Ernest Mandel

Begrotingstekort en internationalisering van het Kapitaal in de marxistische theorie


Bron: Rood, nr. 44, maart-april 2010
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive

Laatste bewerking: 20 maart 2010


Overheidstekort tegen economische crisis?

De Engelse economist John Maynard Keynes stelde voor begrotingstekorten te gebruiken om de economische crisis en de werkloosheid te bestrijden. Dit idee werd in vele landen gedeeltelijk overgenomen door de georganiseerde arbeidersbeweging als een vorm van economische relance door grote uitgaven in de sector van de openbare werken. Dat was in België het geval in de jaren dertig met het Plan van de Arbeid van de BWP (Belgische Werklieden Partij, voorloper van de BSP).

In theorie zal een verhoging van de globale vraag (de beschikbare koopkracht) in een land de economische heropleving bevorderen zolang er niet gebruikte productiecapaciteit ter beschikking staat: werklozen, grondstofvoorraden, machines die niet voltijds gebruikt worden, enz. Deze niet gebruikte capaciteit wordt aangewend dankzij de grotere koopkracht die het resultaat is van het begrotingstekort. Maar wanneer deze reserves uitgeput zijn, leidt begrotingstekort onvermijdelijk tot inflatie.

Tegen hogere belastingen. Voor staatsleningen

Er zit echter een addertje onder het gras. Om te vermijden dat het begrotingstekort tot inflatie leidt, lang voordat de volledige tewerkstelling wordt bereikt, moeten de directe belastingen evenredig met het inkomen stijgen. Maar de burgerij schrijft liever in op staatsleningen dan belastingen te betalen: staatsleningen brengen op, belastingen niet. In de burgerlijke maatschappij van de 20ste eeuw is belastingsontduiking een algemeen verschijnsel. Gevolg, een begrotingstekort gaat over het algemeen gepaard aan een groei van de overheidsschuld.

De betalingen verbonden aan die schuldenlast worden alsmaar groter in de openbare uitgaven. Daardoor stijgt het begrotingstekort verder, zonder enig gunstig effect op de tewerkstelling. Integendeel: de betaling van de belastingen van de loontrekkenden worden aan de bron afgehouden. De toename van de overheidsschuld betekent dus een herverdeling van het nationaal inkomen ten nadele van de loontrekkenden en ten voordele van de bourgeoisie.

Productieve investeringen?

De kapitalisten zijn niet verplicht hun bijkomende inkomsten te investeren in de productie. Ze kunnen dat geld sparen en het gebruiken om te speculeren. En zelfs wanneer ze investeren, kan het gaan om rationalisatie investeringen die werkplaatsen vernietigen in plaats van er te scheppen.

Kapitalisten werken immers niet voor het “algemeen belang”. Zij willen hun winsten maximaal verhogen. En het is juist dit gedrag dat herhaaldelijk leidt tot toenemende werkloosheid en min of meer lange economische crisissen. Tijdens een dergelijke crisis dalen zowel de hoeveelheid winst als de winstvoet. Het herstel van die winst is voor bourgeoisie een absolute prioriteit. Om dit doel te bereiken, moet de uitbuitingsgraad van de loontrekkenden toenemen – marxisten spreken over de meerwaardevoet. Overal worden nu bezuinigingsplannen voorgesteld. “Monetaristische” deflatie en keynesiaanse inflatie zijn twee varianten van dezelfde fundamentele oriëntatie.

Aan alle universiteiten van de wereld wordt in de lessen over ontwikkelingseconomie terecht gezegd dat op lange termijn, de meest productieve investeringen deze zijn in het onderwijs, de openbare gezondheidszorg en in de infrastructuur. Maar de neoliberale dogmatici vergeten deze elementaire wijsheid: het “evenwicht” van de openbare financiën moeten kost wat kost worden hersteld. Ze besparen op onderwijs, gezondheid en infrastructuur, met op termijn rampzalige gevolgen, ook voor de productiviteit.

Twee strategieën

Tegenover de toenemende internationalisering van het kapitaal en de groeiende macht van de multinationale ondernemingen, zijn er slechts twee mogelijke strategieën voor de loontrekkenden en activisten van de nieuwe sociale bewegingen. De eerste is de klassensamenwerking met de eigen bourgeoisie, tegen “de” Duitsers, “de” Britten, “de” Spanjaarden (elders zijn het “de” Japanners, en zelfs “de” Mexicanen), werknemers en werkgevers samen. Dit is ideologisch reactionair, het versterkt bovendien het chauvinisme, het egoïsme op korte termijn, de vreemdelingenhaat en het racisme. Dit is politiek knoeiwerk.

Multinationals vinden altijd een land waar de lonen lager zijn, de werkomstandigheden harder, de democratische vrijheden beperkter. Wanneer we dus deze weg inslaan, komen we terecht in een neerwaartse spiraal van dalende inkomens, slechtere werkomstandigheden en minder vrijheid. Het is de gelijkschakeling naar beneden.

De tweede, en enige doeltreffende weg, is die van de samenwerking tussen de loontrekkenden en hun bondgenoten van alle landen, tegen de bazen. Het doel is het behoud van alle verworvenheden en het geleidelijk optrekken van de lonen, de sociale zekerheid en de werkomstandigheden van de loontrekkenden tot het niveau van de landen met de beste voorwaarden. Dat is de logica van gelijkschakeling naar boven toe.

De prioriteit is buitenparlementaire massa-actie. Dat betekent niet dat we wettelijke initiatieven in nationale parlementen, of zelfs in het Europees Parlement, verwerpen. Dit houdt ook een beslissende morele dimensie in; het heropnemen door de arbeidersbeweging, door de loontrekkenden en hun bondgenoten, van het principe van de solidariteit dat prachtig wordt uitgedrukt in het motto van de Amerikaanse syndicale beweging: “An injury to one is an injury to all” – wie één van ons treft, treft ons allen.


Zoek knop