Rob Lubbersen
Revolutionair-socialisme in Nederland
Hoofdstuk 6


De Revolutionair Communistische Partij besluit tot een politiek van intrede in PvdA en NVV

Tot aan het Derde Wereldcongres van de Vierde Internationale in augustus 1951 werden er in en door de RCP geen ideeën gelanceerd die wezen in de richting van een intrede in de PvdA. In het NVV had men al wel actieve leden. De toenemende aandacht voor PvdA en NVV werd tot op het vierde RCP-congres in mei 1951 op nog geen enkele wijze in verband gebracht met een mogelijke intrede in de PvdA. Pas nadat de Vierde Internationale op haar congres de weg daartoe opende, begon men zich binnen de RCP op die mogelijkheid te bezinnen.
Naar buiten toe klonk daarvan in september 1951 iets door, toen in De Tribune vergelijkingen werden gemaakt tussen de PvdA en de Engelse Labour Party en werd aangegeven hoe de Engelse revolutionair-socialisten binnen Labour opereerden[1]. In daaropvolgende nummers van De Tribune werd die berichtgeving voortgezet, werd melding gemaakt van de opmars van de Labour-linker vleugel onder leiding van Bevan en van “de pogingen der revolutionair-marxisten die oppositie in het rechte spoor te brengen”[2].

In november 1951 schotelde De Tribune zijn lezers een conclusie van algemene strekking voor: als maar “de internationale Marxistische voorhoede zijn plaats binnen het arbeidsfront zal weten te veroveren, om aan alle verraad der leiders een eind te maken. Dat is de weg die het Wereldkongres der Vierde Internationale voor haar secties heeft aangewezen”[3].
Begin 1952 werd het intrede voornemen voor het eerst openlijk door De Tribune gepresenteerd. Dat gebeurde via de publicatie van de door Michel Pablo gehouden inleiding op het Derde Wereldcongres. Daarin stond te lezen: “In verscheidene landen van Europa komt de voornaamste politieke beweging van de massa’s tot uitdrukking in de reformistische partijen van deze landen. Wij aarzelen niet meer om onze intrede in deze bewegingen voor te bereiden ten einde er een linker vleugel op te stuwen”[4].

Veel meer zou er over de intrede naar buiten toe niet bekend worden, waarschijnlijk omdat men bang was slapende honden van reformistisch ras wakker te maken. Intern werd ondertussen druk gedacht en gediscussieerd over uitvoering van de nieuwe tactiek. De meningsvorming en discussie werden afgerond op een buitengewoon RCP-congres op 15 en 16 maart 1952. Het gin.g daar om de volgende zaken:
- De RCP zou naar buiten toe opgeheven worden. De RCP zou wel blijven bestaan als Nederlandse afdeling van de Vierde Internationale, maar niet meer als zodanig openlijk optreden.
- De uitgave van het eigen blad De Tribune zou met ingang van april worden gestaakt.
- Alle RCP-leden zouden lid moeten worden van de PvdA en het NVV en daarin volgens bepaalde richtlijnen activiteiten dienen te ontplooien.

Zowel voor als tijdens het buitengewone congres roerde zich een oppositie. Vooral vanuit de afdeling Den Haag werd bezwaar aangetekend tegen opheffing van de partij naar buiten toe en tegen het stoppen van de uitgave van een eigen blad, De Tribune. Argumenten ontleend aan het Engelse intrede voorbeeld zouden volgens de oppositie in de Nederlandse verhoudingen niet opgaan: dáár was er maar één arbeiderspartij van belang (Labour), hier waren er verschillende naast de PvdA, terwijl bovendien 65% van de arbeidersbevolking in het geheel niet, ook niet in een vakbond, was georganiseerd. De oppositie vreesde dat externe opheffing van de RCP en De Tribune het moeilijker zou maken om de meerderheid van de arbeidersklasse met revolutionaire standpunten te benaderen[5].

De opposanten kregen als antwoord: “dat als gevolg van de koers naar de oorlog en de revolutie, sommige grote organisaties de wind in de zeilen krijgen, ondanks de misdaden van hun leiding en dat kleine organisaties (met een slechte politiek als het OVB en de EVC het eerst; maar, op politiek gebied op den duur ook een goede organisatie met een juiste politiek als de onze) met volkomen isolement bedreigd worden”[6]. Daarbij werd de verwachting uitgesproken dat de PvdA in de oppositie gedreven zou worden “en dat dan in steeds grotere massa’s de NVV’ers ook naar de politieke organisatie der sociaaldemocratie zullen trekken. Als we werkelijk onder de NVV-arbeiders willen werken, en hun politieke peil willen optrekken dan moeten we stap voor stap bij hen zijn”[7].
Ten aanzien van de ongeorganiseerden werd gesteld dat deze uiteindelijk toch de georganiseerden zouden volgen en dat derhalve totale intrede in de georganiseerde massabeweging geboden was. Niet om snel enkelingen of groepjes eruit te halen voor een nieuwe partij, maar om op langere termijn een kern van werkelijk bolsjewistische leiders binnen die massabeweging te kunnen vormen. En daarbij paste voorlopig geen openbaar optreden van een Revolutionair-socialistische organisatie. Wel zou gestreefd worden naar het verschijnen in de toekomst van een theoretisch tijdschrift van de Vierde Internationale.

Wierp dit antwoord aan de oppositie al enig licht op de bedoelingen en verwachtingen rond de intrede, nog veel duidelijker werden die weergegeven in het document ‘Tien punten voor ons werk na de intrede’[8]:

Het eerste punt gaf aan dat men zich binnen de reformistische beweging bovenal zou richten op de arbeidersbasis. Door crisis en oorlogsdreiging, door verarming en bewapening zouden steeds meer arbeiders zich bij het NVV aansluiten en steeds meer NVV-ers zich verbinden met de PvdA. Door de hoofdaandacht te vestigen op de arbeiders in het NVV kon men dus niet alleen daar invloed verwerven tegenover de verraderlijke bondsleiding, maar tevens posities opbouwen in de PvdA. Ten einde de PvdA om te vormen tot een echte partij van de arbeidersklasse en om de politieke aspiraties van de NVV-ers te stimuleren, zou zowel in PvdA als NVV worden opgekomen voor een Labour Party-formule, dat wil zeggen collectieve aansluiting van de NVV-bonden bij de PvdA.

Het tweede punt stelde dat er zo snel mogelijk een erkend orgaan in de PvdA, bijvoorbeeld een werkgemeenschap, tot stand moest komen. Zo’n orgaan zou als spreekbuis kunnen dienen voor linkse opvattingen. “Daartoe kan samenwerking gedurende een bepaalde tijd met halfslachtige, onbetrouwbare elementen, die als ‘opposanten’ een zekere positie in de PvdA hebben, noodzakelijk zijn”. Acties voor democratisering van NVV en PvdA zouden niet op zichzelf staand gevoerd moeten worden, maar wanneer de arbeiders duidelijk met politieke eisen tegenover de leiding kwamen te staan.

Punt drie bevatte de richtlijn om, zolang niet over een eigen orgaan beschikt kon worden, de eigen standpunten te ventileren in vergaderingen en publicaties van de reformistische organisaties en meer nog in persoonlijke contacten.

Punt vier werkte de inbreng uit bij zaken als oorlog, levenspeil, werkloosheid, pensioenen, consumptiebeperking, woningbouw, verkiezingen, regering, en dergelijke. Die inbreng zou steeds moeten gaan in de richting van de leuzen van het Overgangsprogram. Waarbij zou kunnen worden ingespeeld op de, maar al te vaak loze, kritiek en dreigende taal van de vakbondsbestuurders.

Het vijfde punt schreef alle RCP-leden voor om lid te worden van de PvdA en zo mogelijk van het NVV, de vrouwenbond, de jeugdorganisatie, de studentenorganisatie, de VARA en eventuele andere reformistische organisaties. Ieder zou daarin naar vermogen actief zijn en niet schuwen ook het dagelijks werk van deze organisaties te verrichten.
Een abonnement op Het Vrije Volk werd verplicht, lidmaatschap van een andere vakorganisatie dan het NVV verboden.

Het zesde punt stelde: “Ons doel is, om, steunende op de massa der vakbondsarbeiders, een brede, veelomvattende proletarische oppositie in het reformisme tot ontwikkeling te brengen en te leiden”. Aangezien dit deel niet door mogelijk verraad in gevaar mocht komen, werd voor de ‘gehele eerste periode ‘ de toelating van nieuwe leden geblokkeerd.

Punt zeven wees op de gevaren van politieke ontaarding door het werken in een reformistische omgeving. Regelmatige deelname aan het interne partijleven werd als belangrijke waarborg daartegen voorgeschreven.

Het achtste punt ging in op het probleem dat wilden de revolutionair-socialisten in de reformistische organisaties kunnen blijven opereren, ze over bepaalde politieke kwesties, zoals de NAVO, niet vrijuit konden spreken. Als het niet mogelijk was om zelfs in voorzichtige bewoordingen een revolutionair en internationalistisch geluid te laten horen, dan moest men in geen geval zich laten verleiden tot het doen van politiek onjuiste uitspraken. In zo’n geval ‘moest men weten te zwijgen’.

Punt negen regelde de interne structurering van het intredewerk. De activiteiten in de PvdA en het NVV dienden geregeld in celvergaderingen te worden besproken en voorbereid. Deelname aan deze celvergaderingen en geheimhouding ervan waren verplicht.

Het tiende punt tenslotte vatte het hoe en waarom van dit alles nog eens samen:
“In bet kader van ons algemene perspectief van bet toenemen van de revolutionaire strijd in de wereld en van de massale radicalisering van de Nederlandse arbeidersklasse, in de eerste plaats via de organen van het reformisme, als uiting van verzet tegen de gevolgen van de voorbereidingen voor de contra-revolutionaire oorlog van de bourgeoisie, heeft de Vierde Internationalein Nederland bij het handhaven van haar klasse-politiek en van een strikte discipline en ideologische eenheid, de kans om als leiding van een massabeweging aanwezig te zijn bij het vernietigen van het kapitalisme in Nederland en dit beslissend te beïnvloeden.”

Het buitengewoon RCP-congres van 15 en 16 maart 1952 besloot bovenstaande tien punten aan te nemen. De oppositie ertegen bleek een kleine minderheid en aldus werd de RCP als publieke partij opgeheven en verscheen het laatste nummer van De Tribune op 29 maart 1952. De Nederlandse revolutionair-socialisten, aangesloten bij de Vierde Internationale, maakten zich op om hun plaats in de reformistische massabeweging, in de PvdA en het NVV, in te nemen.

_______________
[1] De Tribine 7 september 1951
[2] De Tribune 20 oktober 1951
[3] De Tribune 3 november 1951
[4] De Tribune 2 februari, 16 februari, 1 maart 1952
[5] Brief uit Den Haag, Intern Bulletin Buitengewoon Congres, februari 1952
[6] Antwoord aan de Haagse kameraden, Intern Bulletin Buitengwoon Congres, februari 1952
[7] Antwoord aan de Haagse kameraden, Intern Bulletin Buitengwoon Congres, februari 1952
[8] Tien punten voor ons werk na de intrede, Intern Bulletin Buitengewoon Congres, februari 1952