Ernest Mandel

Beginselen en toepassing van de marxistische economie


7. De bewegingswetten van het kapitalisme bij Marx


De variabele verhoudingen van de grootheden C, V, M van de algemene formule van elke koopwaar C+V+M

Kapitalistische productie is een productie voor een anonieme onbeperkte markt onder de verhoudingen van privé-eigendom van productiemiddelen. Die twee kenmerken, anonieme onbeperkte markt en privé-eigendom van de productiemiddelen, bepalen de concurrentie.

- Geen enkele producent weet vooraf of hij de ganse maatschappelijke vraag kan voldoen, hij weet niet wat andere firma's op de markt gaan gooien van gelijkwaardige of substitutie producten van zijn eigen productie.

Vandaar: Voortdurende dwang van de concurrentie.

Hoofdoorzaken van de concurrentie: de onbepaaldheid van de markt en de privé-eigendom van de productiemiddelen, en niet de manier waarop de koopprijzen worden bepaald. Inderdaad, zelfs wanneer alle koopprijzen uniform zouden zijn, zal de concurrentie nog spelen, door andere middelen, zoals verlaging van de kostprijzen, of publiciteit, die de verdeling van de markt zouden beïnvloeden.

Eerste ontwikkelingswet van het kapitalisme

- Het enige fundamentele middel voor een kapitalistische maatschappij om niet voorbijgestreefd te worden door de concurrentie, is het voortdurend postvatten in de eerste rijen van de technologische vooruitgang. Zij moeten een marge van productiviteit en technologische vooruitgang t.o.v. alle andere concurrentie. Dit laat toe plots de prijs te drukken zonder de winstmarge te verlagen, een marktbeheersende positie te veroveren, een andere markt te veroveren, in gunstige positie een kartel te sluiten. De marxistische economische theorie ziet in de gedurige revolutie van de technische productievoorwaarden de belangrijkste ontwikkelingswet van het kapitalisme.

- Vanaf het Communistisch Manifest (1847) verschijnt in alle geschriften van Marx het leidmotief dat het kapitalisme door een gedurige omwenteling van de technische productievoorwaarden, een gedurige omwenteling van de techniek van de arbeidsproductiviteit zal teweegbrengen en daardoor die arbeidsproductiviteit ononderbroken zal verhogen.

De verklaring van de dynamiek van het kapitalisme ligt essentieel in het spel van de concurrentie, die een permanente economische dwang uitoefent op de kapitalistische firma's om te investeren, om techniek en arbeidsproductiviteit te verhogen.

Vermits al deze vormen van economische dwang geïnstitutionaliseerde productieverhoudingen of geïnstitutionaliseerde klasseverhoudingen zijn, worden ze door de mensen niet meer aangevoeld als dwang, maar als een normale situatie aanvaard (zie Marx: Verinnerlichung van de economische dwang).

NB. Eén van de centrale stellingen van Lenin, een hele omwenteling van maatschappelijke en economische verhoudingen moet men teweegbrengen opdat die inwendige aanvaarding van die marktverhoudingen als normale verhoudingen van economische dwang zouden verdwijnen. Nieuwe gewoonten moeten de plaats innemen van oude gewoonten.

Tweede ontwikkelingswet voortspruitende uit de eerste

In antwoord op de vraag: hoe kunnen de kapitalisten die voortdurende verhoging van arbeidsproductiviteit en technische vooruitgang verwezenlijken? Er is maar één middel om gedurig de arbeidstechniek te verbeteren, nl. door de verbetering van de arbeidsinstrumenten, hetgeen in laatste instantie gerealiseerd wordt door de aankoop van moderne machines. Dit vergt steeds meer constant kapitaal, dus verhoging van C.

Vandaar:

De eerste variabele die de dynamiek van het kapitalisme bepaalt is de groei van de organische samenstelling van het kapitaal, uitgedrukt in de formule

diagram 17

Twee marginale beperkingen op de tweede ontwikkelingswet dienen ingevoerd:

1. arbeidsproductiviteit kan ook verhoogd worden door verbetering van de arbeidsorganisatie met de bestaande productiemiddelen. Dit kan op bepaalde ogenblikken van de kapitalistische productiecyclus een belangrijke rol spelen, o.m. wanneer de lonen zeer sterk zijn gestegen en wanneer er een bepaald tekort is aan geldkapitaal op de markt door te hoge interestvoet; dan zijn er niet veel mogelijkheden om de stijgende lonen door de aankoop van nieuwe machines tegen te houden, en zoekt men derhalve naar een verhoging van de arbeidsproductiviteit door arbeidsbesparende reorganisatie (C/V verhoogt doordat V verkleint).

2. De verhouding C/V = verhouding van geldwaarden. Er is een samenloop van omstandigheden mogelijk waarbij de modernisering van de arbeidsinstrumenten kan samenvallen met een constant blijven of zelfs een verlaging van C/V wanneer nl. de arbeidsproductiviteit in de machines producerende sector hoger ligt dan de arbeidsproductiviteit in de verbruiksgoederensector, zodat de machines goedkoper worden (zie rol van prosperiteit na WO II in de westerse kapitalistische landen).

Derde ontwikkelingswet van het kapitalisme

Concurrentie door verhoging van de arbeidsproductiviteit, steeds duurdere machines, leidt tot concentratie (illustreert de profetische visie van marxisme).

Ontleding van enkele kenmerken van deze concentratie.

Concurrentie betekent steeds negatie van het privé-eigendom of onteigening (hegeliaans klinkende formule).

NB. het begrip 'eigendom' heeft een dualistische inhoud:

a. juridische eigendomstitel

b. beschikkingsmacht over kapitaal (productiemiddelen)

Discussie: vanuit juridisch standpunt zijn de 2 miljoen aandeelhouders van American Telegraph & Telephone System eigenaars van 1/2.000.000 van de 20 miljard dollar actief kapitaal bezit.

Marxistische visie: een aandeel is niet pro rato bezitstitel op het totaal actief van de maatschappij, maar is enkel een vordering op een pro rata aandeel in de toekomstige winst (standpunt dat reeds naar voren komt in de vonnissen van handelsrechtbanken in bepaalde landen).

Vanuit de economische realiteit bekeken, is het vanzelfsprekend zo dat elk van de twee miljoen aandeelhouders niet over een pro rata 1/ 2.000.000 beschikkingsmacht over dat kapitaal bezit. De beschikkingsmacht is per definitie geconcentreerd bij de beheerraad.

De aankoop van aandelen impliceert overdracht van de beslissingsmacht over het eigen kapitaal aan de beheerraad van de betrokken vennootschap.

In die zin is concentratie van kapitaal, voornamelijk door het scheppen van naamloze vennootschappen, een middel om de beschikkingsmacht over reusachtige kapitalen van een groot aantal bezitters te concentreren in de handen van een zeer klein aantal bezitters. Aldus is deze grote massa van aandeelhouders onteigend, niet in de juridische zin van het woord, maar in de economische zin, omdat zij geen beschikkingsrecht meer hebben over hun eigen kapitaal.

- Andere vorm van onteigening: de concurrentie van de kapitalen leidt tot opslorping of failliet van de zwakkere kapitalisten door de sterkere.

Besluit: Concurrentie --> Concentratie --> Concurrentie op hoger vlak

Het minimumkapitaal nodig om een nieuw concurrerend bedrijf op te richten verhoogt steeds ten gevolge van de verhoging van C, waardoor toegang tot de kapitalistische bedrijfssectoren wordt versperd.

Parenthesis: “Dit speelt minder in de handels- en dienstverlenende sectoren, waar met beperkt kapitaal een kleine handelszaak of dienstzaak kan geopend worden. Dit verschijnsel gaf aanleiding tot de vorming van een belangrijk halfproletariaat dat de doorbraak van de arbeidersbeweging in Vlaanderen bijv. jaren heeft afgeremd (landbouw + fabrieksarbeid; kleine handelszaak + fabrieksarbeid).

Na opheffing van grendelwet op grootwarenhuizen, gaan de kleine handelszaken achteruit, waardoor het halfproletariaat tot zuiver proletariaat omgevormd word, zodat er een strijdvaardiger arbeidersbeweging ontstaat in sommige kleine steden van Vlaanderen.

Vierde ontwikkelingswet: concurrentie tussen kapitalisten en arbeiders

diagram 18

De economische dwang door concurrentie tot gedurige investeringen in technologische vernieuwing tot verhoging van de arbeidsproductiviteit heeft als voorwaarde een gedurige accumulatie van het kapitaal. De accumulatie van kapitaal komt van accumulatie van meerwaarde. Vandaar de economische dwang om de totale hoeveelheid van meerwaarde permanent te verhogen.

De totale waarde die door de arbeider geproduceerd wordt, wordt bepaald door de lengte van de arbeidsdag. Die totale waarde vervalt in twee delen:

Om die meerwaarde te verhogen bestaan er twee middelen voor de kapitalist:

- verlenging van de arbeidsdag;

- verkorting van het eerste deel of de noodzakelijke loonproducerende arbeid.

diagram 19

LM - loon meerwaardegrens

AB - lengte arbeidsdag

ALM - noodzakelijke loonproducerende deel

LMB - meerwaarde producerende deel

B-B' - verlenging arbeidsdag

LM-A - verkorting noodzakelijke arbeid

LM-B - verlenging van loonproducerende deel


Vandaar:

De strijd om de verdeling van de door de arbeider geschapen meerwaarde tussen de arbeider en de kapitalist is de elementaire inhoud van de klasse strijd.

Maar, het zou foutief zijn deze strijd als een zuiver politiek-maatschappelijk probleem te stellen, in de zin van:

- hoe sterker de arbeiders zijn, hoe meer LM verschuift naar rechts;

- hoe zwakker de arbeiders zijn hoe meer LM verschuift naar links.

In werkelijkheid dient de krachtsverhouding tussen de strijdenden gezien te worden in functie van economische verhoudingen en economische processen.

Concurrentie tussen de kapitalisten resulteert in concurrentie tussen de arbeiders. Vermits deze laatsten institutioneel zwakker zijn, hetgeen betekent dat zij gedwongen zijn hun arbeidskracht continu onmiddellijk te verkopen om in hun levensonderhoud te voorzien, is de verhouding van concurrentie onder de arbeiders dodelijk voor het bepalen van het arbeidsloon. Zolang de concurrentie bestaat, zullen de lonen de neiging vertonen te dalen, en de arbeidsduur de neiging te stijgen, hetgeen gedurende een lange periode het geval is geweest. Zie de beruchte wet Le Chapelier, gestemd in 1792, het hoogtepunt van de Franse Revolutie, die een kapitalistische revolutie is geweest.

Juridisch voorwendsel: formele gelijkheid van de burgers.

Men verbiedt coalities onder kapitalisten (ambachten, gilden en corporaties) dus, om alle mensen gelijk te stellen voor de wet, moet men ook coalities van arbeiders verbieden.

Zie “de wet in haar soevereine macht behandelt alle burgers gelijk en verbiedt het aan de armen zowel als aan de rijken onder de bruggen te slapen”: Anatole France.

In Engeland is dit verbod het eerst omvergeworpen, omdat geoordeeld werd dat openlijke coalities te verkiezen waren boven illegalen en verdoken organisaties.

Door het vormen van vakbonden trachten de arbeiders de concurrentie onder de werknemers uit te schakelen, door hun arbeidskracht niet meer individueel maar collectief te verkopen. De collectieve organisatie wordt aldus een middel om de economische en institutionele ongelijkheid tussen patroons en arbeiders te herstellen (discussie tussen één arbeider en patroon = krachtenverhouding 1/1.000)

Zo ontstaat de politieke economie van de arbeiders geplaatst tegenover de politieke economie van de burgerij. De politieke economie van de burgerij proclameert concurrentie als heilig beginsel; de politieke economie van de arbeidersklasse proclameert daarentegen de solidariteit als een fundamenteel beginsel (zie Marx).

Tegenwoordig wordt dit fundamenteel beginsel opnieuw in vraag gesteld in volksbewegingskringen:

Participatie = vereenzelviging van de belangen van arbeidersgroepen met de belangen van individuele firma's, hetgeen de solidariteit van de arbeidersklasse, geplaatst tegenover het patronaat, verbreekt, met terugkeer naar de uitgangssituatie van de arbeidersbeweging, nl. de verbrokkeling van de arbeidersklasse.

De economische voorwaarde voor het vormen van efficiënte vakbonden: geringe werkloosheid.

Het aantal werklozen mag niet te hoog zijn omdat het mechanisme dat het collectief arbeidsaanbod efficiënt doet functioneren de staking is, of de voorlopige collectieve weigering de arbeidskracht te verkopen, dit om de ondernemer-koper te dwingen bepaalde collectieve voorwaarden in te willigen. Dit is onmogelijk wanneer een groot aantal werklozen bereid is hun arbeidskracht individueel - om den brode - te verkopen, tegen elke prijs.

Vandaar twee belangrijke constanten, die in de geschiedenis van het kapitalisme te onderkennen zijn, en die het wezen van de vakbond typeren bij grote werkloosheid:

1. zwakte van de vakbonden;

2. corporatieve vakbonden (vakbonden beperkt tot vakarbeiders) die protectionistisch staan t.o.v. de eigen groepsbelangen van de collectiviteit.

Zie Amerikaanse corporatieve vakbond der geschoolde bouwarbeiders = arbeidersaristocratie: vakbonden - 30u/week; 1972: 1 miljoen Belgische fr. per jaar, collectief verdrag 1972 - 100% achter de republikeinse partij-voorstanders oorlog in Vietnam, tegenstanders van negers in bouwbedrijf, dit wegens aanbodstijging; zie Le Monde).

Bronnen van werkloosheid:

Werkloosheid is functie van twee factoren.

1. Aanvankelijk, tot op een bepaald punt van de economische ontwikkeling, betekent het ontstaan van de kapitalistische productiewijze dat er meer arbeidsplaatsen worden opgeheven dan er nieuwe geschapen worden. Vb. Eén van de hoofdoorzaken van de grote ellende in onze gewesten (1845-1847) wordt doorgaans toegeschreven aan het mislukken van de aardappeloogst, een toevallige oorzaak dus.

De werkelijke oorzaak was een economische: de grote meerderheid van de meerderheid van de bevolking in West en Oost-Vlaanderen was werkzaam in de huisnijverheid, verbonden met de landbouw (vlasnijverheid). Het kapot maken van de huisnijverheid door de grote moderne Gentse en Kortrijkse industriële weverijen en spinnerijen, heeft Vlaanderen toen gemaakt tot een ontwikkeld land.

Idem in India, Noord-Afrika en vele gebieden, gedeelten van de vroegere derde wereld, die een oplossing vond in de combinatie van landbouw en huisnijverheid, die door de stedelijke industrialisatie geen inkomen meer had en aldus een geweldige industriële arbeidskrachtenreserve vormde waaruit de kapitalisten konden putten, en die op de arbeidslonen drukte.

2. de ontwikkeling van het kapitalisme zelf (ongeveer de belangrijkste bron).

Werkloze arbeiders kunnen twee soorten van mensen zijn:

a) boeren, mensen werkzaam in de huisnijverheid, handwerkers die hun afzetmarkt verliezen door concurrentie van de grote nijverheid;

b) industriële arbeiders die door de machine uitgeschakeld worden.

Dit ontwikkelingsproces omvat:

Groeiende arbeidsproductiviteit, groeiend gebruik van machines, duurdere technologie = groeiende vervanging van levende arbeiders door dode machines, met als eindpunt, volledige automatisatie.

NB. Het proces van de industrialisatie met invoering van vervanging door machines, kan paradoxaal gepaard gaan met verhoging van het absolute aantal tewerkgestelden.Dit is dan het resultaat van de extensieve industrialisatie of het verbreden aan de basis van de kapitalistische nijverheid. (Frankrijk, Italië, Japan voor de tweede wereldoorlog = half-industriële landen; na de tweede wereldoorlog: verbreding van industrialisatie). In reeds volledig geïndustrialiseerde landen (USA) vermindert de absolute tewerkstelling.

Het fundamenteel middel om de kostprijs te verlagen en de winsten te verhogen, is het sparen van loonkosten.

Dit betekent niet alleen substitutie van V door C, maar substitutie van V door C bij gelijktijdige verhoging van de winst.

In een socialistische economie zou men, ter besparing van menselijke arbeidsinspanningen, ook een machine kopen, wanneer de waarde van de machine gelijk zou zijn aan de waarde van de loonbesparing.

Kapitalistische economie: prijs machine is kleiner dan de loonbesparing. Dus : winst.

Socialistische economie: prijs machine = loonbesparing. Dus is de winst door substitutie = 0.

Macro-economisch beschouwd, kan men niet inzien hoe een kapitalistische maatschappij, waar alle firma's arbeidskracht trachten te vervangen door machines, een collectief resultaat zouden bekomen waar meer arbeiders zouden tewerkgesteld zijn dan tevoren.

De resultante van het industrialisatieproces en van het machinaal vervangingsproces zal leren of er op lange termijn een groei of een daling van de werkloosheid plaatsgrijpt.

Historische tendensen

- In het Westen: vanaf eerste industriële omwenteling (1750 -1870) een seculaire groei van werkloosheid gepaard met daling van de lonen; vanaf 1870: daling van de werkloosheid, gepaard met stijging van lonen (met uitschakeling van korte conjunctuurschommelingen);

- In de Derde wereld (globaal gezien): tegenovergestelde ontwikkeling tot 1870, daling werkloosheid door huisnijverheid en landbouw combinatie. Vanaf 1880, sterke stijging van werkloosheid plus daling van de lonen.

Het Westen heeft zijn werkloosheid geëxporteerd.

- In de vorm van koopwaren die bepaalde voorkapitalistische productievormen en tewerkstellingsvormen hebben kapot gemaakt;

- In de vorm van emigratie van arbeidskrachten van een Europees industrieel reserveleger vanaf de tweede helft van de 19e eeuw ( = potentiële werklozen).

Grote discussie in de Angelsaksische landen over de wetten die het loonpeil bepalen.

1- Loonfondstheorie: loonpeil is gebonden aan demografische verschijnselen (Ricardo en Lasalle);

2- Marx: het percentage van de lonen van de arbeidende bevolking in het nationaal inkomen, is uitsluitend afhankelijk van de klassestrijd. De macht van de vakbonden heeft bewerkt, dat ondanks grote werkloosheid, de lonen blijven stijgen (vb. Engeland).