Rob Lubbersen
Revolutionair-socialisme in Nederland
Hoofdstuk 7


De revolutionair-socialisten na de intrede

Breuken en bruggen in de Vierde Internationale

Werden de economische en politieke analyses van het Derde Wereldcongres al niet door iedereen in de Vierde Internationale enthousiast ontvangen, de gevolgtrekkingen eruit op de tiende zitting van het Uitvoerend Comité, speciaal die betreffende de intredetactiek, leidden tot dramatische interne conflicten.
Het eerst daar waar de intrede van het grootste gewicht en het moeilijkst werd geacht: in Frankrijk. Daar zouden de revolutionair-socialisten immers moeten intreden in de stalinistische Parti Communist Francais (PCF). Een meerderheid van de bij de Vierde Internationale aangesloten Parti Communist Internationalist (PCI) voelde daar niets voor. Die meerderheid vreesde bij intrede in de PCF het ten onder gaan van de revolutionaire stroming in de Franse arbeidersbeweging en beschouwde de aan intrede ten grondslag liggende argumentatie als een capitulatie voor het stalinisme[1]. Toen de leiding van de PCI, ook in meerderheid, te kennen gaf de intrede niet te willen uitvoeren, greep de leiding van de Vierde Internationale in. De leiding van de PCI word zodanig gewijzigd dat die in meerderheid wel uitvoering zou geven aan hetgeen door de gehele Internationale was besloten. Gevolg was dat in juni 1952 de PCI splitste en het grootste deel ervan zich losmaakte van de Vierde Internationale[2]. Een zware klap. Maar nog desastreuzer verwikkelingen lagen in het verschiet.

Het was begonnen te rommelen in de, door nationalistische wetgeving niet-officiële, Amerikaanse afdeling van de Vierde Internationale, de Socialist Workers Party (SWP). Een minderheid aldaar trok uit de analyses van het Derde Wereldcongres de conclusie dat het stalinisme op den duur zou kunnen verdwijnen door een deling van de macht tussen bureaucraten en massa en wilde in eigen land een oriëntering op de stalinistische intelligentsia, te meer daar de Amerikaanse arbeiders en vakbonden door het anticommunistische offensief van McCarthy c.s. onder sterke rechtse invloeden stonden. De meerderheid in de SWP onderschreef ook de resoluties van het Derde Wereldcongres, doch hield vast aan de stelling dat stalinistische bureaucratie slechts door politieke revoluties konden verdwijnen. De meerderheid zag ook niets in een oriëntering op de stalinistische intelligentsia, juist omdat die door McCarthy’s optreden in een hopeloos isolement verkeerden. De meerderheid wilde onder de arbeidersmassa werken[3].
De leiding van de Vierde Internationale, met name Pablo, raakte steeds meer betrokken bij de Amerikaanse geschillen. Hoewel Pablo de Amerikaanse minderheid op alle punten te ver vond gaan, weigerde hij deze te veroordelen en koos hij zelfs steeds scherper partij tegen de meerderheid, die hij gebukt vond gaan onder een verlammende angst voor het stalinisme, een zogeheten ‘stalinofobie’.
De verhouding tussen het Internationaal Secretariaat rond Pablo en de SWP-meerderheid verkoelde snel. De SWP-meerderheid hanteerde in navolging van de voormalige Franse opposanten de beschuldiging van ‘capitulatie voor het stalinisme’ aan het adres van Pablo. Wederzijdse aantijgingen over ‘intriges’ namen eveneens hand over hand toe.
Rond een tweetal gebeurtenissen in 1953 splitsten de politieke meningsverschillen zich verder toe: de dood van Stalin en de opstand in Oost Berlijn. De SWP-meerderheid zag in beide zaken weinig hoopgevends de Sovjetburocratie zou ook zonder Stalin even monolithisch zijn, terwijl de brute militaire onderdrukking van de Berlijnse opstand al evenmin nieuwe vooruitzichten opende.
Het Internationaal Secretariaat reageerde daarentegen optimistisch: Stalin’s dood zou de wrijving tussen de bureaucraten onderling bevorderen met alle mogelijkheden om daarvan te profiteren. En had de Berlijnse opstand de bureaucraten niet in verwarring gebracht en hen behalve tot militair ingrijpen niet ook tot concessies aan de eisen van de bevolking gedwongen?[4] SWP-meerderheid en Internationaal Secretariaat groeiden steeds verder uiteen, De SWP-meerderheid begon zelfs bij nader inzien een aantal stellingen van het Derde Wereldcongres in twijfel te trekken. Vooral het hoofdmotief voor de intrede, de spoedig te verwachten derde Wereldoorlog, werd opnieuw ter discussie gesteld, waarbij werd gewezen op de wederzijdse atoomdreiging, de algemene oorlogsmoeheid en de gebleken kracht van China in de Koreaanse oorlog, als argumenten tegen de onvermijdelijkheid van een snelle oorlog op wereldschaal[5]. Achteraf betreurde de SWP-meerderheid eveneens de maatregelen tegen de voormalige meerderheid van de Franse PCI, die ze op het moment dat ze genomen werden nog wel gesteund had.
Een nieuwe breuk leek onontkoombaar. En half november 1953 barstte de bom. De SWP royeerde haar minderheid, het Internationaal Secretariaat ging daarmee niet akkoord en op 16 november 1953 was de scheuring een feit. Behalve de SWP verlieten aanzienlijke groepen uit de afdelingen in Zwitserland, Engeland, Hong Kong en Canada de Vierde Internationale[6].

De meningenstrijd over de politieke situatie, in het bijzonder over het stalinisme, en over de politieke taken, in bet bijzonder de intredetactiek, had de Vierde Internationale in directe slagkracht ernstig verzwakt[7]. Inmiddels was bet intredewerk in een reeks van landen serieus aangepakt. Als landen waar men geslaagd was om binnen reformistische bewegingen te opereren, werden halverwege 1953 genoemds Engeland, Duitsland, India, Japan, Canada, Australië, België, Nederland en Scandinavië.
Wel werd tegelijkertijd geconstateerd dat het moeilijk was om in intredesituaties nieuwe leden te winnen. Reden om het belang te benadrukken van het uitgeven van eigen theoretische organen en het houden van scholingen, die ook toegankelijk moesten zijn voor mensen met, vooralsnog alleen, sympathieën voor revolutionair-socialistische opvattingen[8].

In de interne discussie bleef men de ontwikkelingen in de wereld op economisch en politiek gebied aandachtig volgen. En men kwam geleidelijk tot nieuwe inzichten. Zo werd op het Vijfde Wereldcongres in oktober 1957 erkend dat het kapitalisme zich na 1945 niet in steeds dieper crises had gestort, doch dat van een, weliswaar niet eeuwigdurende, economische opgang van het imperialisme sprake was. Mede daardoor kreeg ook het vooruitzicht van een derde wereldoorlog een minder vooraanstaande plaats in de analyses[9]. Niet verwonderlijk kreeg dit op het Zesde Wereldcongres in 1961 als vervolg een afzwakking van de intredepolitiek[10]. Dit alles maakte het slaan van bruggen tussen de Vierde Internationale en de afgescheiden groepen rond de SWP steeds beter mogelijk. Oude wonden heelden en een intensieve discussie dreef de revolutionairen van diverse continenten dichter naar elkaar toe.
Op het Zevende Wereldcongres in 1963 werd dit proces bezegeld met een hereniging van de Vierde Internationale. Door de intredepolitiek betekende dit dat ze nog slechts bij uitzondering zou worden toegepast, de algemene koers werd verlegd in de richting van de opbouw van zelfstandige revolutionaire organisaties[11].

In en na 1968, toen bijna over de hele wereld de klassenstrijd oplaaide en vooral jongeren radicaliseerden en in beweging kwamen, begon de Vierde Internationale een sterke groei door te maken. Het Tiende Wereldcongres in 1974 werd bijgewoond door 250 afgevaardigden uit 41 landen[12]. De revolutionaire en internationalistische principes van de Vierde Internationale vonden meer weerklank dan ooit sedert de oprichting.

De Nederlandse afdeling van de Vierde Internationale na 1952[13]

Hoewel het besluit tot intrede van de RCP in belangrijke mate was beïnvloed door do beleidsbepaling van het Derde Wereldcongres, hadden de daaropvolgende internationale geschillen weinig weerslag op de RCP.
De RCP word er nauwelijks door beroerd, steunde de opstelling van het Internationaal Secretariaat en probeerde zo goed mogelijk een werking in de PvdA en het NVV op te zetten volgens de lijn van de ‘Tien punten voor ons werk na de intrede’.
Het verwerven van het lidmaatschap van de PvdA, via individuele aanmelding, leverde weinig problemen op, evenmin als de inschakeling in het praktische werk, al werd men door de PvdA-leiding bepaald niet met open armen ontvangen[14]. De PvdA-leiding zou zich trouwens bij voortduring blijven bekommeren om de activiteiten van de oppositionele revolutionair-socialisten[15]. Deze vormden samen met andere linkse oppositionelen in de PvdA vanaf 1955 het ‘Sociaal Democratisch Centrum van leden van de Partij van de Arbeid’ (SDC). De aanhangers van dit SDC, dat als blad ‘Socialistisch Perspectief’ uitgaf, stonden voor een strijdbaar socialisme[16]. Het SDC propageerde de klassenstrijd, nam stelling tegen bewapening en NAVO, steunde huurderacties en stakingen, was solidair met de bevrijdingsbeweging in Algerije en deed beleidsvoorstellen die de PvdA in een strijdpositie moesten brengen of op zijn minst de linkervleugel ervan versterken[17].
Na eerdere schermutselingen met de PvdA-top voerde deze werkzaamheid in 1959 tot een regelrechte botsing, Het SDC riep toen de PvdA op om niet meer te regeren met de Katholieke Volks Partij (KVP) en andere burgerlijke partijen, doch bewust te kiezen voor harde oppositie. De katholieke Volkskrant eiste daarop min of meer namens de KVP dat de PvdA met deze ‘luis in haar pels’ afrekende[18]. Het partijbestuur van de PvdA vroeg en kreeg daarna toestemming van een congres om maatregelen tegen het SDC te nemen. Het SDC hief zichzelf toen op. Socialistisch Perspectief bleef wel verschijnen, tot het in 1964 werd opgevolgd door het blad ‘Links’, echter verder zonder de aanduiding dat het een orgaan betrof van leden van de PvdA.

De opheffing van het SDC ging gepaard met het uiteenvallen van de RCP. Sluimerende tegenstellingen in de RCP, rond het interne functioneren en de manier van optreden in het SDC, kwamen tot een climax.
Een minderheid was fel gekant tegen het ‘vrijwillig’ opheffen van het SDC en zag dit als een capitulatie voor de reformistische bureaucratie, De RCP-meerderheid meende dat het geen zin had te pogen het SDC te redden en stelde bovendien voor om het werk binnen de PvdA te beperken ten behoeve van meer aandacht voor Socialistisch Perspectief, voor werk in en naar de vakbeweging en onder jongeren en voor het opzetten van een marxistische scholingscursus[19]. Bemiddelingspogingen in 1960 van het Internationaal Secretariaat van de Vierde Internationale mochten niet baten en aangezien de RCP-minderheid uiteindelijk de meeste steun van dat Secretariaat verwierf, brak de meerderheid met de Vierde Internationale. De leden van de meerderheid, waaronder T.van Tijn en H.Drenth, bleven wel bijdragen leveren aan Socialistisch Perspectief, maar ze deden dit niet langer in georganiseerd verband en ook informeel loste deze groep langzaam op.
In 1961 werd de aanvoerder van de minderheid, Sal Santen, samen met de secretaris van het Internationaal Secretariaat van de Vierde Internationale, Michel Raptis, alias Pablo, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden wegens vervalsing van Franse staatspapieren ten behoeve van het Algerijns Bevrijdingsfront[20]. Daarmee hield de Nederlandse afdeling van de Vierde Internationale praktisch op te functioneren. Maar niet voor lang. Enige jaren later kon de Revolutionair Communistische Bond (RCB), als nieuwe Nederlandse afdeling van de Vierde Internationale, weer een politieke praktijk opzetten. En na de fusie in 1974 van de RCB met de Kommunistenbond Proletaries Links (PL), voortgekomen uit een linkse oppositie in de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP), zou de Internationale Kommunisten Bond (IKB) als Nederlandse afdeling van de Vierde Internationale de fakkel van het revolutionair-socialisme overnemen[21].

_______________
[1] Bleibtreu/Favre, Where is comrade Pablo going? in Education for socialists part 4 International Committee Documents. S.Santen p.60
[2] Education for socialists part 4 International Committee Documents, section 4
[3] Education for socialists part 4 International Committee Documents, vol.1
[4] Education for socialists part 4 International Committee Documents, section 5
[5] Joe Hansen, eem der aanvoeders van de SWP-meerderheid, schreef dit in artikelen in het blad van de SWP, The Militant, in augustus-october 1953
[6] Education for socialists part 4 International Committee Documents, vol.4
[7] P.Frank p.92-94
[8] International Secretariat, Our integration in the real mass-movement, our experience and perspectives in Education for socialists part 4 International Committee Documents
[9] M.Pablo&F.Tichelman p.52
[10] M.pablo&F.Tichelman p.54
[11] P.Frank p.107-110
[12] P.Frank p.135
[13] Zoals reeds in de inleiding gesteld, wordt de intredeperiode in Nederland uitvoerig in de scriptie van Margaret Jacklin behandeld. De hierna volgende paragraaf heeft derhalve het karakter van een globale uitleiding
[14] Zie voor waarschuwingen aan PvdA- en NVV afdelingen voor en het, in samenwerking met de Binnenlandse Veiligheids Dienst, volgen van de ‘RCP-infiltranten’ door de leiding van de PvdA het zogenaamde SDC-dossier in het PvdA-archief, International Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam. J.Engels, Zestig jaar socialistische beweging p.178
[15] Zie hiervoor naast het SDC-dossier over de periode 1952-1960, de notulen van het Dagelijks Bestuur en van het partijbestuur van de PvdA in het PvdA-archief
[16] J.Engels p.167
[17] Socialistisch Perspectief, jaargangen 1955-1964
[18] De Volkskrant 25 maart 1959
[19] The Dutch question no.1 en 2, Internal Bulletin of the International Secretariat of the Fourth International, march 1960
[20] S.Santen p.27
[21] Programma van de IKB, De Internationale maart/april 1981