Jasper Schaaf
Karl Marx, Bekend en onbekend
Hoofdstuk 17


EEN OUDE KWESTIE

Marx, Lenin, Luxemburg en honderd jaar later

— Gaan wij niet in stompzinnige rust naar het werk en van het werk weer naar bed? —

Rosa Luxemburg[247]

Hier vermelde titels raadplegen?
Meer weten over een onderwerp? Ga naar de tabel: Algemeen archief
of de: Zoekpagina

Arbeid en gezondheid, een spanningsvolle verhouding. Arbeid is nuttig voor de mens, onderhoudt de mens, schept welvaart en creëert tal van communicatiemogelijkheden op en buiten het werk. Arbeid vernietigt ook, verslijt de mens. Concreter, in kapitalistische verhoudingen ontstaan door de arbeid tal van ziekmakende omstandigheden. Oorzaken? Door vuil en zwaar werk, door overmatige werkdruk en te lange arbeidsdagen en door de psychische pressie die de uitbuitingsverhoudingen met zich mee brengt. En daar bovenop nog eens door uitstoting uit het werk, in materiële of psychische armoede. Arbeid en gezondheid zijn vriend en vijand.

Over gezondheid als materieel en sociaal vraagstuk is sinds Marx en vooral door Marx veel gezegd. In het vorige hoofdstuk kwam de strijd voor de kortere arbeidsdag ter sprake, alsmede Marx’ voor de Eerste Internationale opgestelde verklaring. Hierin leest men: ‘We verklaren de beperking van de arbeidsdag tot een eerste voorwaarde, zonder welke elk ander streven naar verbetering en emancipatie wel moet mislukken. Zij is hoognodig, om de gezondheid en lichamelijke energie van de arbeidersklasse, dat wil zeggen de overwegende massa van iedere natie, te herstellen en om voor haar de mogelijkheid van geestelijke ontwikkeling, maatschappelijk verkeer en sociale en politieke activiteit zeker te stellen. Daarom stellen wij 8 arbeidsuren als wettelijke beperking van de arbeidsdag voor.’[248]

Sinds Marx’ historisch materialisme is een duidelijke invalshoek voorhanden om gezondheidsvraagstukken zowel concreet als in het algemeen beter te begrijpen. Het kapitaal probeert de mens inclusief zijn gezondheid steeds te óver-individualiseren. Sociaal bewogen mensen kunnen sinds Marx’ studie van het kapitaal de mede bepalende sociaal-economische oorzaken van het steeds repeterend ontstaan van gezondheidsvragen beter doorgronden. Daarvoor hoef je nog niet eens marxist te zijn.

Marx is zeker niet de enige die de sociale verbanden van gezondheidsvragen ziet. Eerdere socialisten – zoals Robert Owen (1771-1858) – zagen het verband al scherp. Door Marx’ diepgaande analyse van het industrieel kapitalisme als maatschappelijk stelsel heeft de sociale analyse van gezondheidsvragen echter een veel steviger fundament gekregen. Wanneer het sociaal-economisch systeem in al zijn facetten en in samenhang wordt begrepen, worden de talloze relaties met de vraag naar ziekte en gezondheid beter begrijpelijk.

Steeds weer zullen kapitalisten de arbeidsdag proberen op te rekken en zoveel mogelijk meerwaarde aan de arbeid trachten te ontlenen. Ziekte is daarbij een hindernis, die grenzen stelt aan de fysieke uitbuiting, maar voor kapitalisten ook een kans biedt fysiek minder sterke, veelal oudere werknemers uit het arbeidsproces te stoten. De schuldvraag is daarom van belang. En altijd maar weer worden alle propagandistische middelen ingezet om ziekte tot een individueel en vaak tot een zuiver fysiologisch probleem te reduceren. Omdat de winstmaximalisatie in het geding is, gaat het hier om een oud probleem. Zolang het kapitalisme bestaat zal er een streven bestaan de problemen van de arbeiders als louter hun probleem te schetsen.

De eventuele sociale meelevendheid van een individuele kapitalist wordt hierbij door de concurrentie begrensd. Als het rendement te laag wordt, houdt de sociale inzet van de kapitalistische ondernemer op, op straffe van faillissement. Of op z’n minst op straffe van een fikse ruzie met de aandeelhouders of wanneer het een overheidsinstelling betreft, ruzie met een o zo markt-conforme regering. Ook hier wordt zichtbaar, dat het kapitalistisch systeem als sociaal stelsel in laatste instantie inhumaan is, in tal van opzichten een rem op een veelzijdige menselijke ontwikkeling betekent. Veel vormen van ziekte, werkdruk en overspannenheid tonen de immorele kant van het kapitalisme.

Sinds Marx hebben vele marxisten en niet-marxisten de maatschappelijke vraag naar fysiek en psychisch welzijn bestudeerd. Een oude en actuele veelomvattende vraag. Vrijwel alle voorlieden van de marxistisch georiënteerde arbeidersbeweging, socialisten en communisten, kwamen van tijd tot tijd te spreken over de maatschappelijke grond van gezondheidskwesties. Zowel betreft dit de directe vraag om korter te werken (zie bijvoorbeeld Marx), de vraag om de gezondheidszorg voor de uitgebuite arbeiders (zie bijvoorbeeld Lenin), als de sociale en psychische vervreemding die ontstaat binnen de overmatig individualiserende burgerlijke maatschappij (zie bijvoorbeeld Luxemburg).

Het vroegere werk van Wladimir Iljitsch Lenin omvat een aantal grotere studies en polemieken. Zo verschijnt in 1899 zijn omvangrijke De ontwikkeling van het kapitalisme in Rusland.[249] Dit werk maakt indruk, zoals blijkt uit het feit dat in 1908 een tweede druk uitkomt. Deze sociaal-economische studie baseert zich op veelomvattend Russisch materiaal en op Marx’ Het kapitaal. Lenin wijst op de inzet van steeds meer machines in de landbouw en in de op de landbouw gebaseerde industrie, waarbij de uitbuitingsgraad van de arbeiders enorm toeneemt. De in de landbouw ‘kapitalistisch toegepaste machine schept ook hier – zoals overal – een geweldige impuls om de arbeidsdag te verlengen.’[250] ‘Meer en meer leidt de systematische toepassing van machines tot ongevallen onder de arbeiders in de landbouw’, schrijft Lenin, en ‘de arbeid van jonge meisjes en kinderen die aan de machines staan leidt natuurlijk tot een bijzonder groot aantal verwondingen.’ Bij deze seizoenarbeid worden bijvoorbeeld in het Gouvernement Cherson de ziekenhuizen vrijwel geheel gevuld met verwonde mensen uit de landbouw. Lenin spreekt – Tesjakow citerend[251] – over veldlazaretten waarin voortdurend gewonden van het geweldige landarbeidersleger worden opgenomen, die ten offer zijn gevallen aan de nietsontziende verwoestende werking van landbouwmachines en apparaten. Dit maatschappelijk probleem valt zo sterk op dat er zelfs medisch-specialistische literatuur ontstaat over verwondingen door landbouwmachines.

Genoemde nietsontziende verwoestende werking roept in Rusland net als in West-Europa tegenkrachten op, vooral van artsen die dagelijks de ziekten en ellende zien, en de misstanden onderkennen. Ook hierover schrijft Lenin, evenals over de enorm slechte leefomstandigheden en de veel te lange werkdag. Terwijl die in Rusland in de grote industrie op dat moment 11 à 12 uur duurt, is die in de kapitalistische landbouw in het genoemde Gouvernement Cherson 121/2 à 15 uur.[252]

Onder deze verhoudingen werden verbeteringen dringend noodzakelijk. Sommige artsen namen het voortouw en onderzochten de slechte omstandigheden. Zij stelden maatregelen voor die leidden tot de oprichting van gezondheids- en verpleegklinieken en het beschikbaar stellen van goedkopere maaltijden. Lenin stelt dat hoe bescheiden in omvang deze verbeteringen ook zijn, en hoe onzeker of deze zullen blijven bestaan, het toch een belangrijk historisch feit is dat binnen deze kapitalistische ontwikkeling in de landbouwgebieden meer voorzieningen en controle afdwingbaar, mogelijk zijn.[253] Maar er moet nog veel gebeuren aan hygiëne, sociaal-medische voorzieningen en vooral aan het bereiken van een veel kortere arbeidsdag. Want in deze fysieke en medische erbarmelijke situatie komen tyfus- en cholera-epidemieën regelmatig voor en heerst er veel syfillis.[254]

Aldus waardeert Lenin pogingen om de door de kapitalistisch georganiseerde arbeid ontstane gezondheidsproblemen te reguleren positief, zeker als ze bevorderd worden door mensen die echt betrokken zijn, zoals sommige artsen die dagelijks het lijden van de mensen zien. Tegelijk ziet hij ook dat de directe belangen van het kapitaal veel tegenhoudt. In een in 1901 voor de Iskra geschreven artikel wijst hij erop dat in de industrie de overheid weliswaar ondernemers verplicht ziekenhuizen bij de fabrieken te regelen, maar hiervan niets terechtkomt.[255] Dat is logisch: ‘De regering waagt het ook zeker niet, iets werkelijk van de kapitalisten te eisen, omdat anders het ‘heilige’ private eigendom wordt aangetast. En de regering wil ook zeker geen waarlijke verbetering van het leven van de arbeider, want ze is immers in talloze gevallen zelf ondernemer, ...’

Zo onderkent Lenin in zijn vroegere geschriften de gezondheidsproblemen die het vroege Russische kapitalisme oproept in de industrie en in de landbouwgebieden.

Vrijwel gelijktijdig, in hetzelfde jaar 1899 wanneer Lenins bovengenoemde boek verschijnt, onderkent Rosa Luxemburg de problemen van gezondheid, psychisch lijden en vervreemding in de burgerlijke kapitalistische stad in Duitsland. Het kapitalisme brengt niet alleen directe honger en ziekte, maar in de arbeid en het leven van de grote stad ontstaan diep ingrijpende vervreemdingsverschijnselen. In de grote stad vervreemdt de mens van zijn medemens, vereenzaamt vaak, met grote psychische consequenties.

In de Berliner Lokalnotiz van 4 mei 1899 is sprake van een achtendertigjarige handelaar die door een toenemende blindheid arbeidsongeschikt wordt en het op deze wereld niet meer ziet zitten. Hij vermoordt zijn zes- en achtjarige dochtertjes Erna en Margarethe en vertelt in de nagelaten brief van zijn hoop op een beter leven in het hiernamaals. Op dit geval – dat een volle eeuw later helaas nog zo overbekend voorkomt – reageert Luxemburg in de Leipziger Volkszeitung op een scherp ironische toon, met prachtige meeslepende zinnen die in een roman niet zouden misstaan. Zij sabelt in dit artikel, dat de titel draagt Slechts een mensenleven!, het hele kapitalistisch-burgerlijke cynisme neer.[256] Ondanks de triestheid gaat het dagelijks leven door en daarover vertelt Luxemburg, met een hatelijke ondertoon naar het systeem dat de ellende veroorzaakt, dat mensen zó ziek maakt en berooft van hun levensonderhoud, dat ze in eenzaamheid tot zulke daden komen. Voor de kleine burger gaat het leven gewoon door. De oppasser van de luitenant klopt het tapijt uit. Het draaiorgel speelt.

In de kapitalistisch-burgerlijke stad bestaat er geen samenhangende maatschappij, geen groepssolidariteit voor de vereenzaamde mens die uit het arbeidsproces wordt gestoten. Deze mens is slechts een van de ‘totale mensheid afgevallen splinter’.[257] Voor hem betekent de ‘individuele vrijheid’ nog slechts het recht te mogen sterven, zelfs de drang te moeten sterven. De antieke slaaf, zegt Luxemburg, die door zijn heer aan het kruis werd genageld, die kende tenminste nog zijn vijand, als mens tegen mens. De kapitalistisch-burgerlijke maatschappij is anoniem, de vermoorde mens kent zijn moordenaar niet meer, het hem uitstotende systeem. De antieke en de feodale maatschappij kenden zichtbare vijanden van de werkende mens. ‘Pas de burgerlijke maatschappij spreidde over haar misdaad de sluier van onzichtbaarheid.’[258]

De overlevende mens deelt in dezelfde vervreemding. En wijzelf, vraagt Luxemburg, delen ook wij niet hierin? Vliegt onze blik niet ieder dag verveeld over de resterende kleine berichtjes achter in de krant, waar het gaat over het afval van de burgerlijke maatschappij: diefstal, moord, zelfmoord en ongelukken? ‘Gaan wij niet in stompzinnige rust naar het werk en van het werk weer naar bed?’[259] En geloven we niet in stilte dat alles wel in orde is en vanavond ons potje bier wel klaar zal staan, terwijl de kapper over het wereldnieuws bazelt?

Luxemburg schrijft hier als voorloper van Brecht. Bekende slaapverwekkende clichés opsommend, gaat ze plotseling weer over op het harde feit dat er mensen zijn in deze maatschappij die hulpeloos verlaten zijn, slachtoffers van een wereld die hen uitstoot en hen tot zelfmoord drijft. Een vernietigende kritiek op de burgerlijkheid, de burgerlijke maatschappij, op het kapitalisme dat deze vervreemdende wereld dagelijks opnieuw creëert en instandhoudt. Een menselijke, maar in zijn dagelijkse levensvorm ook onmenselijke maatschappij.

Vrijwel gelijktijdig schreven Lenin en Luxemburg hun sociale kritiek op de gezondheidszorg en op de sociaal-psychologische omstandigheden van het opkomend kapitalisme. Hun kritiek verschilt, al naar gelang de omstandigheden van het Russische landarbeidersproletariaat en de verburgerlijkte kleine man, die zich onder de vleugels van de opkomende grote industrie in de stad veilig waant. Beider kritiek laat evenwel dezelfde vraag zien. Het kapitalisme verstoot zijn onrendabele leden, wanneer dat het beste uitkomt. Sociaal gevoel bestaat, maar is in laatste instantie vrijwel altijd aan rendement ondergeschikt.

En dan nu leven we honderd jaar na de constateringen van Lenin en Luxemburg. Lenins landarbeiders en hun kinderen werden door het kapitaal ziekten en soms de dood ingedreven, door extreme uitbuiting. Luxemburgs blinde arbeidsongeschikte en zijn kinderen vonden de dood door vervreemding, fysiek en psychisch lijden. Nu, in 1999, een tijd van grote werkdruk in vrijwel alle particuliere en overheidssectoren, wil het ziekteverzuim begrijpelijk maar niet zakken. Het is in Nederland zelfs wat gestegen van 5,1 % naar 5,6 % van 1997 naar 1998.

Wie is daarvoor verantwoordelijk? De ondernemers niet, ook niet voor een groter of kleiner deel? Voor de werkgeversorganisaties MKB en VNO-NCW is het duidelijk.[260] Financiële prikkels moeten de hedendaagse arbeider op blijven zwepen. Ziekte dient bestraft. Volledige doorbetaling van salarissen aan zieke werknemers moet worden afgeschaft, zo menen de dappere heren werkgevers. Ze zullen er in de wandelgangen wel een sociaal verhaal omheen prutsen, het harde feit van hun inzet staat er wél. Arbeid, gezondheid en welzijn, inderdaad een oude kwestie.

_______________
[247] R. Luxemburg, Gesammelte Werke, deel 1, eerste helft, Berlin DDR 1979, p. 469. ‘Gehen wir nicht in stumpfsinniger Ruhe an die Arbeit und von der Arbeit ins Bett?’
[248] K. Marx, Instruktionen für die Delegierten des Provisorischen Zentralrats zu den einzelnen Fragen (1866, gepubliceerd 1867), in MEW, deel 16, p. 192. ‘Wir erklären die Beschränkung des Arbeitstages für eine Vorbedingung, ohne welche alle anderen Bestrebungen nach Verbesserung und Emanzipation scheitern müssen. Sie ist erheischt, um die Gesundheit und körperliche Energie der Arbeiterklasse, d.h. der großen Masse einer jeden Nation, wiederherzustellen und ihr die Möglichkeit geistiger Entwicklung, gesellschaftlichen Verkehrs und sozialen und politischen Tätigkeit zu sichern. Wir schlagen 8 Arbeitsstunden als gesetzliche Schranke des Arbeitstages vor.’ Zie ook L. Karsten, De achturendag, p. 110.
[249] Zie W.I. Lenin, Werke, deel 3, Die Entwicklung des Kapitalismus in Rußland, Berlin DDR 1975, pp. 7-692. Deze uitgave van de Werke is conform de vierde Russische uitgave van de werken van Lenin.
[250] W.I. Lenin, Werke, deel 3, p. 232. ‘Die kapitalistisch angewandte Maschine schafft auch hier (wie überall) einen gewaltigen Impuls zur Verlängerung des Arbeitstages.’ En: ‘Schließlich führt die systematische Verwendung von Maschinen zu Unfällen der landwirtschaftlichen Arbeiter; die Arbeit von jungen Mädchen und Kindern an den Maschinen führt natürlich zu einer besonders großen Zahl von Verletzungen.’
[251] Lenin gebruikt hier N.I. Tesjakow, Die landwirtschaftlichen Arbeiter und die Organisation ihrer sanitären Beaufsichtigung im Gouvernement Cherson, Cherson 1896. De titel uit de Duitse uitgave van de werken van Lenin wordt hier verder onvertaald gelaten; zie W.I. Lenin, Werke, deel 3, p. 223.
[252] Zie W.I. Lenin, Werke, deel 3, pp. 244-245.
[253] Zie W.I. Lenin, Werke, deel 3, pp. 245-246.
[254] Zie W.I. Lenin, Werke, deel 3, pp. 245 en 295.
[255] W.I. Lenin, Werke, deel 5, Berlin DDR 1976, p. 80, Ein wertvolles Geständnis, geschreven voor de Iskra, juli 1901. ‘Die Regierung wagt es auch gar nicht, etwas Ernstes von den Kapitalisten zu fordern, damit das ‘geheiligte’ Privateigentum nicht angetastet wird. Und die Regierung will auch gar keine ernste Verbesserung des Lebens der Arbeiter, denn sie ist ja in zahllosen Fällen selbst Unternehmer, ...’
[256] R. Luxemburg, Gesammelte Werke, deel 1, 1893-1905, eerste helft van deel 1, Berlin DDR 1979, pp. 467-470, Nur ein Menschenleben!
[257] R. Luxemburg, Nur ein Menschenleben!, p. 468.
[258] R. Luxemburg, Nur ein Menschenleben!, p. 469. ‘Erst die bürgerliche Gesellschaft breitete über ihre Verbrechen den Schleier der Unsichtbarkeit.’
[259] R. Luxemburg, Nur ein Menschenleben!, p. 469.
[260] Zie De Volkskrant van 28 april 1999, Werkgevers willen korten op salaris bij ziekte.