Herman Gorter

De organisatie voor de klassenstrijd van het proletariaat


Geschreven: 1922
Bron: Uitgave der Kommunistische Arbeiderspartij (KAP) in Nederland
Deze versie: Spelling
Transcriptie/HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, april 2006


1. De bedrijfsorganisatie

De Algemene Arbeidersbond

Het zwakste punt van de Duitse en van de wereldrevolutie en een van de voornaamste oorzaken van haar nederlaag is, dat zij niet volgens een wetenschappelijke, d.w.z. historisch materialistische tactiek wordt geleid. Men heeft bij het bepalen van de tactiek niet in de eerste plaats en vaak in het geheel niet gevraagd naar de productie- en klassenverhoudingen in Duitsland, West-Europa en Noord-Amerika.

De voornaamste schuld daarvan ligt bij de Russen Lenin, Zinovjev, Radek e.a. en bij de gehele Derde Internationale.

Deze zeiden eenvoudig: Doe Rusland na!

Doet in die zéér kapitalistische (immers door het bankkapitaal beheerste) staten met sterk ontwikkelde industrie de achterlijke landbouwstaat na!!

En dat deed men!!!

En anderen, even dom, riepen: Maakt maar een arbeidersbond en schaft de partijen af.

Alsof wij leefden in de Verenigde Staten, die, wat politieke bewustheid betreft, zo achterlijk zijn!

Geen wonder, dat wij niets dan nederlagen lijden en dat de wereldrevolutie niet vooruit komt.

Want hoe zou men kunnen overwinnen zonder een tactiek, die op de klassenverhoudingen, op het historisch materialisme berust?

Hieronder zal ik de noodzakelijkheid van een communistische partij zoals de KAP in Duitsland is en van een tactiek als die van de KAPD voor West-Europa en Noord-Amerika theoretisch bewijzen op historisch materialistische gronden, dat wil zeggen: uit de productie- en klassenverhoudingen van West-Europa en Noord-Amerika.

Want de tactiek van de KAPD is de enige, die door de productie- en klassenverhoudingen van West-Europa en Noord-Amerika bepaald is, en elke andere, bv. die van de VKPD en van de Derde Internationale berust niet op deze verhoudingen en zal daarom steeds tot mislukking leiden[1].

Wanneer die tactiek op wetenschappelijke, historisch materialistische grondslag staat, dan, maar ook dan alleen, kan zij ons vooruithelpen.

Slechts dan kan zij allengs alle werkelijke revolutionairen verenigen.

Slechts dan kan de neiging tot splitsing overwonnen worden.

Het eerste feit uit de productie- en klassenverhoudingen, waarop het proletariaat moet steunen, is: Het kapitalisme in een groot deel van het vasteland van Europa is bankroet. En het kapitalisme bedreigt het proletariaat met de ondergang of met de vreselijkste slavernij. Het proletariaat moet dus het kapitalisme vernietigen. Overwint de revolutie in Duitsland, dan zal het kapitalisme ook in Engeland en Noord-Amerika onhoudbaar worden en het wereldcommunisme is geboren!

De gehele tactiek van het proletariaat moet dus op de revolutie gericht zijn. Alles wat het proletariaat doet, moet de revolutie bevorderen. Welke tactiek moet nu het proletariaat volgen om de revolutie te doen zegevieren?

De Russische tactiek van partij- en leidersdictatuur kan onmogelijk hier de juiste zijn. Want het Russische proletariaat was onbetekenend klein en stond tegenover een zwak kapitalisme. Het was tengevolge van de wereldoorlog gewapend. De bezittende klassen, die het tegenover zich vond, waren verdeeld en zeer zwak. Vele miljoenen boeren hielpen het proletariaat. Daarom kon daar een kleine partij (de bolsjewieken) overwinnen. Zij kon de massa meeslepen. En deze massa behoefde daartoe niet bewust, niet communistisch te zijn.

In West-Europa, in Engeland en Duitsland in de eerste plaats, en in de Verenigde Staten staat een reusachtig proletariaat tegenover een reusachtig kapitalisme. Het proletariaat is zo goed als ongewapend. En het geconcentreerde kapitaal, het bankkapitaal, verenigt alle bezittende klassen, ook de kleine burgers en de kleine boeren, tegen het communisme. Terwijl het Russische kapitalisme nieuw was en slechts zo wat bovenop verouderde productiemethoden geplakt, is het West-Europese kapitalisme sedert vele eeuwen stevig gegrondvest in de materiele en in het bijzonder ook in de ideële wereld van de gehele bevolking.

Uit deze eenvoudige en voor iedereen zichtbare productie- en klassenverhoudingen volgt, dat hier niet een kleine partij of haar leiders de dictatuur in en na de revolutie kunnen uitoefenen. Daarvoor is de tegenstander veel te machtig en het proletariaat te talrijk.

In Duitsland bijvoorbeeld zijn alle kapitalistische klassen verenigd tegen het communisme, zelfs nu nog in zeer sterke mate! En het proletariaat telt ten minste 70% van de bevolking. Over deze vijand en over dit geweldige proletariaat kan niet een kleine partij, kan niet een leiderskliek heersen. In noch na de revolutie.

Hier kan men niet analfabeten, kan men niet de onbewuste massa meeslepen. Hier moet, tegenover de machtige vijand, het proletariaat klassenbewustheid bezitten.

Wie moet hier dus heersen, in en na de revolutie? Wie moet de dictatuur uitoefenen?

De klasse zelf, het proletariaat. Ten minste een overgroot deel ervan. En zo is het in Engeland, in de Verenigde Staten en in geheel West-Europa.

Dit volgt uit de klassenverhoudingen. Dit zegt ons de theorie, het historisch materialisme, dat ons nog nooit bedrogen heeft. Een ieder, ook de eenvoudigste arbeider, kan het zien. Het is de waarheid.

En ik wil hier nu openlijk en met grote duidelijkheid en kracht zeggen datgene, wat tot nog toe slechts zacht gezegd werd, maar dat na de gevolgen van de Russische tactiek in West-Europa (na de maart-actie in Duitsland en de ontreddering van de VKPD) niet meer zacht gezegd mag worden: Als nu nog de Russische tactiek van de partij- en leidersdictatuur wordt gevolgd, na de noodlottige gevolgen, die deze in Duitsland reeds heeft gebracht, dan is dit niet meer domheid, maar misdaad. Misdaad tegen de revolutie.

Als nu nog partij- en leidersdictatuur in Duitsland, Engeland, West-Europa en Noord-Amerika verdedigd en aangeprezen wordt door Radek, Zinovjev, Lenin en andere Russen en door de Internationale, dan moeten wij tegen hen zeggen: afblijven. De revolutionaire arbeiders van West-Europa, Duitsland en Engeland in de eerste plaats, zullen zelf beslissen en hun leiding zelf in handen nemen.

Niet de dictatuur van een partij- of een leiderskliek is hier nodig, maar de dictatuur van de klasse, van het grootste deel van de klasse.

Dit volgt, men kan het niet genoeg herhalen, uit de reusachtige macht van de tegenstander, uit de talrijkheid van het proletariaat en uit de vreselijke strijd die wij moeten voeren, en in steeds sterker mate zullen moeten voeren. Duizendmaal erger dan in Rusland.

Wat betekent dit dus, dat de klasse zelf de dictatuur moet uitoefenen?

Ten eerste: Dat het overgrote deel van het proletariaat bewuste communisten, doelbewuste strijders moeten worden. Maar dat is niet voldoende! Een ongeordende troep kan de dictatuur niet uitoefenen. Een organisatie moet er zijn.

Een organisatie dus van het overgrote deel van het proletariaat, bestaande uit bewuste communisten en beproefde strijders.

Dat is het, wat wij in Duitsland, Engeland, West-Europa, Noord-Amerika nodig hebben. Dat is het wat wij hier op historisch materialistische gronden, tengevolge van de klassenverhoudingen, behoeven.

Zeker, zulk een organisatie scheppen is moeilijk. De vakverenigingen te vernietigen en in haar plaats zulk een organisatie op te richten, is een moeizame en langdurige taak. Maar is de revolutie hier dan niet moeilijk? Gelooft gij, dat er met kleine, zwakke middelen wat te bereiken is?

Hier is het niet de zaak om met behulp van vele miljoenen boeren een zwak, in zichzelf verdeeld kapitalisme omver te werpen - hier is het de zaak om het kapitalisme uit te roeien in zijn geboortegrond Engeland en Frankrijk, dus een eeuwenoud en reusachtig sterk kapitalisme, gezwegen nog van het voorbeeldig georganiseerde kapitalisme van Duitsland en Noord-Amerika

Hier is het ook niet de zaak om met behulp van een grote maar onbewuste massa het kapitalisme voor een ogenblik te ontwrichten, en daarna, juist door de onbewustheid van de massa, de macht weer prijs te geven. Dit heeft de arbeidersklasse reeds meer dan genoeg in Duitsland, Hongarije, Beieren en de randstaten van Rusland gedaan. Neen, hier is het in de eerste plaats zaak de macht te behouden.

Als gij denkt dat dit een gemakkelijke taak is, volgt dan het Russische voorbeeld, de Russische tactiek - zo niet, zoekt en bewandelt een eigen weg!

Dit onderscheidt ons van Rusland, waar door de klassenverhoudingen, door de hulp van 20 tot 30 miljoen arme boeren, partij- en leidersdictatuur met haar nasleep van onverbiddelijke gehoorzaamheid en aller-strengste centralisatie nodig was:

Wat wij behoeven is een organisatie van miljoenen, van vele, vele miljoenen bewuste communisten. Zonder deze overwinnen wij niet. Dit probleem moeten wij oplossen.

Dat wil zeggen, kameraden, dat nu het eigenlijke werk, zowel als de eigenlijke strijd pas begint. Alles wat er tot nog toe geschied is, van 1848 tot 1917, van Marx tot aan de Russische revolutie, was slechts voorbereiding, was slechts voorspel. Het eigenlijke komt eerst nu.

Het proletariaat, het gehele proletariaat in West-Europa en Noord-Amerika, of althans de grote meerderheid ervan, moet zich nu verheffen, zich verheffen tot een geweldige hoogte van intellectuele en morele kracht.

Want hier, in West-Europa en de Verenigde Staten, zal de werkelijke proletarische revolutie plaats hebben. Niet, zoals in Rusland, een slechts gedeeltelijk proletarische en voor verreweg het grootste deel boers-democratische revolutie, neen, een zuiver proletarische.

Het gehele proletariaat moet zich verheffen tot een geweldige hoogte, althans de grote meerderheid ervan. Niet slechts een leiderskliek. Ook niet slechts een partij.

Eindelijk is de tijd gekomen voor de massa zelf, voor de proletariërs.

De tijd van 1848 tot 1917, de tijd van de evolutie, van Marx tot Lenin, was de tijd van de leiders, van enkelen. In het parlement en bij de loonstrijd waren de leiders hoofdzaak, de voornaamste kracht. Ook de intellectuelen en de theoretici. Want er moest onderhandeld worden, en dat is de zaak van de leiders. De weg moest gezocht worden en dat is de zaak van de theoretici. Maar nu komt de massa zelf, komt het proletariaat zelf ten tonele. Hier, in deze landen. Het moet zelf handelen, man voor man, vrouw voor vrouw. De daad zal beslissen. Hun daad. Daardoor neemt de betekenis van de leiders naar verhouding af. Het proletariaat, de arbeiders én arbeidsters, komen met de vroegere leiders op één lijn te staan. Met de leiders, de theoretici, de intellectuelen. Ja, zij zullen deze overtreffen. Het proletariaat, de proletariërs zullen zich verheffen tot een hoogte en een kracht, waarbij de glans van alle vroegere burgerlijke revoluties verbleekt.

Dit moet gebeuren, omdat de overwinning noodzakelijk is en op andere wijze de overwinning niet mogelijk is. Daarom zullen zij zich verheffen. Zij doen het reeds.

De proletariërs, de grote meerderheid van hen, moeten goede communisten worden, doelbewuste strijders. En die grote meerderheid moet een organisatie hebben waarmee het de overwinning kan afdwingen. Hoe bereiken wij dit doel? Langs welke weg? Welke organisatie kan daartoe dienen?

Het zijn weer de productieverhoudingen en de klassenverhoudingen van onze West-Europese en Noord-Amerikaanse (niet Russische), sterk kapitalistische, door trusts en bankkapitaal beheerste, imperialistische maatschappij, die ons het antwoord geven!

Nooit was (dit tussen haakjes) het sterkste wapen, dat onze beide leermeesters Marx en Engels ons hebben gegeven, het historisch materialisme, van groter betekenis voor ons dan thans. De meerwaarde en de klassenstrijdtheorie behoeven geen bewijs meer in tijden wanneer de wereld bankroet is omdat de arbeid geen waarde meer voortbrengt, in tijden, wanneer de klassen elkaar met de wapens bestrijden. Maar het historisch materialisme kan ons nu nog elke dag, elk uur in West-Europa en Noord-Amerika de weg wijzen. Het zal ons tot de overwinning leiden.

De economische inrichting, de productieverhoudingen van onze maatschappij, geven ons het antwoord als wij vragen: Welke organisatie hebben wij nodig?

Zij zeggen: de vakverenigingen kunnen het niet zijn. Want ten eerste zijn het ouderwetse wapens uit de tijd van de evolutie. Het zijn vakverbonden.

Maar ten tweede maken zij het proletariaat, de proletariërs, de miljoenen en nog eens miljoenen, niet tot vrije strijders, niet tot bewuste communisten zoals het proletariaat die nodig heeft. Want de gehele inrichting van deze organisaties, die in de tijd van de vreedzame ontwikkeling de juiste was, maakt hen tot slaven van de leiderskliek en van de verhoudingen in de vakverenigingen. Vrije, moedige strijders zijn tot nog toe altijd in de vakverenigingen verstikt, zij zijn daar niet mogelijk.

In de jaren van de stijgende wereldconjunctuur moesten de vertegenwoordigers van de arbeiders alle macht in handen krijgen. Want zij en zij alleen konden en moesten in het parlement en met de werkgevers onderhandelen. Daardoor kregen zij vanzelf alle macht. Daardoor werden alle organisaties, partijen en vakverenigingen op hen ingesteld, op hun macht, hun blijvende macht. Dat moest zo zijn in de tijd van de evolutie. En het was goed, dat het zo was. Maar het is anders in de tijd van de revolutie. Dan moeten de arbeiders zelf handelen. Dan wordt verkeerd wat te voren goed was.

De vakverenigingen konden bovendien reeds vóór de revolutie geen strijd meer voeren tegen de trusts en de staat! Zij waren toen reeds verouderde wapens, waard om (in West-Europa en Noord-Amerika) in de rommelkamer geworpen te worden.

Tegen de trusts van nu en de staat van nu (de witte garden, Stinnes, de Orgesch) kunnen zij in het geheel niet op.

Dus zijn de vakverenigingen op historisch materialistische gronden niet de organisaties, die het proletariaat voor de overwinning nodig heeft.

Welke dan?

De productieverhoudingen, die steeds in zichzelf de oplossing en ook de verlossing dragen, geven niet slechts een ontkennend, maar ook een bevestigend antwoord. En dit antwoord luidt:

Het zijn de bedrijven, niet meer de beroepen, die de kracht uitoefenen en de macht hebben in de nieuwe, de tegenwoordige maatschappij. En die dus ook de macht aan het proletariaat geven, wanneer dit zich in hen organiseert.

In onze moderne West-Europese en Amerikaanse, door trusts en bankkapitaal beheerste, imperialistische wereld organiseert het kapitaal zich niet meer naar beroepen, maar naar bedrijven.

Organiseerde het zich tot voor kort naar beroepen: alle elektriciteitswerken tezamen, alle chemische fabrieken tezamen, nu gaat het anders.

De organisatie van Stinnes etc. is niet alleen meer (zoals Rathenau het noemt) horizontaal, maar ook verticaal. Wat betekent dit?

Men organiseert allerlei soorten van productiegebieden tezamen. Men voegt mijnen, metaalfabrieken, machinefabrieken, elektriciteitswerken, spoorwegen, rederijen, havenwerken tezamen. En dat doet men niet meer naar de beroepen. Men laat vaak grote delen van een zelfde beroep er buiten, buiten het verband, buiten beschouwing. Men neemt slechts de bedrijven, die men nodig heeft[2]. In de bedrijven ligt nu de kapitalistische kracht. De productieverhoudingen bewijzen het. In het bijzonder is dit het geval in de failliete Duitse staat, in de failliete staten in het algemeen. Daar schept het kapitaal achter de failliete staat een nieuwe. In de bedrijven, in de nieuwe reusachtige bedrijvencomplexen. Daarop steunt nu het kapitaal. Daarmede hoopt het zijn leven te redden, niettegenstaande zijn staat bankroet is. Dit wijst reeds aan het proletariaat de middelen die het gebruiken moet.

Maar ook de revolutie zelf leert het. Waren het syndicalisten die streden? Trokken de proletariërs naar vakverenigingen gegroepeerd in de strijd in 1918, 1919, 1920 en 1921? Neen, duizendmaal neen. Zij streden in de bedrijven en naar bedrijven gegroepeerd.

Hiervoor zijn ook historische, historisch materialistische gronden: Het proletariaat staat, werkt, leeft tezamen in de bedrijven. En de bedrijven zijn in Duitsland thans zo reusachtig, dat zij vanzelf reeds een legerkorps vormen.

Ook in de Russische revolutie streden niet vakverenigingen, maar bedrijfsorganisaties. Dank zij deze overwon de Russische revolutie.

Uit al deze oorzaken volgt reeds voor ieder die denken kan, dat de bedrijfsorganisatie de organisatie is voor de West-Europese en Noord-Amerikaanse revolutie.

Maar de eigenlijke, uit de productieverhoudingen voortspruitende oorzaak komt nu eerst: In de bedrijven betekent de proletariër zelf iets. Daar is hij strijder omdat hij er arbeider is. Daar kan hij zich als vrije mens, als vrije strijder uiten. Daar kan hij in de debatten, in de strijd, elke dag, elk uur werkzaam zijn. Daar kan hij, omdat de revolutie van de bedrijven uitgaat, met de daad, met het wapen strijden. Daar kan hij dus, daar kan iedere proletariër, dus het gehele proletariaat tot bewuste communisten, tot werkelijk volledige revolutionairen worden. Wat hij in de vakvereniging niet kan.

En dat is het, wat wij nodig hebben.

Verstikt de vakvereniging in iedere proletariër de strijder, de vrije mens, moet zij hem verstikken door haar organisatie, door haar statuten waaraan niet te tornen valt - de bedrijfsorganisatie wekt de strijder, de vrije mens in iedere proletariër. En stelt hem in staat, zich van de tirannieke leiders te bevrijden. Juist omdat hij in de eerste plaats in zijn bedrijf strijdt! En daar, zo nodig, met zijn leiders kan afrekenen. Dus: omdat de bedrijfsorganisatie de organisatievorm van het modernste kapitalisme is; omdat het failliete kapitalisme zich in het bijzonder in bedrijven organiseert en daarop zijn nieuwe leven wil bouwen; omdat de revolutie zelf ons leert dat zij bedrijfsgewijze tot stand wil komen - en ten slotte en voornamelijk omdat het gehele proletariaat zich slechts in de bedrijfsorganisaties tot bewuste communisten, tot werkelijke strijders voor de revolutie kan opwerken - dáárom is de bedrijfsorganisatie de enig juiste organisatie voor de revolutie.

Dit is het antwoord, dat de theorie ons geeft, de theorie, de enige weg om tot de praktische waarheid te komen.

Het spreekt vanzelf dat de bedrijfsorganisaties van één gemeente, van één provincie, van één land zich moeten verenigen. Ook zal het nuttig zijn nog onderverdelingen naar de industrieën te maken. Over deze details behoeven wij hier niet te spreken. Dat uit de bedrijfsorganisaties gemakkelijk de sovjets zullen voortkomen, ook daarop behoeven wij niet in te gaan.[3]

Vernietiging dus van de vakverenigingen, van deze broeinesten van slavernij en oprichting in haar plaats van bedrijfsorganisaties, van daarop steunende industriebonden en, alle tezamen gevat, van een bond als de Duitse Algemene Arbeidersbond, terwijl tenslotte de arbeidersbonden van alle landen in een internationaal verbond verenigd worden - dat is de weg naar de revolutie, naar de overwinning.

II. De communistische politieke partij

Nu wij de organisaties kennen, die in plaats van de vakverenigingen het gehele proletariaat of althans het grootste deel ervan, moeten omvatten en tot bewuste strijders en communisten maken en het proletariaat daardoor zodanig moeten versterken, dat het de macht verovert, nu rijst de vraag: Is die organisatie voldoende? Of is tot dat doel ook nog een politieke communistische partij nodig?

Ook deze vraag moeten wij met de uiterste zorgvuldigheid onderzoeken. Want evenals van de beantwoording van de vraag: Welke organisatie kan de grote meerderheid van het proletariaat tot bewuste strijders maken, zo hangt ook van het antwoord op deze vraag de gehele revolutie af.

En ook deze moeten wij, willen wij de waarheid vinden, slechts in verband met de klassen- en productieverhoudingen beantwoorden. Slechts op deze grondslag, niet door subjectieve gevoelens, sympathieën en antipathieën (zoals de anarchisten, syndicalisten en huns gelijken) en zelfs niet door nabootsing van de Russische revolutie (zoals de Russen en de Derde Internationale) vinden wij haar.

Hier echter moeten wij niet zoals bij de eerste vraag, in de eerste plaats op de macht en de concentratie van het bankkapitaal, van het imperialisme, van de burgerlijke klassen letten, maar op de omstandigheden van het proletariaat zelf. Want bij de vraag of de in de bedrijfsorganisaties georganiseerde massa van het proletariaat zonder meer de revolutie tot stand kan brengen, wordt over de kwaliteit van het proletariaat zelf geoordeeld.

Is de toestand, de klassentoestand van het proletariaat, van het merendeel ervan, zo dat de organisatie naar bedrijven, in industriële bonden en in een algemene bond voldoende is om de ontwikkeling van zijn communistisch inzicht, zijn bevrijding, de revolutie en de overwinning te bereiken?

De revolutionaire arbeider legge zich deze vraag voor!

Hij stelt zich de klassenverhoudingen van het proletariaat voor ogen, die hij uit zijn onmiddellijke omgeving kent. Hij denkt aan de opvoeding, de huisvesting, de voeding, aan het leven van de arbeider. Het is zeker dat iedere arbeider, als hij dit objectief, zonder vooroordeel doet, antwoorden zal: Neen, de bedrijfsorganisatie is nog niet voldoende om het merendeel van het proletariaat bewust communistisch te maken en ook niet om het te bevrijden en tot de overwinning te voeren.

Want het merendeel van het proletariaat is slecht gevoed, woont slecht, is overwerkt, heeft geen vrije tijd om zich te ontwikkelen. Het is slecht onderwezen, heeft maar zeer spaarzame kennis en is in het bijzonder in zulk een geestelijke afhankelijkheid van zijn geboorte af (en als klasse sedert vele eeuwen), dat het de weg naar de vrijheid niet slechts niet ziet, maar daar zelfs nog niet aan durft te denken.

Dit kan door niemand betwijfeld worden.

Hieruit volgt dus, dat, ook wanneer het proletariaat, het grootste deel er van, zich in bedrijfsorganisaties verenigde, deze zwakheden een groot deel van dit grootste deel nog zouden aankleven. Nog lange tijd.

Wat zou - en zal - daarvan het gevolg zijn voor de bedrijfsorganisatie en het daarin georganiseerde deel van het proletariaat?

Er zullen vele schadelijke gevolgen uit deze toestand van het proletariaat voor de bedrijfsorganisaties ontstaan. Vele gevaren.

Ten eerste. Het grote merendeel van het proletariaat heeft door zijn bijzondere toestand als klasse dringend behoefte aan kleine verbeteringen en hervormingen en aan tegenstand tegen het slechter worden van zijn levensvoorwaarden. Zo ellendig is zijn leven, dat het altijd, ook in de revolutie, daarnaar zal verlangen en daarvoor strijden. Daarom zal het de revolutie af en toe en voor korte tijd daarvoor opofferen. Het zal zijn bedrijfsorganisaties en zijn arbeidersbond ook daartoe brengen en daartoe gebruiken. Opportunisme en reformisme bedreigen de bedrijfsorganisatie en de arbeidersbond en het in hen georganiseerde deel van het proletariaat.

De bedrijfsorganisatie en de arbeidersbond zijn dus altijd blootgesteld aan het gevaar, de revolutie te saboteren ter verkrijging van kleine verbeteringen, om een schijn van macht te veroveren, om het aantal leden door het opnemen van onzuivere elementen te vergroten enz. enz.

Er is dan ook niet aan te twijfelen dat zelfs vele leden van de Duitse Union, evenals vele anarchisten en syndicalisten, de communistische partij niet willen, omdat deze de revolutie boven de hervormingen plaatst.

Ten tweede bestaat het grote gevaar van het individualisme in de bedrijfsorganisaties. Door gebrek aan kennis, door egoïsme enz. zal het individu, bv. de leider in het bedrijf, zichzelf, zijn belang (als leider) boven de revolutie stellen. Hetzelfde zal een bedrijf doen, een plaatselijke of een landelijke bond. De eenheid, voor de revolutie zo nodig, verdwijnt. Men ziet dit reeds hier en daar in Duitsland.

Een derde gevaar dreigt: Het utopisme. Door onvoldoende kennis van de werkelijkheid overschat het deel van het proletariaat, dat in de arbeidersbond georganiseerd is, zijn macht. Arbeiders in belangrijke bedrijven als bijvoorbeeld de spoorwegen, het transportbedrijf, het mijnbedrijf, menen dat zij alleen de revolutie, die in West-Europa en Noord-Amerika slechts door het gezamenlijke proletariaat gewonnen kan worden, kunnen winnen.

En ten slotte - en dit is de voornaamste reden waarom bedrijfsorganisatie en arbeidersbond niet voldoende zijn - grote delen van het proletariaat ontbreekt het aan voldoende kennis. Zij weten niet genoeg van economie en politiek, van de nationale en internationale politieke en economische gebeurtenissen, van haar samenhang en van haar invloed op de revolutie. Zij kunnen daar niet van weten door hun toestand als klasse. Daarom kunnen zij niet te rechter tijd handelend optreden. Zij handelen als zij niet, zij handelen niet wanneer zij wel handelen moeten. Zij zullen zich zeer vaak vergissen.

Al deze zwakheden van het proletariaat zijn gevolgen van zijn toestand als klasse. Met deze zwakheden moet onze tactiek rekening houden. Doen wij dit niet, dan zullen zij ons de vreselijkste nederlaag berokkenen.

Voor een groot deel van het proletariaat kunnen die zwakheden zelfs niet veranderd worden, zolang het kapitalisme bestaat.

Hoe kunnen wij deze zwakheden van de bedrijfsorganisatie, die het merendeel van het proletariaat moet omvatten, doen verdwijnen, haar gevolgen verzachten?

Hoe kunnen wij ons voor het opportunisme, het individualisme, het utopisme van de bedrijfsorganisatie, voor de geringe kennis van een deel van het proletariaat hoeden?

Er is een middel.

Want niet alle proletariërs hebben te weinig kennis. En niet allen, in het bijzonder niet zij die grondige kennis hebben, zijn opportunisten, individualisten en utopisten. Speciaal onder het Duitse proletariaat zijn er velen, die niet slechts door hun gevoel echte revolutionairen zijn, maar die ook grote en diepe kennis hebben, politieke en economische. Marx en Engels, Kautsky, Mehring, Bebel, Luxemburg en vele anderen hebben niet vergeefs onder hen geleefd. Nog steeds geldt hierom het woord van Marx: Het Duitse proletariaat is aan een proletarische, een werkelijk proletarische revolutie, het meest toe.

De klassenverhoudingen, de geweldige vlucht van het kapitalisme hebben gedurende de laatste zeventig jaren dit deel van het proletariaat in staat gesteld zo ver te komen. Een ander, groter deel echter hebben zij tegen gehouden. De verdeling in arbeidersbond en partij is dus een natuurlijk gevolg van de productieverhoudingen, van de inwerking van het kapitalisme op het proletariaat, dat daardoor in verschillende lagen verdeeld werd.

Het deel van het proletariaat, dat grote en diepe kennis heeft, te verenigen in een organisatie, deze organisatie te maken tot een grondig begrijpende en revolutionair handelende, haar in dienst te stellen van de revolutie en alléén van de revolutie, van het gehele proletariaat en alléén van het proletariaat, van de bedrijfsorganisatie en van de arbeidersbond - dat is het middel, dat alle genoemde zwakheden van de bedrijfsorganisatie, van het proletariaat, opheft of verzacht.

En deze organisatie is de communistische politieke partij, indien zij de werkelijk revolutionaire communistische partij, de goede partij is, indien zij de waarlijk wetenschappelijke, op de klassenverhoudingen van West-Europa en Noord-Amerika berustende tactiek aanneemt.

Want zij kent de economie en de politiek, nationaal en internationaal, zij is niet opportunistisch, niet individualistisch, niet utopistisch. Zij is revolutionair, niet slechts in het hart, mar ook in het hoofd. Zij kan dus voorgaan met raad en daad. Zij gáát, als zij haar taak goed opvat, daarmee voor.

Dit wil natuurlijk niet zeggen, dat in een deel van de bedrijfsorganisatie, van de arbeidersbond, niet evenzeer grote kennis en dezelfde goede eigenschappen als in de partij voorhanden zijn. Immers, alle leden van de partij zijn ook leden van de bond. - Het wil slechts zeggen, dat deze elementen in de bond steeds overstemd kunnen worden door de anderen, die nog niet zo ver zijn als zij. De beste elementen worden in de bond gemakkelijk geïsoleerd en geatomiseerd en hebben daardoor geen kracht. Zij krijgen eerst kracht en vergroten deze, als zij tezamen georganiseerd zijn[4].

Wie al deze dingen betreffende het proletariaat en de bedrijfsorganisatie ontkent, die kent óf het proletariaat niet, of de zaak is hem geen ernst.

De partij alleen kan ‘zuiver’ zijn. Door de toestand van het proletariaat als klasse.

Zij alleen kan slechts uit werkelijk revolutionaire, helder bewuste elementen bestaan.

Zij is de enige proletarische organisatie, die zo kan zijn. Door de klassenverhoudingen, waarin het kapitalisme de arbeiders brengt.

En als zij de juiste, op de klassenverhoudingen berustende tactiek volgt, dan zal zij ‘zuiver’ blijven.

De bedrijfsorganisatie brengt haar leden de meest algemene kennis bij van de revolutie, bv. de kennis van het wezen en de betekenis van de arbeidersraden (sovjets) en van de dictatuur van het proletariaat.

De partij omvat de proletariërs, die een veel grotere en diepere kennis hebben.

Kan de bedrijfsorganisatie, de arbeidersbond, de massa van het proletariaat tot heldhaftige, zich van de revolutie en haar middelen en doeleinden helder bewuste strijders verheffen (juist daardoor, dat zij bedrijfsorganisatie, geen vakvereniging is), de partij daarentegen verzamelt hen die het helderst inzicht hebben en daardoor de moedigste en beste zijn, de elite van het proletariaat.

Dit deel van het proletariaat, deze partij, ziet de gehele strijd vooruit, zij vindt de tactiek en stelt die vast, zij overtuigt het overige deel van het proletariaat, in de eerste plaats de arbeidersbond. Zij wil slechts de revolutie, ziet alles van dit gezichtspunt uit, stelt altijd, zowel in de nationale als in de internationale strijd, het algemene belang van de revolutie boven alle andere belangen.

Zij is echter niet, zoals wij straks wegens de betekenis van deze zaak nog eens zullen uiteenzetten, in West-Europa en Noord-Amerika de heerseres, de tiran, de dictator van het proletariaat zoals in Rusland. Wij zullen nog eens aantonen dat zij dat om historisch materialistische redenen hier niet kan zijn.

Men zou op zijn best kunnen zeggen: Zij is het brein van het proletariaat, zijn oog, zijn stuurman. Maar ook dat is niet geheel juist. Want dat maakt de partij tot een deel van het geheel. En dat is zij hier niet en wil zij hier niet zijn. Zij wil in West-Europa en Noord-Amerika het gehele proletariaat als een zuurdesem doortrekken, het geheel zich eigen maken en dus het geheel zelf zijn.

Zij wil hier een eenheid worden door de verbinding van zichzelf, de bedrijfsorganisatie en het proletariaat. Ik kom hier straks op terug.

Hoe moet nu een partij zijn, die het proletariaat met raad en daad dient in de revolutie?

Ten eerste moet zij geen parlementaire partij zijn. Want het parlementarisme was een goed wapen in de tijd van de evolutie (1850-1910), toen de leiders de zaak van het proletariaat in handen hadden. Nu het proletariaat zelf moet handelen, zijn de nadelen van het parlementarisme groter dan de voordelen[5]. Want de zwakheid van het proletariaat bestaat hierin, dat het meent anderen voor zich te kunnen laten handelen en dat het zelf dan niet behoeft te handelen. Deze zwakheid wordt door het parlementarisme in de hand gewerkt.

Ten tweede moet de partij niet streven naar de dictatuur voor zich, maar voor de klasse, voor het gehele proletariaat, voor de grote meerderheid ervan. Ik heb dit in het begin van dit werkje reeds aangetoond, maar ik wil hier nog eens uitvoeriger daarop terugkomen. Want het is een van de hoofdzaken voor West-Europa en Noord-Amerika, van even groot gewicht als de bedrijfsorganisatie. En men kan haar dan ook niet genoeg herhalen.

De partij moet niet streven naar partij- (of, wat hetzelfde is, leiders-) dictatuur, maar naar klassendictatuur. Dit volgt uit de klassenverhoudingen.

De tegenstander van het proletariaat, het kapitalisme, is hier reusachtig sterk. Een in bankkapitaal en industrie sterk geconcentreerd en imperialistisch kapitalisme. Een kapitalisme, sinds eeuwen stoffelijk en geestelijk geworteld en gegroeid. De gehele bevolking materieel en geestelijk. onderwerpend. En verenigend alle burgerlijke klassen, ook de kleinburgerlijke en kleinboerse.

En daarnaast een haast ontelbaar proletariaat. In Duitsland ten minste 45 miljoen, d.i. 70% van de bevolking. In Engeland en binnenkort in de Verenigde Staten relatief nog meer. En in geheel West-Europa geweldig in aantal.

Nu bedenke de lezer, bedenke de eenvoudigste arbeider: In al deze landen is er tot nog toe slechts een klein aantal proletariërs, die diepe kennis, aller-uiterste consequentie van de denkbeelden, grote opofferende heldenmoed en revolutionaire consequentie van de daad bezitten.

Ook dit kan niemand betwijfelen.

In al deze landen moet de communistische partij dus slechts klein zijn. Hier kleiner, daar groter, maar overal klein in verhouding tot het proletariaat. Geen sekte, maar ook geen massa.

Dit is dus maar niet een droom, een voorstelling, een fantasie van een ‘links-communist’, arbeiders!

Dit volgt weer geheel uit de klassenverhoudingen die verhinderen, zoals gij allen weet, dat een zeer groot aantal proletariërs zich grote en diepe kennis verwerft.

Dus overal een kleine partij. Noch een sekte, noch een massa[6]. Kan deze kleine partij de geweldige tegenstander, het reusachtig gewapende kapitalisme, en tegelijkertijd het geweldige proletariaat beheersen? Kan zij de dictator, de tiran van beiden, van de vijand en van het proletariaat zijn? Reeds om de aantallen is het onmogelijk.

Men denkt zich een Duitse partij van 500.000 werkelijk geheel bewuste en heldhaftige communisten, de elite van het proletariaat.

Deze zouden tegenover zich hebben 20 miljoen van de burgerlijke klassen.

Gelooft men dat zij zou kunnen overwinnen, indien niet naast haar een bedrijfsorganisatie, een arbeidersbond met ten minste 10 miljoen leden stond, die met allen, die erbij behoorden, ten minste 25 miljoen telden? Gelooft men dat zij zou kunnen overwinnen als zij de dictator, de tiran van deze bedrijfsorganisatie, van deze 25 miljoen zou zijn?

Wie dat gelooft, die kent West-Europa niet. Men denkt toch niet aan Rusland.

Het is waar, daar overwon een zeer kleine partij. Maar in het kamp van de tegenstanders waren daar 25 miljoen verraders, de arme boeren. Waar zijn die hier?

En wie het West-Europese en Noord-Amerikaanse proletariaat kent, die weet dat een partijdictatuur nog om andere redenen onmogelijk is! Men denkt aan het geestelijk peil van de arbeiders, aan hun verleden in de partijpolitiek, aan hun oude vakorganisaties, aan hun individualisme.

De vijand is te machtig, het proletariaat te groot en te ontwikkeld, dan dat een kleine partij beiden zou kunnen beheersen.

Dus, niet de partij, maar de klasse zelf, de grote meerderheid van de klasse moet de dictatuur in handen krijgen.

Dat leert ons het historisch materialisme.

En nu, nadat gij, arbeiders, duidelijk gezien hebt, dat antiparlementarisme, bedrijfsorganisatie en klassendictatuur de tactiek vormen, die noodzakelijk uit de productie- en klassenverhoudingen van West-Europa en Noord-Amerika volgt, dat deze dus de wetenschappelijke, de veilige en juiste tactiek is, meet nu hieraan de tactiek van de Derde Internationale, de tactiek van Lenin, Radek, Zinovjev en alle andere ‘rechtse’ leiders.

Zij willen de cellen en de vakverenigingen, niettegenstaande deze geheel verouderd zijn en de vrije geest van de arbeiders verstikken, zij willen het parlement, dat de arbeider dom en van de strijd afhoudt, dat dus contrarevolutionair is. Zij willen de partij- en leidersdictatuur, die hier niet alleen slecht en noodlottig zou zijn, maar zelfs geheel onmogelijk is.

Hun tactiek is onwetenschappelijk, is in tegenspraak met de feiten en moet ons tot de ondergang leiden.

Vergelijkt, arbeiders, deze beide wegen en gij zult de juiste kiezen[7].

En meet nu ook hieraan, arbeiders, aan dit alles, de domheid van de anarchisten, syndicalisten en die leden van de arbeidersbond, die geen partij willen[8].

Kunnen zij ontkennen dat de toestand van het proletariaat slechts een klein deel ervan in staat stelt, diepe en grote kennis te verwerven? Kunnen zij ontkennen dat dus altijd in de bedrijfsorganisaties velen opportunistisch, individualistisch, utopistisch en te weinig ontwikkeld zullen zijn? Neen. - Dat dus nooit de bedrijfsorganisatie alléén de revolutie maken en leiden kan? Neen. -

En toch willen zij niet de partij, de organisatie van de proletariërs, die diepe en grote kennis hebben!

Toch weigeren zij de enig mogelijke, op de klassenverhoudingen en het historisch materialisme berustende enig juiste tactiek. Waarom?

Omdat zij zelf niet genoeg kennis bezitten. Omdat zij zelf geen historisch materialisten zijn. Omdat zij zelf evenals de anarchisten en syndicalisten tot dat deel van het proletariaat behoren, dat geen voldoende kennis bezit.

Precies zoals de Russen, Radek, Lenin, Zinovjev en het tweede congres van de Derde Internationale met hun parlementaire en cellentactiek, met hun leiders- en partijdictatuur bewijzen dat zij de West-Europese en Noord-Amerikaanse toestanden niet kennen, zo bewijzen de syndicalisten, anarchisten en lieden als Rühle door hun afwijzen van de partij, dat zij hun oordeel niet naar de toestanden, die zij kennen, vormen kunnen, maar naar persoonlijke gevoelens oordelen.

Beiden dus, zowel de Derde Internationale en de Russen als Lenin, Zinovjev en Radek, als de syndicalisten en anarchisten en huns gelijken, moeten wij ten sterkste bestrijden. - Geen van beiden hebben zij een op de klassenverhoudingen van West-Europa en Noord-Amerika berustende tactiek.

Dit zijn dus de conclusies waartoe wij komen: Aan de ene kant bedrijfsorganisatie en arbeidersbond, de grote meerderheid van het proletariaat omvattend. Aan de anderen kant de communistische, niet parlementaire, niet dictatoriale politieke partij.

Zien wij nu, hoe deze samenwerken, een eenheid vormen, hoe zij de dictatuur aan het proletariaat zelf in handen geven kunnen.

III. Eenheid van de algemene arbeidersbond en de communistische partij.

Dit is dus onze tactiek voor West-Europa en Noord-Amerika:

Een op bedrijfsorganisaties gebouwde bond, alle arbeiders omvattend, en een partij uit het meest bewuste, het meest daadkrachtige deel van het proletariaat.

Maar nu doet zich een grote moeilijkheid voor.

Wij hebben gezegd: de bedrijfsorganisatie is niet sterk genoeg om alleen de revolutie te leiden en de overwinning te bevechten. Zij is aan vele zwakheden onderhevig.

En anderzijds hebben wij gezegd: de partij kan de dictatuur niet uitoefenen. Zij is tegenover de tegenstander en tegenover het proletariaat te klein.

Dat schijnt een ontzaglijke en onoverkomelijke moeilijkheid te zijn. Want dan hebben wij geen enkele organisatie, die de revolutie kan maken en leiden en de overwinning afdwingen!

Van deze schijnbare moeilijkheid maken onze tegenstanders dan ook gebruik om ons te bewijzen dat wij geen weg weten, die naar de zege, naar het communisme leidt.

Dit is het wat bv. Zinovjev ons in zijn toelichting tot de 21 stellingen (zie Internationale 11 en 12) voor de voeten werpt, als hij tegen het syndicalisme, de IWW in de Verenigde Staten enz. polemiseert en ons met deze op één hoop gooit (of liever: doet, alsof hij niet weet, dat de ‘linksen’ iets heel anders willen dan de syndicalisten, de IWW enz.)[9].

Maar deze moeilijkheid bestaat niet.

Wat geen van beiden, noch de arbeidersbond, noch de partij, op zichzelf kan bereiken, dat kunnen die beiden tezamen wanneer zij zich verenigen.

Het is waar: bedrijfsorganisatie, arbeidersbond alléén kunnen de overwinning niet behalen. En de partij alleen ook niet. Maar beiden tezamen kunnen het.

Want de bedrijfsorganisatie maakt, juist omdat zij organisatie naar de bedrijven is, de proletariërs langzamerhand tot bewuste communisten, tot doelbewuste strijders.

Een deel blijft zeker noch onverlicht en moet dat blijven door de ellendige klassentoestand van het proletariaat. De meerderheid zelfs van de arbeidersbond zal niet tot volledige helderheid, tot werkelijk diepe en grote economische en politieke kennis komen.

Maar daar treedt de partij op. Dit weliswaar niet zeer grote deel van het proletariaat heeft diepe en grote kennis en raadt en helpt de andere delen. En het andere deel: de arbeidersbond, de partij.

De arbeidersbond wil de partij. De partij de bond. De leden van de een zijn ook leden van de andere. Beiden zijn dus innig verbonden. En beiden hebben slechts één doel: De revolutie en het communisme. En beiden slechts één middel: De dictatuur van het proletariaat, van de gehele klasse.

Maar hoe is dit laatste mogelijk? Hebben wij niet zelf gezegd dat de meerderheid van het proletariaat geen kennis, geen kracht genoeg bezit?

Het wordt mogelijk door het proces van de ontwikkeling, door de strijd. Het wordt mogelijk door de revolutie zelf.

De arbeidersbond omvat een steeds stijgend deel van het proletariaat, en bij de partij sluiten zich ook langzamerhand de helderste en beste elementen aan.

Als dan de bond en de partij, elk op zijn wijze, elk naar zijn krachten de leden in de strijd opvoedt, dan stijgen deze leden steeds hoger. Tot geestkracht en daadkracht.

En als dan ten slotte de bedrijfsorganisatie, de arbeidersbond (evenals thans de vakverenigingen) de grote meerderheid van het proletariaat omvat en een zeer groot aantal van haar leden tot heldere, bewuste communisten is geworden en de eenheid met de partij volkomen is, dan is de arbeidersbond aan het proletariaat gelijk, dan is hij het proletariaat. En omdat de bond met de partij één geheel vormt, is dan ook het proletariaat met de partij één geheel.

En dan is de bond, d.i. het proletariaat, zo hoog gestegen en de eenheid van de partij met het proletariaat zo groot, dat de dictatuur van het proletariaat, van de klasse zelf, mogelijk is.

Dan is door de eenheid van partij en bond de dictatuur van de klasse bereikt. Dan zullen ook uit de bond en uit de partij, dat wil dus zeggen uit het proletariaat zelf, de leiders en de sovjets voortkomen. Dan is het doel van de gehele strijd hier in West-Europa en Noord-Amerika bereikt, namelijk de dictatuur van het proletariaat zelf, zonder welke hier in West-Europa en Noord-Amerika wegens de klassenverhoudingen, op historisch materialistische gronden, geen overwinning, geen communisme mogelijk is. Dan is geen partij- of leidersdictatuur meer nodig of mogelijk.

Dat is dus, arbeiders van Duitsland en Engeland, West-Europa en Noord-Amerika, ons plan, het plan van de ‘linksen’, van de oppositie in de Derde Internationale[10].

Dat is het, arbeiders van Duitsland en Engeland, van West-Europa en Noord-Amerika en van de gehele wereld, waar de ‘links-communisten’ naar streven.

Hun middelen zijn: 1. Groepering van alle arbeiders, van de grote meerderheid van het proletariaat, in de arbeidersbond. 2. Van de helderst bewuste arbeiders in de partij. 3. Eenheid van bond en partij.

En hun doel is: De dictatuur van de klasse, van het proletariaat zelf.

Bevalt u dit, arbeiders van West-Europa en Noord-Amerika? Bevalt het u niet beter dan de partijdictatuur van de Russen (die dààr noodzakelijk was) en van de Derde Internationale?

Het maakt weinig uit, kameraden, of het u bevalt. Want het is noodzakelijk, wat wij hier zeggen. Uit de klassenverhoudingen in West-Europa en Noord-Amerika volgt het.

Een opmerking nog: Moet de partij de grootste macht krijgen? Of moet de bond misschien zo sterk en stevig worden, dat hij het overwicht verkrijgt? Wij kunnen het niet weten. Het hangt grotendeels van het beloop van de revolutie af. De vraag is ijdel en doelloos. Alles, wat wij kunnen doen is: beiden en de eenheid van die beiden te bevorderen.

Dit is dus de volledig duidelijke, een gesloten geheel vormende, voor iedere proletariër begrijpelijke tactiek van de ‘linksen’, het duidelijke plan van de weg tot de revolutie.

Bedrijfsorganisatie en bond enerzijds, de partij anderzijds. Eenheid van beiden! En door die beiden en door hun eenheid: de klassendictatuur.

Er is geen duidelijker tactiek, geen duidelijker plan mogelijk.

Als dus Zinovjev en de Derde Internationale in het algemeen ons vragen (in de toelichting tot de 21 stellingen), ons ‘linksen’ vragen, wie dan hier naar onze mening in de overgangstijd naar het communisme voor het beheer van de productie, voor de volksvoeding, het volksonderwijs enz. zorgen zal - voor welke zaken naar hun mening slechts de partij zorgen kan - dan antwoorden wij: de bedrijfsorganisatie en de partij tezamen zullen dat in West-Europa en Noord-Amerika doen. Dat wil dus zeggen voor hem, die ons begrepen heeft: het proletariaat. En als zij ons vragen: wie anders dan de partij zal het Rode Leger oprichten? Dan antwoorden wij: De bond en de partij tezamen, dat wil zeggen het proletariaat. En als zij ons vragen: Wie anders dan de partij zal de contrarevolutie overwinnen, dan antwoorden wij: In West-Europa en Noord-Amerika de partij en de bond tezamen, dat wil zeggen het proletariaat. En als zij ons vragen: Hoe zal daar dan de ijzeren discipline en de volstrekte centralisatie mogelijk zijn, als de partij geen dictator is? Dan antwoorden wij: de centralisatie en de discipline zullen er zeker zijn. Daarvoor zullen bond en partij tezamen zorgen. Maar precies zoals bij u zullen zij niet zijn. Dat volgt uit de klassenverhoudingen. Uit de aantallen reeds. Want hier is zeventig percent van de bevolking proletarisch, bij u slechts acht percent! Wie niet begrijpt dat dus hier de discipline en de centralisatie anders zullen zijn dan bij u, die is dom.

En als zij ons vragen: hoe is dan bij u het algemene plan voor de organisatie van de revolutie en voor de weg naar het communisme, en zij honen en beschimpen ons, omdat wij, naar hun mening, geen plan hebben, dan antwoorden wij: Het ligt slechts aan u zelf, dat gij ons niet begrijpt. Gij ziet alles zo zeer in het Russische licht, dat gij slechts de Russische weg mogelijk acht. Maar wij hebben een duidelijk plan en een duidelijke weg: Eenheid van partij en arbeidersbond, dat wil zeggen: van het proletariaat. En dictatuur van het proletariaat.

Wij willen hier nog één ding aan toevoegen voor onze Russische vrienden:

Nadat het proletariaat in Kroonstad tegen u, de communistische partij, is opgestaan, en nadat gij daar en in Petersburg de staat van beleg tegen het proletariaat hebt moeten afkondigen en het hebt moeten bestrijden (wat bij u, evenals uw gehele tactiek, noodzakelijk was), is toen, ook toen nog niet de gedachte bij u opgekomen, dat het toch beter zou zijn klassendictatuur te hebben in plaats van partijdictatuur? En dat het misschien toch beter zou zijn als in West-Europa en Noord-Amerika niet de partij, maar de klassendictatuur kwam? En dat de ‘linkerzijde’ daar misschien toch wel gelijk had?

Mogelijk is die gedachte toen wel bij u opgekomen. Maar wanneer dat ook het geval mocht wezen, dan hebt gij de zaak toch nog altijd niet begrepen. Want klassendictatuur is hier niet alleen beter, zij is volstrekt noodzakelijk.

Dit kunt gij het best, behalve om de reeds genoemde redenen, op deze wijze begrijpen: Bij u kon je nog, toen een deel van het proletariaat in Kroonstad en Petersburg tegen u in verzet kwam, de contrarevolutie nog onderdrukken. Omdat deze bij u zwak is. Bij ons echter zou zij, als een deel van het proletariaat zich tegen ons verhief, overwinnen. Want de contrarevolutie is bij ons zeer machtig.

Ook daarom dus is de klassendictatuur bij ons noodzakelijk, volstrekt noodzakelijk. En partijdictatuur onmogelijk.

De ‘linkerzijde’ heeft dus niet slechts een duidelijk en goed plan, zij heeft ook het enig mogelijke en het enig noodzakelijke. Een plan, tegengesteld aan het uwe, dat de revolutie in West-Europa en Noord-Amerika, onberekenbare schade zou doen en reeds heeft gedaan.

En hiermede besluiten wij. Met een woord over de Russische tactiek voor Duitsland, voor West-Europa, tot het Duitse, het Engelse, het West-Europese en Noord-Amerikaanse, tot het wereldproletariaat.

Gij, Duitse en Engelse, West-Europese en Noord-Amerikaanse arbeiders, gij hebt kort geleden, in maart 1921, in Duitsland de gevolgen kunnen zien van de tactiek van de Russen en van de Derde Internationale, en van die van het ‘links-communisme’. Van de Derde Internationale, die het parlementarisme en de cellentactiek gebruikt. En van het ‘links-communisme’, dat antiparlementair is en naar de bedrijfsorganisatie streeft. De Derde Internationale, die de partijdictatuur, het ‘links-communisme’, dat de klassendictatuur wil.

De gevolgen van de tactiek van Moskou, van Lenin, Zinovjev, Radek en van de Derde Internationale, van de partijdictatuur enz. waren: een van boven af bevolen ‘putsch’, een vreselijke nederlaag, fiasco van cellentactiek en parlementarisme, verraad van een deel van de leiders (Levi), verval van een communistische partij (VKPD), verzwakking van het communisme.

De gevolgen van de tactiek van de ‘linksen’ waren (niettegenstaande ook dáár niet alles ging zoals het moest): eenheid en eenstemmigheid [eenswillendheid] van de communistische partij (KAP) innerlijke versterking van deze partij en van de arbeidersbond - vooruitgang van het communisme.

Wij zeggen u: niet slechts theoretisch, niet slechts historisch materialistisch is de tactiek van de ‘linksen’ de beste, ook praktisch heeft zij bewezen de beste te zijn. Zij is juist daarom praktisch beter omdat haar theorie beter is.

Bedrijfsorganisaties en een daarop gebouwde arbeidersbond, een antiparlementaire, niet-dictatoriale partij als de KAPD, eenheid van beiden - en beiden nastrevend en vormend, door woord en daad, door theorie en strijd, de klassendictatuur van het proletariaat: dát is dus blijkbaar, zowel praktisch als theoretisch, de weg naar de overwinning.

De weg van Moskou, van de VKPD en van de Derde Internationale is blijkbaar de weg naar de nederlaag, naar de ondergang.

Arbeiders van Duitsland, Engeland, West-Europa en Noord-Amerika!

Slechts als gij gezamenlijk de wetenschappelijke, d.w.z. historisch materialistische, op de klassenverhoudingen berustende, tactiek volgt, is uw overwinning zeker! Alleen zulk een wetenschappelijke tactiek kan u ook de eenheid brengen.

Verenigt u, arbeiders van Duitsland, Engeland, West-Europa en Noord-Amerika in de KAPD of in partijen, die op dezelfde grondslag rusten als de KAPD en in arbeidersbonden als de Duitse Algemene Arbeidersbond.

_______________
[1] De grootheid van Lenin bestaat niet voor het minst hierin dat hij de Russische revolutie en haar tactiek geheel, en reeds lang vóór de revolutie, naar de productie- en klassenverhoudingen in Rusland, in het bijzonder naar de agrarische verhoudingen, bepaald had.
Het is slechts jammer, dat hij en met hem alle Russen en de gehele Derde Internationale bij het bepalen van de tactiek voor West-Europa en Noord-Amerika met de productie- en klassenverhoudingen van deze werelddelen in het geheel geen rekening hebben gehouden.
Van historisch materialisme is in de 21 stellingen van Moskou geen spoor te vinden. De klassenverhoudingen in West-Europa, zo verschillend van die in Rusland, worden zelfs niet genoemd!
De tactiek van Rusland wordt eenvoudig nageaapt en aan West-Europa en Noord-Amerika opgedrongen, wat voor Rusland juist was.
Met noodlottig gevolg natuurlijk. Reeds bloedt het Duitse proletariaat, reeds worden partijen als de VKPD verdeeld door de niet op West-Europese werkelijkheid berustende Russische tactiek.
[2] Deze ontwikkeling was reeds vóór de oorlog begonnen, is echter thans in het onmetelijke voortgeschreden (in Engeland, Duitsland, etc.).
[3] Men leze hierover, en in het algemeen over het vraagstuk van de vereniging van de bedrijfsorganisaties de brochure De Algemene Arbeidersbond.
[4] Men heeft voorgesteld geen partijen te vormen, maar fracties in de bonden. Dit leidt tot de chaos en doemt de bond tot machteloosheid.
[5] Men leze mijn Open brief aan Lenin, waarin ik dit bewezen heb.
[6] Men kan ook hierin reeds het opportunisme van de Derde Internationale zien, die een communistische massapartij wil. Zij moet die ook wel willen, omdat zij geen bedrijfsorganisatie wil en omdat de cellentactiek voor de verovering van de vakverenigingen gefaald heeft, zodat zij geen georganiseerde massa verkrijgt buiten de partij. Met welk gevolg, dat heeft de maart-actie in Duitsland geleerd. Ik heb er reeds dikwijls genoeg op gewezen, dat een kleine partij in Rusland slechts daarom de tegenstanders en het proletariaat beheersen kon, omdat zij de steun van de arme boeren had. Maar ook daar is nu te zien hoe noodlottig het is, als men niet de gehele proletarische klasse als dictator heeft. Men denke aan Kroonstad! Want ten slotte vormen slechts de proletariërs en niet de boeren een betrouwbare steun.
[7] Dat de Russen, Lenin bv., zo verkeerd oordelen, komt daardoor, dat zij West-Europa niet voldoende kenden. Zij denken wel historisch materialistisch, maar zij kunnen het historisch materialisme hier niet toepassen, omdat zij de verhoudingen niet kennen.
[8] Zoals de Oost-Saksische afdelingen van de Arbeidersbond; zoals Otto Rühle en Pfemfert.
[9] De syndicalisten en de leden van de arbeidersbond, die van geen partij willen weten, weten ook inderdaad geen weg naar het communisme. Want de syndicalisten, de IWW, de bedrijfsorganisatie alléén kunnen die weg nooit bereiken, juist omdat zij geen partij willen.
[10] Noot bij de vertaling. Toen deze brochure werd geschreven, had de KAPD zich nog niet van de Derde Internationale gescheiden en was ook de Nederlandse KAP nog niet opgericht.