Karl Marx

Het karakter van de Commune van Parijs


Geschreven: 1871
Bron: Athene, webtijdschrift voor Directe Democratie
Vertaling: Ronald de Vries
HTML: Adrien Verlee voor het Marxists Internet Archive, januari 2006


Deze door Marx in april/mei 1871 (oorspronkelijk in het Engels) geschreven tekst is een paragraaf uit het eerste concept van zijn, in opdracht van het Centraal Comité van de Internationale Arbeiders Associatie (De Eerste Internationale) geschreven brochure: The Civil War in France (Londen, juni 1871). Dit was een verslag en een kritische beoordeling van de Commune van Parijs die van 18 maart 1871 tot 28 mei 1871 als revolutionaire gemeenteraad van Parijs fungeerde.

De vertaling van Ronald de Vries is gebaseerd op de Marx & Engels Collected Works, vol. 22, First Draft of the Commune of Paris, The Commune, The Character of the Commune met gebruikmaking van de Duitse tekst in Marx Engels Werke, band 17, Erster Entwurf zum Bürgerkrieg in Frankreich, Die Kommune, Der Charakter der Commune Dietz Verlag, Berlijn, 1973 pp 538-49

De gecentraliseerde staatsmachinerie die met zijn overal aanwezige en ingewikkelde militaire bureaucratie, klerikale en rechtsorganen de levende burgerlijke maatschappij omklemt (omstrikt) als een boa constrictor, ontstond in de dagen van de absolute monarchie als een wapen van de groeiende moderne samenleving in haar strijd voor emancipatie uit het feodalisme. De heerlijke privileges van de middeleeuwse edelen, steden en clerus werden veranderd in de eigenschappen van een gecentraliseerde [unitary] Staatsmacht, die de feodale ambtsdragers door gesalarieerde staatsambtenaren verving; de wapens van de middeleeuwse vazallen van de landadel en corporaties van de stedelijke burgerij werden in handen van een staand leger gegeven, waarbij de rijkgeschakeerde (door partijen gekleurde) anarchie van strijdende middeleeuwse machten werd vervangen door het geordende plan van een staatsmacht met een systematische en hiërarchische arbeidsdeling. De eerste Franse Revolutie met zijn taak om een nationale eenheid te vinden (om een natie te scheppen) moest alle lokale, territoriale, stedelijke en provinciale onafhankelijkheid vernietigen. Het was daarom gedwongen om de centralisatie en organisatie van de Staatsmacht, waarmee de absolute monarchie was begonnen, te ontwikkelen en om de omvang, de eigenschappen, het aantal instrumenten, haar onafhankelijkheid en haar bovennatuurlijke macht over de werkelijke samenleving uit te breiden, een macht die feitelijk de plaats van de middeleeuwse bovennatuurlijke hemel met zijn heiligen innam. Ieder kleiner deelbelang dat uit de relaties met sociale groepen ontstond, werd van de maatschappij zelf gescheiden, vastgepind, ervan afhankelijk gemaakt en er tegenover gesteld in de vorm van een Staatsbelang, dat door staatspriesters met nauwkeurig bepaalde hiërarchische functies werd beheerd.

Deze parasitaire uitwas op de burgerlijke maatschappij, die pretendeerde haar ideale evenbeeld te zijn, kwam tot volledige wasdom onder de heerschappij van de eerste Bonaparte. De Restauratie [bewind onder koning Karel X v. Bourbon, 1815-1830] en de Julimonarchie [bewind onder koning Louis-Philippe v. Orléans,1830-1848] voegden alleen maar een grotere arbeidsdeling toe die in dezelfde mate groeide waarin de arbeidsdeling in de burgerlijke maatschappij nieuwe belangengroepen schiep en daarmee nieuw materiaal voor optreden van de Staat. In hun strijd tegen de Revolutie van 1848 werden de Parlementaire Republiek Frankrijk en de regeringen van geheel continentaal Europa gedwongen met hun repressiemaatregelen tegen de volksbeweging om hun actiemiddelen en de centralisatie van hun regeringsmacht te versterken. Alle revoluties vervolmaakten dus alleen maar de Staatsmachinerie in plaats van zijn dodelijke juk af te leggen. De fracties en partijen van de regerende klassen die beurteling om de oppermacht streden beschouwden de inbezitneming (controle) (inbeslagname) en de richting van deze immense regeringsmachinerie als de voornaamste overwinnaarbuit. Haar voornaamste activiteit bestond uit het scheppen van enorme staande legers, een horde Staatsparasieten en kolossale nationale schulden. Gedurende de absolute monarchie was de Staatsmachinerie een wapen van de moderne maatschappij tegen het feodalisme waarvan de Franse Revolutie de bekroning was en onder de eerste Bonaparte diende hij niet alleen ter onderdrukking van de Revolutie en ter vernietiging van alle vrijheden van het volk, maar ook als instrument van de Franse Revolutie om de grenzen te overschrijden om op het continent voor Frankrijk, in plaats van feodale monarchieën, een aantal Staten naar haar voorbeeld te scheppen. Onder de Restauratie en de Julimonarchie werd hij niet alleen een middel tot krachtige klassenoverheersing van de middenklasse, maar ook een middel dat aan de directe economische uitbuiting van het volk een tweede uitbuiting toevoegde door de burgerlijke families alle goede baantjes bij de Overheid toe te spelen. Gedurende de revolutionaire strijd van 1848 diende hij uiteindelijk als een middel om de Revolutie en alle aspiraties van het volk tot emancipatie om zeep te helpen. Maar de parasitaire Staat bereikte onder het Tweede Keizerrijk slechts zijn laatste stadium. De regeringsmacht met zijn staand leger, zijn alles beheersende bureaucratie, zijn bespottelijke clerus en zijn slaafse gerechtelijke hiërarchie was zo onafhankelijk van de samenleving zelf geworden, dat een belachelijk middelmatige avonturier met een hongerige bende bandieten erachter haar in stand kon houden. Zij had het excuus van een gewapende coalitie van het oude Europa, die door de Revolutie van 1789 gegrondvest was, niet meer nodig. De regeringsmacht verscheen niet langer als een middel tot klassenoverheersing, ondergeschikt aan haar parlementair ministerie of wetgevende vergadering. Onder haar heerschappij werden zelfs de belangen van de heersende klassen, wier parlementaire komedie het verving door zelf-gekozen Corps législatifs en zelf-betaalde senaten, vernederd. In haar absolute heerschappij werd zij gesanctioneerd door het algemeen kiesrecht en door de erkende noodzaak de “orde” te handhaven, dat wil zeggen de heerschappij van de landeigenaar en de kapitalist over de producent. Zo verbergt zij de orgieën van de huidige corruptie en de overwinning van de meest parasitaire groep, de financiële zwendelaar onder de vodden van een maskerade van het verleden. Door de losbandigheden (debauchery) van alle reactionaire invloeden uit het verleden — een pandemonium van schanddaden — toe te laten, heeft de Staatsmacht haar laatste en hoogste uitdrukking in het Tweede Keizerrijk gevonden.
Aanvankelijk scheen dit de definitieve overwinning van deze regeringsmacht op de maatschappij te zijn, maar het was in feite de orgie van alle corrupte elementen in deze maatschappij. In de ogen van een niet-ingewijde scheen het slecht de overwinning van de Uitvoerende macht over de Wetgevende macht, de definitieve nederlaag van iedere vorm van klassenheerschappij die pretendeert het zelfbestuur van de maatschappij, een macht die boven de maatschappij staat, te zijn. Maar in feite was het slechts de meest vervallen en enig mogelijke vorm van klassenheerschappij, die even vernederend voor de heersende klassen als voor de werkende klassen, die zij geboeid hielden, was.

De 4e september [Op 04.09.1870, werd de 3e republiek met de Orleanist Louis Adolphe Thiers als president uitgeroepen] was de enige rehabilitatie van de République tegen de belachelijke avonturier die haar om zeep had geholpen. De ware antithese voor het Keizerrijk zelf — dat wil zeggen de Staatsmacht, de gecentraliseerde uitvoerende macht, slechts geheel volgens de formule van het Tweede Keizerrijk — was de Commune. De Staatsmacht wordt in feite gecreëerd door de middenklasse, eerst om het feodalisme te breken en vervolgens de emancipatorische aspiraties van de producenten, de werkende klasse te vernietigen. Alle reacties en alle revoluties hadden slechts gediend om die georganiseerde macht - die georganiseerde kracht van loonslavernij - van de ene hand in de andere, van de ene fractie van de heersende klasse in die van de andere te brengen. De Staatsmacht had de heersende klasse gediend als instrument ter onderwerping en verrijking. Hij had uit elke nieuwe verandering nieuwe krachten opgezogen. Hij had gediend als instrument om iedere volksopstand neer te slaan en om de werkende klassen te vernietigen, nadat die hadden gevochten en waren gedwongen om de overgang van de Staatsmacht van het ene deel naar het andere deel van hun onderdrukkers veilig te stellen. De Commune was daarom een revolutie niet tegen een of andere wettige, constitutionele, republikeinse of imperialistische vorm van staatsmacht. Zij was een revolutie tegen de staat zelf, tegen deze bovennatuurlijke miskraam van de samenleving en een herneming van het eigen sociale leven door het volk voor het volk. Het was geen revolutie om de Staat van de ene fractie van de heersende klassen in handen te geven van een andere fractie, maar een revolutie om deze verschrikkelijke machinerie van klassenoverheersing zelf te kapot te slaan. Het was niet een van die dwergachtige gevechten tussen de uitvoerende en parlementaire vormen van klassenoverheersing, maar een opstand tegen deze beide vormen die elkaar aanvullen, waarbij de parlementaire vorm slechts het misleidende bijproduct van de Uitvoerende macht. Het Tweede Keizerrijk was de uiteindelijke vorm van deze verovering van de Staat. De Commune betekende haar definitieve opheffing [negation] en daarom het begin van de Sociale Revolutie van de 19e eeuw. Wat ook haar lot in Parijs ook zal worden, het zal le tour du monde (een ronde door de wereld) maken. Zij werd meteen door de arbeidersklasse van Europa en de Verenigde Staten als het toverwoord van de bevrijding toegejuicht. De roem en de voorwereldlijke daden van de Pruisische veroveraar schenen slechts hallucinaties van een voorbij verleden.

Alleen de arbeidersklasse kon dit nieuwe streven door het woord “Commune” formuleren en door de strijdende Commune van Parijs beginnen. Zelfs de laatste uitdrukking van de Staatsmacht in het Tweede Keizerrijk, hoewel vernederend voor de trots van de heersende klassen en hun parlementaire aanspraken op zelfbestuur wegblazend, was slechts de laatst mogelijke vorm van hun klassenheerschappij geweest. Hoewel het Tweede Keizerrijk hen politiek onteigende, was het de orgie waaronder al de economische en sociale wandaden van hun régime tot volle machtsontplooiing kwamen. De middelgrote bourgeoisie en de kleine middenklasse waren door hun economische levensvoorwaarden niet in de positie om een nieuwe revolutie te beginnen en gedwongen het spoor van de heersende klassen te volgen of bondgenoten van de arbeidersklasse te worden. De boeren waren de passieve economische basis van het Tweede Keizerrijk, van die laatste overwinning van een Staat die gescheiden en onafhankelijk van de maatschappij was. Alleen de proletariërs door deze nieuwe sociale taak ontvlamt die ze voor de hele samenleving moeten volbrengen, namelijk de afschaffing van alle klassen en de klassenheerschappij waren in staat het instrument van deze klassenheerschappij, de Staat, dit gecentraliseerde en georganiseerde regeringsgeweld, dat zich aanmatigt meester in plaats van dienaar van de maatschappij te zijn, stuk te breken. Het Tweede Keizerrijk, dat laatste hoogtepunt en tevens de ergste prostitutie van de Staat, die de plaats van de middeleeuwse Kerk had ingenomen, werd doorheen de actieve strijd van de heersende klassen met de passieve ondersteuning van de boerenstand, tegen de proletariërs geboren. Hij was tegen hen in het leven geroepen. En door hen werd hij stuk gebroken, niet als een bijzondere vorm van (gecentraliseerd) regeringsmacht, maar als zijn machtigste uitdrukking, uitgespind tot schijnbare onafhankelijkheid van de maatschappij en daarom ook haar meest geprostitueerde werkelijkheid, van kop tot teen met schande bedekt die uitliep op absolute corruptie thuis en absolute onmacht daarbuiten.

Maar deze ene vorm van klassenheerschappij was slechts ineengestort om de Uitvoerende macht, de regeringsmachine van de Staat het grote en enige aangrijppunt van de revolutie te maken.

Het parlementarisme in Frankrijk was ten einde gekomen. Zijn laatste periode en meest complete heerschappij was de Parlementaire Republiek van mei 1848 tot de coup d’état [Louis Bonaparte liet zich in 1852 tot keizer Napoleon III uitroepen]. Het Keizerrijk dat haar vernietigde had zichzelf geschapen. Onder het Keizerrijk met zijn Corps législatif en zijn Senaat — in deze vorm werd hij herschapen in de militaire monarchieën van Pruisen en Oostenrijk — was het parlementarisme louter een farce geweest, niet meer dan een aanhangsel van despotisme in z’n wreedste vorm. Het parlementarisme in Frankrijk was dus dood en de arbeidersrevolutie was er zeker niet op uit om haar uit de dood op te wekken.

De Commune, dat is de herneming van de Staatsmacht door de maatschappij als haar eigen levende macht in plaats van machten die haar beheersen en onderwerpen, door de volksmassa’s zelf die hun eigen macht vormen in plaats van de georganiseerde macht van hun onderdrukking; dat is de politieke vorm van hun sociale emancipatie in plaats van de kunstmatige macht (onteigend door hun onderdrukkers) (hun eigen macht tegen zichzelf gericht en georganiseerd), die wordt uitgeoefend door hun vijanden om hen te onderdrukken. De vorm was eenvoudig zoals alle grote zaken. In tegenstelling tot vroegere revoluties, waar de voor alle historische ontwikkelingen benodigde tijd in het verleden altijd verloren ging en waar in de eerste dagen van de overwinning van het volk, zodra het zijn overwinnende wapens had neergelegd, deze tegen haar werden gekeerd — verving de Commune meteen het leger door de Nationale Garde.

“Voor de eerste keer sinds de 4e september [1870] werd de Republiek bevrijd van de regering van haar vijanden... [het geeft] de stad een nationale burgermilitie, die de burgers tegen de macht (de regering) beschermt in plaats van een permanent leger dat de regering tegen de burgers beschermt.” (Proclamatie van het Centrale Comité van 22 maart)

[Gecit. uit: “Proclamatie van het Centrale Comité van de Nationale Garde aan de Burgers van Parijs” op 22 maart 1871, regeringsbesluit in: Journal officiel de la République française nr. 84, 25 maart, 1871.]

(Het volk hoeft alleen deze militie op nationaal niveau te organiseren om een einde aan de staande legers te maken; het is een eerste economische conditio sine qua [non] [noodzakelijke voorwaarde] voor alle sociale verbeteringen om deze bron van belastingen en Staatsschulden en dit constante gevaar dat de klassenheerschappij zich de regeringsmacht toe-eigent — de klassenheerschappij of een avonturier die pretendeert alle klassen te redden — onmiddellijk af te danken.) Dat is tevens de beste garantie tegen buitenlandse agressie en maakt in feite het kostbare militaire apparaat onmogelijk in alle andere landen; dat is de emancipatie der boeren van de bloedbelasting waardoor zij de vruchtbaarste bron van alle belastingopbrengsten en (financiering van) Staatschulden zijn. Hier is reeds het punt waarop de Commune een geluk voor de boer is, het eerste woord van zijn emancipatie. De “onafhankelijke politie” wordt opgeheven en haar schurken vervangen door dienaren van de Commune. Het algemeen kiesrecht, tot nu toe misbruikt óf voor de parlementaire sanctionering van de Heilige Macht van de Staat óf een speeltje in handen van de heersende klassen - door het volk slechts te hanteren om eenmaal in vele jaren (door het kiezen van de instrumenten) de parlementaire klassenheerschappij te sanctioneren - wordt voor zijn werkelijke doelen geschikt gemaakt: door de Gemeenten hun eigen uitvoerende en wetgevende functionarissen te laten kiezen. Verjaagd werd de misvatting, dat besturen (administration) en regeren (political governing) mysteries zouden zijn, bovenaardse functies die alleen toevertrouwd kunnen worden aan een geschoolde kaste: Staatsparasieten, hoogbetaalde hielenlikkers (sycophants) [In klassiek Athene probeerden sykofantes geld aan het politieke stelsel te verdienen door medeburgers met een politiek proces te dreigen of namens hen wetsvoorstellen (in de Volksvergadering) in te dienen; opm. v.d. vert.], klaplopers op de hogere posten die de ontwikkelde mensen uit de massa opzogen en tegen elkaar opzetten op de lagere plaatsen in de hiërarchie. Het volledig opruimen van de Staatshiërarchie en het vervangen van de arrogante heersers over het volk door haar, ieder moment afzetbare, dienaren, een nep-verantwoordelijkheid door een echte verantwoordelijkheid, omdat zij voortdurend onder controle van het volk handelen. Zij worden betaald als een geschoolde arbeider, 12 pond per maand, terwijl het hoogste salaris maximaal 240 pond per jaar bedraagt, een salaris dat, volgens Professor Huxley, een grote wetenschappelijke autoriteit, iets meer dan 1/5 is van waarmee een grootstedelijke schoolbestuurder het moet doen. De hele komedie van de van de Staatsmysteries en — pretenties werd opgeruimd door een Commune, vooral bestaande uit eenvoudige werklieden, die de verdediging van Parijs organiseerden en oorlog voerden tegen de magistratuur (praetorians) [Pretoren waren hoge Romeinse politieke en later juridische ambtsdragers; opm. v.d. vert.] van Bonaparte, die voor de approvisionnement [bevoorrading] van die immense stad zorgden, die alle posten overnamen die tot dan toe verdeeld waren tussen regering, politie en topambtenaren. Zij deden dat onder buitengewoon moeilijke en ingewikkelde omstandigheden, zoals Milton zijn Paradise Lost voor een paar pond schreef, niet beschroomd om fouten te erkennen door ze te corrigeren. Zij maken in een klap de openbare functies, militaire, administratieve en politieke, tot werkelijke arbeidersfuncties, in plaats van verborgen eigenschappen van een hoogopgeleide kaste; (zij scheppen orde in de storm van de burgeroorlog en de revolutie) (zij nemen maatregelen tot algemene vernieuwing). Hoe groot de verdiensten van de afzonderlijke maatregelen van de Commune ook waren, haar grootste maatregel was haar eigen organisatie, een maatregel die op een tijdstip werd genomen, dat de buitenlandse vijand aan de ene poort stond en de klassenvijand aan de andere. En zij bewijst door haar bestaan haar levenskracht en bevestigt haar ideeën door haar daden. Haar optreden was een overwinning op de overwinnaars van Frankrijk. Het gevangen Parijs hernam met een dappere sprong het leiderschap van Europa, daarbij niet vertrouwend op bruut geweld, maar doordat zij bij haar leiderschap van de sociale beweging de aspiraties van de arbeidersklasse in alle landen belichaamde.

Toen alle grote steden zich naar het model van Parijs als Communes organiseerden, kon geen regering deze beweging door de plotselinge overval van de reactie onderdrukken. Juist door deze voorbereidende stap werd tijd voor haar ontwikkeling, de garantie voor de beweging gewonnen. Heel Frankrijk moest zich tot zelfwerkzame en zelfbesturende Communes organiseren; het staand leger moest vervangen worden door volksmilities, het leger van Staatsparasieten verwijderd worden, de kerkelijke hiërarchie vervangen worden door de schoolmeester, de Staatsrechtbanken veranderd worden in Communale organen; de verkiezingen voor de nationale vertegenwoordiging moesten geen gegoochel van een almachtige regering zijn, maar de bewuste uitdrukking van georganiseerde Communes en de Staatsfuncties teruggebracht tot enkele functies voor algemene nationale doelen.

Dat is dus de Commune, de politieke vorm van de sociale emancipatie, van de bevrijding van de arbeid door de inbezitnemingen (slavernij) van de monopolisten van de arbeidsmiddelen, die gecreëerd worden door de arbeiders zelf of geschenken der natuur zijn. Zoals de Staatsmachine en het parlementarisme niet het werkelijke leven van de heersende klassen, maar slechts de georganiseerde algemene organen van haar overheersing - de politieke garanties, vormen en uitdrukkingen van de oude orde - zijn, zo is de Commune niet de sociale beweging van de arbeidersklasse en daarom niet de beweging van de algemene vernieuwing van de mensheid, maar haar georganiseerde actiemiddel. De Commune ruimt de klassenstrijd niet op waardoor de werkende klassen vechten voor de afschaffing van alle klassen en daarmee alle klassenheerschappij (omdat het zij geen specifiek belang vertegenwoordigt, maar de bevrijding van de “arbeid”, dat wil zeggen de fundamentele en natuurlijke voorwaarden van het individuele en het sociale leven dat alleen door in bezitneming, bedrog, en kunstmatige trucjes door de minderheid aan de meerderheid opgelegd kan worden). Zij schept echter het rationele tussenstadium waarin dit klassengevecht op de redelijkste en humaanste wijze haar verschillende fasen kan doorlopen. De Commune kan gewelddadige reacties en revoluties oproepen. Zij maakt een begin met de emancipatie van de arbeid — haar grote doel — door afschaffing van de onproductieve en schadelijke activiteiten van de Staatsparasieten, enerzijds door de oorzaken van de verkwisting van een enorm deel van de nationale productie ter verzadiging van het Staatsmonster op te heffen en anderzijds door de feitelijke plaatselijke en nationale bestuurstaken tegen arbeidersloon te laten verrichten. Zij maakt daarom een begin met een immense besparing en met economische en politieke hervorming.

Wanneer de Communale organisatie eenmaal sterk op een nationale schaal is verankerd, zullen de rampen die het nog zal moeten doorstaan, sporadische slavenhoudersopstanden, die tijdelijk het werk van de vredelievende vooruitgang onderbreken, de beweging slechts versterken door het zwaard in handen van de Sociale Revolutie te geven.

De arbeidersklasse weet dat ze door de verschillende fasen van de klassenstrijd moet gaan. Zij weet dat het opheffen van de economische voorwaarden van de arbeidsslavernij door de voorwaarden van de vrije en geassocieerde arbeid alleen het progressieve werk van de tijd kan zijn (die economische transformatie), dat zij niet alleen verandering van de verdeling vragen, maar ook een nieuwe organisatie van de productie of beter de bevrijding van de maatschappelijke vormen van productie in de huidige organisatie van de arbeid (voortgebracht door de huidige industrie) van de ketenen der slavernij, van hun huidige klassenkarakter en hun harmonische nationale en internationale coördinatie. De arbeidersklasse weet dat de huidige “spontane werking der natuurwetten van het kapitaal en de grondeigendom” slechts overwonnen kunnen worden door “de spontane werking van de wetten van de maatschappelijke economie van de vrije en geassocieerde arbeid”, door een lang proces van ontwikkeling van nieuwe voorwaarden, zoals dat ook gold voor de “spontane werking van de economische wetten van de slavernij” en de “spontane werking van de economische wetten van de lijfeigenschap”. Maar zij weet ook dat door de Communale vorm van de politieke organisatie direct grote stappen voorwaarts gezet kunnen worden en dat de tijd gekomen is om die beweging voor zichzelf en voor de mensheid te beginnen.