Jasper Schaaf
Karl Marx, Bekend en onbekend
Hoofdstuk 13


‘HET COMMUNISTISCH MANIFEST’ – EEN SCHAT AAN INZICHTEN

— Indien dus de revolutie van 1848 geen socialistische revolutie was, zo baande zij toch voor deze de weg en maakte zij er de bodem geschikt voor. —

Friedrich Engels[158]

Hier vermelde titels raadplegen?
Meer weten over een onderwerp? Ga naar de tabel: Algemeen archief
of de: Zoekpagina

In het hoofdstuk Bijna honderdvijftig werd iets verteld over de voorgeschiedenis van het Manifest der kommunistischen Partei, in Nederland bekend als Het communistisch manifest. Het Manifest werd gepubliceerd in februari 1848, dus honderdvijftig jaar geleden.[159] Het is gezamenlijk geschreven door Karl Marx en Friedrich Engels. Verschillende formuleringen erin stammen waarschijnlijk van Marx, zoals het bekende spook dat door Europa waart. De uitspraak over het door Europa warend spook is wereldberoemd, of zo men wil, berucht. Het Manifest bevat echter nog veel meer treffende uitspraken, elk het overwegen waard. Het boekje is veel meer dan één analyse. Het is een bondige samenvatting van vele, samenhangende inzichten. Bij een herdenking van honderdvijftig jaar Het communistisch manifest is het goed eens meer van deze uitspraken voor het voetlicht te halen. De lezer vindt daarom in dit hoofdstuk geen uitgebreide analyse van tijd, plaats en politieke situering van het geschrift, geen diepgaande uitwerking van een enkel aspect en ook geen referenties naar de honderden studies over het Manifest, maar een reeks van gevleugelde passages, die alle het nader overdenken waard zijn.

Gekozen is voor een dertigtal uitspraken, met een kort commentaar. Uiteraard is de keuze selectief. Het Manifest bevat ook uitspraken, waar kritisch naar gekeken zou kunnen worden of deze wellicht achterhaald zouden kunnen zijn. Dat is echter niet het doel van dit hoofdstuk. Bovendien zou in dat geval het tijdsgewricht waarin Marx leefde dieper moeten worden geanalyseerd. Want het kan dan bijvoorbeeld om politieke tendenzen gaan die Marx en Engels in hun tijd scherp analyseerden, waarbij ze een tamelijk snelle politieke verandering verwachtten, zo snel dat een spoedige ontknoping mogelijk leek, maar intussen nog altijd op basis van het kapitalisme wereldomvattende dramatische ontwikkelingen zich voltrekken. Bijvoorbeeld in de nog immer doorgaande politiek van het rigoreus openleggen en exploreren van de verste uithoeken van de wereld, waarbij moderne verkeers- en communicatietechnieken worden toegepast. Een ontwikkeling die Marx en Engels zien in hun tijd, die echter op een ander niveau dan toen precies voorzien werd, nog steeds verder gaat.

Voor de passages volgen, nog een opmerking. De Nederlandse vertaling van Het communistisch manifest – de Pegasus-uitgave die zo’n 20 keer werd herdrukt – weet het bloemrijke Duits waar Marx zo sterk in is heel treffend te vertalen. Het is wat dat betreft een gepast eerbetoon aan de Nederlandse communistische partij gebruik te maken van deze vertaling, zodat bovendien de citaten voor de lezer vrij makkelijk traceerbaar zijn.[160]

1 Een spook waart door Europa – het spook van het communisme. Alle machten van het oude Europa hebben zich tot een heilige drijfjacht tegen dit spook verbonden, de paus, de tsaar, Metternich en Guizot, Franse radicalen en Duitse politiemannen.[161]

De bekende openingszin van het Manifest. Veelvuldig geciteerd, de angst van de bourgeoisie vertolkend, uitdagend. De heilige drijfjacht is immer actueel. Na de val van De Muur ligt de heer Bolkestein er nog even wakker van als de heer Bommel van zijn illusies. Voorvoeld wordt dat het kapitalistisch stelsel, hoe lang het duren mag, uiteindelijk bezig is een doodsstrijd te voeren.

2 De geschiedenis van elke tot nog toe bestaande maatschappij is de geschiedenis van klassenstrijd.[162]

Dit is de meest krachtige algemene conclusie uit een omvattende analyse van de geschiedenis. Hier is sprake van een hele dialectische filosofie in een notendop, een basisgegeven van het historisch materialisme. Het is eveneens een scherp politiek programmatisch punt. De ontwikkeling volgen, sterker nog, de ontwikkeling benvloeden en voor een deel zelfs welbewust ter hand nemen, betekent zich actief gaan mengen in de klassenstrijd. In het kamp van het strijdend proletariaat. Het komt erop aan de wereld te veranderen. Wil men dat echt, en niet op bijzaken alleen, dan is een klassenstandpunt en deelname aan de klassenstrijd onvermijdelijk.

3 Waar de bourgeoisie aan de heerschappij is gekomen, heeft zij alle feodale, patriarchale, idyllische verhoudingen vernietigd.[163]

Met de nadruk op alle. Niet dat er geen feodale of idyllische verhoudingen meer kunnen bestaan, maar het kapitaal bepaalt de relatieve toelaatbaarheid ervan. Dus het echt idyllische is er wel van af. De kapitalistische maatschappelijke structuur raakt alles. Een inzicht waar Engels onder meer op doelt wanneer hij schrijft, dat in het Manifest de revolutionaire rol die het kapitalisme in het verleden heeft gespeeld ten volle wordt recht gedaan.[164] Het kapitalisme heeft alle oude sociaal-economische, sociaal-psychologische, juridische en morele verhoudingen gerevolutioneerd. Het heeft een belangrijke drijfveer van de mens geëmancipeerd, het egoïsme. Die weer te beteugelen binnen een sterk sociaal verband, dat is de politieke en morele opgave van het communisme.

4 De bourgeoisie heeft onthuld hoe de brute krachtpatserij, die de reactie zozeer in de Middeleeuwen bewondert, haar passende tegenhanger vond in de traagste dagdieverij.[165]

Een dialectiek van wezen en schijn. Men kijkt naar prachtige riddertournooien en zwijmelt bij heldhaftige kruistochten, maar verdoezelt het onbenut laten van een geweldig arbeidspotentieel in de Middeleeuwen. De onthulling van het laatste doet de bourgeoisie in de meest brutale vorm, door de arbeidskracht nietsontziend maximaal uit te buiten.

5 De bourgeoisie kan niet bestaan zonder de productieinstrumenten, dus de productieverhoudingen, dus alle maatschappelijke verhoudingen voortdurend te revolutioneren.[166]

Niet alleen de arbeidskracht wordt creatief – soms sterk regulerend, dan weer flexibiliserend, of met beide tendenzen ineens – sterk uitgebuit, maar heel de creatieve uitvindingskracht wordt terwille van de winstexpansie en machtshonger beheerst en ontplooid. Dit revolutionaire proces woedt nog altijd voort, hoe vaak het einde ervan al voorspeld is, en wat de risico’s voor de mensheid ook mogen zijn. Al is dat zo, het zal niet eeuwig zo zijn. Geen stelsel tot dusver, hoe machtig het ook was, had het eeuwige leven. Juist dat is de revolutionaire kracht van het historische specifieke stelsel, dat het zichzelf uiteindelijk opheft of opgeheven wordt. Een enthousiaste doodgraver die blind is voor wie hij graaft. Doodgraver? Dat kan men ook net iets anders zeggen. Marx en Engels zeggen in het Manifest over de bourgeoisie dat zij de grootindustrie ontwikkelt waardoor de arbeidersklasse zich hechter, revolutionair moet gaan organiseren. Het effect: de bourgeoisie ‘produceert vóór alles haar eigen doodgraver.’[167]

6 Al het feodale en vaststaande vervluchtigt, al het heilige wordt ontwijd en de mensen zijn eindelijk gedwongen hun plaats in het leven, hun wederzijdse betrekkingen met nuchtere ogen te beschouwen.[168]

Eén van de principes van de dialectiek. Niets staat vast, en dat gegeven wordt door het kapitalisme helderder blootgelegd dan ooit tevoren. Met alle risico’s van vervreemding en ontheemding. De ontzuiling, de vervuiling, de migratie die meer en meer normaal zal worden en de vlucht van het kapitaal, alle zijn ontstuitbare verschijnselen, totdat de mens het waagt het totaal van de verhoudingen waarin hij leeft nuchter onder ogen te zien. Wederzijdse betrekkingen zijn heden ten dage zowel ‘grote’ mondiale politieke verhoudingen als ‘kleine’ relaties tussen mens, medemens en zijn omgeving. De gevraagde nuchterheid is doorgaans nog zoek. Het is onontkoombaar die te verwerven door onderzoek, opheldering, scholing, actie en strijd.

7 De bourgeoisie trekt door de snelle verbetering van alle productiewerktuigen, door de oneindig vergemakkelijkte communicaties alle, ook de meest barbaarse, naties binnen de civilisatie.[169]

Bill Gates kan zich wel heel geweldig voelen, maar Marx en Engels hadden al honderdvijftig jaar eerder door hoe klein de wereld zou worden. Internationaal bankverkeer, krant, telegraaf, telefoon, trein, vliegtuig, auto, satellieten, TV, PC en internet, alle zijn slechts aspecten van één ontwikkeling. Al lang voorzien, zij het natuurlijk niet in de specifieke vormen ervan. De kunst is de ontwikkeling te beheersen, in plaats van beheerst te worden. Het opheffen van vervreemding en uitbuiting is nog immer hetzelfde revolutionaire doel, dat dwars door deze ontwikkeling heen en temidden van alle (klassen)tegenstellingen bevochten moet worden. Het proletarisch doel van de alzijdige socialistische revolutie is actueel.

8 (De bourgeoisie) dwingt (alle naties) de zogenaamde beschaving bij zichzelf in te voeren, dat wil zeggen bourgeois te worden. In één woord, zij schept zich een wereld naar haar eigen beeld.[170]

Het is niet eens zozeer een willekeurige dwang en machtsgebruik (of misbruik) waarin de kapitalist door egoïstische winsthonger gedreven, anderen aan zich onderwerpt. De kapitalist zit zelf gevangen. Hij kan niet anders meer. Marx en Engels passen Feuerbachs kritiek op de religie als vervreemding hier bewust toe. Het eigen kritische oordeel van de kapitalist is verblind. Zijn moraal is economische bepaald, zo sterk dat het lijkt op een religieuze bevangenheid. En ieder moet van hem het spel meespelen. Hij weet niet beter. Slechts de socialistische revolutie kan ook hem bevrijden, ook al wil hij dat niet. Hij weet niet eens meer wat hij eigenlijk wil?

9 Het noodzakelijk gevolg (van de centralisatie van eigendom en productiemiddelen) was de politieke centralisatie.[171]

Niet alleen ontstaan uit de provincies één natie, één regering, één hoofdstad, één wetgeving, één ‘nationaal klassenbelang’ en één belastingstelsel, zoals in de tijd van Marx en daarna. De alomvattende kapitaalbeweging kent immers geen grenzen. Impliciet is het Europa van de concerns en van het bankkapitaal voorzien, alsmede de transcontinentale economische, politieke en moreel-juridische expansie. Het zijn specifieke ontwikkelingen van de algehele kapitalistische ontwikkeling. De morele aspecten zijn niet louter negatief. Immers, de revolutionaire bourgeoisie strijdt voor bepaalde morele verworvenheden. Hiermee kan ook de arbeidersklasse haar opgeld doen, zoals met de tendens naar algemene emancipatie en communicatie. Centralisatie vormt een vat vol tegenstrijdigheden, een vat dat ook als een fragmentatiebom kan werken. Internationale solidariteit van de werkende klasse is daarop het noodzakelijke antwoord.

10 Voor onze ogen voltrekt zich een dergelijke beweging. De burgerlijke productie- en verkeersverhoudingen, de burgerlijke eigendomsverhoudingen, de moderne burgerlijke maatschappij, die zulke ontzaglijke productie- en verkeersmiddelen heeft te voorschijn getoverd, gelijkt op de heksenmeester die de onderaardse machten die hij zelf heeft opgeroepen niet meer kan beheersen.[172]

Inderdaad, nu het spel begonnen is moet het gespeeld worden. De geschiedenis kent winnaars en verliezers. De specifieke wijze waarop het spel gewonnen wordt is echter niet (vooraf) bekend, ook al is er veel bekend van de spelers, de fiches, de vakjes en de regels. Eerder is het een reeks van spelen, waarbij de regels blijven veranderen. Dat het kapitalisme niet eeuwig bestaat is zeker, hoe het opgeheven wordt en hoe het socialisme in zijn bijzondere gedaanten gestalte krijgt, staat lang niet vast. Vandaar dat de communist mee moet spelen en tegen moet werken, en beide activiteiten elkaar niet eens uitsluiten. Constructief afbreken, vooruit werken en tegelijk vernietigen, met als doel steeds dichter bij het socialisme te komen. In kleine stappen en in grote stappen, wat maar mogelijk is. De communist werkt in deze maatschappij, en werkt openlijk aan een andere maatschappij. De kunst is niet opnieuw in de valkuil van de heksenmeester te stappen, maar de eigen positie nauwkeurig te blijven bepalen. Werkelijke kennis veronderstelt ook zelfkennis.

11 Het proletariaat doorloopt verschillende trappen van ontwikkeling. Zijn strijd tegen de bourgeoisie begint met zijn bestaan.[173]

In het bestaan als proletariër, als (klassenbewuste) arbeider, als werknemer bestaan er velerlei vormen van strijd. Dagelijks speelt het strijdperspectief van de korte en lange termijn. Belangenstrijd en strijd voor het socialisme horen bijeen, zeker als de strijd met bewustzijn wordt gestreden. Het gaat om een principiële positie van spanning, strijd en tegenstrijdigheden. Hierin bestaat altijd de vraag: hoe ziet de toekomst van mij in mijn maatschappelijke positie eruit. De diverse ontwikkelingsstadia van deze klassenpositie brengen met zich mee dat naast de principiële hoofdtegenstelling van koper en verkoper van de arbeidskracht er tal van posities te onderscheiden zijn. Vroeger waren er geen twee sociale klassen, maar meerdere. Nu nog. Dat tast de schrille tegenspraak van de posities van de kapitalist en de arbeider geenszins aan. De modernisering, de verdere ontwikkeling van deze tegenstelling hoort er simpelweg bij. De uitbuiting van de (vaak) goedbetaalde flexibele werknemer is efficiënt en effectief. Zo ook de uitbuiting via de omweg van de voorfinanciering door het bankkapitaal, voor wie de arbeider indirect ook zijn arbeid verricht. Hoe handig en met wat voor verzachtende middelen deze moderne uitbuiting ook vorm krijgt, de klassenstrijd tegen de kapitalist houdt pas op wanneer het bestaan als economische klasse ophoudt. Dan bestaat noch de kapitalist, noch de proletariër nog langer. Immers, de proletariër is erop aangewezen zijn arbeidskracht aan de kapitalist te verkopen. Als niemand die nog koopt, kun je deze kracht niet meer verkopen, moet de mens zijn arbeidskracht zelf gebruiken (in vrije associatie). Dat kan pas in een klassenloze maatschappij, iets anders is (nog) niet voorstelbaar.

12 Aanvankelijk strijden de arbeiders afzonderlijk, dan de arbeiders van één fabriek, dan de arbeiders van een tak van bedrijf in één plaats tegen de afzonderlijke bourgeois die hen rechtstreeks uitbuit.[174]

Het kapitaal kent de tendens zich te concentreren tot (imperialistisch) multinationaal monopoliekapitaal. De arbeiders en hun bonden moeten zich ontwikkelen tot een eensgezinde, solidaire en strijdbare vakbeweging, óók gericht op het politieke doel van het socialisme. Niet alleen het kapitaal kent zijn crises, evenzeer geldt dit voor de arbeiders en hun bonden. Ogenschijnlijk fragmenterende tendenzen, ogenschijnlijk tegen concentratie gericht, zoals de start van vele kleine bedrijven, versluieren de monopolisering van het grote financieringskapitaal. Daarom organiseren de kapitalistische staat en het kapitaal multilaterale organisaties om hun grote gezamenlijke belang veilig te stellen, zoals de OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. Zo kunnen ook de arbeiders en groepen arbeiders leren door hun vermeende uiteenlopende belangen heen te kijken. Dat vereist een permanent leerproces, dat echter niet direct met geweld af te dwingen is. Of liever, het geweld van de klassentegenstelling dwingt dat op den duur wel af.

13 Van alle klassen, die heden ten dage tegenover de bourgeoisie staan, is slechts het proletariaat een werkelijk revolutionaire klasse. De overige klassen raken in verval en gaan ten onder met de grootindustrie, het proletariaat is er het hoogsteigen product van.[175]

De meeste loonafhankelijke werknemers verkopen hun arbeidskracht direct aan een bedrijf. Ook is het doorgaans duidelijk aan wie de arbeider zijn arbeidskracht verkoopt. Dat geldt niet voor andere groepen. De kleine kruidenier of de grote varkensboer die in zijn hele doen en laten aan de kapitaalverschaffende bank gekluisterd is, is vast verankerd in de kapitalistische structuur. Hij verkoopt indirect zijn arbeidskracht aan de kapitalist. Zijn uitbuiting neemt makkelijk versluierende vormen aan en voor werkelijk verzet tegen de uitbuiter ontbreekt het hem aan middelen. Want met elke staking treft hij louter zichzelf. Zo is de grootste, beslissende kracht die zich tegen het kapitaal richt de werknemer die in relatieve vrijheid nog direct zijn arbeidskracht kan verkopen en op een bepaald moment kan weigeren deze in te zetten. Betekent dit dat een zuiver economische strijd kan leiden tot het socialisme? Vroeger niet, en nu zeker niet. Het kapitaal is verbonden met ingewikkelde staatsstructuren, die zelf steeds in ontwikkeling zijn. De revolutionaire arbeider moet ook die structuren te lijf gaan en zelf politiek leren die te beheersen, wanneer hij heel de maatschappij wil omwentelen.

14 De proletarische beweging is de zelfstandige beweging van de overstelpende meerderheid in het belang van de overstelpende meerderheid.[176]

Er zijn mensen die zich koesteren in de burgerlijke individualistische ideologie en naar hun zeggen zeker niet bij de meerderheid willen horen. Wat men niet wil zijn, is men echter wellicht toch. De alomvattende werking van de kapitalistische maatschappij is tot in de kleinste privé-sfeer zichtbaar en voelbaar aanwezig. Wanneer je dat ontkent, bén je er niet eens, heeft de vervreemding psychopathologische trekken aangenomen. De erkenning er wel te zijn en mee te willen doen is daarom gezond, niet vies en niet eng. Deel uitmaken van de grote meerderheid betekent bovendien geenszins dat de eigen persoonlijke ontwikkeling taboe is. En dan de georganiseerde beweging nog! Wanneer de kapitalist zijn eigen belang zo hoog houdt, mag de overstelpende meerderheid in eigen land en elders op de wereld dat dan ook niet doen? Wanneer het belang van de meerderheid werkelijk in acht wordt genomen, moét toch zorgvuldig worden opgetreden, juist om nieuwe uitbuitingsverhoudingen te vermijden?

15 De belangrijke voorwaarde voor het bestaan en de heerschappij van de bourgeoisklasse is de opeenhoping van de rijkdom in handen van particulieren, de vorming en vermeerdering van het kapitaal; de voorwaarde van het kapitaal is de loonarbeid.[177]

Marx en Engels geven aldus een pakkende, veelomvattende samenvatting van de kapitalistische sociaal-economische structuur. Treffend is de term ‘opeenhoping’. Wanneer een arbeiders heden ten dage van zijn baas wat aandelen krijgt aangeboden, werkt dat natuurlijk corrumperend. Zo is dat ook bedoeld, al wordt het anders genoemd, bijvoorbeeld winstdeling, een sociaal gebaar of verbetering van het commitment. De arbeider hoeft zich evenwel niet te generen. Verkoop die aandelen maar en doe er iets moois mee. Van opeenhoping is geen sprake, van heerschappij of zeggenschap in het bedrijf zeker niet, met die paar aandelen. De echte kapitalisten zijn bij nader inzien doorgaans nog prima te onderscheiden. En ook al mocht het kapitalistisch stelsel zich zo kunnen ontwikkelen dat de kapitalist geheel zoek lijkt en er hooguit (grote) inkomensverschillen bestaan, dan nog deugt het stelsel niet. Immers, de werknemer moet nog altijd zijn arbeidskracht verkopen, is loonafhankelijk en daarmee afhankelijk van een stelsel waarover hij geen doorslaggevende zeggenschap heeft, waarin wordt uitgebuit, vervuild en vervreemd. Het proletarisch klassenbelang vraagt nog altijd om omverwerping, grondige verandering van de maatschappijvorm.

16 Met de ontwikkeling van de grootindustrie wordt dus aan de bourgeoisie de grondslag zelf waarop zij produceert en zich de producten toeëigent, onder de voeten weggetrokken. Zij produceert vóór alles haar eigen doodgraver.[178]

Deze doodgraverspassage mag hier niet ontbreken, een beroemde uitspraak van het Manifest. Het kapitalisme moet zich noodzakelijk verder ontwikkelen en zal altijd kapitaal en bedrijfsleven concentreren, althans in één samenhangend financieel en organisatorisch verband brengen. Dus moeten de werknemers dat ook. Al zouden sommigen zich misschien niet willen organiseren, behept met een burgerlijk individualisme, ze worden keer op keer gedwongen. De ondernemer, de belangrijkste zetbaas in het kapitalisme, soms zelf een van de belangrijkste kapitalisten, zou maar al te graag van de vakbonden áf willen. Nog sterker, via mechanisatie, automatisering en externe flexibilisering zoals uitzendwerk, zou hij nog liever van alle arbeiders áf willen. Echter, kapitaal en arbeid zitten in het zelfde maatschappelijke schuitje, de kapitalist kan niet van de factor arbeid af. Concurrentie en de daarbij behorende uitvinding, de automatisering, creëren steeds complexere productie-, distributie- en dienstenstelsels. Hiervoor is, op een meegroeiend steeds hoger ontwikkelingsniveau, veel arbeidskracht noodzakelijk. De doodgraver kan men trachten aan het lijntje te houden, maar de dood zal volgen wanneer de tegenspraken van het kapitalistisch stelsel te groot en de opgeroepen tegenkrachten jegens het kapitaal te sterk geworden zijn.

17 De communisten zijn dus praktisch het vastberadenste, steeds verder stuwende deel van de arbeiderspartijen van alle landen; theoretisch hebben zij op de overige massa van het proletariaat voor, dat zij inzicht hebben in de voorwaarden, de loop en de algemene resultaten van de proletarische beweging.[179]

Wat hier staat vergt nogal wat. Niet minder dan Marx en Engels gaven toentertijd leiding aan de communisten, en zij hadden theoretisch heel wat voor op de rest, de leiders en de ‘overige massa van het proletariaat’. Hier, en in de verdere context van het tweede hoofdstuk van het Manifest, wordt in wezen de voorhoederol van de partij gedefinieerd, maar ook wat er voor nodig is deze historische rol te kunnen vervullen. Het stuwend deel moeten zijn van de belangrijkste actuele historische beweging. Ga er maar aan staan. Voor communisten wordt hier niet minder dan de opgave geformuleerd om steeds concreet én algemeen het best mogelijke inzicht in de politieke verhoudingen te verwerven, en tevens dat inzicht in adequaat praktisch handelen om te zetten. Scholing en strijd, theorie en praktijk. Een communistische partij kan klein zijn, maar de rode vlag kan alleen omhoog worden gehouden, wanneer beide elementen aanwezig zijn, steeds weer, steeds elkaar vruchtbaar versterkend.

18 Wat het communisme kenmerkt is niet de afschaffing van de eigendom in het algemeen, maar de afschaffing van de burgerlijke eigendom.[180]

De private eigendom van de productiemiddelen, de toeëigening van de bulk van de producten om die met winstoogmerk te verhandelen en de daarop gebaseerde toeëigening van macht, gebaseerd op een eigenbelang van een beperkte groep: dié eigendom moet het ontgelden in Het communistisch manifest. En zo in feite ook de situatie waarin het tot loonslaaf reduceren van de arbeiders, van het gros van de mensheid vanzelfsprekend lijkt te zijn. Al te vaak wordt dit niet begrepen of welbewust ideologisch omgedraaid. Communisten pakken alles van je af. Niets is minder waar. Het doel van het communisme is de gezamenlijke productie, en het sociale beheer van de productiemiddelen en de natuur. Daarbij zijn persoonlijke eigendommen van grote waarde, maar kan de omvang ervan of de schadelijkheid van deze bezitsvorm bij sommige ‘goederen’ na maatschappelijke discussie het nodig maken beperkingen op te leggen. Voor de inderdaad nagestreefde toekomstige afschaffing van de burgerlijke eigendom – het particuliere bezit van de productiemiddelen – hoeft de mensheid echter in het geheel niet bevreesd te zijn. De mensheid krijgt meer terug dan ze kwijtraakt: vrijheid, werkelijke zeggenschap, de mogelijkheid van opheffing van vervreemding en de al genoemde nuchtere kijk op de menselijke betrekkingen.

19 Door arbeid verkregen, verworven, zelfverdiende eigendom![181]

Bijna overbodig, maar Marx en Engels voegen dit zelf toe. Angst voor de communisten is er steeds ingepraat vanaf kansel en katheder. Tegenwoordig via de media. Communisten kunnen positief stellen: eerlijk verkregen bezittingen, niet gebaseerd op uitbuiting, roof of onevenwichtige machtsverhoudingen, zijn een waardevol persoonlijk bezit. De kapitalist pakt dit af. Hoeveel burgers hebben niet te maken gehad met faillisementen en invorderende deurwaarders? De geruststelling is kennelijk echter nodig. Sommige mensen zijn bang hun kleine persoonlijke vrijheden en eigendommen kwijt te raken en rechtse ideologen vinden hier een ‘argument’ om het communisme in diskrediet te brengen. In 1848 en in 1998.

20 Kapitalist zijn betekent niet slechts een zuiver persoonlijke, maar een maatschappelijke plaats in de productie innemen.[182]

Lastig punt. Zoals we tegenwoordig propagandistisch de kapitalist met zijn fouten en miscalculaties graag met naam en toenaam noemen, was het in de tijd van Marx ook gebruikelijk dit te doen, en kerk, kroeg en kapitaal in één adem te noemen. Inzake de maatschappelijke functie van kerk en kroeg klopte dit ook. Net zoals tegenwoordig vaak andere instituties een dergelijke rol overnemen, waarbij gedacht kan worden aan de burgerlijke krant en de TV-omroepen. Toch draait het niet om personen en de persoonlijke positie, maar om de eigendoms- en machtsstructuur die fundamenteel fout is, omdat deze structureel onderdrukking, uitbuiting en ongelijkheid genereert. Leidinggevenden van kapitalistische instituties zoals werkgeversorganisaties moeten politiek resoluut aangesproken worden op de rol die ze spelen. En wanneer de sociaal-economische verhoudingen socialistisch omgewenteld worden kunnen deze personen, als ze betrouwbaar zijn en zich in hun nieuwe maatschappelijke plaats schikken, zich nog bijzonder nuttig maken. Dit is overigens niets nieuws. Na de Russische Oktoberrevolutie hebben diverse niet-bolsjewieken een dergelijke nieuwe maatschappelijke plaats ingenomen en vaak een positieve rol vervuld.

21 In de burgerlijke maatschappij heerst dus het verleden over het heden, in de communistische maatschappij het heden over het verleden.[183]

De filosoof G.W.F. Hegel spreekt een danig woordje mee in de geschriften van Marx en Engels. Wanneer het bewustzijn voortschrijdt en ‘bij de tijd’ is, dan lijken ook de verhoudingen zich te moeten aanpassen. Idealistisch volgt dan de werkelijkheid het denken. Aan een dergelijk denken lijkt deze passage te refereren; vanuit een moreel en rationeel toekomstperspectief kan de werkelijkheid worden beoordeeld, bijna op het utopische af. In de uitspraak schuilt echter eveneens de grote kracht van een helder ideaal. De communistische partij is de partij van het heden en van de toekomst. De uitbuiting en private toeëigening kunnen worden opgeheven. Wanneer dit kan, waarom daar dan niet op in te zetten? En als het ideaal bereikt wordt, verschrompelt de maatschappijvorm die armoede en ellende toeliet en zelfs creëerde tot een volstrekt anachronisme. Er is echter ook een risico, wanneer een dergelijke uitspraak te veel uit zijn verband wordt losgerukt. Het risico namelijk het actuele technologisch en economisch ontwikkelingspotentieel van de burgerlijke maatschappij danig te onderschatten. De burgerlijke maatschappij ként haar communistische bedreiging, omdat communisten in het openbaar hun politieke strijd voeren. De burgerlijke maatschappij wordt mede door die bedreiging creatief opgezweept, en staat bijvoorbeeld meer persoonlijke vrijheden toe dan ze misschien zou willen. Dat is een boeiende dialectiek: door het communisme ontstaan meer vrijheden en verworvenheden voor de arbeider, én het kapitalisme wordt er tijdelijk door bestendigd, geactualiseerd. De dialectische, historische ondertoon in het Manifest die de grote perioden van de geschiedenis benoemt, duidt óók op de lange gang die communisten nu eenmaal te gaan hebben.

22 Gij verwijt ons in één woord dat wij uw eigendom willen opheffen. Jazeker, dat willen wij.[184]

Anno 1998 speelt het kapitaal handig op de conjunctuur in door zo ongeveer alle mensen aan de aandelen te willen hebben. Bij Albert Heyn kan de kleine belegger terecht en men kan zelfs beleggen via de vakbondsverzekering. Wordt die eigendom ook opgeheven? Wie weet, maar dat hoeft de ontwikkeling niet te remmen. De kleine spaarder kan toch gewoon zijn kapitaaltje houden of in krediet terugkrijgen, wanneer de grootaandeelhouder zijn dik gevulde aandelenportefeuille kwijtraakt? Verschil moet er zijn. Communisten propageren geen algehele gelijkmakerij. Het verschil met de burgerlijke maatschappij is volgens het communistisch ideaal dat in de toekomst niet ieder zomaar kan bepalen in hoeverre men een ander mag uitbuiten, of dat men zonder meer alles maar mag verhandelen. Het soort ‘vrijheid’ dat de ander zijn vrijheid ontneemt zal verdwijnen. Oftewel: ‘Valt de sjacher, dan valt ook de vrije sjacher.’[185] Willen wij dat? Jazeker, dat willen wij! Communisten kunnen hier eerlijk en openlijk over zijn.

23 De communisten is verder verweten, dat zij het vaderland, de nationaliteit willen afschaffen. De communisten hebben (echter) geen vaderland. Men kan hun niet afnemen wat zij niet hebben.[186]

In wezen gaat het om internationale solidariteit van de arbeidersklasse, die zich richt tegen het kapitaal dat ook al lang niet meer nationaal denkt en werkt. In de tijd van Marx staat immers het liberale pleidooi voor wereldomvattende vrijhandel en tegen alle tolgrenzen hoog op de agenda. Wanneer het socialisme een hogere maatschappijvorm inhoudt, zal deze internationaal moeten zijn, althans op den duur dit worden. Dan kan nationale bekrompenheid verdwijnen, net zo afsterven als de repressieve staatsfuncties dat eens zullen doen. In die zin zal ook de concentratie van macht in de nu bestaande centra van het grootkapitaal en de wereldsteden kunnen worden beperkt. Alle delen van de wereld kunnen zich dan naar eigen inzicht ontwikkelen, wel binnen een algemeen communistisch verband. Sinds 1848 weten we dat bijbehorende vraagstukken nog verre van opgelost zijn, net zoals het communisme nog ver is. Dat de kapitalistische globalisering om een communistisch alternatief vraagt, zagen Marx en Engels toen al scherp.

24 In plaats van de oude burgerlijke maatschappij met haar klassen en klassentegenstellingen treedt een associatie, waarin de vrije ontwikkeling van ieder de voorwaarde is voor de vrije ontwikkeling van allen.[187]

In het communistisch doel, de communistische maatschappij, worden de oude productieverhoudingen opgeheven, verdwijnen de bestaansvoorwaarden van de klassentegenstellingen en de klassen in het algemeen. De maatschappij houdt op te bestaan als een door een klasse bepaalde maatschappij. De openbare macht verliest haar politieke, repressieve karakter. De productie komt in handen van vrije geassocieerde individuen. Op basis van deze ontwikkeling formuleert het Manifest zijn bondige omschrijving van het communisme. Het is een hogere eenheid van vrije individuen en welbewuste sociale cohesie. De vrije ontwikkeling van ieder duidt niet op vrijblijvendheid, want er worden communistisch inzicht en scholing voorondersteld in de toekomstige historische ontwikkeling. En als de ontwikkeling zó zou zijn dat de individuele ontwikkeling van ieder niet de voorwaarde kan vormen voor een vrije ontwikkeling van allen, wordt ook het individu in zijn bestaan en verdere ontwikkeling bedreigt en is dan dus nog verre van vrij. Het communisme vergt dus veel. Het is niet voor niets een hogere maatschappijvorm, waaraan gewerkt moet worden. Er staat niet dat het communisme een paradijs op aarde is. Het is een stuk lastiger. Het is eerder een ‘paradijs’ dat keer op keer verworven zal moeten worden, zeker wanneer dit concreet wordt gedacht op een kleine wereld met miljarden mensen.

25 In één woord, de communisten ondersteunen overal iedere revolutionaire beweging tegen de bestaande maatschappelijke en politieke toestanden.[188]

Een geweldig actieperspectief, met mondiale implicaties. Van meet af aan hebben consequente socialisten en communisten de anti-imperialistische strijd ondersteund. ‘Overal’ moet letterlijk worden genomen. Strijd voor socialisme gaat veel verder dan de strijd voor het directe eigenbelang van een deel van de arbeidersklasse. Immers, – zie de vorige passage – de vrije ontwikkeling van ieder is de voorwaarde de uitbuitingsverhoudingen in het algemeen op te heffen. Daarom óók ver weg, en óók in het klein, moet men opkomen voor de materiële en immateriële vrijheid van volkeren en individuen.

26 In al deze bewegingen plaatsen zij het eigendomsvraagstuk, welke meer of minder ontwikkelde vorm dit ook moge hebben aangenomen, als de grondslag van de beweging op de voorgrond.[189]

Communisten worden wel eens brutaal gevonden. Ze eisen steeds maar meer. Niet slechts een brood, maar de hele bakkerij. Niet slechts meer zeggenschap, maar de macht. Omdat het inderdaad om het eigendomsvraagstuk gaat. Communisten die politiek iets willen bereiken, zullen bij hun veelvragerij wel degelijk hun politieke ervaring mee laten tellen en reële eisen stellen. Maar ook altijd net iets er bovenop. Niet uit goedkoop principe. Wel uit het principe dat vooral de arbeidskracht de rijkdom van de mensheid schept en de arbeidende mens deze rijkdom verdient. Ook als het gaat om voorzieningen die op basis van deze rijkdommen kunnen bestaan, zoals onderwijs en gezondheidszorg. Werken in acties en vakbonden is een principiële zaak.

27 De communisten werken tenslotte overal aan de vereniging en het onderling eens worden van de democratische partijen van alle landen.[190]

Dit is de uitleg bij de praktisch-politieke oproep, de slotleuze van het Manifest: ‘Proletariërs aller landen, verenigt u!’ Eenheid en welbewuste discipline is nodig om de toekomstige opdracht te realiseren, het kapitalisme, de burgerlijke maatschappij omver te werpen.[191] Vereniging is noodzaak, dus de arbeidersklasse moet leren zich te organiseren in vakbonden, comité’s en partijen, met elk hun specifieke functies in het revolutionaire proces. Het is echter niet alleen discipline wat de klok slaat, of liever het gaat om een zelf gekozen doordachte discipline. De vrij wordende arbeiders moeten onderling overleggen en het eens zien te worden om hun hoofddoel te bereiken. Het gaat om een groeiproces waarin een zelfbewuste arbeidersklasse ontstaat. Niet slechts een klasse ‘an sich’, maar evenzeer een klasse ‘für sich’. Een langdurige emancipatiebeweging met een concreet doel wordt hier voorzien.

28 De communisten versmaden het, hun opvattingen en oogmerken te verhelen. Zij verklaren openlijk dat hun doel kan worden bereikt door de gewelddadige omverwerping van iedere tot dusverre bestaande maatschappelijke orde. Dat de heersende klassen sidderen voor een communistische revolutie![192]

Hier staat niet dat Marx en Engels verlekkerd het geweld omhelzen. Het gaat erom dat de auteurs van Het communistisch manifest het totale karakter van de beweging van het kapitaal hebben onderkend, de totale expansiedrift van de bourgeoisie, de mondiale, zeg maar imperialistische winst- en machtshonger van de kapitaalbeweging. Dat totaal omvattende karakter kan slechts volledig verdwijnen, niet een beetje, niet partieel. En de bourgeoisie kan niet zonder meer – wat de hogere bedoelingen van bepaalde individuen en sommige progressieve burgerlijke bewegingen ook mogen zijn – haar eigen voornaamste doelstellingen aan de kant zetten. In die zin zal de communistische revolutie ook alles, heel de maatschappelijke structuur moeten bereiken, dus maatschappelijk veelomvattend moeten zijn. Maar let op! Het totaal verdwijnen van de kapitalistische productie- en machtsstructuur betekent niet dat er niets van verworvenheden van de burgerlijke maatschappij overblijft. Wanneer de maatschappelijke structuur die de toekomst heeft de oude opheft, bouwt deze ook vóórt. Het moderne communisme dat Marx en Engels voorzien en als doel stellen betekent een vooruitgang, geen terugval in primitieve structuren. De macht van de bourgeoisie, de kapitaalexpansie, de alleenheerschappij en uitbuiting zullen echter verdwijnen. Terecht wordt gesteld dat alle groepen die hun oude machtsposities (gebaseerd op het kapitaal) willen handhaven, zullen sidderen. Hun bevoorrechte positie zal niet langer bestaan.

29 De proletariërs hebben daarbij niets te verliezen dan hun ketenen. Zij hebben een wereld te winnen.[193]

De winsthonger van het kapitaal is absoluut. Het kapitaal presenteert zich in de hele wereld en exploiteert de kleinste uithoeken van voorheen onontgonnen gebieden met geweld. Het kapitaal reikt tot en met de ingezette bulldozers die zelfs de regenwouden, de longen der aarde trachten om te ploegen. Daarmee wordt – cynisch, maar toch! – een wereldomvattende revolutie voorbereid. Zolang het socialisme slechts voor een deel bestaat, bijvoorbeeld in afzonderlijke naties, zal de klassenstrijd noodzakelijk doorgaan. Vreedzaam coëxisteren in de zin dat de strijd andere vormen aanneemt kán, maar die vreedzaamheid strekt zich niet uit tot een klassenvrede. Dat begreep de bourgeoisie in de koude oorlog maar al te goed. De heersende klassen sidderen voor de klasse die zij niet kunnen opheffen, omdat zij de arbeidskracht moeten exploiteren, ook in de hedendaagse sterk gedifferentieerde vorm. De arbeidersklasse die ten slotte krachtiger zal zijn, zal als zij overwint de hele mensheid meetrekken in een bevrijdende beweging, waarmee de geschiedenis een nieuwe fase in kan gaan.

30 Proletariërs aller landen, verenigt u![194]

_______________
[158] F. Engels, Voorwoord bij de Italiaanse uitgave van 1893 van Het communistisch manifest, Nederlandse vertaling, 17e druk, Amsterdam 1979, p. 33. In MEW, deel 4, p. 590.
[159] Dit hoofdstuk verscheen eerder als artikel in 1998.
[160] Er is gebruik gemaakt van de 17e druk, Amsterdam 1979. Het Manifest der kommunistischen Partei staat in de MEW in deel 4, pp. 459-493.
[161] Pag. 39.
[162] Pag. 40. Met deze uitspraak begint het eerste hoofdstuk.
[163] Pag. 43.
[164] Pag. 34, F. Engels, Voorwoord bij de Italiaanse uitgave van 1893 van het Manifest.
[165] Pag. 43.
[166] Pag. 44.
[167] Pag. 55.
[168] Pag. 44.
[169] Pag. 45.
[170] Pag. 45.
[171] Pag. 46.
[172] Pag. 47.
[173] Pag. 50.
[174] Pag. 50.
[175] Pag. 53.
[176] Pag. 54.
[177] Pag. 55.
[178] Pag. 55.
[179] Pag. 56.
[180] Pag. 57.
[181] Pag. 57.
[182] Pag. 58.
[183] Pag. 59.
[184] Pag. 59.
[185] Pag. 59.
[186] Pag. 62.
[187] Pag. 66.
[188] Pag. 80.
[189] Pag. 80.
[190] Pag. 80.
[191] Het begrip kapitalisme is in deze tijd nog niet gangbaar. Het Manifest spreekt eerder in termen van ‘de burgerlijke maatschappij’, zoals deze ontstaan is in de burgerlijke revolutie. De term ‘kapitalist’ wordt wel gebruikt (pag. 58), niet louter als kapitaalbezitter, maar vooral als maatschappelijke positie, als maatschappelijke plaats in de productie, gebaseerd op de uitbuiting van de proletariër.
[192] Pag. 80-81.
[193] Pag. 81.
[194] Pag. 81. Sinds het verschijnen van Het communistisch manifest is dit de centrale leuze van de socialistische arbeidersbeweging.