de Russische industrie, een aanmerkelijke versterking van de productiekrachten, een grote vermeerdering van de productiviteit van de Russische arbeid zijn. Toen het vorige jaar de massale collectivisering van de boerenbedrijven werd doorgevoerd, meenden velen van ons dat dit tot volkomen ontwrichting van de landbouw moest voeren. In waarheid waren de oogstopbrengsten juist het vorig jaar bijzonder groot.

En hoe groot ook de interne moeilijkheden van de kolchozen zijn, de collectivisering maakt het aan de andere kant mogelijk de boerenbevolking snel te brengen tot betere keuze van zaaigoed, rationeler bemesting, groter opbrengst; sleepharken en landbouwmachines te haar beschikking te stellen, de verkwisting van arbeid, die een gevolg was van de versnippering van de grond te ontgaan.

Dit jaar, het derde van de vijfjarige periode is het jaar van de grootste krachtsinspanning. Vandaar de vrees, dat juist dit jaar de grootste ontberingen, de zwaarste inspanning zou eisen. In waarheid melden de verslaggevers van de burgerlijke pers te Moskou dat vooral na de verbeteringen in de politiek sedert Stalins Julirede — verbeteringen waarmee de in mijn boek geleverde kritiek punt voor punt rekening houdt — het leven in Rusland juist in dit jaar aanmerkelijk gemakkelijker is geworden. Mijn critici houden mij voor: de zware druk, die het sovjetregime ter wille van het doortrekken van de “generale lijn” op de arbeiders, de boeren, de industriële bourgeoisie moet uitoefenen, zal alle klassen van de Russische maatschappij met steeds grotere vijandschap tegen het regime vervullen; op hun verzet zal het plan schipbreuk lijden. Intussen stijgt de Russische productie momenteel zeer snel. Hoe meer ze stijgt, met des te meer waren kan de sovjetregering het volk verzorgen. De levensstandaard stijgt slechts langzaam. Dat stijgen wordt tijdelijk door tegenspoed onderbroken. Doch met de stijgende productie moet ze omhoog gaan. Is het wel zo vast en zeker, zo onvermijdelijk dat het Russische volk, dat veertien jaren nijpende armoede heeft doorstaan, de dictatuur juist dan ten val zal brengen, wanneer deze ten slotte toch, zij het langzaam en niet in een rechte lijn, de verzorging met waren weet te verbeteren? En heeft de dictatuur niet in maart 1930, in juli 1931 bewezen de nodige plooibaarheid te bezitten om in kritieke momenten groeiend misnoegen tegen het stelsel te bezweren voor het voor dat stelsel zelf gevaar gaat opleveren?

Bij het schrijven van mijn boek was ik niet zo lichtvaardig om uit de ervaring van twee jaren stellige voorspellingen te willen doen. Ik heb de gevaren, die de verwezenlijking van het plan van opbouw bedreigen, vastgesteld. Doch ik heb ook moeten constateren, dat na de ervaringen van de laatste jaren het plan over het algemeen ten uitvoer gelegd zal worden, indien de uitvoering niet in de loop van de volgende twee jaren door gewelddadig verzet der massa’s of door oorlogsgebeurtenissen zal worden verhinderd.

Zou het plan uitgevoerd worden, dan zou de Sovjet-Unie beschikken over een enorme, zeer moderne staatsindustrie en een voor het grootste deel gecollectiviseerde landbouw. Dan zou er in de wereld bestaan een grote staat met vermeerderende, moderne productie, waar het productieapparaat niet meer de private bezitter doch de Staat toebehoorde en niet meer zou zijn overgeleverd aan kapitalistische anarchie, doch stelselmatig geleid zou worden. Een grote Staat, waarin werkelijke elementen van een socialistische maatschappijorde verwezenlijkt zouden zijn.

De ontwikkelingsgang van de laatste drie jaren maakt het dus althans mogelijk dat het uiteindelijk resultaat van de Russische revolutie geheel verschillend zal zijn van dat wat de mensjewistische en ook onze voorspellingen ten tijde van burgeroorlog en NEP hebben aangegeven.

In de Sovjet-Unie groeien voor onze ogen elementen van een socialistische maatschappijorde. Doch slechts elementen van een socialistische maatschappij, nog niet het socialisme zelf.

Socialisme is zelfbeschikking van het volk inzake zijn arbeids- en economisch proces. Voor de verwezenlijking van het socialisme is het niet voldoende, dat de productiemiddelen worden samengebracht in het bezit van de Staat. Voor de verwezenlijking van het socialisme is ook nodig dat de staatsregering, die over de productiemiddelen beschikt, in vrijheid door het volk wordt gekozen en aan het volk verantwoordelijk is. Pas wanneer de terroristische dictatuur die over de volkeren van de Sovjet-Unie heerst, vervangen wordt door een regeringsstelsel, dat, nog slechts orgaan van het volk, door het volk in vrijheid wordt ingesteld en dat aan het volk verantwoordelijk is, pas dan wordt de staatsheerschappij over de productiemiddelen tot heerschappij van het volk zelf over zijn arbeidsmiddelen, zijn arbeidsprocessen en zijn arbeidsloon. Doch welke weg voert tot dit doel?

Het mensjewisme heeft tot nu toe verondersteld dat de dictatuur ten slotte schipbreuk zou lijden op de economische problemen, die zij niet kan oplossen. Ten gevolge van zware, economische crises zou zij door de volksmassa’s ten val gebracht worden. Hebben echter mijn vrienden Dan en Abramowitsch zelf niet dikwijls verklaard dat zulk een omverwerping van de dictatuur in Rusland niet de democratie doch de witte contrarevolutie zal doen zegevieren?

Veertien jaren van burgeroorlog en hongersnood, van ontberingen en terreur hebben een geweldige spanning gekweekt in het Russische volk. Kwam de dictatuur nu ten val, dan zou die spanning op geweldige wijze tot uiting komen. Een bloedige burgeroorlog tussen Witten en Roden zou niet de democratie brengen. En alles wat aan elementen van een socialistische maatschappij tot hoge prijs is opgebouwd, zou vernietigd worden.

De val van de dictatuur zou het lot van Rusland overleveren aan de boeren, die de grote meerderheid van de bevolking van de Sovjet-Unie uitmaken. De boer zou veertien jaren gewelddadige rekwisitie van zijn arbeidsopbrengst, veertien jaren van de prijsschaar, de gewelddadige collectivisering, al de bloedige gruwelen van de ontkoelakisering op gruwelijke wijze wreken. De boeren van de Sovjet-Unie staan vandaag cultureel en politiek niet veel hoger dan die Franse boeren van tachtig jaar geleden, van wie Karl Marx heeft geschreven: “Zij zijn ongeschikt hun klassebelangen in eigen naam hetzij door een parlement, hetzij door een conventie te doen gelden. Zij kunnen zichzelf niet vertegenwoordigen, zij moeten vertegenwoordigd worden. Hun vertegenwoordiger moet tevens hun heer, een gezag boven hen zijn, een onbeperkt regeringsgeweld.” Deze gezagsvertegenwoordiging van de boeren, dit onbeperkte regeringsgeweld, dat steunend op de boeren, de revolutie zou liquideren en alles wat de boeren in de revolutie geleden hebben, zou wreken — dat zou zijn wat men tachtig jaar geleden het bonapartisme noemde en wat nu fascisme heet. Zou de rode dictatuur in economische schokken ineenstorten, dan zou niet de democratie doch de witte dictatuur haar erfenis aanvaarden.

De ervaring van de laatste drie jaren doet mij hopen dat er een andere hoopvoller weg is naar de democratisering van de Sovjet-Unie.

Marx en Engels hebben ons geleerd, dat de sociale basis van alle moderne dictaturen een toestand was van evenwicht van klassenkrachten. Wanneer de klassentegenstellingen zich tot het uiterste verscherpen en toch geen enkele klasse de andere kan onderwerpen, dan worden tenslotte alle klassen in eenzelfde machteloosheid onderdanen van het geweld, dat allen onderwerpt.

Dat geldt ook voor Sovjet-Rusland. Vertegenwoordigt de bolsjewistische dictatuur het proletariaat, dan doet ze het toch slechts op dezelfde wijze waarop het bonapartisme de Franse boeren heeft vertegenwoordigd: als vertegenwoordigster van de arbeidersklasse is ze tevens haar meester, een gezag boven haar, een onbeperkt regeringsgeweld. En dit onbeperkte regeringsgeweld is ook hier het resultaat van een toestand van evenwicht van klassenkrachten, de krachten van de beide grote klassen van de narevolutionaire Russische maatschappij: het industrieproletariaat, dat slechts een minderheid van de Russische bevolking, doch de actieve, revolutionaire, bewapende, in de steden, de machtscentra geconcentreerde minderheid is, en de boerenbevolking, die een passieve massa is, doch een massa wier taaie, passieve tegenstand van de honderd miljoenen door geen Russische regering is te breken. Alleen de dictatuur kan deze honderdmiljoenen hoofdige massa de agrarische producten afdwingen, welke het stadsproletariaat voor zijn onderhoud nodig heeft. Aan de andere kant vermag alleen de dictatuur aan het stadsproletariaat de zware offers van ontbering en zwoegen op te leggen vereist voor de opbouw van een industrie, die in staat moet zijn om aan de behoeften van de boerenbevolking goedkoop en in ruime mate te voldoen. Pas wanneer de dictatuur erin geslaagd zal zijn de productiekrachten van de landbouw zo op te voeren, dat de oogstopbrengst de behoefte van de boerenbevolking zelf verre te boven gaat, pas wanneer aan de andere kant de dictatuur erin geslaagd zal zijn een enorme, hooggerationaliseerde met grote arbeidsintensiteit werkende industrie te ontwikkelen, die aan de behoefte van de boerenbevolking goedkoop en in ruime mate kan voldoen, pas dan zal de boer genegen zijn het overschot van zijn oogst te ruilen tegen de voortbrengselen van de industrie. Pas dan zal de warenruil tussen het industriële proletariaat en de boeren de druk van het geweld op beide klassen niet meer nodig hebben.

Slechts in die mate waarin de dictatuur er in zal slagen de agrarische en de industriële productie van jaar tot jaar te vermeerderen, stad en land van jaar tot jaar in ruimere mate van agrarische en industriële producten te voorzien, aan de drukkende armoede, waarin stad en land leven, een einde te maken, slechts in die mate zullen de geweldige spanningen in het Russische volkslichaam zich oplossen; slechts in die mate zal het mogelijk zijn langzaam, stap voor stap de banden van de dictatuur losser te maken, zonder dat dit losmaken tot wilde, elementaire uitbarstingen leidt, die met het stelsel zelf alles wat er aan elementen van een toekomstige, socialistische maatschappijorde is opgebouwd, zouden vernietigen.

Terwijl de dictatuur haar economische functies vervult, schept zijzelf de voorwaarden voor haar langzame, geleidelijke opheffing, zonder dat met haar vernietiging ook de socialistische resultaten van haar werk worden verwoest.

Doch de dictatuur schept niet alleen de voorwaarden voor haar opheffing. Zij baart ook de krachten, die haar zullen opheffen. De Russische arbeidersklasse is ook nu niet die verarmde cultuurloze, geknechte massa, die Kautsky van haar maakt. Zeker, ze leeft in armoede en knechtschap. Doch het voortgaande liquideren van het analfabetisme, de omwenteling in het Russische schoolwezen, de verkorting van de arbeidstijd (zevenurendag en vijfdagenweek), de voor de arbeiders opgerichte culturele instituten, bovenal echter de omwenteling van het gehele maatschappelijke en culturele leven door de revolutie, die velen heeft wakker geschud, hebben grootse intellectuele en morele krachten wakker geroepen in het Russische proletariaat. In de mate dat met de levensstandaard ook het culturele niveau van de Russische arbeiders omhoog zal gaan, zal het despotisme van de GPOe, de politiestaat van de dictatuur ondragelijk worden en zal het recht van het vrije woord, de vrije kritiek, de vrije organisatie, de vrije zelfbeschikking van het geheel onontbeerlijk worden. Zij zullen zich niet meer tevreden stellen met een vertegenwoordiging door een regeringsstelsel dat “hun meester, een gezag boven hen, een onbeperkt regeringsgeweld” is; ze zullen zich zelf willen vertegenwoordigen — “hetzij door een parlement, hetzij door een conventie”, zoals Marx zegt.

Mijn Russische critici brengen mij onder het oog dat ik mijn hoop vestig op een “zelfopheffing van de dictatuur”. Neen, dat doe ik niet. Tot nu toe heeft nog geen onbeperkt staatsgeweld vrijwillig de macht uit handen gegeven.

Het is veel te gemakkelijk elke kritiek op de regeringsdaden door haar vergader-, pers-, wetenschapsmonopolie onmogelijk te maken, elke criticus door de GPOe zonder vorm van proces gevangen te zetten, te verbannen, dood te schieten, elke verkiezing door een openbare stemming onder de ogen van de GPOe te doen plaats hebben. Welke regering zou van zulk een macht vrijwillig, zonder strijd afstand doen? De vrijheid zal ook in Rusland bevochten moeten worden. Doch de economische ontwikkeling onder de dictatuur schept zelf de voorwaarden om over haar te zegevieren, zonder dat haar bestrijding de sociale en socialistische resultaten van de dictatuur in gevaar brengt.

Zowel Kautsky als mijn Russische critici zeggen: is het zo als jij meent, dan heeft de Russische sociaaldemocratie geen taak meer; dan deed ze goed uiteen te gaan. Ook dat geloof ik niet. Ik meen dat het mensjewisme nog een grote historische taak kan vervullen, een taak, welker vervulling pas mogelijk wordt gemaakt door de economische resultaten van de dictatuur: de taak leider of althans één der leiders van het Russische proletariaat te zijn in de strijd om de geleidelijke democratisering van het sovjetregime, die de door de dictatuur geschapen elementen van een socialistische maatschappij pas zal verbinden tot waar socialisme.

Weliswaar zal het mensjewisme bezwaarlijk een toekomst hebben, wanneer het zijn hoop vestigt op de schipbreuk, de ineenstorting, de liquidatie van de sovjetdictatuur. Het heeft geen werkmogelijkheid zolang de dictatuur bestaat. Het zal moeilijk een werkmogelijkheid hebben, wanneer de rode dictatuur door burgeroorlog en witte dictatuur wordt vervangen.

Doch er is een ander perspectief voor het mensjewisme, een dat het een toekomstmogelijkheid toont.

Marx en Engels hebben ons geleerd, dat het socialisme een hoge trap van ontwikkeling van de productiekrachten veronderstelt. In West- en Midden-Europa heeft het kapitaal de productiekrachten op deze trap van ontwikkeling gebracht. Aan de andere kant heeft daar de ontwikkeling van de klassenstrijd binnen de kapitalistische maatschappij de democratie voortgebracht. Daar kan dus de arbeidersklasse de democratie gebruiken om de door het kapitaal ontwikkelde productiekrachten en geconcentreerde productiemiddelen in de macht van de democratische gemeenschap te brengen en daardoor het socialisme te verwezenlijken. Daar is de democratie de voorwaarde en de grondslag in de worsteling om het socialisme. Anders staat het in Rusland. Daar heeft het kapitaal de productiekrachten die voorwaarde zijn voor het socialisme, niet ontwikkeld. Daar haalt nu pas de uit de revolutie geboren dictatuur in, wat het kapitalisme verzuimd heeft. Zij schept de grootindustrie, de moderne techniek, zonder welke het socialisme niet mogelijk is. En juist daardoor ontstaat ginds de moderne grootindustrie van het begin af als genationaliseerde, als staatsindustrie. Aan de andere kant heeft de revolutie daar de klassen, die in West- en Midden-Europa de dragers van de burgerlijke democratie zijn, neergeslagen; er is daar geen mogelijkheid meer voor een burgerlijke democratie. Daar zal het levensvoorwaarde voor de arbeidersklasse worden in de mate en in het tempo waarin de ontwikkeling der productiekrachten dat toelaat, de Staat die het productieapparaat reeds beheerst, te democratiseren en daardoor de zelfbeschikking van het volk in zijn economisch proces, het socialisme dus, te verwezenlijken. Daar is dus de democratie geen voorwaarde en grondslag in de worsteling om het socialisme, doch volmaking van het socialisme zelf. Een leider in de strijd om de democratische volmaking van het socialisme te zijn — dat schijnt mij toe de taak van de Russische sociaaldemocratie te zijn.

Wij moeten nu erkennen dat de Russische revolutie niet alleen de overblijfselen van het feodalisme heeft uitgeroeid, doch dat het wezenlijke elementen van een socialistische maatschappijorde opbouwt. Alles wat daar aan socialistische instellingen wordt opgezet, moeten wij verdedigen, de verdere ontwikkeling daarvan moeten wij bevorderen.

Wij willen geen pleitbezorgers zijn van de achterlijke lagen van de Russische arbeidersklasse, die zich verzetten tegen de offers, vereist bij de opbouw van een gerationaliseerde productie. Wij willen ons richten tot de vooruitstrevende, met socialistische gezindheid en grote socialistische offervaardigheid vervulde lagen van de Russische arbeidersklasse, die op de opbouw van de maatschappelijke productie hun hoop vestigen. Hun werk willen wij bevestigen. Tot de offers, die zij brengen, willen wij hen aanmoedigen. Hun vertrouwen willen wij versterken. Doch wij willen hun ook brengen, wat hen ontbreekt: de grote democratische erfenis van het geloof aan de vrijheid. Wij willen hun leren, dat zonder het heilig recht van de eenling, vrij voor zijn overtuiging uit te komen, en zonder het heilig recht der gemeenschap in de vrije strijd der meningen haar besluiten te nemen en door deze haar lot vrij te bepalen, het socialisme geen werkelijkheid kan worden. Wij willen hen aanmoedigen verder te bouwen aan het grote werk van de staatsindustrie; doch tevens hen oproepen om de staat, die de industrie beheerst, te veranderen van een gezagsgeweld dat boven hen staat in hun orgaan, in een orgaan van een vrij volk.

Wij zijn democraten en socialisten. Doch geen kleinburgerlijke vulgair-democraten die de democratie in tegenstelling tot en boven het socialisme plaatsen, en om der wille van de democratie alles, wat de revolutie heeft geschapen aan elementen van het socialisme in gevaar willen brengen, ja zelfs prijsgeven. Wij zijn democraten om der wille van het socialisme. Wij mogen daarom niet de sprongsgewijze overgang van de dictatuur in de democratie eisen; dat zou gaan ten koste van de vernietiging van waardevolle, socialistische elementen. Doch wij moeten het Russische proletariaat opwekken om steeds in de mate waarin dat mogelijk is, zonder de socialistische resultaten en de dictatuur in gevaar te brengen, geleidelijk de afbouw van de terreur, geleidelijk de democratisering van het stelsel, geleidelijk het herstel van de individuele vrijheidsrechten, het herstel van de geestelijke vrijheid van de eenling en het collectieve zelfbeschikkingsrecht van de gemeenschap te veroveren.

Bij het vieren van zijn zestigste verjaardag heeft Theodor Dan zeer schone woorden gesproken over de taak van de Russische sociaaldemocratie. Hij zei: “Wij allen zijn opgegroeid onder omstandigheden, waarin het rechtstreekse ons geheel in beslag nemende doel van onze strijd de politieke democratie was. Het socialisme was voor onze generatie een ver verwijderd einddoel. Onze kracht, onze vrijheid, ons bloed hebben wij opgeofferd op het altaar van de politieke vrijheid. De politieke vrijheid, de democratie blijft stellig ook nu nog de onontbeerlijke voorwaarde voor de verovering en verwezenlijking van het socialisme. Doch tientallen miljoenen proletariërs in de wereld zijn nu reeds opgegroeid onder omstandigheden waarin hun hartstochten zich niet meer op de democratie, maar op het socialisme concentreren. Miljoenen Russische arbeiders zijn opgegroeid in de jaren van wereldoorlog en burgeroorlog, van revolutie en dictatuur — in een tijd, dat alle economische, sociale, politieke strijd tussen volkeren en klassen beslist is door bajonetten, machinegeweren, kanonnen. Zij hebben geheel andere voorstellingen van de methoden van de politieke strijd dan wij. Zij kennen slechts de methoden van het geweld. Zij kunnen de wapens der democratie niet waarderen. Dat is voor hen geen voorrecht en geen kracht. Het is hun nood. Doch desondanks moeten wij hen begrijpen. Zij willen, wat wij willen. Maar zij spreken een andere taal en gebruiken andere wapens dan wij. En toch zijn ze onze klassegenoten. Wij moeten zoeken naar een gemeenschappelijke taal met hen, met deze nieuwe generatie van arbeiders, wanneer wij hun het in decennia veroverde, de voor het Russische proletariaat noodzakelijke rijke, ideële en politieke erfenis willen overdragen, die wij van de vorige generatie van strijders hebben overgenomen. Wij moeten een brug slaan tussen onszelf en dit nieuwe geslacht, aan wie de toekomst behoort...” [2]

Dan heeft gelijk. Maar mij schijnt het toe dat de Russische sociaaldemocratie die brug slechts kan slaan, wanneer zij vastbesloten bevestigt, wat dit jonge arbeidersgeslacht in bloedige strijd en in arbeid vol ontberingen heeft veroverd. Dan, maar ook dan alleen zal zij aan het jonge geslacht de grote erfenis van het democratische socialisme kunnen doorgeven; het geloof aan de levensnoodzaak en de scheppende kracht van de vrijheid; de wil tot een socialistische organisatie van de maatschappij, die niet de opheffing van de persoonlijke, de geestelijke, de collectieve vrijheid behoort te zijn, doch haar verwezenlijking.

_______________
[1] Van de polemieken tegen het laatste hoofdstuk van mijn boek noem ik: Dalin, Wokrug pjatiletki, “Soz-Wjestnik” 13 juni 1931 — Dan, Perspektivi generalnoj linii, en Garwy, Residiw illjusii “Soz. Wjestnik” 2 juli 1931 — Abramowitsch, Fünfjahrplan und Sozialdemokratie, “Die Gesellschaft”, juli 1931 — Grünfeld, Rationalisierung und Sozialismus, “Die Arbeit” mei 1931 — Decker, Rationalisierung und Fehlrationalisierung, “Die Arbeit” juni 1931 — Kautsky, Die Aussichten des Socialismus in Sovjet Russland, “Die Gesellschaft”, november 1931 — Joegow, Der Fünfjahrplan, Berlin, 1931, blz. 111 e.v. en Dan, Wohin steuert die Generallinie? Idem blz. 123 e.v. — Verder een reeks polemische artikelen van Potresov in de “Sapiski Sozialdemokrata”.
[2] Soz. Wjestnik, 14 november 1931.