V.I. Lenin
De linkse stroming, een kinderziekte van het communisme


V. Het ‘linkse’ communisme in Duitsland: Leiders — partij — klasse — massa

De Duitse communisten, over wie we thans moeten spreken, noemen zich geen ‘linksen’, maar — als ik me niet vergis — ‘principiële oppositie’. Dat zij echter ten volle de symptomen van de ‘kinderziekte van de linkse stroming’ vertonen, zal uit de verdere uiteenzetting duidelijk worden.

De door de ‘plaatselijke groep Frankfort a/Main’ uitgegeven kleine brochure De scheuring van de KPD (Spartacusbond), die het standpunt van deze oppositie weergeeft, zet uitermate plastisch, nauwkeurig, duidelijk en bondig de wezenlijke kern van de opvattingen van deze oppositie uiteen. Enkele citaten zullen voldoende zijn om de lezer van deze wezenlijke kern in kennis te stellen:

“De Communistische Partij is de partij van de meest consequente klassenstrijd (...)”

“In politiek opzicht doet deze tussentijd” (tussen kapitalisme en socialisme) “zich voor als de periode van de proletarische dictatuur.”

“Nu echter ontstaat de vraag: wie moet de dictatuur uitoefenen: de communistische partij of de proletarische klasse?(...) Moet men principieel streven naar de dictatuur van de communistische partij of naar de dictatuur van de proletarische klasse?”
(Cursiveringen en spatiëringen in de citaten geheel volgens de originele tekst.)

Voorts beschuldigt de schrijver van de brochure de ‘centrale’ (het centraal comité) van de Communistische Partij van Duitsland ervan dat ze wegen zoekt naar een coalitie met de Onafhankelijke Sociaaldemocratische Partij van Duitsland en dat deze ‘centrale’ het vraagstuk ‘van de principiële erkenning van alle politieke middelen’ van de strijd, ook van het parlementarisme, alleen aan de orde heeft gesteld om haar werkelijke en voornaamste bedoelingen inzake een coalitie met de Onafhankelijken te verhullen. De brochure vervolgt dan:

“De oppositie heeft een andere weg gekozen. Zij is van mening dat het bij het vraagstuk van de heerschappij van de communistische partij en van de dictatuur van de partij slechts om een vraagstuk van tactiek gaat. In elk geval is de heerschappij van de communistische partij de laatste vorm van elke partijheerschappij. Men moet principieel streven naar de dictatuur van de proletarische klasse. En alle maatregelen van de partij, haar organisaties, haar strijdvorm, haar strategie en tactiek moeten daarop worden af gestemd. Dientengevolge moet elk compromis met andere partijen, elke terugkeer naar de historisch en politiek afgedane strijdvormen van het parlementarisme, elke politiek van het laveren en pacteren met alle kracht van de hand worden gewezen (...) Met nadruk moet gewezen worden op de specifiek proletarische methoden van de revolutionaire strijd. En om vat te krijgen op zo ruim mogelijke proletarische kringen en lagen, die onder leiding van de communistische partij in de revolutionaire strijd moeten optrekken, moeten nieuwe organisatievormen op de breedst mogelijke basis en op zo ruim mogelijke schaal tot stand gebracht worden. Dit reservoir van alle revolutionaire elementen is de in de bedrijfsorganisaties verankerde Arbeiders-Unie. Daarin vinden elkaar alle proletariërs die gehoor gegeven hebben aan de oproep: bedank voor de vakbonden! Hier schaart het strijdende proletariaat zich in de breedst mogelijke slagorde aaneen. Het zich uitspreken voor de klassenstrijd, voor het radensysteem en voor de dictatuur is voldoende om opgenomen te worden. Al het overige, de politieke opvoeding van de strijdende massa’s en de politieke oriëntatie in de strijd, is de taak van de communistische partij, die buiten de Arbeiders-Unie staat (...)”

“Twee communistische partijen staan dus thans tegenover elkaar: een partij van de leiders, die tracht van bovenaf de revolutionaire strijd te organiseren en in de hand te houden, tot compromissen en parlementarisme bereid, om situaties te scheppen die haar de toegang tot een coalitieregering veroorloven, in handen waarvan de dictatuur zou moeten liggen, en een partij van de massa’s, die het oplaaien van de revolutionaire strijd van onderaf verwacht, in deze strijd alle parlementaire en opportunistische methoden van de hand wijst en slechts één doelbewuste methode kent en beoefent, namelijk die van het meedogenloos neerslaan van de bourgeoisie, om daarna de proletarische klassedictatuur op te richten ter verwezenlijking van het socialisme” (...)

(...) Daar de dictatuur van de leiders — hier de dictatuur van de massa’s!

Dat is de leuze.”

Dit zijn de meest wezenlijke passages die de opvattingen van de oppositie in de Communistische Partij van Duitsland kenmerken.

Elke bolsjewiek die de ontwikkeling van het bolsjewisme sinds 1903 bewust heeft meegemaakt of van nabij heeft gevolgd, zal bij het lezen van deze regels onmiddellijk zeggen: “Wat een oude, al lang bekende rommel! Wat een ‘linkse’ kinderachtigheid!”

Laten we echter de aangehaalde plaatsen iets nader bekijken.

Alleen al de manier waarop het probleem wordt gesteld: “Dictatuur van de partij of dictatuur van de klasse? — Dictatuur (partij) van de leiders of dictatuur (partij) van de massa’s?” getuigt van een ongelooflijke en oeverloze begripsverwarring. Die lui spannen zich in om iets heel bijzonders te verzinnen en maken zich in hun ijver om wijs te lijken belachelijk. Iedereen weet dat de massa’s in klassen zijn verdeeld; dat men massa’s en klassen alleen dan tegenover elkaar kan plaatsen, wanneer men de overgrote meerderheid zonder meer, niet gerangschikt naar de positie in het maatschappelijke bestel van de productie, tegenover die categorieën plaatst die in het maatschappelijke bestel van de productie een bijzondere positie innemen; dat de klassen gewoonlijk en in de meeste gevallen, althans in de moderne beschaafde landen, door politieke partijen worden aangevoerd; dat de politieke partijen in de regel worden geleid door meer of minder stabiele groepen van de meest gezaghebbende, meest invloedrijke, meest ervaren en op de meest verantwoordelijke posten geplaatste personen, die men leiders noemt. Dit zijn waarheden als een koe. Dat is allemaal simpel en duidelijk. Waarvoor was er dan in plaats daarvan een koeterwaals, een nieuw Volapuk[12] nodig? Aan de ene kant zijn de mensen klaarblijkelijk in verwarring geraakt, doordat zij in een moeilijke situatie kwamen, toen een snelle afwisseling van legaliteit en illegaliteit van de partij de gebruikelijke, normale, eenvoudige verhouding tussen leiders, partijen en klassen verstoorde. In Duitsland, evenals in andere Europese landen, is men te veel gewend geraakt aan de legaliteit, aan de vrije en regelrechte verkiezing van de ‘leiders’ door regelmatige congressen, aan de gemakkelijke controle op de klassensamenstelling van de partijen door middel van parlementsverkiezingen, openbare vergaderingen, de pers, de stemmingen in de vakverenigingen en andere organisaties enzovoort. Toen men, als gevolg van de stormachtige loop van de revolutie en van de ontwikkeling van de burgeroorlog, van deze gewoonten snel moest overgaan tot het afwisselen van legaliteit en illegaliteit, tot het combineren ervan, tot ‘ongemakkelijke’, ‘ondemocratische’ methoden van het selecteren of vormen of in stand houden van ‘leidersgroepen’ — toen raakten die mensen hun bezinning kwijt en begonnen grove onzin uit te kramen. Waarschijnlijk zijn de Nederlandse ‘Tribunisten’,[13] die het ongeluk hadden in een klein land met de tradities en verhoudingen van een bijzonder bevoorrechte en bijzonder stabiele legaliteit geboren te zijn, en die de afwisseling van legaliteit en illegaliteit nooit hebben meegemaakt, zelf in de war en de kluts kwijt geraakt en hebben ze tot de absurde bedenksels bijgedragen.

Aan de andere kant hebben wij hier eenvoudig te maken met het gedachteloos gebruiken, zonder enig verband, van de thans in de ‘mode’ geraakte trefwoorden ‘massa’ en ‘leiders’. Men heeft er veel over horen praten dat de ‘leiders’ aangevallen en tegenover de ‘massa’ geplaatst worden, en heeft dat stevig in zijn hoofd geprent, maar om erover na te denken wat het ene te maken heeft met het andere, en een duidelijk inzicht in de kwestie te krijgen, daartoe was men niet bij machte.

De scheiding tussen ‘leiders’ en ‘massa’s’ trad in alle landen aan het einde van de imperialistische oorlog en na de oorlog bijzonder duidelijk en scherp aan de dag. De voornaamste oorzaak van dit verschijnsel hebben Marx en Engels in de jaren 1852-1892 vele keren verduidelijkt aan het voorbeeld van Engeland. De monopoliepositie van Engeland had ertoe geleid dat zich van de ‘massa’ een half-kleinburgerlijke, opportunistische ‘arbeidersaristocratie’ afzonderde. De leiders van deze arbeidersaristocratie liepen voortdurend over naar de kant van de bourgeoisie en werden — direct of indirect — door haar onderhouden. Marx haalde zich de eervolle haat van dit tuig op de hals, doordat hij ze openlijk als verraders brandmerkte. Het moderne imperialisme (van de 20e eeuw) heeft voor enkele ontwikkelde landen een bevoorrechte monopoliepositie geschapen, en op grondslag daarvan is overal in de Tweede Internationale het type van de verraderlijke leiders, van de opportunisten, van de sociaal-chauvinisten ontstaan, die de belangen van hun gilde, van de dunne laag van de arbeidersaristocratie vertegenwoordigen. De opportunistische partijen kwamen geïsoleerd te staan van de ‘massa’s’, d.w.z. van de brede lagen van de werkende mensen, van hun meerderheid, van de slechtst betaalde arbeiders. De overwinning van het revolutionaire proletariaat is onmogelijk zonder strijd tegen dit kwaad te voeren, zonder het ontmaskeren, brandmerken en verjagen van de opportunistische, sociaalverraderlijke leiders. Dat is dan ook de politiek van de Derde Internationale.

Het is belachelijke onzin en dom gedoe om naar aanleiding daarvan door te draven en de dictatuur van de massa’s en de dictatuur van de leiders in het algemeen tegenover elkaar de plaatsen. Het is bijzonder komisch dat in werkelijkheid in de plaats van de oude leiders, die algemeen menselijke opvattingen over simpele zaken hebben, thans in de praktijk (onder de dekmantel van de leuze ‘Weg met de leiders’) nieuwe leiders komen die klinkklare onzin en kletskoek ten beste geven. Dat zijn in Duitsland Laufenberg, Wolffheim, Horner,[14] Karl Schröder, Friedrich Wendel, Karl Erler. De pogingen van Erler het vraagstuk ‘uit te diepen’ en te verklaren dat de politieke partijen in het algemeen ontbeerd kunnen worden en ‘burgerlijk’ zijn — dat zijn wel zulke Herculeszuilen van dwaasheid, dat men alleen maar de handen ten hemel kan heffen.[15] Hier ziet men waarachtig hoe uit een kleine fout steeds een reusachtig grote kan voortkomen, wanneer men in de fout volhardt, wanneer men hem grondig motiveert, wanneer men hem ‘consequent doortrekt’.

Het ontkennen van het begrip partij en van de partijdiscipline — dat is het waartoe de oppositie is gekomen. Dat staat evenwel gelijk aan de volledige ontwapening van het proletariaat ten gunste van de bourgeoisie. Dat staat gelijk aan juist die kleinburgerlijke versplintering, onbestendigheid en onbekwaamheid tot consequent optreden, tot vereniging, tot eensgezinde actie, die onvermijdelijk elke proletarische revolutionaire beweging te gronde moeten richten wanneer men ze de vrije teugel laat. Het partijbeginsel vanuit het gezichtspunt van het communisme ontkennen betekent een sprong maken van de vooravond van de ineenstorting van het kapitalisme (in Duitsland) niet naar de laagste en niet naar de middelste, maar naar de hoogste fase van het communisme. Wij in Rusland maken (in het derde jaar na de omverwerping van de bourgeoisie) de eerste stappen van de overgang van het kapitalisme naar het socialisme of naar de laagste fase van het communisme mee. De klassen zijn blijven bestaan en zullen overal na het veroveren van de macht door het proletariaat jarenlang blijven bestaan. Op zijn hoogst in Engeland, waar men geen boeren kent (overigens wel kleine bezitters!), zal deze termijn korter zijn. De klassen opheffen wil niet alleen zeggen de landheren en kapitalisten wegjagen — dat hebben wij betrekkelijk gemakkelijk gedaan — maar het wil ook zeggen de kleine warenproducenten afschaffen, maar die kan men niet wegjagen, die kan men niet onderdrukken, daar moet men mee leren leven; men kan (en moet) hen alleen door zeer langdurige, langzame, voorzichtige organisatorische arbeid omvormen en heropvoeden. Zij omgeven het proletariaat van alle kanten met een kleinburgerlijke atmosfeer, zij doordrenken het ermee, demoraliseren het ermee, brengen voortdurend binnen het proletariaat het terugvallen in kleinburgerlijke karakterloosheid, versplintering, individualisme, nu eens enthousiasme, dan weer moedeloosheid teweeg. De meest strikte centralisatie en discipline binnen de politieke partij van het proletariaat zijn noodzakelijk om hieraan weerstand te bieden, om de organisatorische rol van het proletariaat (dit is echter zijn voornaamste rol) op juiste wijze, met succes en zegevierend te vervullen. De dictatuur van het proletariaat is een taaie strijd, een bloedige en onbloedige, gewelddadige en vreedzame, militaire en economische, opvoedkundige en administratieve strijd tegen de machten en tradities van de oude maatschappij. De macht der gewoonte van miljoenen en nog eens miljoenen is de verschrikkelijkste macht. Zonder een ijzeren en in de strijd gestaalde partij, zonder een partij die het vertrouwen geniet van al wat in de gegeven klasse eerlijk is, zonder een partij die de stemming van de massa’s weet te beoordelen en te beïnvloeden, is het onmogelijk zo’n strijd met succes te voeren. Het is duizend keer gemakkelijker de gecentraliseerde grote bourgeoisie te overwinnen dan de miljoenen en nog eens miljoenen kleine bezitters ‘te overwinnen’; zij evenwel brengen door hun dagelijkse, alledaagse, onmerkbare, ongrijpbare, ondermijnende werkzaamheid juist die resultaten teweeg waaraan de bourgeoisie behoefte heeft, waardoor de macht van de bourgeoisie wordt hersteld. Wie de ijzeren discipline van de partij van het proletariaat (in het bijzonder tijdens zijn dictatuur) ook maar het minst verzwakt, helpt in feite de bourgeoisie tegen het proletariaat.

Naast het vraagstuk: leiders — partij — klasse — massa dient men het vraagstuk van de ‘reactionaire’ vakbonden aan de orde te stellen. Allereerst echter zal ik me zelf nog enkele slotopmerkingen veroorloven op grond van de ervaringen van onze partij. Er zijn in onze partij steeds aanvallen op de ‘dictatuur van de leiders’ geweest. Ik herinner me de eerste van die aanvallen in 1895, toen de partij formeel nog niet bestond, maar toen zich in Petersburg een centrale groep begon te formeren, die geroepen was de leiding van de districtsgroepen op zich te nemen. Op het IXde Congres van onze partij (april 1920) was er een kleine oppositie, die eveneens tegen de ‘dictatuur van de leiders’, de ‘oligarchie’ enzovoort optrad. Vandaar dat de ‘kinderziekte’ ‘van het linkse communisme’ van de Duitsers niets verwonderlijks, niets nieuws, niets schrikwekkends bevat. Deze ziekte gaat zonder gevaar over en het organisme wordt daarna zelfs krachtiger. Aan de andere kant heeft de snelle wisseling van legale en illegale arbeid, samen met de noodzaak juist de generale staf, juist de leiders bijzonder goed ‘te verstoppen’, bijzonder goed verborgen te houden, bij ons soms tot uiterst gevaarlijke verschijnselen aanleiding gegeven. Het ergste daarvan was dat in 1912 de provocateur Malinovski in het centraal comité van de bolsjewieken werd opgenomen. Hij liet vele tientallen van de beste en trouwste kameraden in de val lopen, deed hen in het tuchthuis belanden en verhaastte de dood van velen van hen. Als hij niet nog groter onheil heeft gesticht, dan heeft het daaraan gelegen dat er bij ons een juiste verhouding bestond tussen legale en illegale arbeid. Om ons vertrouwen te winnen moest Malinovski ons als lid van het centraal comité van de partij en als afgevaardigde in de Doema helpen bij het uitgeven van legale dagbladen, die ook onder het tsarisme de strijd tegen het opportunisme van de mensjewieken wisten te voeren en in aangepaste verhulde vorm de grondslagen van het bolsjewisme wisten te propageren. Met zijn ene hand stuurde Malinovski vele tientallen van de beste vertegenwoordigers van het bolsjewisme de verbanning en de dood in, terwijl hij met z’n andere hand moest helpen door middel van de legale pers vele tienduizenden nieuwe bolsjewieken op te voeden. Het zou goed zijn als die Duitse (en ook Engelse en Amerikaanse, Franse en Italiaanse) kameraden, die thans moeten leren revolutionaire arbeid in reactionaire vakverenigingen te verrichten, over dit feit eens grondig zouden nadenken.[17]

In vele landen, waaronder ook de meest ontwikkelde, stuurt de bourgeoisie thans ongetwijfeld provocateurs in de communistische partijen, en ze zal dat ook in de toekomst doen. Een van de middelen om dit gevaar te bestrijden is het op juiste wijze combineren van illegale en legale arbeid.

_______________
[12]Volapuk’: kunstmatige wereldtaal, uitgedacht door de predikant Schleyer te Litzelstetten.
[13] Nederlandse ‘Tribunisten’ noemt Lenin de leden van de Communistische Partij van Holland. Aanvankelijk waren de Tribunisten een linkse groep van de Sociaaldemocratische Arbeiderspartij (SDAP). In 1907 richtten zij het blad De Tribune op. In 1909 werden de Tribunisten uit de SDAP gesloten en organiseerden zij een zelfstandige partij, de Sociaaldemocratische Partij (SDP). De Tribunisten vormden de linkervleugel van de arbeidersbeweging in Nederland, maar waren geen consequent revolutionaire partij. In 1918 namen de Tribunisten deel aan de oprichting van de Communistische Partij van Holland.
[14] K. Horner: A. Pannekoek; K. Erler: H. Laufenberg.
[15] ‘Kommunistische Arbeiterzeitung’[16] (nr. 32 van 7 februari 1920, Hamburg, De ontbinding van de partij, artikel door Karl Erler):De arbeidersklasse kan de burgerlijke staat niet verbrijzelen zonder vernietiging van de burgerlijke democratie, en ze kan de burgerlijke democratie niet vernietigen zonder de partijen te verbrijzelen.”
De grootste warhoofden onder de Romaanse syndicalisten en anarchisten kunnen ‘tevreden’ zijn: solide Duitsers, die zichzelf klaarblijkelijk voor marxisten verslijten (K. Erler en K. Horner leveren door hun artikelen in het genoemde blad een bijzonder solide bewijs dat zij zich als solide marxisten beschouwen, en kletsen op een bijzonder komische manier ongelooflijke onzin bij elkaar, waardoor zij er blijk van geven dat zij van het abc van het marxisme niets hebben begrepen), durven de grootste ongerijmdheden te verkondigen. Het louter erkennen van het marxisme vrijwaart niet voor fouten. Dat weten de Russen bijzonder goed, want bij ons was het marxisme bijzonder vaak ‘mode’.
[16] De Kommunistische Arbeiterzeitung was een orgaan van de kleinburgerlijke, anarcho-syndicalistische groep van ‘linkse’ communisten, die zich in 1919 losscheurden van de Communistische Partij van Duitsland (Spartacusbond). De krant verscheen van 1919 tot 1927
[17] Malinovski was in krijgsgevangenschap in Duitsland. Toen hij onder het bewind van de bolsjewieken naar Rusland terugkeerde, werd hij door onze arbeiders onmiddellijk voor het gerecht gebracht en doodgeschoten. De mensjewieken vielen ons op een bijzonder giftige wijze aan wegens onze fout dat wij een provocateur in het centraal comité van onze partij hadden. Toen wij echter onder Kerenski eisten dat de president van de Doema, Rodsjanko, gearresteerd en veroordeeld zou worden, omdat hij al voor de oorlog op de hoogte was van de provocatorische activiteit van Malinovski, maar dit niet meegedeeld had aan de trudoviken en de arbeiders in de Doema, werden wij noch door de mensjewieken, noch door de sociaal-revolutionairen ondersteund, die met Kerenski in de regering zaten, en Rodsjanko bleef op vrije voeten en kon ongehinderd naar Denikin ontkomen. — noot van Lenin.