Max Beer
Algemene geschiedenis van het socialisme
Hoofdstuk 19


De Italiaanse utopie

Thomas Campanella

Het lot van Italië is na de ondergang van het Romeinse Rijk tot het laatste derdedeel van de negentiende eeuw, in politiek-nationaal opzicht, nog treuriger geweest dan het lot dat voor Duitsland was weggelegd. Buitenlandse heersers, tirannen uit het eigen volk voortgekomen, pauselijke bemoeizucht, gemeentelijke afscheidingen en botsingen bevorderden de verbrokkeling van het land. Zijn onsterfelijke voortbrengselen op het gebied van godsdienst en letterkunde, van kunst en wetenschap konden het niet beveiligen tegen de woede der Germanen, noch tegen de heerszucht der Fransen, tegen Spaanse list noch Oostenrijkse bekrompenheid. Telkenmale barstten plaatselijke onlusten uit of werd een samenzwering op touw gezet, — alles zonder noemenswaardige uitwerking.

In een van deze rampzalige complotten is ook de grootste Italiaanse utopist betrokken geweest, — in de hoop zijn Zuid-Italiaans vaderland van het Spaanse juk te bevrijden.

Campanella was een van de geleerdste en welsprekendste mannen van zijn tijd. In 1568 werd hij, als zoon van arme ouders, in Calabrië geboren. Reeds vroeg legde hij een bijzondere aanleg voor wijsgerige studies aan de dag. Hij las de geschriften van Albertus Magnus en Thomas van Aquino, maar bestreed Aristoteles en keerde zich, naar de gewoonte van de humanistische geleerden, tot Plato, hetgeen uit de aard der zaak medebracht dat hij met het communisme in aanraking kwam. Later verdedigde hij Plato tegen de “hatelijke” en schoolse bezwaren van Aristoteles. (Politiek, boek III). Zijn weetgierigheid dreef hem ook tot kennisname van de destijds in hoog aanzien staande Joodse wijsbegeerte, de zogenaamde Kabbala. Ook in de natuurwetenschappen stelde hij belang. Hij sloot zich aan bij de dominicaanse orde, hetgeen hem intussen niet belette zich ook met staatkundige aangelegenheden in te laten. Campanella toont ten volle de innerlijke tegenstrijdigheid van de humanist: leerstellige rechtzinnigheid en een denkmethode die op de rede gegrondvest is, — eerbied voor het pauselijk gezag en tegelijk voor het vrije onderzoek, — kennis van sterrenkunde en geneeskunst, broederlijk verenigd met het bijgeloof van sterrenwichelarij en toverkunsten, — kloosterachtige afzondering en politieke zin.

Het belangrijkste staatkundige belang van zijn eigenlijk vaderland was de vernietiging van de Spaanse heerschappij over Zuid-Italië en de vestiging van een onafhankelijke staat. Campanella was de ziel van de anti-Spaanse samenzwering die in 1599 de beslissende slag zou wagen. Het voornemen werd evenwel vóór die tijd verraden en in 1600 werd Campanella gevangen gezet. Ongeveer zevenentwintig jaren heeft hij in de gevangenis doorgebracht en het gemis van zijn vrijheid werd door wrede folteringen verzwaard. Dank zij de bemoeiingen ven de paus werd zijn kerkerstraf verzacht, zodat het hem mogelijk was zich in zijn cel met studie bezig te houden. In de gevangenis ontstond zijn utopie “Civitas Solis” (de Zonnestad). Met andere geschriften van zijn hand, vertrouwde hij ook dit aan een Duitser toe die een en ander in de jaren 1620-1623 door de druk openbaar gemaakt heeft. Na zijn invrijheidstelling trok hij naar Frankrijk waar hij door koning Lodewijk XIII en diens ministers gehuldigd werd. Zijn laatste levensjaren sleet hij vreedzaam in het Parijse dominicanenklooster, waar hij in 1639 de laatste adem uitblies.

De Zonnestaat

Plato heeft zijn “Politeia” en zijn “Nomoi” (De Wetten) geschreven als zoon van zijn land, als aristocraat en als wijsgeer. Hij heeft daarbij het volle licht laten vallen op een veelzijdige en volkomen ontwikkeling van het hoge staatsgezag, op de wijsgeer-koning en de bekwame staatsdienaren. Morus heeft zijn “Utopia” geschreven als staatsman en praktisch politicus, als democratisch katholiek die over de gebreken van de maatschappij heeft nagedacht. Daarentegen is “de Zonnestad”, naar de eigen bekentenis van de schrijver, uitgelokt door de “Utopia” van Morus, — het werk van een bespiegelend denker, van een monnik en rationalist. Terecht heeft hij zijn “Zonnestaat” dan ook als een “Idee van een wijsgerig gemenebest” de wereld ingezonden. Wij vinden daar een kloosterachtige gestrengheid van het gezag, een raad van wijsgeren, voorzien van een onbeperkte macht, een verstandig-menselijke inrichting van het maatschappelijk leven. Naar het oordeel van Morus ligt de oorzaak van alle kwaad in de economische toestanden die op het privaatbezit gegrondvest zijn. Campanella heeft weliswaar een open oog voor de nadelen die aan het persoonlijk eigendom verbonden zijn, maar is toch van mening dat het kwaad voornamelijk te wijten is aan de gebreken waarmee de mensen behept zijn, en bovendien aan een zeer onvoldoende opvoeding. Hij verwacht derhalve alle heil van het aankweken van een degelijk en deugdzaam mensengeslacht en van een opvoeding die zowel op het lichaam als op de geest gericht is. Behalve Plato en Morus heeft ook Lucurgus hem voor ogen gestaan.

De “Zonnestaat” is opgesteld in de vorm van een samenspraak tussen de Grootmeester van de Hospitaalorde en een bereisd Genuees. Uit een en ander blijkt dat de laatste op een van zijn wereldreizen de Zonnestaat bezocht en met de inrichtingen daarvan kennis gemaakt heeft, hetgeen hem thans in staat stelt zijn bevindingen mede te delen.

Op een eiland in de Stille Oceaan worden vier stadstaten aangetroffen waarvan drie geheel en al overeenkomstig de Europese levenswijze zijn ingericht, terwijl de vierde de Zonnestaat is. Deze laatste bevindt zich in de noodzakelijkheid tegenover de drie op haar hoede te zijn en is derhalve met zeven sterke muren omringd. De Zonnestedelingen, (Solariërs) houden er een wijsgerig en gemeenschappelijke levensleiding op na. Alles is gemeenschappelijk, — ook de vrouwen zijn niet het bijzonder eigendom van deze of gene man. Het huwelijk is een staatsbelang en geen particuliere aangelegenheid. Campanella onderstelt dat het persoonlijk eigendom een gevolg is van de persoonlijke opvattingen van het huwelijk. Wanneer een man door een bepaalde vrouw geboeid werd, bevestigde hij de band die beiden onderling verbond, terwijl deze voorkeur werd overgedragen op de kinderen die de vrucht waren van deze verbintenis en voor wie eer en aanzien en rijkdom ter zijde werd gelegd. Het is de persoonlijke ouderliefde geweest die de mensen er toe gedreven heeft zich goederen toe te eigenen en het erfrecht ten bate van de kinderen van hun voorkeur in te voeren, waardoor het oorspronkelijk communisme buiten werking werd gesteld. Zo is de zelfzucht ontstaan en in haar gevolg zijn al de gebreken verschenen die onze maatschappelijke orde ontsieren.

Aan het hoofd van de Solarische gemeenschap staat een priester-wijsgeer, een beoefenaar van de wetenschap van het bovenzinnelijke, die de titel van “Sol” draagt. Hij vertegenwoordigt het hoogste gezag in alle wereldse en geestelijke aangelegenheden. Drie ministeries staan hem terzijde: macht, wijsheid, liefde, die zij in hun taal Pon, Sin en Mor noemen. “Macht” is het Ministerie van Oorlog. Het Ministerie van Wijsheid houdt zich bezig met alle zaken van kunsten en wetenschappen, van opvoeding en onderwijs. Het Ministerie van de Liefde heeft tot taak zorg te dragen dat een gezond en bekwaam, geestelijk en lichamelijk krachtig mensenslag geteeld wordt. De opvoeding met behulp van school en voorbeeld kan niet veel uitrichten, wanneer niet door een oordeelkundige teelt de bodem zorgvuldig is voorbereid. Daarom is de teeltkeus, het kiezen bij de paring zo buitengewoon belangrijk. Eerst bij gezonde mensexemplaren kunnen opvoeding en onderwijs de gewenste vruchten afwerpen. Tot dusver zijn de mensen in dit opzicht door het vooroordeel verblind geweest. Zij wisten dat men fraaie en krachtige dier- en plantsoorten door een verzorgde kweek te voorschijn kan roepen, en toch hebben zij de paring van de mensen steeds aan het toeval of aan zelfzuchtige neigingen en belangen overgelaten.

Mensenteelt en mensenopvoeding vormen de voornaamste taak van de Zonnestaat. Het doel van het geslachtsleven is niet wellust en genot, maar de voortplanting van de mens ter wille van de gemeenschap. Alleen lichamelijk en geestelijk complete mannen worden in de gelegenheid gesteld kinderen te verwekken. De minderwaardige mannen mogen alleen met minderwaardige vrouwen, of met vrouwen die reeds zwanger zijn, de bijslaap uitoefenen. De tijd van de geslachtelijke gemeenschap begint bij de vrouw in het 19de en voor de man in het 21ste levensjaar. Onthouding van vleselijke gemeenschap tot het 27ste jaar wordt met bijzondere eerbewijzen en in keur van liederen gehuldigd. Wie vóór de vastgestelde termijn door een onweerstaanbare geslachtsdrang naar de schone sekse gedreven wordt, heeft dit slechts in vertrouwen mede te delen aan de vrouwen, de ambtenaars of de geneesheren die daarvoor zijn aangewezen en die in dat geval een onvruchtbare of reeds zwangere vrouw tot zijn beschikking stellen. In het huwelijk mag de bijslaap slechts twee malen in de week plaats vinden, nadat man en vrouw een bad genomen en tot God gebeden hebben hen met schone en gezonde kinderen te zegenen. In de slaapkamer prijken de beelden van beroemde mannen waaraan de vrouwen hun onverdeelde aandacht hebben te wijden. Het ogenblik van de paring wordt na overleg met de geneesheer en de sterrenkundige vastgesteld. Tevoren slapen de echtgenoten elk in een afzonderlijk vertrek. Eerst als het gewichtige uur geslagen heeft, worden de deuren door een bedaagde vrouw geopend en betreedt de man de slaapkamer van de vrouw die voor hem bestemd is. De overheidspersonen die allen zonder uitzondering priesters zijn, kiezen de paren uit de rijen van de mannen en vrouwen die daarvoor in aanmerking komen. Daarbij zijn zij er op uit grote en schone vrouwen met grote en welgemaakte mannen te verbinden, gezette mannen met slanke vrouwen en omgekeerd, — mannen die inspannend verstandswerk verrichten en bij wie de geslachtsdrift in de regel verzwakt is, worden met schone levensvolle vrouwen gepaard, — hartstochtelijke en licht in drift ontstoken mannen krijgen koelbloedige en bedachtzame vrouwen. In één woord: men doet al het mogelijke opdat door een gelukkige menging van geaardheid en karakter, door de kruising van lichamelijke en geestelijke aanleg een mensensoort ter wereld moge komen dat zich in alle opzichten door een harmonische evenredigheid onderscheidt.

Gedurende de zwangerschap staan de vrouwen onder het toezicht van de geneesheer die hun de voeding- en verdere levenswijze voorschrijft. Na de bevalling wogen de vrouwen hun kinderen twee jaren, of ook wel langer, wanneer de geneesheer dat wenselijk mocht achten. Zodra de zuigelingen gespeend zijn, worden de knapen aan de opzichters en de meisjes aan vrouwelijk personeel toevertrouwd. Tegelijkertijd neemt de opvoeding een aanvang. Allereerst gymnastiek (oefening van het naakte lichaam) zowel voor knapen als voor meisjes, — over het geheel ontvangen beide geslachten dezelfde opvoeding. Het onderwijs wordt niet in gesloten lokalen verstrekt maar gedurende de wandeling en bij voorkeur in de nabijheid van de zeven stadsmuren wier oppervlak met aardrijkskundige, sterren-, dier- en plantkundige afbeeldingen overdekt is. De onderwijzers zijn verplicht op de bijzondere neigingen en talenten van de kinderen te letten en dienaangaande verslag uit te brengen aan de overheid die bij de beroepskeuze der kinderen daarmee rekening houdt. Het voornaamste doel van de opvoeding is de kinderen tot productieve arbeiders te vormen. Bedrevenheid in landbouw en ambacht wordt van allen verlangd. Alle volwassen Solariërs kwijten zich gaarne van hun arbeidsplicht, want in een gezond lichaam dat tot een doelbewuste werkzaamheid is opgeleid, huist een gezonde geest. Aangezien allen arbeiden, is de werktijd van elke dag niet meer dan vier uren. Alle arbeid en alle diensten genieten dezelfde achting. De kleding is eenvoudig en in overeenstemming met de natuur, — evenzo de voeding.

Op de grondslag van de Zonnestaat: gemeenschappelijk bezit, teeltkeus en een op de rede gegronde opvoeding is een onderling verbonden, door gemeenschapsgevoel en werklust bezielde maatschappij ontstaan die de wetenschap liefheeft, God eert en de deugd betracht. De Solariërs zoeken het eeuwige leven in God en het aardse geluk in de gemeenschap. Er wordt bij hen rijkdom noch armoede gevonden, lediggang noch slaven, alles in harmonie en evenwicht.

Bezwaren tegen het communisme

Campanella houdt zich ook bezig met de bekende bezwaren die gewoonlijk tegen het communisme te berde worden gebracht en sinds de dagen van Aristoteles (Politiek, boek II) bij alle tegenstanders van het gemeenschappelijk bezit opgeld hebben gedaan.

1. Bezwaar: Het communisme is in strijd met de menselijke natuur.
Antwoord: De communistische gemeenschap is niet alleen denkbaar, maar ook mogelijk. De Jeruzalemse moedergemeente onder de apostelen is communistisch geweest, evenals de oudste gemeente in Alexandrië onder de leiding van de Heilige Marcus. Op dezelfde wijze heeft ook de geestelijkheid geleefd, tot de tijd van paus Urbanus I. De Staat van Plato wordt geroemd door de Heilige Clementius, Ambrosius en Chrysostomos.

2. Bezwaar: Het communisme verlamt de aandrang tot de arbeid.
Antwoord: Slechts waar de mensen ten gevolge van het bijzonder eigendom tot de zelfzucht zijn opgeleid, is deze een kracht die tot de arbeid drijft, want het eigendom verzwakt de aandrift van de christelijke liefde en van het gemeenschapsgevoel. Het roept gierigheid, woeker, haat en afgunst en vele andere ondeugden te voorschijn. Dat zondige mensen uitsluitend in de eigenliefde een aansporing tot de arbeid vinden, is zeer begrijpelijk. Maar in een communistische gemeenschap als de Zonnestaat, waarin de mensen met een des bewust doel tot gemeenschapszin en arbeidslust, tot degelijkheid en deugd zijn opgevoed, — waar ieder arbeider een billijk loon ontvangt, waar alle arbeid en dienst dezelfde achting geniet, — daar is de liefde tot de gemeenschap de krachtigste prikkel.

3. Bezwaar: De gemeenschap van vrouwen is tegennatuurlijk en onzedelijk.
Antwoord: Alleen datgene kan tegennatuurlijk genoemd worden wat hetzij het individu, hetzij het geheel benadeelt en vernielt. Doodslag, diefstal, roof, echtbreuk, sodomie enz. zijn in strijd met de natuur, omdat zij een onrecht zijn jegens de medemens of de ontwikkeling van het mensdom tegenhouden: De vrouwengemeenschap kan niet gezegd worden de naaste te benadelen of de ontwikkeling van de mensheid te belemmeren. Hieruit volgt dat zij niet in strijd is met het natuurrecht.

Ook is zij niet onzedelijk, want zij is niet het onmiddellijk gevolg van zinnelijke begeerten en uitspattingen. Zij wordt niet veroorzaakt door vleselijke lust, maar strekt tot een zedelijk doel van de staat. Zij wordt geregeld overeenkomstig de wetten van de gemeenschap en de regels der wetenschap en der wijsbegeerte. Het is er verre van dat in de Zonnestaat een onbegrensde vrouwengemeenschap geduld zou worden. Niemand heeft daar de vrijheid het met de eerste de beste vrouw aan te leggen: het geslachtelijk leven is daar geheel ondergeschikt gemaakt aan het staatsbelang, — slechts is het niet naar kerkelijke, maar naar wijsgerige regels ingericht. Een niet tegennatuurlijke handeling kan slechts dan zondig genoemd worden, wanneer de wellust, de vleselijke begeerte en de zelfzucht de drijfveer daarvan zijn. Daarentegen verdient zij zedelijk te heten, wanneer zij in overeenstemming met het verstand en in het algemeen belang verricht wordt.