Prosper-Olivier Lissagaray
Geschiedenis van de Commune van Parijs van 1871
Hoofdstuk 12


Uitval van de 3e april – De Parijzenaars worden overal teruggeslagen – Flourens en Duval worden gedood – De Versaillais brengen de gevangenen om

Die zelfde dag, te één uur, zonder waarschuwing of opeising, beginnen de Versaillais het vuur en schieten zij houwitsergranaten in Parijs.

Sedert een paar dagen wisselde hun cavalerie geweerschoten met onze voorposten van Châtillon en Puteaux. Wij hielden Courbevoie bezet, dat de uitgang naar Versailles beheerst en de Vergadering was daarover zeer ongerust. De 2e april, rond elf uur ’s morgens, komen drie brigades van de beste Versaillais troepen, 10.000 man sterk, aan het rondpunt van Bergères aan. Zes á zevenhonderd ruiters van de brigade Galiffet ondersteunen deze beweging. Wij hadden in Courbevoie slechts drie bataljons gefedereerden, in het geheel vijf à zeshonderd man, die door een onvolledige barricade op de straatweg naar St-Germain gedekt waren. Zij hielden goed de wacht en dezelfde morgen hadden hun ruiterwachten de hoofdgeneesheer van het Versaillais leger gedood, die zij voor een kolonel van de gendarmerie genomen hadden.

Op de middag rukken de Versaillais vooruit, na de kazerne van Courbevoie en de barricade gebombardeerd te hebben. Bij de eerste schoten van de onzen, maken zij rechtsomkeer, officieren en kanonnen achterlatende. Vinoy zelf moet de vluchtelingen verzamelen. Ondertussen draaide het 113e linieregiment Courbevoie rechts om en de marine-infanterie links in, langs Puteaux. Te zwak in getal, ruimen de gefedereerden Courbevoie, uitvrees van Parijs afgesneden te worden en trekken zich, door de granaten achtervolgd, in goede orde naar de avenue de Neuilly terug, twaalf doden en enige gevangenen achterlatende. De gendarmen namen er vijf van, waaronder een kind van vijftien jaar, overlaadden ze met slagen en schoten hen dan dood aan de voet van de Mont-Valérien. Na die tocht keerde het leger naar zijn kwartieren terug.

Op het gerucht van het kanon, bleef geheel Parijs staan. Niemand geloofde aan een aanval, zo gerust leefde men sedert de 28e. Het was ongetwijfeld een verjaardag, hoogstens een misverstand. Als de tijdingen, de ambulancewagens aankwamen, als zich de mare verspreidde: “De belegering begint opnieuw!” brak in al de wijken dezelfde kreet van afschuw los. De barricades worden weer opgericht; het rappel wordt door geheel Parijs geslagen. Men sleept kanonnen op de wallen van de porte Maillot en de porte des Ternes. Te 3 uur zijn tachtigduizend man op de been, die roepen “Naar Versailles!” De vrouwen vuren de bataljons aan en spreken van voorop te marcheren.

De Uitvoerende Commissie komt bijeen, plakt een proclamatie uit: “De koningsgezinde samenzweerders hebben aangevallen. Niettegenstaande onze gematigde houding hebben zij aangevallen. Onze plicht is de grote stad tegen die schuldige aanslagen te verdedigen. – In de raad van de Commissie verklaren zich de generaals Duval, Bergeret en Eudes voor de aanval. “De aandrift, zeggen zij, is enig, onweerstaanbaar. Wat vermag Versailles tegen honderdduizend man? Wij moeten een uitval doen.” Hun collega’s verzetten er zich tegen, vooral Félix Pyat, die nu met zijn snoeverijen van die morgen in verlegenheid zit. Zijn hazenmoed diende hem tot borstwering. “Men kan niet uitrukken op goed geluk af, zonder kanonnen, zonder kaders, zonder chefs; hij vraagt een omstandige staat der strijdkrachten. Duval die reeds sedert de 19e maart brandde van ongeduld om te mogen uitrukken, vroeg hem heftig: “Waarom roept gij dan al drie dagen lang: Naar Versailles!” Degene die zich het krachtdadigst tegen de uitval verzet is Lefrancais. Uiteindelijk besluit de meerderheid – de vier burgerlijke leden – dat de generaals eerst en vooral een omstandige staat van hun strijdkrachten aan manschappen, kanonnen, munitie en legerwagens zullen voorleggen. Dezelfde avond benoemde de Commissie Cluseret tot gedelegeerde ten Oorlog, samen met Eudes, die alleen de kameraadschap tot deze post aanstelde.

Ondanks de meerderheid der Commissie, rukten de generaals uit. Zij hadden overigens geen uitdrukkelijk verbod ontvangen. Zelfs Félix Pyat had ten laatste gezegd: “Nu, als je denkt dat je gereed bent...” Zij zagen dat Flourens altijd tot een waagstuk bereid was, dat andere collega’s even strijdlustig waren en, uit eigen gezag, verzekerd door de Nationale Garde gevolgd te worden, zonden zij aan de legioenoversten het bevel colonnes te vormen. De bataljons van de rechteroever moesten op de place Vendôme en de place Wagram, die van de linkeroever op de place d’Italie en op het Marsveld bijeenkomen.

Zonder officieren van de generale staf om ze te leiden, werden die bewegingen zeer slecht uitgevoerd. Vele manschappen, van de ene plaats naar de andere gezonden, werden vermoeid. Te middernacht bleven echter nog een twintigduizend man op de rechteroever en ongeveer zeventienduizend op de linkeroever.

Van acht uur tot middernacht hield de Raad zitting. De onbetaalbare Pyat, die immer passende voorstellen bij de hand had, vroeg “in naam der gewetensvrijheid” de scheiding van Kerk en Staat en de afschaffing der begroting van erediensten. Het aldus ontworpen decreet was volstrekt zonder revolutionaire waarde. Om te beginnen had de Commune niets van de Staat te scheiden, want zij streed voor de onderdrukking van de Staat zelf. Als zij verder de Kerk aanraakte, moest het slechts zijn om de door de Commune van 93[109] een ogenblik ontrolde en snel verlaten banier weer op te nemen. Dan had de Commune van 71 in de menselijke geest een stelling ingenomen, de Revolutie voortgezet, een toekomstwoord achtergelaten. Maar er had geen bespreking plaats en deze tachtig jaar te late jacobijnse gemeenplaats werd door de romantici, die zich nog in het verleden dachten, toegejuicht. Zo verliep de avond. Van de uitval, van de militaire toebereidselen die geheel Parijs bezig hielden, werd geen woord in de Raad gerept, niemand bestreed de generaals.

Hun plan, dat zij aan Cluseret mededeelden, was een krachtige demonstratie op Rueil te doen, terwijl twee colonnes langs Meudon en het hoogvlak van Châtillon op Versailles zouden rukken. Bergeret, geholpen door Flourens, zou rechts opereren, Eudes en Duval moesten de colonnes van het centrum en de linkervleugel aanvoeren. Dat was een zeer eenvoudig gedacht dat met ervaren officieren en stevige colonnes gemakkelijk uit te voeren was. Maar de meeste bataljons waren sedert de 18e maart zonder oversten; de Nationale Garden waren zonder kaders; de generaals welke de verantwoordelijkheid op zich namen veertigduizend man te leiden, hadden nog nooit een bataljon in het vuur gevoerd. Zij verzuimden zelfs de eenvoudigste voorzorgen, konden geen artillerie, kruit- of ambulancewagens bijeenkrijgen. vergaten zelfs een dagorde te maken, lieten hun mannen urenlang zonder levensmiddelen in de nevel. Elke gefedereerde nam dan ook de aanvoerder van zijn keuze. Velen hadden geen patronen, denkende dat er enkel kwestie was van een demonstratie. De Uitvoerende Commissie had juist een depêche van de plaatselijke commandant aangeplakt: “Liniesoldaten komen allen toe en verklaren dat, buiten de hoofdofficieren, niemand vechten wil.”

Om drie uur in de morgen kwam de colonne Bergeret – die uit ongeveer tienduizend man en slechts acht vuurmonden bestond – aan de brug van Neuilly aan. Men moest de mannen die sedert de vorige dag niets genuttigd hadden, zich wat laten verkwikken. Met de ochtendschemering slaat men de weg naar Rueil in. De bataljons marcheren bij afdelingen in een linie, zonder verkenners, in het midden van de straatweg en beklimmen blijgemoed het hoogvlak van Bergères, als eensklaps een granaat, dan een tweede, in de rangen valt. De Mont-Valérien heeft geschoten.

Een ontzettende schrik breekt de rangen en duizend stemmen schreeuwen: “Verraad!” Geheel de Nationale Garde dacht dat wij de Mont-Valérien bezet hielden. Velen in de Commune, in het Centraal Comité, de plaatselijke commandant wisten het tegendeel en waren zo dom het geheim te houden, hopende dat de vesting niet schieten zou. Zij had, om de waarheid te zeggen, maar twee of drie slecht bediende kanonnen, die men met een sprong ontwijken kon. Maar de Garden, onverwacht overrompeld, geloven zich verraden en vluchten ten alle kanten. Bergeret geeft zich alle moeite om ze weer te verzamelen. Een granaat klieft de broer van zijn stafoverste – een naar de Commune overgegane officier van het staande leger – in twee. De meeste gefedereerden verspreiden zich langs de velden en komen naar Parijs terug. Enkel het 91e en enige mannen van andere bataljons – twaalfhonderd in het geheel – blijven bij Bergeret en begeven zich in kleine groepen verdeeld naar Rueil. Een weinig later komt Flourens langs de weg van Asnières aan, met nauwelijks duizend man bij zich.[110]

De rest is te Parijs of onderweg achtergebleven. Flourens rukt toch voorwaarts, bereikt Malmaison, drijft de jagers van Galiffet op de vlucht; de voorhoede der Parijzenaren dringt tot Bougival door.

Door die aanval verrast, verzamelden de Versaillais zich slechts zeer laat: te 10 uur. Tienduizend man werden naar Bougival gezonden. Batterijen, die op de helling van la Jonchère geplaatst waren, beschoten Rueil. Twee cavaleriebrigades, rechts, en die van Galiffet, links, dekten de vleugels. De voorhoede der Parijzenaren – een handvol mannen – bood een hardnekkige weerstand, om aan Bergeret tijd tot de uitvoering van zijn terugtocht te laten. Deze begon rond één uur in de richting van Neuilly, waar men het brughoofd versterkte. Enige dapperen die in Rueil waren blijven vechten, hadden grote moeite de brug van Asnières te bereiken; de cavalerie achtervolgde hen en nam enigen van hen gevangen.

Flourens werd in Rueil overvallen. De gendarmen omringden het huis, waarin hij zich met enige van zijn officieren bevond. hij wilde zich verdedigen. De officier van het detachement, kapitein Desmarets, splitste hem het hoofd met een zo verwoede sabelhouw, dat de hersenen rondspatten. Het lijk werd op een kar geworpen en naar Versailles gebracht, waar de dames het kwamen besnuffelen. Dit was het einde van het grote hart, dat door de Revolutie bemind werd.

Aan de uiterste linkerzijde, had Duval met zes á zevenduizend man op het hoogvlak van Châtillon de nacht doorgebracht. Een uitgelezen colonne vormt zich rond zeven uur, dringt vooruit tot Petit-Bicêtre, verstrooit de voorposten van generaal Du Barail en zendt een officier op verkenning naar Villecoublay, dat de straatweg beheerst. De officier komt zeggen dat de wegen vrij zijn en de gefedereerden rukken onbevreesd vooruit als, nabij het gehucht een geweervuur losbrandt. De mannen stellen zich in scherpschutters linie. Ongedekt, in het midden van de weg, geeft Duval het voorbeeld. Men houdt het verschillende uren uit. Enige granaten waren voldoende geweest om de vijand te verdrijven, maar Duval heeft geen geschut. Evenzo zijn er geen patronen genoeg, hij moet er in Châtillon laten halen.

Het gros der gefedereerden dat de redoute bezet, is in zulk een verwarring gedompeld, dat het zich reeds ingesloten waant. De afgezanten van Duval smeken en dreigen, en kunnen noch versterking noch munitie krijgen. Een officier beveelt zelfs de aftocht. De ongelukkige, verlaten Duval wordt overvallen door de brigade Derroja en geheel de afdeling Pellé – 8000 man. Hij trekt zich met zijn dapperen op het hoogvlak van Châtillon terug.

Onze poging in het centrum is niet gelukkiger. Tienduizend man hadden ’s morgens te drie uur met Ranvier en Davril het Marsveld verlaten. Generaal Eudes had, voor alle bevel, gezegd op te rukken. Te zes uur valt het 61e Moulineaux aan, dat door de gendarmen verdedigd wordt. Zij zijn wel verplicht zich terug te trekken tot Meudon, dat door een in de villas verschanste en door mitrailleurs voorziene Versaillais brigade sterk bezet is. De gefedereerden hebben maar acht van de honderden vuurmonden die Parijs bezit, en elk stuk heeft maar acht schoten. Ontmoedigd van naar muren te schieten, trekken zij te negen uur naar Mouligneaux terug. Ranvier liet kanonnen halen en plaatste ze in het fort Issy, waardoor de Versaillais verhinderd werden aanvallend te werk te gaan.

Men was op geheel de linie geslagen en de Communegezinde dagbladen hieven victoriekreten aan. In dwaling gebracht door de generale staven die niet eens hun generaals kenden, kondigde de Uitvoerende Commissie aan dat Flourens en Duval te Courbevoie elkaar aangesloten hadden. Félix Pyat, die weer krijgslustig geworden was, riep in le Vengeur zesmaal: naar Versailles.[111] Ondanks de in de morgen teruggekomen vluchtelingen, verminderde de aandrift van het volk niet. Een bataljon van driehonderd vrouwen trok, met rode vlag aan het hoofd, de Champs-Elysée op, en wilde tegen de vijand oprukken. De avondbladen kondigden de aankomst van Flourens in Versailles aan.

Op de wallen ontdekte men de treurige waarheid. Lange rijen Garden kwamen langs al de poorten binnen. Te zes uur bestaat geheel het leger buiten Parijs uit het hoopje van het hoogvlak van Châtillon. Enige granaten voltooien de algemene vlucht. Vele rampzaligen bedreigen Duval, die hopeloze pogingen aanwendt om ze terug te houden. Hij blijft enkel door een handvol mannen omringd, maar immer nog even vastbesloten. De hele nacht herhaalt hij – die gewoonlijk zo stilzwijgend is – zonder ophouden: “Ik zal niet wijken.”

’s Anderendaags te vijf uur zijn het hoogvlak en de omliggende dorpen door de brigade Derroja en de afdeling Pellé omringd. “Geeft u over en u zal het leven behouden,” laat generaal Pellé zeggen. De Parijzenaars geven zich over. Terstond vatten de Versaillais de soldaten die zich in de rangen der gefedereerden bevonden, en schieten ze voor de kop. De gevangenen tussen twee rijen jagers ingesloten, worden naar Versailles overgebracht. Hun officieren marcheren voorop – blootshoofds en met afgetrokken galons.

Aan Petit Bicêtre ontmoet men Vinoy, de hoofdgeneraal. Hij geeft bevel de officieren te fusilleren. De overste van de escorte herinnert hem de belofte van generaal Pellé. Daarop vraagt Vinoy:

“Is er een overste?” – “Ik!” zegt Duval, uit de rangen tredend. Een andere komt vooruit: “Ik ben het hoofd van Duvals staf!” Eindelijk kwam de commandant der vrijwilligers van Montrouge naast hen staan. “Gij zijt smerig gespuis”, zegt Vinoy en, zich tot zijn officieren wendend, beveelt hij: “Laat hen voor de kop schieten!” Duval en zijn vrienden verwaardigen zich niet te antwoorden, schrijden over een gracht en gaan zich met de rug tegen een muur stellen, waarop men leest: Duval, horticulteur. Zij ontkleden zich en roepen: “Leve de Commune” en sterven voor haar. Een ruiter trekt de laarzen van Duval uit en draagt ze als een trofee rond; een opsteller van le Figaro bemeesterd een bebloede hemdsband.[112]

Aldus opende het leger van de orde de burgeroorlog door de slachting der gevangenen. Zij was de 2e begonnen. De 3e liet generaal Galiffet te Chatou drie gefedereerden fusilleren die men verrast had in een afspanning, waar zij een eetmaal namen; daarna schreef hij: “De bandieten van Parijs hebben de oorlog verklaard... Zij hebben mijn soldaten vermoord... Ik verklaar deze moordenaars een oorlog zonder genade... Ik heb een voorbeeld moeten geven.”

De generaal die de Parijse strijders “bandieten” en drie moorden “een voorbeeld” heette, was maar een ploert uit de hoge wereld, eerst door actrices geruïneerd, vervolgens door haar vlot gebracht. Berucht om zijn struikroverijen in Mexico, was hij, in zeer weinige jaren, brigade-generaal geworden door de voorspraak van zijn vrouw, die berucht was in de uitspattingen van dit Keizerlijk hof, waar de mannen minnaars, en de vrouwen minnaressen hadden. Niets is stichtender dan de banierdragers der eerlijke lieden.

Hun bende kwam voltallig naar de avenue de Paris gelopen om de krijgsgevangenen van Châtillon te ontvangen. Al de uitgewekenen van Parijs, ambtenaren, elegante dames uit de grote wereld en straathoeren kwamen als razende hyena’s de gefedereerden slaan, met de vuist, met de stok, met het zonnescherm, hun kepies en dekens afrukkend, roepende: “Moordenaars! Naar de guillotine!” Onder die moordenaars, bemerkte men Elisée Reclus, die met Duval gevangen was. Om aan die woedenden de tijd te laten hun wraak te koelen, hield men verscheidene malen halt, alvorens de gevangenen naar de kazerne der gendarmen te brengen. Vervolgens werden zij in de loodsen van Satory gesmeten, van waar zij in veewagens naar Brest gestuurd werden.

Picard wilde aan de eerlijke mensen van Frankrijk een aandeel van het te verzuipen bloed gunnen. “Nooit, telegrafeerde die Falstaff met zijn puistengezicht, had de lage demagogie aan de bedrukte blikken der eerlijke lieden, gemener gezichten laten zien.”

De dag te voren reeds, na de moordpartijen van de Mont-Valérien en van Chatou, had M. Thiers aan zijn prefecten geschreven: “Het zedelijk effect is uitmuntend.” Als de Rus zei: “De orde heerst in Warschau” en Failly: “Het chassepot heeft wonderen verricht”, spraken zij ten minste van vreemden, en niet van landgenoten. Ah, men wist het wel, het is niet van de Franse bourgeoisie, maar van een meisje uit het volk dat dit grote woord gekomen is: “Nooit heb ik Frans bloed zien stromen, zonder dat mij de haren ten berge rezen.”

_______________
[109] Onder de aandrift van het volk dat deze hier, als bijna overal, overhaalde. De stoot ging zelfs van de provincie uit. De kleine gemeente Ris, die de eerste van haar municipaliteit inrichtte, bracht ook de eerste kelken, monstransen, misgewaden en daarenboven haar priesters naar de Conventie.
[110] Mac-Mahon heeft daar, met zijn arendsblik van Reichshofen en Sedan, 17.000 man gezien. Onderzoek over de 18e maart, deel II, blz. 22.
[111] Naar Versailles, als wij de revolutie willen redden,
Naar Versailles, als wij niet op zemelenbrood willen gezet worden,
Naar Versailles, als wij niet weer met postduiven willen werken,
Naar Versailles, als wij per luchtballon niet willen opstijgen enz.
Le Vengeur, van 3 april 71.
[112] Deze bijzonderheden, gedeeltelijk door de nieuwsbladen van de tijd verhaald, zijn volledig geworden door de talrijke makkers van Duval die wij ondervraagd hebben. In zijn onvolledig, leugenachtig, naïef-cynisch boek had Vinoy de onbeschaamdheid te schrijven: “De opstandelingen werpen hun wapens weg en geven zich op genade en ongenade over; de genaamde Duval schiet er het leven bij in.”