Wim Bot
Tegen fascisme, kapitalisme en oorlog
Hoofdstuk 9


Internationale contacten

9.1 De internationale contacten van het MLL-Front

Na de bezetting van Nederland en een groot deel van Europa waren vrijwel alle internationale contacten verbroken. Pogingen om in Frankrijk nieuwe verbindingen te leggen mislukten. Wel wist het MLL-Front een brief naar de Amerikaanse Labor League te versturen, maar dit lijkt geen verdere resultaten te hebben gehad. Ook hadden leden van het MLL-Front contacten met Duitse illegale organisaties in Duitsland, maar door politieke meningsverschillen waren die niet duurzaam.[1] In Europa kon het IAF nog enige contacten in stand houden, maar van een georganiseerde politieke activiteit van het IAF was geen sprake meer; bovendien waren er binnen het IAF grote meningsverschillen.[2]

Op oudejaar 1940 maakte het MLL-Front dan ook een sombere balans op:

‘Verspreid en dikwijls door nuanceverschil gescheiden trachten de internationalistische socialisten hun werk te doen...’[3]

Bij de toelichting op de publicatie van het stuk uit ‘New International’ over het Derde Front stond dat men zo verstoken was van internationaal contact dat het stuk ondanks de gewijzigde omstandigheden werd geplaatst.[4]

In de tweede helft van 1941 veranderde het beeld echter. In november kwam een definitief contact tot stand met de Belgische organisatie Contre le Courant. Belangrijkste persoon binnen deze organisatie, die eveneens bij het IAF was aangesloten, was George Vereeken. De eerste poging om het contact te leggen werd ondernomen in de zomer van 1941. Deze poging mislukte echter, omdat de berichtgever (niet bekend is wie dit is geweest) meldde dat Vereeken een pro-Engels standpunt innam.[5] Het is niet duidelijk waarop dit bericht was gebaseerd, maar aannemelijk is dat het in verband stond met discussies tussen Contre le Courant en de Belgische sectie van de Vierde Internationale. In december 1941 bespraken deze groepen gemeenschappelijke actie, met als doel een fusie op langere termijn. Deze besprekingen mislukten echter omdat Contre le Courant van mening was dat de door de Vierde Internationale voorgestelde leuzen voor de algemene werkstaking en de vorming van arbeidersmilities niet aan de orde waren. Dergelijke actievoorstellen zouden volgens Contre le Courant tot een vreselijke repressie leiden, die de herlevende strijdbaarheid in de kiem zou smoren. Voor men dergelijke voorstellen kon doen was eerst een zekere ontbinding van het Duitse bezettingsapparaat nodig.[6] Uit de discussiestukken is op te maken dat soortgelijke meningsverschillen al langer bestonden. Waarschijnlijk had de koerier van het MLL-Front te horen gekregen dat deze standpunten van Contre le Courant een stellingname voor de Engelsen betekenden. De tweede poging had meer succes. Jan Ket uit Alkmaar wist in september of oktober 1941 in contact te komen met de vrouw van Vereeken. Ket werd verteld dat hij voor de veiligheid bij een volgend bezoek een brief van Sneevliet moest meenemen. In november ontving Vereeken een brief van Sneevliet, evenals een brief van Menist. In de brief gaf Sneevliet een overzicht van de activiteiten van het MLL-Front. Hij somde ook de teleurstellingen op, zoals het wegvallen van Bolman en van Driesten. Daarnaast ging Sneevliet fel tekeer tegen de leden van de GBL die lid van het MLL-Front waren geworden.[7]

In een gemeenschappelijke verklaring in het Bulletin van half december 1941 werd de totstandkoming van de verbinding een belangrijke stap tegen de oorlog genoemd; gestreefd zou worden naar een uitbreiding, publicaties en ervaringen zouden worden uitgewisseld.[8] In het Bulletin werd verder op de betekenis van de stap ingegaan.

Geconstateerd werd dat het kleine groeperingen links van de sociaaldemocratie en de communistische partijen waren die met zeer zwakke hulpmiddelen tegen het nationalisme moesten strijden; de zeer zware taak die zij zich stelden in de wereldomvattende oorlog was niet te volvoeren zonder een sterk internationalistisch besef. In dit licht gezien was de samenwerking met Contre le Courant een bescheiden aangelegenheid, die meer een symbolische dan een praktische waarde had. De jongeren werd er op gewezen dat zij de situatie niet moesten vergelijken met die in de Eerste Wereldoorlog; een nieuw Zimmerwald was nog niet tot stand gekomen. Volgens het Bulletin kenden de jongeren slechts de activiteiten van Lenin en wisten ze weinig af van de grote kracht van de beweging teven de oorlog in Duitsland, waar Luxemburg en Liebknecht een grote aanhang hadden gehad.[9]

In november of december kwam Vereeken naar Amsterdam, waar besprekingen werden gevoerd. Door de arrestatiegolf van 1942 kon het contact zich verder nauwelijks concretiseren. Een testbaar resultaat was echter het verschijnen van een gezamenlijk manifest in december 1941, onder de titel ‘Manifest! Aan de arbeiders en arbeidersvrouwen van alle landen!’; in Nederland verscheen het als gedrukte brochure van acht kantjes. Een algemene beoordeling van de oorlog werd er in gegeven, die aan dit relaas verder weinig toevoegt. Opvallend is slechts de opmerking dat ondanks het proces van verwording van de Oktoberrevolutie deze een lichtend voorbeeld bleef in de ‘huidige benarde tijden’. Vereeken had een ander standpunt dan de meerderheid van het MLL-Front. Volgens hem werd het meningsverschil niet besproken en wilde Sneevliet zijn standpunt niet verdedigen omdat dit een scheuring in het MLL-Front zou betekenen.[10] Het bezoek van Vereeken vond dus plaats na de verzoening tussen Sneevliet en Dolleman. Het manifest besloot met de volgende leuzen:

‘Weg met de imperialistische veroveringsoorlog; weg met de onderdrukking van de gekleurde rassen en de koloniale uitbuiting; weg met de terreur en de zwendel van het nationaalsocialisme; op voor de klasseactie en het internationalisme; op voor de nieuwe Internationale van het wereldproletariaat; op voor de verovering van de politieke macht der arbeidersklasse door massa-actie onder leiding van proletarische strijdcomités; op voor de socialistische vrede en de bevrijding der mensheid in en door het socialisme![11]

Via Contre le Courant had het MLL-Front ook verbindingen met groepen in Frankrijk. Perthus heeft verder niets geschreven over het karakter van deze groepen, maar het ging om trotskistische organisaties, namelijk het Comité Communiste Internationaliste en een door deze groep beïnvloedde organisatie van Spaanse ballingen. Deze organisaties hadden belangrijke meningsverschillen met de officiële sectie van de Vierde Internationale, de Parti Ouvrier Internationaliste, over de houding ten opzichte van het nationaal verzet. Het CCI stond hier veel negatiever tegenover. Later in de oorlog verdween de scherpte van de meningsverschillen en kwam een fusie tussen beide groepen tot stand.[12]

Vanuit de Vierde Internationale, die zich in bezet Europa illegaal hergroepeerde, zijn er plannen geweest het MLL-Front te benaderen. In februari 1942 schreef Abraham Leon, één van de belangrijkste leiders van de Vierde Internationale in België, een tekst waarin hij voorstelde een Europese conferentie te organiseren. Naast de officiële afdelingen van de Vierde Internationale zouden daar ook ‘dissidente’ organisaties als het CCI, het MLL-Front, Contre le Courant en de POUM aan moeten kunnen deelnemen. Concrete initiatieven om dit voorstel te realiseren zijn echter niet ondernomen, waarschijnlijk omdat er in Frankrijk oppositie was tegen Leons voorstel.[13]

9.2 Het teruggrijpen op de revolutionaire stroming tijdens de Eerste Wereldoorlog

Het MLL-Front trachtte het relatieve gebrek aan internationale contacten te compenseren door in haar publicaties veel aandacht te besteden aan de revolutionaire stroming in de Eerste Wereldoorlog. De activiteit van die oorspronkelijk zeer kleine en geïsoleerde stroming had immers geleid tot de Russische Revolutie. Alleen al de namen ‘Spartacus’ en ‘Marx-Lenin-Luxemburg-Front’ bewijzen dat deze periode als belangrijke inspiratiebron werd gezien. In de ‘Brieven aan sociaaldemocraten’ en in andere uitgaven werden regelmatig beschouwingen gegeven over de verschillende stromingen in de arbeidersbeweging in de Eerste Wereldoorlog. Het Bulletin publiceerde regelmatig ‘vergeelde paperassen’, zoals ‘De Vonk’ het MLL-Front verweet. Voorbeelden daarvan zijn teksten van Lenin, Luxemburg en de Zimmerwaldconferentie.[14]

In dit kader besprak Sneevliet de meningsverschillen over het nationale vraagstuk tussen Luxemburg en Lenin. Lenin had Luxemburgs standpunt aangevallen dat in het imperialistische tijdvak geen nationale oorlogen meer mogelijk waren. Lenin stelde niet alleen dat ze in (semi-) koloniale landen onvermijdelijk waren, waarmee Luxemburg het volgens Sneevliet geheel eens zou zijn geweest, maar ook dat ze in Europa niet uitgesloten waren, bij een langdurige onderdrukking van een hele reeks nationale staten of bij onderdrukking van kleine staten door de grote imperialistische machten. Sneevliet trok hier echter niet de voor de hand liggende conclusie uit deze hypothese van Lenin te toetsen aan de situatie in bezet Europa in de Tweede Wereldoorlog, zoals het MLL-Front ook niet diep inging op de vraag wat de consequenties waren van het kenmerken van de bezette Europese landen als koloniën. De motivering van de afwijzing van een strategische samenwerking met het nationaal verzet was daardoor op theoretisch gebied niet erg diepgravend.[15]

Ook de reactie van Sneevliet op een ander discussiepunt tussen Luxemburg en Lenin was niet overtuigend. In de Juniusbrochure van Rosa Luxemburg staat de volgende passage:

‘In plaats van dus ten onrechte de imperialistische oorlog het manteltje om te hangen van de nationale verdediging, ging het er juist om ernst te maken van het recht tot zelfbeschikking der volkeren, hem als revolutionaire hefboom tegen de imperialistische oorlog te keren. De elementairste eis van de nationale verdediging is, dat de natie de verdediging in eigen hand neemt. De eerste stap daarheen is: de militie, dat betekent: niet slechts onmiddellijke bewapening van de gehele volwassen mannelijke bevolking, maar bovenal ook de beslissing der volkeren voor oorlog en vrede, dat betekent verder de onmiddellijke opruiming van alle politieke ontrechting, daar de grootste politieke vrijheid als grondslag van de volksverdediging noodzakelijk is. Deze werkelijke maatregelen van de nationale verdediging te proclameren, haar verwezenlijking te eisen, dat was de eerste taak van de sociaaldemocratie.’[16]

Deze en soortgelijke passages werden door Lenin fel afgekeurd. Lenin sloot weliswaar nationale oorlogen voor de toekomst niet per definitie uit, maar vond de Eerste Wereldoorlog wel imperialistisch. Daarom wees Lenin het serieus nemen van de nationale verdediging af. Sneevliet viel hem daarin bij. Volgens hem zou Luxemburg een dergelijk voorstel hebben gereserveerd voor na de machtsovername door de arbeidersklasse. Sneevliet vond de passage onduidelijk en suggereerde dat dit te maken had met het feit dat Luxemburg op een legale publicatie van de brochure had gerekend.[17] Hiermee maakte Sneevliet zich wel erg makkelijk af van de voorstellen van Luxemburg.

De richting van deze opmerkingen van Luxemburg vertoont overigens een grote overeenkomst met de standpunten die Trotski in de laatste jaren van zijn leven innam ten aanzien van het militarisme in de VS.[18] Het meest duidelijk in dit verband is zijn artikel ‘How to Really Defend Democracy’ van 13 augustus 1940. Hierin schreef Trotski dat het weliswaar nodig was de arbeidersvoorhoede te verklaren dat slechts de socialistische revolutie het fascisme werkelijk kon verslaan, maar dat het veel urgenter was de massa’s uit te leggen dat de verdediging van hun ‘democratie’ niet aan een Amerikaanse Petain kon worden overgelaten. Een onderzoek had uitgewezen dat 70 % van de arbeiders voor het invoeren van de dienstplicht was:

‘We kiezen de kant van de 70 % van de arbeiders en beginnen op basis daarvan een campagne te ontwikkelen om de arbeiders tegenover hun uitbuiters te zetten op militair gebied. Jullie, arbeiders, willen de democratie verdedigen. Wij, van de Vierde Internationale, willen verder gaan. Maar we zijn bereid de democratie samen met jullie te verdedigen, echter op voorwaarde dat het een echte verdediging moet zijn, en geen verraad á la Pétain.’[19]

In genoemd artikel over Lenin en Luxemburg riep Sneevliet op tot een geldinzameling om een Nederlandse vertaling van het ‘sterkste strijdschrift’ tegen de oorlog, Rosa Luxemburgs Juniusbrochure (‘De crisis der sociaaldemocratie’), mogelijk te maken. Deze vertaling verscheen inderdaad, in afleveringen.[20] Uit deze uitgave en de discussies er over blijkt een zekere abstracte benadering van de nieuwe problemen die de Tweede Wereldoorlog met zich meebracht. De bezetting van grote delen van Europa door de nazi-legers betekende een heel andere situatie dan die in de Eerste Wereldoorlog. Het teruggrijpen op de internationalistische opvattingen uit die tijd had weliswaar een belangrijke opvoedende waarde, maar kon geen antwoord geven op een aantal brandende vragen.

Op de hele serie geschriften die Trotski aan het ontstaan van de Tweede Wereldoorlog had gewijd werd door het MLL-Front slechts incidenteel teruggegrepen. Trotski’s laatste artikelen, waarin deze de gevolgen van de bezetting in Europa besprak, zijn waarschijnlijk niet beschikbaar geweest in Nederland tijdens de bezetting. Dat eerdere teksten van Trotski nauwelijks als referentiepunt dienden voor het MLL-Front is waarschijnlijk te verklaren dor het feit dat hierin voortdurend twee problematische kwesties werden behandeld, namelijk de verdediging van de Sovjet-Unie en de noodzaak van de opbouw van de Vierde Internationale.[21] Wel schreef Sneevliet voor het Bulletin een sympathiek artikel over Trotski, nadat deze in Mexico om het leven was gebracht. Deze stalinistische moord maakte ook in Nederland op de revolutionaire beweging een grote indruk. In het artikel noemde Sneevliet Trotski ‘de grootste levende figuur van de internationale socialistische beweging’. Ook de meningsverschillen kwamen aan de orde:

‘Deze ervaring neemt echter niet weg, dat wij in volle oprechtheid van onze eerbied en dankbaarheid getuigen voor het vele grote werk, dat door Trotski gedaan werd.’[22]

Het dramatische slot van Trotski’s leven had blijkbaar de bittere smaak van de breuk gedeeltelijk weggenomen, zoals ook de trotskistische beweging na de dood van Sneevliet zijn grote verdiensten zou erkennen.[23]

_______________
[1] Perthus, Sneevliet, 442-443; Voor vrijheid en socialisme, 31-32; Perthus schreef in zijn biografie (493n.) de brief die naar de VS werd gezonden niet te bezitten en slechts van het bestaan af te weten. In het archief van Perthus (van ’t Hart) bevindt zich echter een gedeelte van deze brief. Mogelijk heeft Perthus de brief pas na de afronding van zijn biografie ontvangen. Zie Brief Sneevliet aan G.J.Rowlinson, 3-11-1940, IISG, archief van ’t Hart, no.2, correspondentie en no.12, MLL-Front.
[2] Buschak, ‘Das Londoner Büro’, 208-210.
[3] M.L.L.-Front, oudejaar 1940, 3.
[4] ‘Voor het Derde Front. Een stem uit Amerika’, in: Bull., no.14, maart 1941, 14.
[5] Perthus, Sneevliet, 410, 451-452; Brief Sneevliet aan Vereeken (fotokopie), 17 november 1941, RIOD, Documentatie Sneevliet, I-1600. In de brief schreef Sneevliet dat het bericht afkomstig was van een ‘BL-klant’, oftewel een trotskist.
[6] Briefwisseling in Vertrouwelijk Bulletin Contre le Courant no.3, 8 december 1941, IISG, Sneevliet-archief, IV.A, MLL-Front 1940-42.
[7] Brief Vereeken aan van ’t Hart, 3 juni 1973, IISG, archief van ’t Hart, no.1, correspondentie; Brief Sneevliet aan Vereeken (fotokopie), 17 november 1941, RIOD, Documentatie Sneevliet, I-1600; Brief Menist aan Vereeken (fotokopie), 11 november 1941, IISG, archief van ’t Hart, no.12, MLL-Front.
[8] ‘Internationaal contact’, in: Bull., no.26, half december 1941, 1.
[9] ‘Een eerste bescheiden stap’, ibidem, 1-5.
[10] Brief Vereeken aan van ’t Hart, 3 juni 1973, IISG, archief van ’t Hart, no.1, correspondentie; zie voor de ontmoeting en het manifest ook Perthus, Sneevliet, 452.
[11] Manifest! Aan de arbeiders en arbeidersvrouwen van alle landen!; MLL-Front/Contre le Courant, december 1941, 8.
[12] Vermelding contact: Perthus, Sneevliet, 451; karakter van deze groepen: Les congrès... 1940-1946, 87-89, 113-119, 183-190.
[13] Les congrès... 1940-1946, 113-114.
[14] Zie Br.Soc-Dem., no.9 tot en met 12; het twaalfde nummer bevindt zich niet in de RIOD-collectie, wel in IISG, archief Schouten, no. 14a, Brieven aan sociaaldemocraten. Zie verder ‘Revolutionair marxisme in de vorige oorlog’, in: Bull., no.11, februari 1941, 11-15; verschillende artikelen in Bull., no.12, eind februari 1941; ‘Manifest van Zimmerwald’, in: Bull., no.24, half oktober 1941, 11-13.
[15] Bespreking Sneevliet: Bull., no.12, eind februari 1941, 1-11; hierin zijn ook delen van teksten van Luxemburg en Lenin verwerkt. Voor de polemiek tussen Lenin en Luxemburg zie: De crisis der sociaaldemocratie door Junius (Rosa Luxemburg), uitgave MLL-Front 1941, RIOD, collectie illegale brochures; Lenin, ‘über die Junius-Broschüre’. A.S. de Leeuw van de CPN sloot in de jaren dertig aan op deze opvattingen van Lenin. Door het Duitse fascisme werd de nationale onafhankelijkheid van Nederland bedreigd. De arbeidersklasse moest dit door middel van de Volksfrontpolitiek bestrijden. Deze ideeën bracht de Leeuw naar voren op het laatste congres van de Komintern in 1935 en in zijn boek ‘Het socialisme en de natie’ van 1939. Zie Harmsen, ‘A.S. de Leeuw’, 102-106, 129-132.
[16] Rosa Luxemburg, De crisis der sociaaldemocratie, 86-87.
[17] Standpunt Sneevliet in: Bull., no.12, eind februari 1941, 8-9; opvatting Lenin: ‘über die Junius-Broschüre’, 319-325.
[18] Zie ook paragraaf 5 van het eerste hoofdstuk.
[19] Artikel Trotski in Writings 1939-40, 344-345, citaat: 345.
[20] Oproep in Bull., no.12, eind februari 1941, 11. Volgens Winkel, De ondergrondse pers 1940-1945, 98-99, verscheen de brochure in een oplage van 5.000. Uit de verschillende processtukken is echter op te maken dat dit de totale oplage was; de brochure verscheen namelijk in afleveringen. De acht afleveringen zouden afzonderlijk in een oplage van 800 zijn verschenen (RIOD, Dossier proces Sneevliet, SG 15/42.
[21] In het Sneevliet-archief bevindt zich overigens wel in het nummer van ‘Contre le Courant’ van 18 december 1941 het artikel ‘Fascisme et Socialisme’ van Trotski (IISG, Sneevliet-archief, IV.B, MLL-Front 1940-1942). Dit artikel van Trotski, vlak voor diens dood geschreven, is beter bekend onder de titel ‘Bonapartism, Fascism and War’ (Writings 1939-40, 410-418). In het artikel besprak Trotski onder andere de gevolgen van de bezetting van Europa voor de revolutionaire beweging en sprak hij zich uit voor een verdieping van de revolutionaire politiek tegen de oorlog.
[22] ‘Leo Trotski vermoord’, in: Bull., no.3, eind augustus 1940, 1-6, citaat: 5. Indruk van de moord op MLL-Frontleden in Den Haag: interview Rein van der Horst.
[23] Zie bijvoorbeeld Frank, Geschichte IV. Internationale, 32.