Prosper-Olivier Lissagaray
Geschiedenis van de Commune van Parijs van 1871
Hoofdstuk 30


Donderdag 25e – Geheel de linkeroever valt in handen der troepen – Delescluze sterft – De militieleden bespoedigen de slachting – De leden der Commune ontruimen het Meierij van het XIe

Ongeveer duizend man zijn niet bij machte een strijdlinie van verscheidene kilometers onbepaald te houden. Met de nacht gaan velen enige rust zoeken; de Versaillais liggen op de loer en nemen hun barricades zonder slag of stoot.

Men ontruimt in de duisternis het grootste deel van het Xe arrondissement, wiens kanonnen naar het Château-d’Eau gevoerd worden. Op de linkeroever leggen de Versaillais batterijen aan op de place d’Enfer, in het Luxembourg en in bolwerk 81. Meer dan 50 kanonnen of mitrailleurs zijn naar de Butte-aux-Cailles gericht. Daar Cissey ze niet stormenderhand kan innemen, wil hij haar verpletteren door zijn artillerie. Wroblewski blijft van zijn kant ook niet werkloos. Behalve de 175e en 176e bataljons, heeft hij in zijn linie het beroemde 101e. Sedert 3e april, is het 101e nog niet slapen geweest; dag en nacht loopt het met geladen geweer in de loopgraven, in de dorpen, in het veld. Tienmaal vluchten de Versaillais voor hem. Het heeft hun 3 kanonnen ontnomen, die als trouwe doggen overal volgen. Wild, ruw, met gescheurde klederen en vlaggen, luisteren zij maar naar één bevel, dat is: vooruit! Serizier commandeert, of liever vergezelt hen, want die duivels worden alleen gecommandeerd door hun razernij. Terwijl zij op het front uitvallen wagen, de voorposten verrassen, de soldaten in alarm houden, verzekert Wroblewski, die sedert de inneming van het Panthéon rechts ongedekt is, zijn gemeenschap met de Seine door een barricade.

Die dag durft M. Thiers naar de provincie telegraferen dat Mac-Mahon de gefedereerden een laatste maal gesommeerd had. Dat was een nieuwe eerloze leugen. Hij wilde integendeel het gevecht verlengen en, moest er van Parijs niets overblijven dan een puinhoop, dan zou de zegevierende bourgeoisie op die puinhoop schrijven: “Parijs bestreed de voorrechten, Parijs is niet meer!”

Nu concentreren de troepen al hun krachten op het Château-d’Eau, de Bastille en de Butte-aux-Cailles. Clinchant trekt met drie colonnes tegen het Château-d’Eau op. Vinoy marcheert op de Bastille langs de kleine straten, die in de rue St-Antoine uitgeven. Cissey, die een zedig strateeg is, kanonneert de Butte-aux-Cailles, voor welke zijn troepen reeds zo lang terugwijken.

Doch inmiddels werden de forten Moutrouge en Bicêtre, die Wroblewski’s linkervleugel dekten, door hun bezetting ontruimd. De bataljons wilden terugkeren naar de stad om hun wijken te verdedigen. De gedelegeerde der Commune kon hen niet tegenhouden. Zij verlieten de forten, die aanstonds door de Versaillais bezet werden; deze richtten er batterijen in tegen het fort Ivry en de Butte-aux-Cailles.

De Versaillais winnen meer en meer terrein op de linkeroever. Hun granaten vallen op het gevang van de avenue d’Italie. De gefedereerden ontruimen het en doen de gevangenen er uit gaan, waaronder zich de Dominicaner monniken van Arcueil bevinden. Het zicht van deze dubbel gehate priesters maakt de strijders uitzinnig. Zonder commando gaan de geweren af en een twaalftal van die apostelen der Inquisitie vallen op het ogenblik dat zij langs de avenue willen vluchten; de andere gevangen worden geëerbiedigd.

De algemene aanval der Butte begint maar ’s middags. Na de barricade van de boulevard St-Marcel langs de talrijke hoven van die omstreken omgedraaid te hebben, en 20 gefedereerden die zich niet willen overgeven afgemaakt te hebben, beginnen de Versaillais een kanonnade tegen de Butte. Drie uren lang is zij in rook gehuld. Wroblewski had reeds in de morgen bevel gekregen terug te trekken. Over 3 uur in de namiddag stemt hij eindelijk in de aftocht toe, daar hij zag dat hij weldra geheel zou omsingeld zijn. Beschut door het vuur van de pont d’Austerlitz, trekt de behendige verdediger der Butte-aux-Cailles de Seine over met zijn kanonnen en een duizendtal mannen. Hoewel de Versaillais het kunnen en de kanonneerboten de Seine opvaren, durven zij Wroblewski’s aftocht niet verontrusten. Enige gefedereerden die toch in het XIIIe willen blijven, worden omsingeld en gevangen genomen.

Daarmee is geheel de linkeroever in vijands handen en worden de Bastille en het Château-d’Eau het middelpunt van de strijd.

Rond tien uur in de morgen komen de Versaillais aan de barricade van de rue du faubourg St-Denis, dicht bij het gevang St-Lazare, draaien die om en fusilleren 17 gefedereerden.[176] Vandaar bereiken zij de barricade St-Laurent, aan de doorsnee van de boulevard Sébastopol, waar zij batterijen tegen het Château-d’Eau oprichten, en komen op de quai Valmy. In het IIe en het IIIe wordt nog op verscheidene plaatsen tegenstand geboden. Dichter bij de Seine gelukt Vinoy er in, langs zijstraten, in de Grenier d’Abondance te sluipen. Om hem er uit te werpen, verbranden de gefedereerden dit gebouw, dat door zijn ligging de place de la Bastille beheerst.

Nu vindt men op de boulevard Voltaire al de mannen van hart, die niet gesneuveld zijn of wier tegenwoordigheid in hun wijk niet noodzakelijk is. Vermorel, te paard, bezoekt de barricades, spreekt moed in, zoekt, brengt versterking aan. Rond de middag, nieuwe vergadering in het gemeentehuis. 22 leden der Commune zijn aanwezig; een tiental verdedigen hun arrondissementen, de anderen zijn verdwenen. Arnold berichtte dat de avond te voren, de secretaris van de gezant der Verenigde Staten de bemiddeling der Duitsers was komen aanbieden. De Commune hoefde slechts commissarissen naar Vincennes te sturen om de voorwaarden van een wapenschorsing te bespreken. Die secretaris, die tegenwoordig was, bevestigde dit. Een langdurige bespreking volgde. Niemand vroeg zich af of heel die historie geen valstrik en die secretaris geen spion verborg. Ten slotte kwam men overeen dat vier leden der vergadering, waaronder Delescluze, zich dadelijk met de Amerikaanse secretaris naar Vincennes zouden begeven. Doch aan de porte de Vincennes gekomen, werden zij door de commissaris van politie niet doorgelaten, wat zij ook zegden. Naderbij gekomen gefedereerden dachten dat zij wilden vluchten en werden woedend; alleen Delescluzes naam redde de anderen. Maar wat hij ook bad en dreigde, ze mochten niet door. Delescluze kwam terug en het denkbeeld dat men hem van een lafheid verdacht, was voor hem de genadeslag.

In het gemeentehuis vond hij de gekwetsten der place de la Bastille, waaronder Frankel, die door mevrouw Dimitriew, die zelf gekwetst was, ondersteund werd. Delescluze vroeg aan Wroblewski, die daar ook was, of hij het opperbevelhebberschap wilde nemen. Doch als hij op Wroblewski’s vraag moest bekennen dat hij hoogstens over maar enige honderden vastbesloten mannen beschikte, durfde de generaal in die voorwaarden niet aannemen; hij streed verder als soldaat. Het is de enige generaal van de Commune die de hoedanigheden van een korpsoverste getoond heeft. Hij vroeg steeds de bataljons die niemand wilde, zich sterk makend die aan te wenden.

De aanval nadert meer en meer de place du Château-d’Eau. Deze plaats, gemaakt om de voorsteden te bedwingen en waarop acht brede avenues uitgeven, is niet goed versterkt geworden. De Versaillais vatten haar aan door de Prince-Eugène-kazerne, die er op uitkomt, om te draaien. Huis voor huis ontrukken zij de rue Magnan aan de soldatenkinderen der Commune. Brunel, die reeds vier dagen vóór de vijand staat, valt met doorschoten dij neer. De kinderen dragen hem weg op een berrie, dwars over de plaats waar het kogels regent.

Van de rue Magnan zijn de Versaillais gauw in de kazerne. De gefedereerden, die veel te weinig talrijk zijn om dit onmetelijk gebouw te verdedigen, moeten het ontruimen.

De val van deze stelling maakt de rue Turbigo bloot. Van dan zijn de Versaillais meester van heel het hoog van het IIIe; zij omsingelen het Conservatoire des Arts-et-Métiers, waar de gefedereerden na een tamelijk lange strijd de barricade ontruimen, een geladen mitrailleur achterlatende. Een vrouw die ook achterblijft, vuurt de mitrailleur af, zodra de soldaten in het bereik zijn.

Van nu onderstaan de barricades van de boulevard Voltaire en het Théátre-Déjazet al het vuur van de Prince-Eugène-kazerne, van de boulevards Magenta en St-Martin, van de rues du Temple en Turbigo. Achter hun broze beschutting, ontvangen de gefedereerden dapper die stortvloed. Hoeveel lieden, die helden genoemd worden, hebben niet het honderdste van die eenvoudige, ongemaakte en vooral ondankbare moed, waarvan Parijs dezer dagen op duizend plaatsen het bewijs leverde! Aan het Château-d’Eau vecht heel de dag een schoon blozend meisje van 19 jaar met zwarte krulkop. Op de zelfde plaats wordt een luitenant voor de barricade gedood. Een kind van 15 jaar, Dauteuille, gaat onder de kogelregen de kepie van de dode oprapen en brengt hem onder de toejuichingen van zijn gezellen terug.

In het gevecht der straten zijn de kinderen zo groot als de mannen. De verwoedste schutter op een barricade van de faubourg du Temple is een kind. De barricades wordt ingenomen en al haar verdedigers gefusilleerd. De knaap vraagt om eerst zijn zilveren horloge aan zijn moeder te mogen dragen, die daar rechtover woont. De officier, onwillekeurig aangedaan, laat hem gaan, vast gelovende hem niet meer terug te zien. Drie minuten later roept hij: “Hier ben ik!” En plaatst zich met de rug tegen de muur, naast de lijken van zijn gezellen. O, Parijs, zo lang gij zulke mannen baart, bent gij onsterfelijk!

Een weinig voor zeven uur zien wij Delescluze, Jourde en een honderdtal gefedereerden, van het gemeentehuis naar het Château-d’Eau gaan. Delescluze leunt op een stok. Daar wij een paniek aan het Château-d’Eau vrezen, volgen wij. Enigen gaan wapens halen in de St-Eustachekerk. Men brengt Lisbonne schier levenloos weg; hij viel aan het Château-d’Eau. Naast hem viel Vermorel; zijn vrienden Theisz en Avrial brengen hem weg op een berrie, waaruit dikke bloeddruppels ontsnappen. Op 50 meters van de barricade gaan de Garden die Delescluze vergezellen uit de weg, want de lucht aan de ingang van de boulevard is zwart van kogels. Delescluze, hij, gaat steeds vooruit, zonder omzien of hij gevolgd wordt, het enig levend wezen op de boulevard. Aan de ingang gekomen, neemt hij links, beklimt de kasseien. Voor de laatste maal verscheen ons dat edel gelaat, omlijst in zijn grijze baard, gekeerd naar de dood. Eensklaps verdween hij. Hij was, als door de bliksem getroffen, op de place du Château-d’Eau gevallen.

Enige mannen willen hem opnemen. Drie of vier vallen morsdood. Men kon slechts aan de barricade denken; haar zeldzame verdedigers bijeenroepen. Johannard stond, bijna in het midden der straat, met zijn geweer in de hoogte, te wenen van spijt, roepend tot hen die aarzelden: “Gij bent niet waardig de Commune te verdedigen!” Wij moesten terugkeren en, met gebroken hart, het lijk van onze vriend achterlaten aan de smaad van een vijand, die geen eerbied voor de dood kent.

Delescluze had niemand, zelfs zijn vertrouwdste vrienden, verwittigd. Enkel met zijn geweten tot vertrouweling, was hij stilzwijgend naar de barricade gegaan. Zijn lange levensjaren hadden zijn krachten uitgeput, er bleef hem slechts een ademtocht over en hij gaf die. De Versaillais hebben zijn lijk geroofd, doch zijn herinnering zal begraven blijven in het hart des volks. Hij ademde slechts voor de gerechtigheid. Voor haar doorstond hij ballingschap, gevang, beledigingen. Jacobijn, viel hij met de mannen uit het volk om haar te verdedigen. Het was zijn beloning voor haar te sterven met de handen vrij, in het daglicht, zonder te moeten walgen door het zicht van de beul.

Men vergelijke de dood van de minister van Oorlog der Commune met de lafheden van de bonapartistische generaals, die hun degen afgaven om hun vel te redden.

De Versaillais verwoeden zich geheel de avond tegen de ingang van de boulevard Voltaire, die door de brand van de twee hoekhuizen verdedigd wordt. Langs de kant der Bastille geraken zij niet verder dan de place Royale, doch zij vatten het XIIe aan, daar zij, van de linkeroever, de Seine oversteken. ’s Avonds zijn zij tot tegen Mazas.

Onze rechtervleugel houdt beter stand. Van de hoogte der Buttes-Chaumont, kanonneert Ranvier duchtig Montmartre, als een depêche van het Comité van Openbaar Welzijn hem zegt dat de rode vlag op de Moulin de la Galette wappert. Ranvier, die zulks niet geloven kan, weigert het vuur te staken.

’s Avonds blijven aan de Commune nog slechts 2 gehele arrondissementen, het XIXe en het XXe en ongeveer de helft van het XIe en XIIe.

Het Versaillais Parijs heeft geen beschaafd aanzicht meer. De schrik, de gramschap onderdrukt alle menselijk gevoel.[177] De keldergaten worden dicht gemetseld om aan de fabel van de pétroleusen te doen geloven. De Nationale Garden van de orde komen uit hun kot, bieden hun diensten aan, zoeken de huizen af en maken aanspraak op de eer de slachting te leiden. Door hun toedoen vermeerdert de hoop gevangenen zodanig dat men in blok moet slachten. Men drijft de slachtoffers in koeren en schiet ze bij kudden dood. Als het geweer niet gauw genoeg werkt, neemt men een mitrailleur. Allen zijn niet op de slag dood en ’s nachts stijgt uit die bloedige lijkenhopen een vertwijfeld gereutel van stervenden...

De nacht brengt het schouwspel van de branden terug. De Grenier d’Abondance verlicht de Seine ver voorbij de vestingen. De Julikolom, doorschoten door granaten die haar kleed van vlaggen en kronen in brand staken, vlamt als een reuzenfakkel. Langs de kant van het Château-d’Eau schiet de boulevard Voltaire in brand.

Nog twijfelde men in het XIe aan Delescluzes dood. Rond middernacht besluiten enige leden der Commune het gemeentehuis te ontruimen. Nochtans zijn de Bastille en de boulevard Voltaire nog niet genomen. Geheel de strategie van het Comité van Openbaar Welzijn is ontruimen en terugtrekken! Als men te 2 uur een lid komt vragen om de barricade van het Château-d’Eau te ondersteunen, vindt men slechts Gambon die in een hoek slaapt. Een officier maakt hem wakker en vraagt verschoning. De waardige republikein antwoordt: “Zo goed ik als een ander, ik offer mijn leven!” En hij gaat mee. Maar de kogels vegen reeds de boulevard Voltaire schoon tot aan de St-Ambroisekerk. De barricade is verlaten.

_______________
[176] Verscheidene malen gesommeerd zich over te geven, antwoordden de gefedereerden: “Leve de Commune!” Men stelde ze tegen een muur en fusilleerde ze. Een van hun hield nog de rode vlag der barricade tegen de borst gedrukt. Tegenover zoveel geestdrift, voelde de Versaillais officier enige schaamte. Zich tot de omstanders wendende, zei hij verscheidene malen, als om zich te rechtvaardigen: “Het is hun schuld! Het is hun schuld! Waarom gaven zij zich niet over?” Alsof alle gefedereerden niet geregeld zonder genade neergeschoten werden.
[177] Een der verwoedste dagbladen tegen de Commune, le Siècle, zegde in zijn morgennummer van de 26e: “Het ijselijk schouwspel der bloedige lijken en der brandende huizen verwekt woedende zinneloosheid. Men onderscheidt de rechtvaardige van de onrechtvaardige, de onschuldige van de schuldige niet meer. Het leven der burgers hangt maar aan een draadje. Voor een kreet, voor een woord is men aangehouden en gefusilleerd!”