Hugo Franssen
De slag om de Mijnen
Hoofdstuk 9


Knagende vragen en bevrijdende antwoorden: januari en februari 1987

Inleiding

Een oud Chinees spreekwoord: ‘Bekijk beide zijden en u bent verlicht; bekijk één zijde en u bent verblind’. Aan oppervlakkige eenzijdigheid bezondigden bijna alle persjongens zich in de eerste maanden van ’87. ‘De staking van ’86 heeft zoveel wonden geslagen dat een nieuwe staking niet meer denkbaar is’.[1] ‘De mijnwerkers begrijpen dat de mijnen niet meer gezond worden’.[2] Men boog zich al meewarig over het lot van de verliezer: ‘Binnenkort opent Gheyselinck zijn snoepwinkel van sociale begeleiding. En als hij ze dan allemaal uit de put heeft gehaald, doet Jan Grauwels als laatste zijn mijnlamp uit’.[3]

Foto Solidair

foto solidair

Zo werden de mijnwerkers verblind en ontmoedigd. Het kwam erop aan te leren inzien hoe je vanuit een verloren positie toch kunt terugkomen en counteren. De mijnwerkersleiders doorstonden de proef met glans. Op 11 maart ’87 moest De Financieel-Economische Tijd onder de titel ‘Limburg in het nauw’ toegeven: ‘Het gebrek aan onmiddellijke reactie op het Plan wees er volgens de enen op dat de kompels al hun kruit vroegtijdig verschoten hadden met de wekenlange staking van 1986 en nu het erop aan kwam, te uitgeput waren om de strijd opnieuw aan te binden. Volgens anderen wees de rust erop dat de KS-werknemers zich bij het onvermijdelijke hadden neergelegd. (...) De huidige sociale onrust in en rond de mijnen geeft beide stellingen ongelijk. De mijnwerkers beschikken over nog heel wat stakingsbereidheid en de sluiting van de drie oostelijke zetels wordt niet (langer) aanvaard, zelfs al gaat zij gepaard met sociale en reconversiemaatregelen’.

Eerste schermutselingen

Jan Grauwels: ‘Op oudejaarsavond was het familiefeest bij mijn zwager. Hij zei mij: “Als ik de radio hoor en de kranten lees, dan is het allemaal al geklonken. De mijnwerkers zullen niet reageren”.
- Ik daarop: “Hola! De zesde zul je wat anders kunnen lezen in de kranten”.
- “Hoezo?”
- “Ja, lees de krant maar”.

De vijfde ’s avonds belde hij mij: “Zie je wel, ’t is niks geworden”.
- Ik: “Wacht maar tot morgen”.

De zesde was het inderdaad staking. We wilden even de puntjes op de i zetten. De mijnwerkers waren natuurlijk ’86 niet vergeten. Dat moest allemaal nog verwerkt worden. Maar het was de eerste stap. Er was weer beweging, wat de burgerij ook zei.

Wij hebben toen een echt psychologisch gevecht geleverd om het moreel van het volk hoog te houden. Inhoudelijk draaide dit gevecht rond de vraag: geld aannemen en de mijnen laten sluiten of strijden voor werk. Maandag 5 januari was de eerste werkdag van het jaar. De mijnwerkers kwamen met grote verwachtingen waar de mijn. Vanop de trap heb ik hen gezegd: “Als dit plan doorgaat, wordt Limburg een sociale woestijn. Jullie hebben mij niet verkozen om over jobverlies te onderhandelen. Ik aanvaard niet dat mijnen moeten sluiten omdat enkele groepen nóg rijker willen worden door de bouw van een achtste kerncentrale”. Lucien Maes was het daar volledig mee eens. Maar Gerard Bijnens zei: “Wij moeten wachten welke sociale begeleiding er uit de bus komt. Dan pas kunnen wij ons een oordeel vormen over het Plan van Gheyselinck”. Het standpunt van Gerard werd afgewezen. De mensen stemden massaal in met de motie waarin sluitingen, afvloeiingen en afdankingen werden verworpen.

De kranten schreven op 7 januari: “De acties werden al stopgezet” in plaats van “Er werd voor het eerst weer actie gevoerd. Er leeft wat”. Dat is psychologische oorlogvoering. Om ons de wind uit de zeilen te nemen werd ook snel het overleg over de sociale begeleiding gestart. Geld op tafel leggen om een staking tegen de sluitingen te verhinderen: dat was de tactiek’.

Op 6 januari organiseerde ACLVB-délégué Jean Ooms een korte bezetting van de ondergrond in Eisden. Ook in Eisden wilde men de puntjes op de i zetten. Welke weg zouden de mijnwerkers kiezen? Een groep van ongeveer 20 % verwierp het ‘Plan’ en wilde naar een nieuwe mijnstaking tegen de sluitingen. Een zeer grote middengroep was eveneens tegen sluiting, maar zat nog verstrikt in de ideeën die haar elke dag werden ingelepeld: ‘Het is al beslist’, ‘We staan alleen’, ‘De grote groepen zijn te sterk’, ‘De verliezen zijn te groot’. Welke keuze zou deze twijfelende middengroep maken? Zou zij overhellen naar de strijd of zou ze de sociale begeleiding aanvaarden? Het werd opnieuw de strijd om de harten en de geesten van de middengroep.

Slaapliedjes van Daemen, Baeyens, Olyslaegers...

In januari ’87 was de hele syndicale ambitie van Daemen, Olyslaegers en Baeyens verschrompeld tot een beklagenswaardige modus vivendi met Gheyselinck, in de vorm van ‘overleg’ over de afbouw.

In die dagen schreef André Daemen: ‘Men moet toegeven dat aan het Plan een visie aan de grondslag ligt, dat het open en eerlijk is en dat er rekening wordt gehouden met de sociale implicaties voor de mijnwerkers’.[4] En ook: ‘Het Plan is een oplossing a la carte voor de individuele behoeften en verlangens van de mijnwerkers’.[5]

In ‘zijn’ Belang had Gheyselinck geschreven: ‘Ik kan alleen maar hopen dat er geen stakingen zullen zijn. En als ze staken moeten de mijnwerkers dat voor zichzelf doen. Ze mogen zich niet voor de kar laten spannen van politieke agitatoren die niet bekommerd zijn om de mijnwerkers maar om hun eigen ideologische fantasieën’.[6] En jawel. Daemen zat op dezelfde golflengte: ‘Wie nu stakingen wil uitlokken, doet aan politiek en schaadt de mijnwerkersbelangen’.[7] Of was het toch Jef Houthuys die hem dat in het oor had gefluisterd: ‘Niemand moet versteld staan over het Plan. Er is geen andere keuze. Het is te gek daar anders over te denken’.[8]

Voor de ACV-top was het ‘al te gek’ de 18.000 KS-jobs te verdedigen. Dromen van 40.000 nieuwe banen in Limburg ging blijkbaar wél! ACV-Limburg riep een buitengewoon congres bijeen om hardop te mijmeren over een ‘sociaal contract voor 40.000 banen’. Dromen werd een geliefd tijdverdrijf.

De actiedag onder het motto ‘Noodklok Limburg’ van de Socialistische Gemeenschappelijke Actie op 31 januari werd één grote droompartij over ‘alternatieve reconversie’. Jan Olyslaegers liet er weten dat het ‘geen nut heeft de plannen van Gheyselinck aan te vechten’.[9] En Karel Van Miert kwam er even later zeggen dat voor Limburg ‘straatlawaai zeker niet het beste middel’ was.[10]

In deze stijl dommelden Daemen, Baeyens en Olyslaegers almaar dieper weg in hun winterslaap. Op 6 januari probeerden zij ook de mijnwerkers een slaapmuts over de oren te trekken. ‘De vakbonden zijn tegen de mijnsluitingen, maar ze zijn onafwendbaar, daar de gemeenschap niet meer bereid is de verliezen te dragen’, dat was de aanhef van hun pamflet.

Nauwelijks enkele dagen later vielen de mijnwerkers in een nog grotere verbazing. Gheyselinck stelde voor de sociale verkiezingen uit te stellen om te verhinderen dat ‘radicale elementen’ hun positie zouden versterken. En ongelooflijk maar waar, Daemen en Baeyens hadden daar oren naar! BBTK-secretaris Carlos Polenus was in alle staten. Maar ook uit andere geledingen van het ABVV kwam protest. Ook Gabriëls van de Volksunie sloot zich daarbij aan. Voor Luc Cieters werd het al te gortig. Hij schreef zijn open brief aan secretaris Jan Baeyens.

Open brief aan secretaris Jan Baeyens.

Kameraad,

(...) Op het laatste Uitvoerend Bestuur van 1986 hebben we beslist dat het voorstel Gheyselinck niet aanvaardbaar is. We hebben betreurd dat het niet alle elementen weergeeft die een allesomvattende beoordeling toelaten. We waren van mening dat in gezamenlijk overleg gepaste actiemiddelen dienden gepland. Maar van ‘niet aanvaardbaar’ hebt u ‘onafwendbaar’ gemaakt. In plaats van de ontbrekende elementen op te zoeken, hebt u al een pamflet uitgedeeld waarin u een aantal zogezegde punten opsomt die zogenaamd al bereikt zijn. In plaats van gepaste actiemiddelen te plannen, stelt u zich op tégen de acties van Eisden en Waterschei. De enige syndicale actie die u in gemeenschappelijk front met Gheyselinck en het ACV hebt gepland, is het afschaffen van de sociale verkiezingen. Dit is geen beschuldiging. U heeft het zelf heel strijdbaar meegedeeld op de Centrale Ondernemingsraad, waar ik Gheyselinck dit initiatief verweet en waar u het verdedigde als een gezamenlijk initiatief.

Tel zelf op hoeveel keer u in overtreding bent met de statuten, genoeg om een Congres bijeen te roepen. (...)

Ik heb op de Centrale Ondernemingsraad tegen Gheyselinck gesteld dat ik één van die radicale elementen ben die tegen mijnsluiting zijn, zowel in het Oosten als in het Westen. En zolang ik op de Ondernemingsraad zit, zal ik mij ertegen blijven verzetten.

Aan de Werkgroepen Sociale Begeleiding doe ik niet mee. Het is een schande als vakbond in een werkgroep te gaan zitten die van mijnwerkers werklozen moet maken. Maar het is nog een grotere schande daar afgevaardigden bij te willen betrekken. Mijnwerkers die andere mijnwerkers moeten helpen opruimen.

Ik ben beschaamd dat het de liberalen en de Volksunie moeten zijn die de juiste principes moeten verdedigen over de sociale verkiezingen. Dat u langs links al eens voorbijgelopen wordt is, gezien uw leeftijd, wel te begrijpen. Maar dat u zich nu langs rechts laat voorbijsteken is onaanvaardbaar voor een verantwoordelijke van het ABVV. Ik aanvaard geen uitstel van verkiezingen. Hoe groter de problemen zijn, hoe groter de democratie die je moet ontwikkelen.

Syndicaal afgevaardigde ABVV-Beringen, Luc Cieters
20 januari ’87

In de vakbonden nam de druk op Daemen en Olyslaegers toe. 4.700 mijnwerkers tekenden een protestpetitie waarin onverwijlde verkiezingen geëist werden. Op 11 februari, op de valreep, werden de lijsten dan toch ingediend. Maar veel strijdbare militanten werden geweigerd op de lijsten voor de syndicale delegatie: Herman Vermeulen (ABVV), Tony De Simone (ABVV) en Harry Posikata (ACV) in Waterschei, Rich Deschutter (ABVV) en Pipo Saeys (ACV) in Winterslag, Simon Ashworth (ABVV) in Zolder, André Cant (ABVV) en Paul Jansen (ACV) in Eisden. Ook de Turkse woordvoerder van de stakers in ’86 mocht niet op de ACV-lijsten. Uit protest stapten 300 Turkse ACV-leden in blok over naar het ABVV.

Maar het belangrijkste was dat de sociale verkiezingen er kwamen. Op 8 april mochten de mijnwerkers hun délégués verkiezen. Daarmee incasseerde Gheyselinck zijn eerste nederlaag. In de wetenschap dat men zich op 8 april voor de mijnwerkers moest verantwoorden zou geen enkele délégué vrijuit de plannen van Gheyselinck verdedigen.

Daemen, Baeyens en Gheyselinck vreesden een echte aardverschuiving bij de sociale verkiezingen ten voordele van de strijdsyndicalisten. Zij vreesden dat de délégués die zich wilden inpassen in de sluitingsplannen, niet verkozen zouden worden. Het standpunt van de mijnwerkers stond daar lijnrecht tegenover: ‘Mijnsluitingen neen, verkiezingen ja’.

Op 4 februari strandde de laatste poging van Gheyselinck om de verkiezingen uit te stellen. De bijeenkomst, waarop ook Wilfried Martens en Jef Houthuys aanwezig waren, stuitte op het verzet van Carlos Polenus van BBTK-Limburg. Gheyselinck reageerde bitter: ‘Dan stel ik het geheel van mijn Plan met zes maanden uit’. Martens vond dat ‘de toestand niet gunstig evolueerde’ en had het over ‘een politiek signaal’. Houthuys gedroeg zich nog maar eens als de schoonmoeder van de regering en ging als het ware met de deegrol tegen Polenus te keer. Daarmee werd de inzet en de betekenis van ‘vrije déléguéverkiezingen’ nog maar eens aangetoond.

Jan Grauwels: ‘Het was opvallend hoe gevoelig de kwestie van de sociale verkiezingen bij de mijnwerkers lag. Zij zagen het als een unieke kans om de mijnwerkersvakbonden te veranderen. Zo zouden er meer garanties komen dat de vakbonden de strijd ook echt zouden blijven steunen. Het perspectief van de verkiezingen heeft de mijnwerkers gemotiveerd om de koe bij de horens te pakken, ook al zou het deze keer een nog hardere strijd worden. Ze wisten dat de goede délégués binnen enkele weken niet langer in de minderheid zouden staan’.

Limburg in nood

In De Nieuwe Maand van december ’86 verscheen een bevreemdend artikel over de mijnstaking van ’86. De schrijver, die zich bediende van een onbekend pseudoniem, trok van leer tegen de stakerscomités en tegen het voortzetten van de staking na 4 mei, toen Daemen en Olyslaegers het op een akkoordje gooiden met Martens. Wat beoogde de naamloze schrijver? Aan wiens kant stond hij?

In ’84 waren de mijnwerkers én vakbondsleiders het nog eens over de eisen. Volgde een grote psychologische campagne, gestimuleerd door de Generale, Petrofina, Shell. Daemen en Olyslaegers capituleerden voor deze druk. Kaderde het artikel van De Nieuwe Maand in de tweede psychologische campagne, ditmaal rond het ‘Plan’ van Gheyselinck, om bepaalde progressieve Limburgse groeperingen tot capitulatie te brengen? Sommigen fluisterden al dat ‘geen enkele mijn dicht’ een weinig opportune eis was.

Zondag 18 januari. Het comité ‘Limburg in Nood’ brengt een vijftigtal mensen samen: Jef Ulburghs en leden van Doorbraak, Tony Ventura, Franco Mirisola en Jongsocialisten, Jan Grauwels, Herman Vermeulen, Freddy Bungeneers, de mensen van de Italiaanse PCI, aanhangers van de PVDA, jongeren...

De vergadering verloopt heel levendig. Jef Ulburghs: ‘We hebben een platform nodig dat zo breed mogelijk is, waar zoveel mogelijk groepen bij kunnen aansluiten. Geen verdeeldheid, maar eenheid in verscheidenheid’. Dan gooit Daniëlle, iemand uit een jeugdorganisatie, de vraag op tafel die iedereen bezighoudt: “Wat willen we, eerst ander werk of kost wat kost de putten open houden?’”

Herman Vermeulen vraagt het woord: ‘De mijnwerkers zullen uit hun pijp moeten komen. Maar zij hebben bondgenoten, de jongeren en de werklozen. Onze eisen moeten die eenheid mogelijk maken. Daarom: geen enkele mijn dicht. Als we zouden zeggen eerst reconversie, dan vinden de 75.000 werkzoekenden in Limburg nooit werk, dan moeten ze eerst nog 20.000 mijnwerkers de revue zien passeren’.

Jef Van Doorselaer van de groep ‘het Syndicaal Geweten’ is het daarmee niet eens: ‘Met de eis “geen enkele mijn dicht” gaan we de Limburgse bevolking nooit meekrijgen. We moeten ons platform aanpassen’. Ook Jef Ulburghs denkt een beetje in die richting.

Simon Ashworth doet de vergadering kantelen. Hij heeft samen met Jef Ulburghs een eerste pamflet geschreven dat zich niet duidelijk tegen de sluitingen uitspreekt. Nu laat hij een veelzeggend zinnetje vallen: ‘Sommigen denken eigenlijk wat Baeyens hardop zegt, namelijk dat er niks meer aan te doen is’. En Jan Grauwels: ‘Wij mogen nooit van onze principiële standpunten afgaan, want dan zouden we de steun van de massa verliezen’. ‘Handen af van de mijnen’ wordt de belangrijkste eis van Limburg in Nood.

Jan Grauwels: ‘We hebben moeten scharrelen en krabbelen, maar uiteindelijk geraakte iedereen verenigd rond het oorspronkelijke eisenprogramma: geen sluitingen, geen afdankingen, geen afvloeiingen’.

Willy Claes reageerde korzelig op het platform van Limburg in Nood: ‘Wij willen realist zijn en zeggen dus niet “handen af van de mijnen”’.[11]

Op 7 februari bracht Limburg in Nood duizend betogers op de been tegen de mijnsluitingen. Jef Ulburghs: ‘De massa was er niet, maar zij zou nog komen. Om te strijden heb je ook leiders nodig en die waren er allemaal’.

Veel mijnwerkers hebben in die weken een pluim op de hoed van de PVDA gestoken. Rich Deschutter, de voorzitter van het stakerscomité van Winterslag: ‘Toen Gheyselinck zijn Plan bekend maakte, was iedereen aangeslagen. De mijnwerkers zeiden dat er nu niets meer aan te doen was, dat staken niets uithaalde. Iedereen zat in een diepe depressie. Maar nog voor Nieuwjaar kwam de PVDA met haar analyse: “Wie is die Gheyselinck? Waarom wil hij de putten sluiten?” Harrie Dewitte schreef zijn Open Brief waarin alle argumenten weer eens op een rij werden gezet. Toen niemand het nog zag zitten, stond de PVDA daar met haar kameraadschap, met haar analyse en haar argumenten. Wij hebben weken aan een stuk met die informatie gewerkt. Uiteindelijk zagen de mijnwerkers het weer zitten. Dat was het begin’.

De Open Brief heeft veel vraagtekens weggewerkt. ‘Dat is het beste wat ooit over de mijnen geschreven is’, was een veelgehoord commentaar.

Uittreksels uit de open brief aan de KS-manager

Mijnheer Gheyselinck,

Sinds enkele weken houdt U niet op te verklaren dat de verliezen van de KS ondraaglijk hoog zijn geworden voor de gemeenschap, dat elke frank, die onder de grond verdwijnt een verloren frank is, dat de Limburgse kolen geen enkele strategische waarde meer hebben, enz...

Sta ons vooreerst toe U er op te wijzen dat de sluiting van de 5 mijnen de staat netto slechts 6 (en géén 16 miljard) zal opbrengen; mijnsluitingen betekenen immers ook minder belastingsinkomsten en méér werkloosheidsuitgaven voor de staat. Jaarlijks geeft de staat heel wat meer dan 6 miljard uit aan de aankoop van wapens. In één van uw arrogante tussenkomsten hebt U verklaard dat het verder openhouden van de mijnen strategisch alleen te verantwoorden is vanuit de mogelijkheid van een nieuwe wereldoorlog. Het zal U wellicht niet onbekend zijn dat meer nog dan kolen, wapens uitsluitend te verantwoorden zijn vanuit de mogelijkheid van een nieuwe oorlog. Waarom is de burgerlijke pers die zo hevig tegen het openhouden van de mijnen tekeer gaat. zo stilzwijgend wanneer het over wapenaankoop gaat? Waarom geeft de regering miljarden uit aan wapens, terwijl zij mijnen wil sluiten?

Omdat er belangrijke kapitaalgroepen zijn die grote winsten maken aan de wapenaankopen. En omdat er even belangrijke kapitaalgroepen zijn, die een direct belang hebben bij mijnsluitingen. En van deze belangengroepen bent U, mijnheer Gheyselinek, de stroman.

Mijnheer Gheyselinck,

U beweert de mijnnijverheid te willen behouden in een gefusioneerd Beringen-Zolder, U gelooft daar zelf niet in, dit is pure tactische berekening om de mijnwerkers te verdelen. Wanneer U verklaart dat de Limburgse kolen geen enkele strategische waarde meer hebben, begrijpen de mijnwerkers dit terecht als een aanval op het voortbestaan van de 5 mijnen. Wanneer U ironisch verklaart dat U Beringen-Zolder een ‘sportieve kans’ gunt, dan begrijpen de mijnwerkers dat U in Limburg het staalscenario wilt herhalen. Na het plan Gandois van 1982 (min 8.000 arbeidsplaatsen) kwam daar in 1986 het plan Lévy (min 2.100 arbeidsplaatsen). U wilt binnen de drie jaar drie mijnen sluiten en 8.000 arbeidsplaatsen liquideren. Wanneer die taak volbracht is, zal U of uw opvolger de evaluatie van 1990 aangrijpen om de afbouw van Beringen en Zolder te starten. En onderlussen wilt U wel de uitbuiting verhogen van de 9.000 mijnwerkers, die voorlopig aan de slag kunnen blijven. Interne werkreorganisatie betekent minder verlofdagen, afschaffing van de vrije verlofregeling, strijd tegen het absenteïsme en tegen de zieke mijnwerkers.

U bent nog maar 6 maanden in deze provincie en U kunt dus niet begrijpen hoe bitter het woord reconversie klinkt in de oren van de mijnwerkers en van de Limburgse jeugd. Stond in de Akkoorden van Zwartberg al niet het volgende ingeschreven: De regering hecht eraan opnieuw te verklaren dat zij vastbesloten is in al de gewesten die door mijnsluitingcn getroffen worden, de wedcrtewerkstclling van het personeel en de oprichting van nieuwe bedrijven binnen de kortst mogelijke tijd te verwezenlijken. Op de uitvoering van deze beloften wordt 20 jaar later nog steeds gewacht.

In Charleroi beloofden de holdings in 1978 in ruil voor een saneringsplan 7 miljard in reconversie te investeren. Vandaag wachten de werkers uit Charleroi nog steeds op de eerste frank.

U verklaarde trots 3 miljard risicodragend kapitaal voor reconversie te willen uittrekken. Een studie van de GOM (Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij Limburg) uit het voorjaar stelt dat de investeringskost voor 1 arbeidsplaats 11 miljoen bedraagt. Uw reconversieplan is dus goed voor 273 arbeidsplaatsen.

26 december 1986
voor de PVDA-Limburg
M. Harrie Dewitte

De Volksunie steekt haar neus aan het venster

Donderdag 29 januari werd aan de vijf mijnen een pamflet uitgedeeld met het opschrift: ‘Limburg in Nood’. Daarin werd opgeroepen tot deelname aan een autokaravaan op zaterdag 7 februari. Verwarring in de mijnen, werd er voordien geen pamflet uitgedeeld waarin ‘Limburg in Nood’ opriep diezelfde dag in Hasselt te betogen?

Wat was er aan de hand? Een aantal organisaties van Vlaams-Nationale signatuur, waaronder de Vriendenkring Zwartberg, hadden een nieuw comité opgericht en zonder schroom de naam ‘Limburg in Nood’ overgenomen. De oprichters van het nieuwe comité wisten nochtans perfect dat er al een comité ‘Limburg in Nood’ bestond waarbij de stakingsleiders van ’86 zich hadden aangesloten.

Alsof er geen vuiltje aan de lucht was, schreef men in het pamflet: ‘Zonder onderscheid van politieke kleur of gezindheid wordt er samengewerkt met slechts één doel voor ogen: Neen aan het plan Gheyselinck’. Ondertekend: Rik Vandekerckhove, VU-senator.

Wat bezielde de Volksunie? Men kon er niet naast zien, de Volksunie was actief in Limburg met autokaravanen, pamfletten, verklaringen... Tijdens de staking van ’86 was deze partij nochtans opvallend passief gebleven. Niet één woord van solidariteit, niet één frank steun. Ook begin 1987 zag de Volksunie de stakingsleiders niet staan. Daar waren drie redenen voor:
- Eén. ‘De grote vraag die mij bezighoudt, is reconversie’, zo schreef VU-voorzitter Jaak Gabriëls begin januari in een brief aan premier Martens. De grote vraag die de mijnwerkers bezighield was: geen sluitingen. Maar dat hield Gabriëls dan weer niet voor mogelijk: ‘Wij zijn niet blind voor de feiten. (...) een herstructurering van KS is onvermijdelijk geworden. Maar ik eis wel boter bij de vis. Eerst vervangende werkgelegenheid’.[12]
- Twee. ‘Stakingen bieden geen oplossing. Wel zullen wij manifesteren en maximale politieke druk uitoefenen om veel meer dan de schamele 3 miljard voor reconversie uit de brand te slepen’.[13] Gabriëls zag de mijnnijverheid finaal in de vlammen opgaan en wilde gauw nog wat reconversiegeld redden. Maar een staking? Neen toch!
- Drie. ‘Eisden moet openblijven. Eisden is duidelijk beter. Wij moeten nagaan hoe Gheyselinck daarop reageert’. Zo sprak Gabriëls op 3 januari in Neeroeteren de mijnwerkers toe. Had hij Het Belang van Limburg van die dag gelezen? Daar schreef Gheyselinck: “Als de mijnwerkers vinden dat Waterschei en Winterslag sneller dicht mogen, dan kan Eisden langer openblijven. Vier tot vijfjaar zelfs’.[14] Sommigen liepen in deze muizeval: ‘Waarom Beringen openhouden en Eisden sluiten?’

Jean Ooms, ACLVB-délégué en zowat de woordvoerder van Eisden liet zich verleiden tot volgende uitspraak aan de pers: ‘Wij moeten onder om het even welke vlag strijden om het Maasland te redden. Ze spreken maar over het Westen, maar als ze Eisden en Zolder openhouden is de afvloeiing tenminste gespreid over heel Limburg. Met het huidige Plan berooft men het Maasland van 4.000 banen’.[15]

Geen twijfel mogelijk, dergelijke standpunten zouden regelrecht naar de sluiting van alle mijnen leiden. Wie alleen voor zijn eigen mijn vecht, zal uiteindelijk voor de bijl gaan. De eenheid van de mijnwerkers uit de vijf mijnen versterken onder leiding van de strijdsyndicalisten, dat was de enige weg.

Eisden: Mijnwerkersfront. Genk: Mijnwerkerscomité

Het zal je maar overkomen dat je syndicale werking aan scherven ligt. Het zal je maar overkomen dat je bijna dagelijks laaiende ruzies moet beleven tussen de délégués uit de verschillende vakbonden, dat je bovendien moet meemaken dat délégués woedend van de ene naar de andere vakbond overstappen.

Dat bleef Eisden vlak voor de staking van ’86 niet bespaard. Gelukkig lieten de mijnwerkers het daar niet bij zitten: ‘Wij zijn het beu. Zo kan het niet verder. Samen ben je toch veel sterker’.

Jean Ooms en Mimoun Honna, Kamiel Clerckx van het ACV, Rik Vencken en Jos Gielen van het LBC staken de koppen bijeen. Het kind moest een naam hebben. Het werd ‘Mijnwerkersfront’.

Al duwde Ooms na de staking de anderen wat achteruit, toch begreep iedereen dat de eenheid meer dan ooit nodig was. Toine Cuyvers ging geweldig te keer, maar vanaf nieuwjaar ’87 bloeide het Mijnwerkersfront helemaal open. Niet alleen syndicalisten, maar ook gewone arbeiders sloten aan.

Zaterdagmorgen 14 februari werd de rustige Eisdense Pauwengraaf opgeschrikt. In hotel Lika had Gheyselinck een afspraak met 85 opzichters van de mijn. Toen hij de parkeerplaats van het hotel opreed, stond hij onverwacht oog in oog met driehonderd betogers. ‘Werk, geen geld’, ‘Wij willen werk’. De zichtbaar ontdane KS-manager maakte meteen rechtsomkeer, maar z’n wagen liep toch een paar blutsen op. Het Mijnwerkersfront had een punt gescoord.

Binnen het Front speelde zich in die dagen een belangrijke discussie af: ‘Willen wij alleen Eisden openhouden, of alle mijnen?’ André Cant: ‘Het eerste pamflet van het Mijnwerkersfront na het Plan van Gheyselinck ging in de verkeerde richting: “Eisden moet openblijven want Eisden is de beste put, heeft de beste reserves en maakt nog winst. Eisden kan de beste cijfers voorleggen”. Iedereen was daarmee weg in Eisden. Ooms stond met drie, vier mannen op de trap dat pamflet uit te delen. Ik sprong op de trap: “Zo’n pamflet, dat kon Gheyselinck wel geschreven hebben”. Ooms duwde me de deur uit. Maar ik ben het niet afgebold, ik ben dadelijk teruggekomen: “Wat ga jij wel vertellen aan de mensen van Waterschei?”

Ooms: “Die moeten maar hetzelfde doen als wij. Als zij niks meer willen doen voor hun put... Eisden is nog goed, dan gaan we vechten voor Eisden alleen”. Dat was de discussie toen: Eisden alleen, ja of neen?’

Langzaam maar zeker zou Eisden front vormen met de andere mijnen. Zowel het werk van de linkse krachten in Eisden als een aantal initiatieven vanuit Waterschei hebben daartoe bijgedragen.

Wat in Eisden kon, moest ook in Genk mogelijk zijn. Daar was er nog altijd géén organisatie die allen groepeerde voor de staking. Half februari kon men er echt niet langer onderuit. Sociale begeleiding of strijd tegen sluiting, dat was het gevecht om de middengroep. De mijnen konden openblijven. Dat was geen kwestie van geld, maar van tewerkstelling tegenover winstbejag. Het kwam erop aan de sociale begeleiding te ontmaskeren en de mensen weer het vertrouwen te geven dat een staking kon lonen. Dat gevecht kreeg met de dag een praktischer karakter. De collectieve weerstand of de individuele versnippering, het was het ene of het andere. Er was geen tussenweg.

Er ontbrak een organisatie om het collectieve vorm te geven. In “Limburg in Nood’ bleven tendensen voor een reconversie platform leven. Sommigen wilden een vlucht weg van de mijnen, een vlucht in de warme armen van een ‘breed Limburgs front’. De mijncentrales boden nog minder mogelijkheden dan in ’86 om de strijd op gang te brengen.

Het uur van de waarheid naderde. Gheyselinck ging z’n cijfers van de sociale begeleiding op tafel gooien. De verlamming moest kost wat kost doorbroken worden. Het was vijf voor twaalf.

Op 22 februari werd in Genk het ‘Mijnwerkerscomité’ opgericht. Het was de voortzetting van de oude Genkse stakerscomités. De stakingsleiders behoorden tot de oprichters. Het waren délégués en syndicale militanten die het niet zagen zitten in de rol van maatschappelijk assistent die Daemen en Olyslaegers hen toebedeelden. Zij startten onmiddellijk onderhandelingen met het Eisdense Mijnwerkersfront. De mijnwerkers zagen opnieuw een organisatie aan het werk die hen mobiliseerde. Het pessimisme werd in de hoek geduwd.

Terug van weggeweest

Zoals de mijnworm, deze knagende veelvraat, de schachten binnensluipt en mijnwerkers zwaar ziek kan maken, zo knaagden allerlei vragen en zorgen in het hoofd van de mijnwerkers: ‘Er is niets aan te doen, we hebben alles tegen’, ‘Loont de strijd wel?’, ‘We moeten het afleggen tegen de kernenergie’. Twee maanden lang hebben de mijnwerkers dat gevecht met zichzelf gevoerd. De kameraadschap raakte danig verstoord. Sommigen wilden alleen een gouden eersteklasbegrafcnis. Onder invloed van mensen uit de leiding van de ACV-mijncentrale, veegde Gerard Bijnens Jan Grauwels en de PVDA de mantel uit: ‘Ze maken misbruik van de onrust’, ‘hun handelswijze is grof’, ‘ze doen onhaalbare beloften’.[16] En natuurlijk werd ervoor gezorgd dat zulke uitspraken onder grote opmaak in de kranten verschenen.

Wie zou de psychologische veldslag winnen’? Voor de meeste persjongens stond de uitslag al hij voorbaat vast. Op 23 februari deed De Standaard zijn naam alle eer aan, de standaard van de overwinning, zo meende men. kon geplant worden op het kadaver van de mijnen. Men schreef: ‘De Limburgse kompel buigt deemoedig het hoofd’. Luc Cieters heeft daar een woord voor, ‘triomfatalisme’.

Uitgerekend op die maandag 23 februari deelde Gheyselinck zijn Mijninfo uit met alle afvloeiingsvoorstellen om het Oosten te sluiten. Het mijnwerkersverweer barstte opnieuw los, even fel en verontwaardigd als in ’86: ‘Er zou reconversie komen en nu geeft Gheyselinck ons premies om tien jaar te stempelen, ze hebben ons bedrogen’. Zoals de ééndagsacties in ’86 de aanloop waren naar de grote staking, zo beleefde de mijnstreek in die bitter koude week als opwarming een spervuur van prikstakingen. Eén vraag was nog niet opgelost. Welk eisenprogramma voor de mijnwerkers?

Jan Grauwels: ‘Woensdag 25 februari, dat was een fantastische dag, echt waar. Onze vraag was: “Welke eisen geven wij aan onze staking?” Gerard Bijnens was voor de sociale begeleiding en ik wilde de put openhouden. Wij wilden geen staking beginnen om al na een paar dagen ruzie te maken over de eisen. Daarom wilden we een stemming. Ik sprak de mijnwerkers toe: “Behoud van werk”. Bijnens dan: “Betere begeleiding”. Wij hebben die dag zo alle posten afgedaan. Zeven maal dezelfde procedure, eerst de toespraken, dan de stemming, ’s Morgens was het nog echt knokken: we haalden nipt de 66 %. Hoe later het werd, hoe beter het percentage. Ik was bekaf toen de post van middernacht als laatste aan de beurt kwam. Maar het eindresultaat was geweldig. 80 % stemde voor het behoud van z’n job!’

Uit het pamflet van het Mijnwerkerscomité van 27 februari 1987 (uitslag verkiezing Waterschei per ploeg)
Verkiezing zetel Waterschei 25/02/87
Postsociale begeleidingbehoud werkongeldigtotaal
06.0014423,11 %43469,66 %457,22 %623
BOVG.M4926,49 %13170,81 %52,70 %185
BOVG.D617,14 %2982,86 %0045
12.0085,52 %12686,80 %117,59 %145
14.003110,30 %25384 %175,60 %301
18.0075,20 %12593,28 %21,49 %134
22.003512,37 %24686,93 %20,71 %283
24.0051,50 %10893,91 %21,74 %115
TOTAAL28515,65 %1.45279,74 %844,61 %1.821
80 % van de mijnwerkers van Waterschei wil vechten voor het behoud van hun job!!!

Een mijnwerker uit Eisden vertelt: ‘Gheyselinck beweerde dat maar een kleine minderheid tegen zijn Plan was. En dan hoorden wij van de uitslag van de stemming in Waterschei. Daar hebben wij van staan kijken. Wij besloten dat ook te doen. Délégués en mannen van het Mijnwerkersfront hebben een doos balpennen gehaald op het bureau. De mensen werden bijeengeroepen en het was stemming. En... 94 % stemde voor het behoud van z’n job! Dat was zo geweldig veel, daardoor is de sfeer echt omgeslagen. Ik heb die dag een gesprek gehad met iemand die vlak voor z’n pensioen stond. Hij zei: “Ik wil dat geld van Gheyselinck niet hebben”.
- “Vooruit jongen, je hebt toch je pensioen, wat is dat voor flauwe!”
- “Neenee, mijn zoon werkt hier ook. Ik wil dat hij nog werk heeft”.

Dat waren antwoorden... dat blijft je bij.’

_______________
[1] Knack, 31 december 1986.
[2] Het Belang van Limburg, 7 januari 1987.
[3] Knack, 28 januari 1987.
[4] Het Belang van Limburg, 12 januari 1987.
[5] Het Belang van Limburg, 12 januari 1987.
[6] Het Belang van Limburg, 3 januari 1987.
[7] Het Volk, 12 januari 1987.
[8] De Financieel-Economische Tijd, 23 december 1986.
[9] De Morgen, 2 februari 1987.
[10] Het Volk, 2 februari 1987.
[11] Het Volk, 30 januari 1987.
[12] Het Belang van Limburg, 30 januari 1987.
[13] Gazet van Antwerpen, 8 januari 1987.
[14] Het Belang van Limburg, 3 januari 1987.
[15] Het Maasland, weekblad, 18 januari 1987.
[16] De Standaard, 16 januari 1987.

Afdruk vakbondsdocument