Rob Lubbersen
Revolutionair-socialisme in Nederland
Inleiding


Inleiding

Op 5 mei 1945 trad het Comité van Revolutionaire Marxisten (CRM) uit de illegaliteit. Na jaren van ondergronds werk tijdens de Duitse bezetting, begon het CRM zich nu openlijk te beijveren voor de socialistische revolutie. Na een congres op 23 en 24 december 1945 ging ze daarmee voort onder de naam Revolutionair Communistische Partij (RCP).

Zowel CRM als RCP waren aangesloten bij de op initiatief van Leon Trotski opgerichte 4e Internationale, een wereldorganisatie van revolutionair-marxisten, revolutionair-communisten of revolutionair-socialisten, zoals ze in het vervolg genoemd zullen worden. CRM en RCP beschouwden zich als onderdeel van de arbeidersbeweging en ontplooiden daarin hun activiteiten, soms samen met, soms tegenover de andere arbeiderspartijen en de vakorganisaties.

In het weekend van 15 en 16 maart 1952 besloot het congres van de RCP het zelfstandig en openlijk naar buiten treden als partij te staken. Het partijblad De Tribune hield op te verschijnen.

Dit betekende niet dat de revolutionair-socialisten een einde maakten aan hun georganiseerde activiteit. Men had namelijk besloten tot een politiek van intrede in de Partij van de Arbeid (PvdA) en bet Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV). Vanaf maart 1952 zou de werkzaamheid van de Nederlandse revolutionair-socialisten plaatsvinden binnen de verbanden van PvdA en NVV.


Bovenstaande grove schets vormt het onderwerp van het navolgende onderzoeksverslag. Het onderwerp is gekozen vanuit een diepgaande interesse voor de geschiedenis van de arbeidersbeweging.

Nu is al menig aspect en menige periode van de arbeidersbeweging onder de loep genomen. Veelal gaat het daarbij om de geschiedenis van de sociaaldemocratie of van de communistische, de latere stalinistische, beweging. In dit onderzoek zal getracht worden een deel van de historie van het revolutionair-socialisme, ter onderscheiding van het stalinisme ook wel trotskisme genoemd, in Nederland aan het licht te brengen.

De periode van vlak na de Tweede Wereldoorlog, de periode van de RCP van 1945 tot 1952, is mede gekozen omdat het revolutionair-socialisme van voor en tijdens de oorlog reeds onderwerp van onderzoek is geweest [1]. Het tijdvak na 1952, dat van de feitelijke intrede in PvdA en NVV, wordt nog beschreven door Margaret Jacklin. Hierover nog iets meer. Margaret en schrijver dezes hebben zeer veel van het onderzoek naar de revolutionair-socialisten van 1945 tot 1960 gezamenlijk verricht. Dat wil zeggen dat we samen: bronnen hebben opgespoord, deze bestudeerd, een kaartsysteem aangelegd en de eerste resultaten besproken. Daarna hebben we een taakverdeling gemaakt door ieder een deel van de onderzochte periode te laten verwerken in aparte verslaggeving. De uiteindelijke selectie van materiaal, de optekening ervan en de eruit getrokken conclusies komen geheel voor ieders eigen verantwoording, maar voor dit verslag geldt in elk geval dat het zonder de eraan ten grondslag liggende samenwerking met Margaret nooit zo tot stand was gekomen.


Welnu, in dit onderzoeksverslag zal bijzondere aandacht worden geschonken aan het sociaal-economische kader waarin de revolutionair-socialisten optraden alsmede aan hun beoordeling daarvan.

Vragen die daarbij aan de orde zullen komen zijn:
- Wat waren de verwachtingen betreffende de sociaal-economische en politieke ontwikkeling van de revolutionair-socialisten na afloop van de Tweede Wereldoorlog?
- In welke mate stemden deze verwachtingen overeen met de feitelijke loop der gebeurtenissen?
- Waaruit bestond de revolutionair-socialistische politiek?
- In hoeverre was de sociaal-economische situatie en de analyse daarvan door de revolutionair-socialisten van invloed op het besluit om in te treden in PvdA en NVV?

Hierbij zal bezien worden in welke bedrijven of bedrijfstakken en vakbonden de revolutionair-socialisten opereerden of tot welke ze toegang zochten. Tevens zal hun houding ten aanzien van andere arbeidersorganisaties aan de orde komen. En zal gelet worden op de geografische posities van de revolutionair-socialisten, op de omvang van hun aanhang en de veranderingen daarin. Tenslotte is het, gezien het internationalisme van de revolutionair-socialisten, onmogelijk om over hen in Nederland te schrijven zonder de internationale contacten in ogenschouw te nemen en het belang daarvan mede te overwegen.


Bij een onderzoek als dit kan nauwelijks worden voortgeborduurd op bestaande literatuur. Die is er wel over de ontwikkeling van de sociaal-economische situatie, de sociaaldemocratie en het stalinisme, en die is ook gebruikt. Dat wil zeggen dat informatie is gehaald uit sociaal-economische overzichten en analyses, uit statistisch materiaal, uit politieke- en vakbondsgeschiedschrijvingen, alsmede uit enkele memoires van activisten uit de arbeidersbeweging.

Literatuur met beschouwingen over de revolutionair-socialistische beweging van direct na de Tweede Wereldoorlog ontbreekt nagenoeg. De informatie daarover is geput uit publicaties (kranten, tijdschriften en brochures) van CRM, RCP en 4e Internationale, alsmede uit interne documenten van deze organisaties, zoals ledenbulletins en congresstukken. Ook is met een aantal rechtstreeks betrokkenen gesprekken gevoerd om te komen tot een verfijning van het totaalbeeld, maar de gegevens daaruit zijn alleen gebruikt voor zover ze een bevestiging vormden van hetgeen zwart op wit kon worden aangetroffen.
Het gebrek aan literatuur over het behandelde onderwerp maakt dit verslag tot een eerste verkenning.


De hoofdstuk indeling van dit verslag ziet er als volgt uit:

- Hoofdstuk I bevat in het kort de geschiedenis van de 4e Internationale, haar ontstaan, haar beginselen en haar ontwikkeling. Hierin kan men een schets vinden van wat men in het algemeen kan verwachten aan denk- en werkwijzen van het revolutionair-socialisme.

- In hoofdstuk II wordt ingegaan op de geschiedenis van het revolutionair-socialisme in Nederland tot 1945. Hier vindt men de Nederlandse oorsprong en de vroege verhouding met de 4e Internationale als achtergrond voor het latere optreden van CRM en RCP.

- In hoofdstuk III wordt de oprichting en opstelling van de RCP behandeld in de sociaal-economische en politieke omstandigheden van de eerste jaren na de oorlog tot 1950. Hierin komen aan de orde, behalve die omstandigheden, de verwachtingen van de RCP, haar beleid in de arbeidersbeweging, haar programma, omvang, spreiding en electorale aanhang.

- In hoofdstuk IV worden de lijnen uit het derde hoofdstuk doorgetrokken tot in 1952. Bekeken wordt hoe het sociaal-economische en politieke beeld sedert 1945 was veranderd en hoe de RCP zich daarin ontwikkelde.

- Hoofdstuk V vraagt aandacht voor de gebeurtenissen in de 4e Internationale, die op en na het Derde Wereldcongres van deze organisatie leidden tot een politiek van intrede in sociaaldemocratische en stalinistische organisaties.

- In hoofdstuk VI wordt aangegeven hoe de RCP de intredepolitiek opnam. Hoe ze deze opvatte, uitwerkte en besloot toe te passen in de Nederlandse situatie.

- Hoofdstuk VII bevat in het kort de verdere gang van de 4e Internationale en de RCP tijdens de intrede en daarna. Dit hoofdstuk is min of meer een ‘uitleiding’.

Tenslotte wordt in de conclusies getracht, met in acht neming van de in deze inleiding opgeworpen vragen, te komen tot een aantal beoordelingen van het optreden van de Nederlandse revolutionair-socialisten gedurende de periode van 1945 tot 1952.

_______________
[1] Zie Perthus, Henk Sneevliet, revolutionair in Europa en Azie; Pieterson, Het revolutionair socialisme in de jaren dertig; Bot, Tegen fascisme, kapitalisme en oorlog