V.I. Lenin
Over Gorki
Hoofdstuk 17


Aan A. M. Gorki

15.IX

Verzonden naar Petrograd.
Werken, 5de uitgave, deel 51, blz. 47-49.

Waarde Aleksej Maksimytsj!

Ik heb Tonkov ontvangen en daarvoor nog, zelfs voor ik uw brief had ontvangen, hadden we in het Centraal Comité besloten om Kamenev en Boecharin aan te wijzen voor de controle op de arrestaties van de burgerlijke intellectuelen van zo’n beetje het half-kadettentype en om hen waar dat maar mogelijk was vrij te laten. Want het is ons duidelijk dat er ook hier fouten zijn begaan.

Maar het is ook duidelijk, dat de maatregel voor de arrestatie van kadetten- (en bijna-kadetten-) mensen in het algemeen noodzakelijk en juist is geweest.

Nu ik uw openlijke mening over deze zaak lees herinner ik me een opmerking van u, die in mijn geest is blijven hangen tijdens onze gesprekken (in Londen, op Capri en later):

‘Wij kunstenaars zijn onverantwoordelijke mensen.’

Precies! U uit ongelooflijk kwade woorden, maar naar aanleiding waarvan? Om enkele tientallen (of misschien zelfs een paar honderd) heertjes, die kadetten of halve kadetten zijn en die een paar dagen in de gevangenis doorbrengen om samenzweringen als die van de overgave van Krasnaja Gorka[1] te voorkomen, samenzweringen die de levens van tienduizenden arbeiders en boeren in gevaar dreigen te brengen.

Wat een ramp, zegt u dat wel! Wat een onrecht! Een paar dagen of zelfs weken in de gevangenis voor intellectuelen om een massamoord op duizenden arbeiders en boeren te voorkomen!

‘Kunstenaars zijn onverantwoordelijke mensen’.

Het is fout om de ‘intellectuele krachten’ van het volk te verwarren met de ‘krachten’ van de burgerlijke intellectuelen. Als een voorbeeld van deze laatsten neem ik Korolenko: kortgeleden las ik het pamflet ‘De oorlog, ons vaderland en de mensheid’, dat hij in augustus 1917 heeft geschreven. En dan is Korolenko nog de beste onder de ‘halve kadetten’, bijna zelfs een mensjewiek. Maar wat een weerzinwekkende, lage, smerige verdediging van de imperialistische oorlog, verborgen achter honingzoete frasen! Een zielige filister, bevangen door de vooroordelen van de kleinburger! Voor zulke heren is een aantal van tien miljoen doden in een imperialistische oorlog een daad die alle steun verdient (door daden, die vergezeld gaan van honingzoete frasen ‘tegen’ de oorlog), terwijl de dood van honderdduizenden in een rechtvaardige burgeroorlog tegen de landheren en de kapitalisten kreten van owee! en hysterie oproepen.

Nee. Er steekt geen kwaad in als dergelijke ‘talenten’ een week of twee in de gevangenis moeten doorbrengen, als dit gedaan moet worden om samenzweringen (als Krasnaja Gorka) en de dood van tienduizenden te voorkomen. Maar wij hebben deze samenzweringen van kadetten en ‘halfkadetten’ ontmaskerd. En wij weten dat deze halfkadetse professoren de samenzweerders vaak helpen. En dat is een feit.

De intellectuele krachten van de arbeiders en boeren groeien en verzamelen hun krachten in de strijd voor de omverwerping van de bourgeoisie en haar beulen, de intellectuele lakeien van het kapitaal, die zich verbeelden dat zij het brein van de natie vormen. In werkelijkheid zijn zij niet het brein, maar de stront.

Aan de ‘intellectuele krachten’, die de wetenschap tot het volk willen brengen (en niet willen dienen als knechten voor het kapitaal) betalen wij een salaris dat boven het gemiddelde ligt. Dat is een feit. Wij zorgen voor hen. Dat is een feit. Tienduizenden officieren dienen samen met ons in het Rode Leger en vechten voor de overwinning, ondanks de honderden verraders. Dat is een feit.

En wat uw stemmingen betreft, die ‘begrijp’ ik maar al te goed (dit omdat u erover begon of ik u wel zou begrijpen). Zowel op Capri als later heb ik vaak tegen u gezegd: u staat toe dat u wordt omringd door de slechtste elementen uit de burgerlijke intelligentsia en u geeft zich over aan hun gehuil. U hoort en luistert naar het gehuil van honderden intellectuelen over dat ‘verschrikkelijke’ arrest van een paar weken, maar de stem van de massa’s, van de miljoenen, van de arbeiders en de boeren, die worden bedreigd door Denikin, Koltsjak, Lianozow en Rodzianko, door de samenzweerders van Krasnaja Gorka en andere (kadetten-) samenzweerders — die stem hoort u niet en daar luistert u niet naar. Ik begrijp het, ik begrijp volkomen dat men zich op die manier al schrijvend kan opwerken tot uitspraken als ‘de Roden zijn net zulke vijanden van het volk als de Witten’ (de strijders voor de omverwerping van de kapitalisten en de landheren zijn net zulke vijanden van het volk als de kapitalisten en de landheren), maar ook tot het geloof aan de genadige God of aan vadertje tsaar. Dat begrijp ik volkomen.

Echt waar, u gaat eronder door, tenzij u zich losrukt uit die omgeving van burgerlijke intellectuelen! Met mijn hele hart wens ik dat u dit heel vlug zult doen.

De beste groeten.
Uw Lenin

Want u schrijft helemaal niets! En als een kunstenaar zichzelf vergooit aan het gejank van wat verrotte intellectuelen en niets schrijft — is dat dan geen schande?

_______________
[1] De opstand in het fort Krasnaja Gorka, die begon in de nacht van 13 juni 1919, was voorbereid door de contrarevolutionaire organisatie ‘nationaal centrum’, die de activiteiten van een reeks Sovjetvijandige groepen verenigde met die van de ondergrondse spionage. Via de inname van Krasnaja Gorka dachten de opstandelingen het versterkte gebied rond Kronstadt te verzwakken om dan, na een algemene aanval aan het front met de opstand te hebben verenigd, Petrograd te kunnen innemen. In de nacht van 15 op 16 juni werd de opstand neergeslagen.