Henk Sneevliet

Storm in de Jordaan

Spontaan verzet tegen steunverlaging


Geschreven: 1934
Bron: Boek- en Brochurehandel van de Rev. Soc. Partij ‘De rode vlag’, Zaandam
Vertaling: geen
Transcriptie Rick Denkers
HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, december 2006


I. Tekenen van strijd

De grote nederlaag, die het Duitse proletariaat in 1933 heeft ondergaan, oefende internationaal een noodlottige invloed uit op de strijdbaarheid van de arbeidersklasse. In een van de hoogst ontwikkelde landen van Europa kon de dictatuur van het fascisme werkelijkheid worden zonder dat er sprake was geweest van ernstige massale tegenstand. Zowel de Tweede als de Derde Internationale hadden in Duitsland grote partijen, die beschikten over een uitgebreide pers en een miljoenen aanhang onder de kiezers bezaten. Zoals in de internationale sociaaldemocratische pers voortdurend gewezen werd op de grote politieke macht van de SPD, was de KPD het voorbeeld voor alle secties van de Derde Internationale. In beide kampen was het vertrouwen aanwezig in de daadkracht van die twee partijen. Men wilde zich niet realiseren, dat ondanks haar aanwezigheid de machten van het behoud steeds vaster in het zadel kwamen te zitten en de onwil, die in beide kampen geconstateerd kon worden ten aanzien van de vorming van een gemeenschappelijk strijdfront, de verwezenlijking van de plannen van de reactie in de hand werkte.

Juist omdat de communistische partij veel breder aanhang verworven had, dan in alle andere landen, draagt deze partij en met haar de Derde Internationale zware verantwoordelijkheid voor het schadelijke en dikwijls schandelijke spel, dat met het eenheidsfront van de arbeidersklasse gespeeld is. De gang van zaken in Duitsland, vooral gedurende de crisisjaren, leverde op zichzelf voldoende ervaring op om in een wereldcongres van de Derde Internationale de balans op te maken van de droeve uitkomsten, die met de voornaamste besluiten van het in 1928 gehouden zesde wereldcongres waren bereikt. Daartoe is het nooit gekomen. De Russische leiders concentreerden hun ganse energie op het nieuwe geloof in de opbouw van het socialisme door de Sovjet-Unie. De opperste leiding van de Komintern bepaalde er zich toe de buitenlandse secties voort te drijven op de weg van de avonturen van de roemloze ‘Derde Periode’. En ook de Duitse sectie heeft in die omstandigheden kans gezien het werk van de proletarische voorhoede in Duitsland grondig te verknoeien. Vooral op het terrein van toepassing van de eenheidsfrontpolitiek heeft die Duitse sectie haar dorre onvruchtbaarheid voortreffelijk gedemonstreerd, ook al staat het vast, dat zich onder de Duitse communistische arbeiders vele duizenden dappere en toegewijde revolutionaire strijders bevonden.

De vestiging van de Hitlerdictatuur werd internationaal een ramp voor de arbeidersklasse. Zij blies wind in de zeilen van de fascistische stromingen in de andere landen en zij versterkte tegelijkertijd het reactionaire karakter van de kapitalistische regeringen, die er op uit waren stelselmatig de gevolgen van de wereldcrisis af te wentelen op de schouders van de werkende massa.

Op die wijze kon in 1933 de wereldreactie zich duidelijker dan ooit doorzetten zonder dat de arbeidersklasse zich verweerde met toepassing van revolutionaire strijdmiddelen.

Vergeleken met 1933 nemen wij in dit jaar in verschillende landen verblijdende tekenen waar van de opleving van strijd. Wij denken aan Oostenrijk, aan Frankrijk, aan Spanje, aan de Verenigde Staten en wij stellen daarnaast met voldoening vast, dat de spontane uitbarsting van verzet tegen de steunverlaging in Holland door voldoende kracht gekenmerkt werd om ver buiten de grenzen van dit land de aandacht te kunnen trekken.

Oostenrijk — voorkomen is in februari, dat de grote Oostenrijkse arbeidersbeweging op haar beurt het veld ruimde voor de bonapartistische regering Dollfuss en haar fascistische bondgenoten zonder wezenlijk verzet. De austro-marxistische leiders hebben het duidelijke bewijs geleverd, dat zij door hun halfslachtigheid gedrongen werden in de positie de strijd te moeten opnemen op het ogenblik, dat door de reactie gunstig werd geacht. Zij hebben door hun tactiek van aarzelen het weerstandsvermogen van het Oostenrijkse proletariaat verzwakt. Zij hebben vooral daardoor bewerkt, dat de voorhoede, die de strijd aanbond met de wapens in de vuist, de machtige steun miste van de algemene werkstaking, die zeker ook op de mentaliteit van de politie en de troepen grote invloed zou hebben uitgeoefend. Omdat roekeloos omgesprongen werd met het vertrouwen, dat de austro-marxistische leiders in het proletariaat bezaten, werkte de oproep tot de algemene werkstaking niet meer door. De regering kon het volle gebruik maken van de grote voorsprong, die bij gewapende botsingen ‘de beschikking over alle technische hulpmiddelen’ geeft. De nederlaag is een feit geworden. Veel arbeidersbloed is vergoten. De reactie zegevierde als in Duitsland. Doch het dappere initiatief van de duizenden, die in februari de strijd hebben aangebonden, heeft dit grote voordeel gehad, dat internationaal de Oostenrijkse ervaring positieve betekenis had voor de klassenstrijd van het proletariaat.

In Frankrijk was dit een opzienbarende manifestatie van de kracht van de reactie, die arbeiders van de Tweede en Derde Internationale zowel als de massa van de ongeorganiseerden bracht tot spontane tegenstand tegen het aanwezige gevaar. In de goede betekenis van het woord werkte het eenheidsfront ‘van onderen op’ — niet kunstmatig gefabriekt door velerlei mantelorganisaties van de officiële communistische beweging, doch onweerstaanbaar gewekt in gemeenschappelijke strijd tegen de reactie. Dit eenheidsfront van onderen op plaatste het eenheidsfront aan de top in de Franse arbeidersbeweging op de agenda. Het zijn de leiders geweest van de Franse socialistische partij, die eerder dan de officiële communisten deze boodschap begrepen hebben. Vandaar hun initiatief ten gunste van de gemeenschappelijke 21 urenstaking, die op 13 februari in Parijs en verschillende andere centra feit is geworden. De leiding van de communistische partij trachtte vergeefs in die dagen te blijven vasthouden aan de noodlottige en vernietigende Kominternbegrippen over eenheidsfronttactiek. Zij werd desondanks naar het eenheidsfront gedreven: hoewel nog niet werd begrepen dat doelbewust in de nieuwe richting werd gemarcheerd, is de muiterij van Doriot ontstaan tegen de in communistische kringen levende begrippen. En die muiterij vond weerklank. De machinaties van de communistische partij konden dit niet beletten. De reactie van de Franse regering hield bij de arbeiders van Frankrijk het verzet levendig, dat het eenheidsfront van organisaties tot stand gebracht moest worden. In de allerlaatste tijd was het mogelijk, dat Doriot buiten de Franse partij werd gezet doch dat tezelfdertijd de leiding van deze partij zijn politiek tot de hare moest maken. Eén zwaluw maakt nog geen zomer. En gelet op de in Duitsland beleefde ervaring moet men zich terdege rekenschap geven van de omstandigheid, dat in de loop van 1933 nauwe relaties tussen Sovjetdiplomaten en de Franse regering zijn ontstaan. Het is deze omstandigheid, welke voor de bepaling van de waarde van het Franse eenheidsfront ongetwijfeld van invloed kan zijn. Doch dat neemt niet weg, dat liquidatie van de noodlottige Kominterntactiek op het eenheidsfront een betekenende factor is voor de ontwikkeling van de strijdmogelijkheden van de arbeidersklasse.

In Spanje hebben wij met een belangrijke worsteling te doen gehad van de landarbeiders, die ongetwijfeld grote politieke betekenis had. Daar ging het immers om de vraag of de Spaanse regering erin slagen kon de ene reactionaire maatregel na de anderen te nemen zonder weerstand te ontmoeten. De stakingsactie van de landarbeiders, die in verschillende streken door kleine boeren ondersteund is, heeft doen zien dat nog altijd bij de Spaanse arbeidersklasse strijdbaarheid wordt aangetroffen. Het was een verblijdend feit te constateren dat de staking ver genoeg om zich heen greep om daden van solidariteit bij andere groepen arbeiders te verwekken, terwijl daarnaast ook de vrouwen actief deelnamen aan de strijd, zodat de regering te Madrid het verstandig heeft geoordeeld om ook op compromissen aan te sturen.

De Verenigde Staten zijn in de afgelopen maanden het terrein geweest van ongekende stakingsactiviteit. President Roosevelt heeft blijkbaar niet uitgevonden hoe de verlammende werking van de crisis kon worden opgeheven door een politiek, die zou voorzien in de dringende behoefte van de miljoenen, welke in dat land door werkloosheid in de treurigste posities waren gekomen, zonder daarbij de tegenstand van het grootkapitaal te wekken. Al moge het waar zijn, dat de Braintrust van Roosevelt ernstig gezocht heeft naar een oplossing in deze richting, het is evengoed waar, dat ook voor de Verenigde Staten van Noord-Amerika bewezen is dat met behoud van de kapitalistische grondslag geen absolute oplossing van dringende sociale problemen te vinden is. Opleving van de Amerikaanse vakbeweging valt in sterke mate te constateren, doch het is niet aan William Green en zijn collega’s gegeven de felle uitingen van strijd tegen te houden, die in enige grote industriële centra zijn ontstaan. Ook de Amerikaanse autoriteiten hebben de machtsmiddelen van de staat ten volle benut om de stakende arbeiders tot onderwerping te brengen. Het verheugende feit viel te constateren dat de stakers van Toledo, Minneapolis en San Francisco zich niet alleen hardnekkig verweerden, doch voldoende initiatief toonden gedurende de staking nieuwe vormen van stakingsstrategie in toepassing te brengen. De strijd in San Francisco heeft een zodanige omvang gekregen, dat de gehele wereldpers zich daarmee bezig heeft gehouden.

In het hoogst ontwikkelde land van de wereld heeft de arbeidersklasse, die tot dusver in menig opzicht achtergebleven was in ontwikkeling van haar klassenbewustzijn, in dit jaar een wezenlijke transformatie ondergaan. Het behoeft niet nader te worden aangetoond, dat het ontstaan van klassenbewustzijn in het Amerikaanse proletariaat een factor van de allergrootste betekenis genoemd moet worden.

En het is zeker voor alle revolutionairen in Nederland een reden tot voldoening geweest te kunnen vaststellen dat ook in dit land latent krachten aanwezig waren in de arbeidersbevolking, die vooral in Amsterdam enige dagen achtereen het sterke oplaaien van strijd mogelijk hebben gemaakt. Natuurlijk weten wij heel goed dat de Hollandse gebeurtenissen relatief van veel geringere betekenis waren dan hetgeen zich in de bovengenoemde landen heeft afgespeeld. Doch wij zijn door de jaren heen hier in Holland zo weinig gewend geweest, hebben slechts zo sporadisch met krachtige verzetuitingen van de arbeidersklasse te doen gehad, dat men zich in geen enkel opzicht aan overschatting van het gebeurde schuldig maakt, wanneer men de volle aandacht voor de gevoerde strijd vraagt en zijn positieve waarde zonder voorbehoud erkent.

II. Het karakter van het Kabinet Colijn

Buitenlandse bladen zijn ertoe gekomen een onderzoek in te stellen naar de botsingen in dit land. Op zichzelf een feit van betekenis. Iedereen weet dat de daadwerkelijke strijd van de Hollandse arbeidersklasse maar zelden aanleiding heeft gegeven tot belangstelling in het buitenland. Wij herinneren ons heel goed, dat in de dagen van 1903 politici van burgerlijk radicale huize aandacht schonken aan de worsteling van de Hollandse arbeidersklasse tegen de dwangwetten van minister Kuyper. Het zich verwerende proletariaat van dit land had hun warme sympathie. In die tijd kon het nog voorkomen dat burgerlijke democraten zich bezorgd maakten over aantasting van de burgerlijke rechten en vrijheden en daadwerkelijk verzet van de arbeidersklasse tegen reactionaire aanslagen op die rechten toejuichten.

Wij hebben na die tijd nog wel enkele hevige klassenbotsingen van het Nederlandse proletariaat gekend. Doch of deze botsingen enige dagen achtereen de aandacht konden trekken van de buitenlandse pers is zeker de vraag.

Nu is het gebeurd en kwamen vertegenwoordigers van die pers informaties inwinnen in verschillende kampen, die met de strijd direct of indirect te maken hadden. De vraag werd gesteld: “Wat is er eigenlijk gebeurd, dat de Hollandse arbeidersbevolking, die internationaal bekend staat als rustig en vreedzaam, tot dergelijke daden van verzet tegen de autoriteiten kon komen?”

Men maakt zich geen enkele illusie: zodra het gaat om conflicten in het eigen land hebben burgerlijke journalisten vlot het antwoord bij de hand, dat ook hier door de gehele bezittende klasse en haar werktuigen in verband met de jongste voorvallen wordt gegeven. Het zijn ongewenste elementen, ontevredenheidzaaiers en ophitsers, die in de bestaande verhoudingen hun slag hebben geslagen. Zij hebben met kwistige hand het zaad van de ontevredenheid gestrooid. Zij gaan naar een vast plan te werk. Zij exploiteerden de crisisellende, zij deinzen nergens voor terug, wanneer er relletjes ontstaan, blijven zij op veilige plaatsen verborgen. Zij misbruiken de nood van de massa voor hun politieke doeleinden.

Het gaat er voor de bezittende klasse om de publieke opinie onder de invloed van deze eenvoudige suggestie te brengen. Is dit bereikt, dan is meteen een vrijbrief verkregen voor het inleiden van een woedende reactie, die zich met volle kracht op de dragers van revolutionaire opvattingen stort.

Buitenlandse berichtgevers over zulke gebeurtenissen, kunnen er belang bij hebben zo objectief mogelijk te zijn in het opsporen van de oorzaken. Zij kunnen in bepaalde gevallen de belangen van hun bourgeoisie dienen door verantwoordelijkheid, althans medeverantwoordelijkheid te leggen op de schouders van de autoriteiten. Iedereen kan weten, dat uitspattingen van koloniaal wanbeleid dikwijls breed uitgemeten worden in de burgerlijke pers van andere landen, terwijl de eigen pers ook in zulke gevallen haar klassenplicht vervult door het unaniem aanwijzen van andere schuldigen dan die op regeringsbureaus te vinden zijn.

De vraag van de buitenlandse journalisten moet natuurlijk gesteld worden, wanneer men ernstig een verklaring wil zoeken voor spontane uitbarsting van verzet. Het is volstrekt niet moeilijk die vraag naar waarheid te beantwoorden. Wij zullen het hier doen. Wij zullen daarom de balans opmaken van 1 jaar Colijn.

De crisis had ook Holland en Indonesië in haar vaste greep gekregen, voordat het kabinet Colijn bestond. Haar werking was hevig. De winsten uit Indonesië hielden op te vloeien. Alle grote cultures kwamen in de knel. Indonesische en Europese werknemers maakten op grote schaal met werkloosheid kennis. Ongekende verhoudingen ontstonden in de kleine Europese gemeenschap en dank zij de voortreffelijke kwaliteiten van het Nederlandse koloniale beleid werd reële kennis van de invloed, die de crisis in de Indonesische maatschappij uitoefende vervangen door het makkelijke geloof, in een onbeperkt aanpassingsvermogen van Indonesiërs bij de heersende ellende. Een krasse bezuinigingspolitiek zette in, die gepaard ging met toespitsing van de controle op de radicale stromingen van de Indonesische volksbeweging, inkrimping van de bewegingsvrijheid, ontwrichting van bestaande linkse formaties.

Voor wat Holland betreft een geweldig aantal werklozen, wier onderhoud in overeenstemming met geldende steunregelingen enorme uitgaven eiste. Onder die werklozen vele tienduizenden jeugdige arbeiders, die voorzover zij inwonend waren ten volle drukten op het schamele budget van het werklozengezin. Daarnaast toenemende moeilijkheden voor verschillende takken van het bedrijfsleven, die aanmerkelijk verscherpt werden door inkrimping van de afzetmogelijkheden en maatregelen op financieel terrein in omliggende landen.

In de Nederlandse bourgeoisie bewerkte de crisis het afsterven van de gezindheid om door tegemoetkomingen aan de arbeidersbevolking botsingen tussen de klassen te vermijden. Liever die botsing dan handhaving van de in haar ogen veel te hoge levenstandaard van de werkende en werkloze massa. De organisaties van de kapitalistische klasse gingen haar duidelijke eisen stellen. Verlaging van de ondragelijke lasten voor werklozensteun, verlaging van de lonen in onbeschutte en beschutte bedrijven, alsmede voor het overheidspersoneel. Deze programeisen waren eenvoudig en duidelijk genoeg. In onbeschutte bedrijven viel het de werkgevers niet moeilijk beduidende verlagingen van de lonen tot stand te brengen. Voor de beschutte bedrijven en het overheidspersoneel werd de volle medewerking van de overheid geëist.

En reeds gedurende het bewind van het ministerie Ruys de Beerenbrouck konden duidelijke verschijnselen worden waargenomen van de bereidheid van de autoriteiten toe te geven aan de eisen van de bezittende klasse. Belangrijke verslechteringen van het loonpeil werden tot stand gebracht. Werkverschaffingen gingen dienst doen om het aantal gesteunde werklozen in te krimpen. Al die arbeiders die bezwaren maakten tegen uitzending naar de kampen, werden zonder meer afgevoerd van de steun. De werkverschaffingen zelf gingen dienst doen om het loonpeil te drukken. De jammerklachten over de gouden ploegen in die werkverschaffingen vonden gehoor in de regeringsbureaus. Trouwens het gehele probleem van de werklozenzorg werd het onderwerp van een stelselmatige campagne van de kapitalistische dagbladen, die er op gericht was te breken met de tot dusver bestaande steunregelingen, welke bezwaarlijk werden voor de budgetten van de publieke lichamen. Een eenvoudige rekensom leidde tot de aanvaarding van de opdracht van de bezittende klasse: DE SPOELING DUNNER TE MAKEN ALS HET AANTAL VARKENS GROTER WERD.

En al in het tijdvak Ruys de Beerenbrouck kregen wij te maken met het uitoefenen van regeringsinvloed bij de doorvoering van een loonsverlaging voor de textielarbeiders van Salomonson te Nijverdal. Nadat de verlaging een feit was geworden, is er nog wel een schermutseling geweest over de vraag of de regering werkelijk dwingende invloed had uitgeoefend. of een ambtenaar zijn bevoegdheid te buiten was gegaan, of er misverstand kon hebben bestaan. Doch het regelend ingrijpen van de regering met betrekking tot de lonen in het vrije bedrijf, is na dit ene geruchtmakende feit meer voorgekomen. En het moet gezegd worden, dat in korte tijd voor dit land vreemde figuren zijn ontstaan, die er alle op wijzen dat de staat als klassenstaat fungeert, de decreten van de bezittende klasse uitvoert.

Het was onder de verse indruk van het verzet van de marinemannen op de vloot in Indonesië, dat nieuwe verkiezingen voor de Tweede Kamer plaatsvonden. Het zittende kabinet was uitgeleefd. Een uitspraak van de Tweede Kamer in een zaak van secundaire betekenis werd in die omstandigheden aanleiding tot het uitschrijven van de verkiezingen Zij werden geheel beheerst door de geest van reactie, die in alle burgerlijke partijen op de voorgrond kwam na het drama met ‘De Zeven Provinciën’. Geheel in overeenstemming met de belangen van het grootkapitaal in deze crisistijd werd door alle burgerpartijen het sterke centrale uitvoerende gezag verlangd. Het streven naar een bonapartistisch bewind kwam in deze gezagsverheerlijking tot uitdrukking. Daar waar de oude burgerlijke partijen het vermogen misten overeenkomstig dit streven te handelen, geeft het grootkapitaal zijn ruime steun aan fascistische stromingen, die immers openlijk de afbraak van het parlementair-democratische stelsel propageren.

Het stelsel van algemeen kiesrecht met evenredige vertegenwoordiging zoals dat in Holland bestaat levert weinig sprekende verrassingen bij verkiezingen. In feite bleek bij de vaststelling van de uitslag op 26 april 1933 dat de wedloop van de burgerlijke partijen in gezagsverheerlijking niet had kunnen verhinderen dat de drie revolutionaire partijen CPH, RSP en OSP in totaal een beduidend aantal arbeidersstemmen op zich verenigd hadden. Weinig sprekende verandering in de machtspositie van de burgerlijke organisaties, verzwakking van de sociaaldemocratie. Doch na de verkiezingen bleken de verhoudingen rijp te zijn voor een blok van de vijf belangrijkste burgerlijke partijen en kon de leider van de antirevolutionairen, Dr. Colijn, een kabinet vormen dat zich speciaal tot taak stelde een crisisbeleid te voeren in overeenstemming met de bekende wensen van het Nederlandse grootkapitaal. De vrijzinnig democraten, dankbaar voor de gelegenheid twee belangrijke ministersplaatsen te bezetten, bleken geen moeite te hebben met aanpassing bij deze politieke formatie. De democraten in het katholieke kamp zijn tot op de huidige dag niet in staat hun wil in de R.K. Staatspartij door te zetten. Onder leiding van Dr. Colijn waren drie voormannen uit het katholieke kamp bereid Economische Zaken, Justitie en Defensie voor hun rekening te nemen.

Omdat dit kabinet nu ruim een jaar aan het bewind is geweest bestaat er geen twijfel aan zijn uitgesproken kapitalistisch karakter. Het wordt in geen enkel opzicht getemperd door de omstandigheid, dat het merendeel van de ministers politieke christenen zijn. Leiders van de confessionele vakbeweging maken zich blij met een dode mus. omdat de christelijk historische professor Slotemaker de Bruine uitverkoren werd voor het Ministerie van Sociale Zaken. Het zijn niet in de laatste plaats zogenaamde democraten van het kabinet Colijn die het recht hebben gegeven het onvervalste kapitalistische karakter van dit ministerie vast te stellen.

Bijzondere aandacht verdient de positie van de minister-president Colijn in de formatie. Hij combineerde het leiderschap van zijn ministerie met de portefeuille van Koloniën. Bij de tegenwoordige internationale verhoudingen vraagt het koloniale beleid van het Nederlandse imperialisme extra aandacht. Doch ondanks het grote belang van de specifiek koloniale problemen weet minister Colijn zijn persoonlijke stempel te drukken op het kabinet. Hij is het die de eigenschappen in zich verenigt, welke de behoefte aan een sterk bonapartistisch centraal gezag bevredigen.

Terwijl hij de leuze aanheft: “Voor de democratie, tegen de gevaren van de extremen links en rechts”, stuurt hij met vaste hand het schip van de staat naar rechts. Niet altijd vindt hij het noodzakelijk om ten volle de schijn van onveranderde handhaving van het democratische stelsel te redden.

III. De bereikte uitkomsten

In de eerste periode van zijn bewind zoekt de minister-president mogelijkheden van internationale aard. Hij heeft zich ten volle rekenschap gegeven van de crisis, haar omvang en haar karakter. Hij weet dat binnen nationale grenzen geen snelle verbetering belovende maatregelen kunnen worden toegepast. Hij kent de internationale samenhang in het kapitalisme. Hij spreekt bij voorkeur over ingrijpende structurele wijzigingen die blijvende veranderingen in de verhoudingen ten gevolge zullen hebben. Het is in dit verband bij voorbeeld van belang te constateren dat minister Colijn geen perspectief ziet van herstel van de zwaar geschokte suikerindustrie van Java. Het is waarschijnlijk, dat hij zelfs nu nog rekent met de handhaving van de grondslagen van de kapitalistische orde. In ieder geval voelt hij zich geroepen die grondslagen te verdedigen met de grote kracht waarover hij beschikt.

De Hollandse minister-president was een van de belangrijke figuren op de laatste, grote Londense conferentie. Die uit elkaar ging zonder oplossingen van internationale aard aan de hand te hebben gedaan. De heer Colijn stelde de mislukking van die conferentie openlijk vast en ging zich verder wijden aan de nationale crisispolitiek van Holland en zijn koloniale gebieden.

De ‘sterke man’ moest voor de praktijk afstand doen van beginselen op economisch terrein. die hij steeds warm had verdedigd. Hij moest in de richting gaan van degenen die omstelling van de Nederlandse politiek in de richting van autarkie, hetzij principieel voorstaan dan wel in de gegeven omstandigheden onvermijdelijk achten. Zij worden in verschillende kampen aangetroffen. Het is voldoende in dit verband te wijzen op de bij de N.V. Arbeiderspers verschenen brochure van het soc. dem. kamerlid W. H. Vliegen ‘Van woord tot daad’, die grote waardering heeft gevonden bij uitgesproken pleitbezorgers van een actieve handelspolitiek, en: uit het katholieke kamp. Het is in dit geschrift dat het kamerlid Vliegen de doodsklok luidde over de oude werkmethoden van de reformistische sociaaldemocratie en in plaats daarvan naar oplossingen zoekt op nationale basis.

Op het terrein van de steunpolitiek aan de Nederlandse landbouw is de lijn doorgetrokken van de uit het vorige kabinet overgenomen minister Verschuur, d.w.z. dat leniging van de socialen nood bij de minst draagkrachtige landbouwers en tuinders nauwelijks een factor kan worden genoemd in het toegepaste stelsel. Omdat de werking van dit stelsel de voor vele landbouwers en tuindergezinnen bestaande moeilijkheden niet heeft opgeheven, zijn het plattelandsafgevaardigden van burgerlijke richting, die in de Kamer aandringen op verlichting van de vaste lasten, hypotheeklasten, kredietlasten en herziening van de pachtwet. Er is echter geen sprake van dat zij gehoor vinden bij de regering, waar zij aan de heilige rechten van het privaatbezit willen tornen.

In de financiële politiek van de regering Colijn leeft zich het verlangen uit de gave gulden te beschermen. De Engelse bourgeoisie nam er genoegen mee, dat het pond werd aangetast en de Amerikaanse bourgeoisie bleek er geen prijs op te stellen de gouddollar te handhaven. Het probleem van de inflatie dringt zich in verschillende politieke partijen naar voren. Maar inmiddels wordt het hartstochtelijke verlangen de gaven gulden te redden een van de redenen die de onrust doen toenemen bij hen die de zorgen van de vaste lasten kennen.

Dat het financiële beleid van de regering geen moment aantasting toelaat van het axioma: de verarmde Nederlandse bezittende klasse kan niet extra worden aangesproken voor het dekken van tekorten, ligt voor de hand. De priesters van het kapitaal maken van die verarming van de Nederlandse bezittende klasse een nieuwe geloof. Twijfel aan dat geloof wordt zonder meer voorgesteld als een sprekend bewijs van onkunde of wel van bewuste demagogie.

Met dat al is in het afgelopen jaar een zeer sobere belasting van het bezit in de dode hand tot stand gekomen, zonder dat de Nederlandse Staten-Generaal reëel kennis dragen van de omvang van dit bezit. Zij, die menen, dat het een bewijs van gezond verstand zou zijn om inventarisatie van alle bezit in het land te bewerkstelligen, behoeven er niet op te rekenen, dat de macht van de kapitalistische staat voor dit doel zou worden ingeschakeld. Daarom worden ook nu allerlei drogredenen ten beste gegeven tegen afschaffing van het bankgeheim. Zolang die inventarisatie achterwege blijft, zolang het bankgeheim blijft voortbestaan, kan er naar behoefte gegoocheld worden met de cijfers van belastingstatistieken, met gegevens van import en export. En de kapitalistische pers zorgt er voor dat dit overvloedig gebeurt. De jacht die van de regering is uitgegaan op ontdoken belasting heeft overigens aangetoond dat het nog altijd mogelijk is bezit te vinden, dat gevrijwaard was van bijdragen voor dekking van bestaande tekorten.

Bij Colijn klopt men aan dovemansdeur met een pleidooi voor een crisisfonds uit eenmalige heffing. Doch het is deze regering, die gemakkelijk de weg opgaat van verhoging van de invoerrechten van een omzetbelasting, van maatregelen dus, die evenals contingenteringen van import, prijsstijgende werking hebben. De financiële politiek van de regering met betrekking tot de middelen en de uitgaven is uitgesproken kapitalistisch. En de arme Indonesische bevolking ondervindt daarvan evengoed de nadelen als de werkende massa in Nederland.

En nu de sociale politiek. Hoe staat het daarmee? De werklozen, de werkenden, inclusief het overheidspersoneel kunnen daarvan meepraten. Wie zijn het, die voortdurend de loftrompet steken voor het krachtige beleid van de tegenwoordige regering? Is er sprake van ernstige kritiek bij de Nederlandse werkgeversorganisaties op het ministerie? Het tegendeel is het geval. Zowel deze organisatie als de meest reactionaire politieke elementen in het land zijn dankbaar voor het beleid van Colijn. Dat wil zeggen: de gestelde eisen van de bezittende klasse op het gebied van de regeling van de verhoudingen tussen kapitaal en arbeid worden nagekomen. Het is toe te schrijven aan de omstandigheid, dat met het eten de eetlust komt, dat bij voorbeeld de liberalen nog steeds blijven pleiten voor een sneller tempo.

Om het bedrijfsleven in Nederland te herstellen moeten de productiekosten omlaag. Omdat de productiekosten omlaag moeten, moet het algemeen loonpeil worden gedrukt: omdat de lonen omlaag moeten en omlaag gaan moet geknabbeld worden aan de steunregelingen voor de werklozen, de zaak is eenvoudig genoeg. In de internationale concurrentie moet Holland kunnen blijven meedoen. Al is het honderd maal waar dat belangrijke teruggang van de Nederlandse export mede toe te schrijven is aan de expansie van de kapitalistische industrie in de zogenaamde nieuwe landen, al is het even goed waar, dat het eenvoudig fysiek onmogelijk is loonnormen vast te stellen overeenkomstig die van de Japanse, Chinese of Brits-Indiase arbeider — toch wordt de economische noodzaak van voortgezette loonsverlaging in de eerste plaats bewezen met de eisen van de internationale concurrentie. Krasse verlagingen zijn in korte tijd in vele vrije bedrijven van Nederland doorgevoerd. En ook het overheidspersoneel is in de maalstroom meegezogen. Het tijdens het bewind van minister Ruys de Beerenbrouck uitgekomen rapport Welter onderstreepte dubbeldik de noodzakelijkheid van reductie van de door de overheid betaalde salarissen. Voor wat het rijkspersoneel betreft konden de ministers bij het vaststellen van hun begrotingen van hun goede wil blijk geven. En voor wat het lokale overheidspersoneel betreft was het een eenvoudige zaak de gelijkschakeling te bewerkstelligen, bij de wet de autonomie van de lokale bestuurslichamen op financieel gebied belangrijk in te krimpen. Dit is gebeurd. De desbetreffende wet is een van de vele staaltjes van afbraak van de democratie, die gedurende het jaar van minister Colijn belangrijke vorderingen heeft gemaakt. Ook aan de misstand van te hoge lonen in het beschutte bedrijf moest een einde worden gemaakt. Kon dit op betere, op sympathiekere wijze gebeuren dan door het hijsen van de vlag van bestrijding van de werkloosheid? Een schone nationale taak viel er te verrichten. Men moest miljoenen vrij maken voor de tewerkstelling van werklozen. Het kabinet Colijn vroeg en kreeg voor dit doel zestig miljoen. Het is waar dat daarmee naar de opgaven van de regering nog maar enige tienduizenden werklozen aan het werk zouden kunnen komen. Geen ogenblik had de regering zich laten gaan op de illusie, dat zo het kwaad van de werkloosheid afdoende zou zijn aangepakt. Maar er was wel wat anders te bereiken met het verkregen krediet. Men zou de te werk te stellen arbeiders lagere lonen geven dan tot dusver gebruikelijk. Het waren alweer de liberalen, die juichend erkenden: de regering heeft eindelijk ingezien dat het regeringsplicht is verlaging van de loonstandaard te bevorderen. Dit soort interventie van de overheid in het economische leven ontmoet allerminst principiële bezwaren bij de liberalen van thans.

Zeker, de voor de uitvoering van de werkplannen in het leven te roepen instanties zouden met zorg worden samengesteld. Representanten van de vakbeweging zouden daarin worden opgenomen. Zij en ook sociaaldemocraten. Men zou overleg plegen over de loonregeling. Hoog de medezeggenschap! Doch vooral geen te hoog gespannen verwachtingen. En daarom de nuchtere vaststelling: werkobjecten, waarover geen overeenstemming voor de geldende lonen te verkrijgen was, zouden niet in aanmerking komen voor uitvoering. In de officiële stukken en bij de gedachtewisseling over het zestig miljoenen plan is absoluut komen vast te staan, dat het eer een loonsverlagingplan dan een werkverruimingsplan kan heten.

En de steun van de werklozen? Eenvoudige middelen zijn in toepassing gebracht om de uitkeringen te verlagen. Bij de vaststelling van de begroting voor het jaar 1934 werd de rijksbijdrage voor werklozensteun eenvoudig met tientallen miljoenen gulden verlaagd. De werkverschaffingen werden een terrein voor allerlei proefnemingen. Het begrip: werken in ruil voor de steun werd geboren en ging onder de werklozen wonen. Het is een christelijk patent. De initiatiefnemers hebben bijval genoten van heidense liberalen. En op het departement van Sociale Zaken werden de verdiensten van deze kostelijke vinding erkend. Daarnaast ging men in de praktijk bewijzen hoe groot de bezorgdheid niet was om het lot van jeugdige werklozen. Men had zich rekenschap gegeven van interessante maatregelen in het Derde Rijk. En men kwam in Amsterdam en Rotterdam tot omlijnde plannen, ten gevolge waarvan jeugdige werkkrachten weer de zegeningen van de arbeid deelachtig gingen worden tegen een vergoeding van bv. 10 cent per uur en minder.

De verbinding van de steunregeling aan de loonregeling leverde op zichzelf een goede kans tot steunverlaging op grote schaal. Het kwaad van de arbeidsschuwheid moet bestreden worden door het bestaan van een voldoende brede marge tussen steun en loon. Loon omlaag, dan ook steun omlaag. En het is voor de werklozen van Twente het hoofdargument van een ingrijpende steunverlaging geworden, dat de textielfabrikanten aanzienlijke verslechteringen van de lonen in hun bedrijf hadden doorgevoerd. Kan er redelijkerwijze iets aangevoerd worden tegen de erkenning van de economische noodzaak van steunverlaging, als fabrikanten de regering op het bestaan van te klein verschil tussen steun en loon wijzen.

Economische noodzaak, kostelijke formule. In dat teken kan zelfs een sociaal voelend man, die de vaststelling van steunregelingen in de hand heeft niet voor onaangename consequenties terugschrikken. Het gaat niet aan de grondslagen van de bestaande orde in gevaar te brengen. Het moge pijnlijk zijn, het moge in verschillende gevallen bedenkelijke gevolgen hebben, gezonde begrippen kunnen met het oog op de bestaansmogelijkheid van arbeiders toch niet worden geliquideerd. Het spreekt vanzelf, christelijke naastenliefde is een kostbaar goed. Maar desondanks, de kapitalistische molen moet draaien.

En zo is er opschudding gebracht in Twente door belangrijke verslechteringen van de geldende steunverlaging. Was die opschudding resultaat van opruiing? Waren het ‘opruiers’, die steunregelingen vaststellen en veranderen? Maar de opschudding was een feit. Zij viel bij alle richtingen van de arbeidersklasse waar te nemen. Juist daarom was er bij voorbeeld in Twente sprake van een reële samenwerking tussen arbeidersvrouwen van uiteenlopende richting. Arbeidersvrouwen, moeders, die zich verplicht voelden het terrein van het publieke leven te betreden en alle autoriteiten in kennis te stellen met de heersende nood.

Arbeidersvrouwen van Enschede kwamen zelf naar voren in drukbezochte vergaderingen. Zij spraken bij zulke gelegenheden over ervaringen, die zij zelf in een periode van langdurige werkloosheid van de kostwinners hadden opgedaan. Zij spraken over feiten uit haar naaste omgeving en gedelegeerden van die vrouwen gingen op bezoek bij burgemeesters, bij de commissaris van de koningin van de provincie Overijssel, bij de ministers in de Haag. Christelijke vrouwen, katholieke vrouwen, vrouwen die nooit of te nimmer iets met de strijd van de arbeidersklasse te doen gehad hadden kwamen op voor het goed recht van haar gezinnen, haar kinderen. Er zijn christelijke en katholieke vrouwen geweest, die zich bitter teleurgesteld hebben getoond toen zij kennis namen van aanwezige ministeriële opvattingen. Zij kwamen tot de ontdekking dat er van concrete kennis van de verhoudingen in de gezinnen van de werklozen bij de bekleders van hoge ambten geen sprake was. Zij constateerden daarnaast dat de stem van de menselijkheid geen weerklank vond. Zij begrepen heel goed, dat zij geen enkel resultaat hadden verkregen met de inspanning, die zij zich hadden getroost.

En toen het gebod van de Twentse textielfabrikanten uitgevoerd werd, zijn er tienduizenden geweest die hun naam zetten onder een verzoekschrift dat aan de regering is aangeboden. Het initiatief ging uit van de sociaaldemocratie. Het voor dit verzoekschrift noodzakelijke en omvangrijke werk werd door een groot aantal vrijwilligers in korten tijd verricht. Daarnaast zou in het parlement door middel van een interpellatie van de voorzitter van het NVV, Kupers, de intrekking van de steunverslechtering voor Twente aan de orde worden gesteld. Terwijl vele gedupeerden in Twente zich nog overgaven aan de verwachting, dat aan de stem des volks aandacht geschonken zou worden — Vox populi, vox Dei — bleek dat nieuwe steunverslechteringen in de maak waren voor de grote steden. Het leek althans in de aanvang of het alleen om de grote steden ging.

Steeds gecompliceerder worden de geldende regelingen, vele wegen staan open om het totaal van de steun omlaag te drukken.

Geen sprake van succes in het parlement voor de interpellatie Kupers! Het petitionnement van de Twentse arbeiders sorteerde geen effect. En de christelijke partijen, die bij verkiezingen haar uiterste best doen, om ook de arbeiders aan zich te binden, bleken geen lust te voelen, de voor Twente ingevoerde verslechteringen ongedaan te maken. Nog eens weer was bewezen dat buitenparlementaire activiteit onmogelijk kan worden beperkt tot collectieve verzoekschriften aan de autoriteiten. Waar bleven de katholieken en christelijken, die door hun werk in de arbeidersbeweging toch ten volle bekend zijn met de grote nood van zovele werklozengezinnen? Waarom hebben voor de praktijk sociale encyclieken van de paus zo bitter weinig waarde? Waarom blijven deze lieden kneedbaar werktuig in de handen van het kapitaal?

Nauwelijks was de voor Twente bestemde steunverlaging definitief van kracht, of de arbeiders buiten Twente werden op hun beurt gedupeerd. Er was namelijk niet alleen sprake van verlaging van de steunnormen voor de grote steden. Daarnaast is een klassenindeling ingevoerd voor het gehele land. En hebben wij bovendien te maken gekregen met inkrimping van de termijn, die voldoende is om een werklozen dubbel uitgetrokkene te maken en ook uit dien hoofde aan een aderlating bloot te stellen.

Dankzij de gecompliceerdheid van de steunregeling zijn de gevolgen van aangebrachte wijzigingen niet zo eenvoudig te overzien. Het is bekend dat de minister van Sociale Zaken graag de hoofdstromingen in de Nederlandse vakbeweging betrekt in het dragen van medeverantwoordelijkheid voor opeenvolgende verslechteringen. Daarnaast maken de gecompliceerde regelingen mogelijk, veranderingen tot stand te brengen die in het overgrote deel van de betrokken gevallen op verslechteringen neerkomen, terwijl toch voorbeelden van verhoogde uitkeringen kunnen worden aangetoond. Men wil van zijn bezorgdheid blijk geven voor het lot van de grote gezinnen. Als eenmaal de ingevoerde verslechteringen in de praktijk hebben doorgewerkt, dan blijkt, dat al die bezorgdheid niet verhinderd heeft dat dikwijls de grote gezinnen zwaar getroffen zijn.

De honderdduizenden werklozen in Nederland hebben weinig reden tot dankbaarheid voor de steunpolitiek van de regering Colijn.

Wij zouden onvolledig zijn wanneer wij in een korte samenvatting van de bereikte uitkomsten door één jaar Colijn bewind geen aandacht schonken aan de bij uitstek reactionaire maatregelen van politieke aard die tot stand gekomen zijn. Hoog de democratie! Maar intussen in onmiddellijke aansluiting met het gebeurde op ‘De Zeven Provinciën’ een schoonmaak in de militaire wereld, die ook aanhangers van de sociaaldemocratie heeft getroffen. Wij hebben de zware vonnissen leren kennen voor de blanke en bruine marinemannen, die actief betrokken waren bij de strijd tegen plotselinge, op gebrekkige wijze voorbereide verlaging van de gages. In de jongste tijd zijn beslissingen bekend geworden, die de officieren van ‘De Zeven Provinciën’ raken. Reeds had de Hollandse militaire rechtbank, die de zaak van de kapitein Eikeboom heeft afgedaan blijk gegeven, dat zij in dit speciale geval de volle waarde heeft gelaten aan verzachtende omstandigheden, die in rekening gebracht konden worden bij het bepalen van zijn straf. Op overeenkomstige wijze is in hoger beroep door de Indonesische militaire rechtbank gehandeld met de betrokken officieren. Zo is een zeer krasse tegenstelling ontstaan tussen de strafmaat van de veroordeelde ‘minderen’ en die voor de in het gedrang geraakte zonen van de bourgeoisie. In het oog lopend, het meest primitieve rechtsgevoel aantastend — maar passend in het kader van de tijd.

Beperking van het recht van vereniging is uitgebreid tot het gehele overheidspersoneel. Vanwege de gelijkschakeling van de lokale bestuurslichamen zijn dezelfde voorschriften voor alle werknemers in overheidsdienst van kracht geworden. Een gehele lijst van organisaties is opgesteld, waarvan het lidmaatschap aan overheidspersoneel verboden is verklaard. De Bond van Minder Marinepersoneel is door een gerechtelijk vonnis ontbonden.

Het departement van justitie levert een werkelijk ruim aandeel in de beknotting van de bewegingsvrijheid. Uitbreiding van de maatregelen ter voorziening in de openbare orde — is het geen vanzelfsprekende zaak? Overboord de vrijheid van meningsuiting, nieuwe bepalingen in het strafwetboek opgenomen, die het leveren van politieke kritiek uitermate zullen bemoeilijken. In Indonesië reeds lang toegepaste methoden hier vrijelijk nagevolgd. Alle burgerlijke partijen ondersteunen een dergelijke politiek. Uitbreiding van de mogelijkheid van preventieve hechtenis voor politieke misdrijven. Uitbreiding van de klachtdelicten ter bescherming van het gezag. Deze afgod van de bourgeoisie wordt op alle manieren onaantastbaar gemaakt.

De drogredenen zijn voor het grijpen, die aangevoerd worden bij het nemen van verantwoordelijkheid voor zulke politiek. Het oude liberalisme is niet alleen dood: zelfs de tradities daarvan zijn onder de werking van de tegenwoordige crisis vergeten. Zullen de goeden ooit last ondervinden van de nieuwe strafwetboekartikelen? Natuurlijk niet — zij zijn alleen gefabriceerd tegen de kwaden, die het aan zichzelf te wijten hebben wanneer zij met de klassenrechter en de gevangenis in contact komen.

Daarnaast strijd tegen de insignes, die uitdrukking geven aan staatkundig streven; daarnaast verwijdering van socialistische vlaggen uit arbeidersdemonstraties; bovendien de uitschakeling van gemeenteraden, de instelling van het eenhoofdige bestuur van de gemeente door een rijkscommissaris onder toezicht van de minister van Binnenlandse Zaken.

Een jaar is maar kort, de kapitalistische klasse zou onredelijk zijn, als zij ontevreden was met de binnengehaalde oogst. Christelijke kapitalisten danken de heer, omdat Holland in deze benarde tijden zo’n uitgezochte bewindsman heeft opgeleverd.

IV. Het ministerie Colijn en de arbeidersbeweging

Een paar woorden slechts over de positie van de confessionele vakbeweging tegenover het ministerie Colijn. Het is een feit, dat de beide kleine partijen van katholiek-democratische en christelijk-democratische huize, die in de Tweede Kamer vertegenwoordigd zijn, meer dan ooit stof hebben om het kapitalistische karakter van het politieke christendom van de grote partijen aan de kaak te stellen. En toch moet geconstateerd worden, dat met name de leiding van de protestant-christelijke vakbeweging door dik en dun marcheert met het ministerie Colijn. Het was de antirevolutionaire heer Amelink, voorman van het CNV, die zich in de Tweede Kamer uitspreken kon tegen de verkorting van de werkweek. Al was in de Hoge Raad van Arbeid becijferd dat de invoering van de 40-urige werkweek werkmogelijkheid zou verschaffen aan een 35 duizend arbeiders, toch sprak de heer Amelink zich tegen wettelijke bekorting van de werktijd uit. Hij deed zeer radicaal. Een afdoende bestrijding van de werkloosheid zou langs die weg niet bereikt worden. Doch deze zelfde afgevaardigde verheerlijkte gaarne het zestig miljoenen plan, dat volgens de regering niet meer dan dertig duizend arbeiders in de productie zou betrekken, niettegenstaande dat in dit geval de uitvoering van werken verbonden werd met verlaging van de lonen.

Hoe staat het met het RKWV? De leiders van de katholieke vakbeweging hebben zich tal van malen uitgeput in scherpe aanklachten tegen het materialistische, liberale kapitalisme. Zij hebben daarbij de kunst verstaan heel wat ontstemming gaande te maken in de werkgeverswereld. Doch het moet gezegd worden, dat zij in de crisistijd vele tonen lager hebben gezongen. Juist toen op de meest krasse manier bleek, hoe noodlottig de materialistische politiek van het liberale kapitalisme was, hulden zij zich in opvallend zwijgen. Geen sprake meer van hun herhaalde beroepen op de encyclieken. Meegaan met de katholieke Staatspartij, die op haar beurt al dan niet geestdriftig de politiek van het ministerie Colijn ondersteunde. Best mogelijk dat in instanties van de R.K. Staatspartij bittere klachten zijn geuit over de regeringspolitiek. Doch zeker was het blad van het RKWV geruime tijd van een zo grote gematigdheid, dat menig katholiek arbeider wel diep moet zijn geschokt in zijn vertrouwen jegens zijn beweging. Pas in de allerlaatste tijd zijn er openlijke getuigenissen gekomen van afkeer tegen de regeringspolitiek. Wij komen daarop nog terug.

Er is verder schending van het asielrecht tegenover vreemdelingen, die zich op Hollandse bodem bevonden. Allen kennen het opzienbarende geval van de uitlevering van de vier jonge Duitsers aan de Duitse nazi’s. Van dit feit heeft men ook in het buitenland kennis genomen. Openlijk is verontwaardiging uitgesproken over de hulpverlening aan de Duitse nazi’s door de autoriteiten van een land, dat in de gehele wereld bekendheid had verworven door zijn ongeschonden handhaving van kostbare tradities van vrijheid. Dit opzienbarende geval was op zichzelf al erg genoeg. Doch tekenender voor het verval van de democratie in Nederland is het, dat zich een algemene opinie vormen kon, die iedere politieke activiteit van vreemdelingen op Nederlandse bodem onmogelijk maakte. Wij zijn zover dat het geestelijke leven van ons land door overheidsmaatregelen verarmd wordt. Zodra het spook van de revolutionaire gezindheid wordt opgeroepen, wordt willekeur in de beknotting van het asielrecht met een gerust geweten toegepast en aanvaard.

Er is tenslotte nog de overmaat van bezorgdheid voor de inhoud van politieke debatten in de volksvertegenwoordiging zelf. Terwijl de meest reactionairen aantasting van de kieswet en de grondwet propageren, het uitschakelen van revolutionairen, gekozenen volgens de wet, uit de vertegenwoordigende lichamen, werd reeds wijziging van het reglement van orde van de Tweede Kamer verkregen, die het beperken van de uitingsmogelijkheid van de revolutionaire afgevaardigden zeer gemakkelijk heeft gemaakt.

De reactie heeft zich vooral voor de bewuste arbeiders zo duidelijk gedemonstreerd, dat reeds in het eerste jaar van de regering Colijn het organiseren van een afweerfront van de proletarische organisaties tot stand had moeten worden gebracht.

Er bestaat een omvangrijke rechtsgeoriënteerde sociaaldemocratische beweging in Nederland. Zij is ten nauwste verbonden met de bureaucratie van de moderne vakbeweging, het NVV Ook zij heeft de gelegenheid gehad lessen te trekken uit de gebeurtenissen van het buitenland. Zij heeft van die lessen slechts weinig geleerd.

De minister-president Colijn schenkt voortdurend aandacht aan de oriëntatie van de SDAP De gehele kapitalistische klasse past allerlei middelen toe om de SDAP nog verder naar rechts te trekken. Dit geschiedt niet zonder succes. In die omstandigheden werd het Paas congres 1934 van de Nederlandse sociaaldemocratie een succes voor de politiek van Dr. Colijn.

Bij deze geestesgesteldheid opent zich voor de Nederlandse arbeidersklasse het perspectief van de droeve ontwikkeling die het Duitse proletariaat heeft gekend. Er is geen sprake van principieel, oppositionele politiek tegen Colijn bij de sociaaldemocratie. Er is sprake van schuchterheid, van vrees. Er is de geneigdheid tot aanpassing bij de reactie. Er is het afsnijden van ongewenste linksgeoriënteerde elementen. Zoals reeds voor Colijn de georganiseerde linkervleugel, die later OSP is geworden, buiten de deur van de SDAP werd gezet, hebben de aanhangers van de Anti-Oorlogsliga moeten kiezen tussen hun lidmaatschap van deze Liga en het lidmaatschap van de SDAP.

Dit congres zwoer de onvergankelijke trouw van de SDAP aan de democratie, die immers in dit land nog volle bestaansmogelijkheid heeft. Het schone paradepaard van de SDAP, dat van de nationale ontwapening, werd opgeborgen. Was juist niet op dit punt tal van malen van burgerlijke zijde kritiek geleverd? Als onder verwijzing naar het fascistische gevaar in Holland door de gezamenlijke burgerlijke partijen steeds verdere inkrimping van burgerlijke rechten en vrijheden wordt bewerkstelligd, waarom zou dan de verwijzing naar het gevaar van Hitler-Duitsland aan de verburgerlijkte SDAP geen reden geven om de voedingsbodem te ontnemen aan de beschuldiging van burgerlijke zijde, dat de nationale geest van de sociaaldemocratie volstrekt niet vaststond?

Bij deze oriëntatie weken de kansen op verwezenlijking van het eenheidsfront van de proletarische organisaties tegen de bestaande reactie, dat toch in Frankrijk werkelijkheid kon worden. Ongewijzigd bleef de propaganda van de SDAP in het teken staan: tegen communisme en fascisme de democratie. De sociaaldemocratische leiders hebben daarmede in het wezen van de zaak de politieke grondslag van de burgerlijke partijen van het kabinet Colijn aanvaard.

En zelfs moest het feit geconstateerd worden, dat tegenover de regering Colijn zich geen gesloten eenheidsfront van revolutionaire organisaties vormen kon. De CPH bleef onveranderd leven in de waan, dat het onbruikbare recept voor de eenheidsfronttactiek in Holland kon worden aangewend, hetwelk van de Derde Internationale afkomstig was. Eenheidsfront van onderen op — maar eenheidsfront onder uitsluitend communistische leiding. En dus het verwarring stichtende scharrelen met allerlei comités die tot taak hadden dit eenheidsfront tot stand te brengen en daarmee de proletarische massa te spannen voor de wagen van de CPH-comités, die zogenaamd neutraal zijn, comités die evengoed NSB-ers opnemen als communisten. Maar comités, die in de dagelijkse praktijk de middelen waarover zij beschikken, in hoofdzaak hebben aangewend om het vertrouwen van de arbeiders in hun eigen organisaties te ondergraven, comités, die daarbij in ruime mate verruwing en verwildering onder de arbeiders brachten. In die omstandigheden kon de CPH geen positieve kracht worden aan het proletarische afweerfront.

De op nog smallere basis in het werk gestelde pogingen om een vast verband van verschillende arbeidersorganisaties tot stand te brengen en door middel van comités uit deze organisaties tegen reactie, fascisme, en oorlogsgevaar de activiteit van de arbeidersklasse aan te wakkeren, hebben evenmin belangrijke resultaten opgeleverd. In de praktijk kwam vast te staan, dat de gezamenlijke werkmogelijkheid niet voldoende was om onderlinge wrijvingen tussen de deelnemende organisaties te overwinnen. Men kreeg te doen met onvoldoende waardering voor het eenheidsfront, onvoldoende bereidheid om daarvoor meer middelen beschikbaar te stellen, vrees voor het benadelen van bepaalde richtingsbelangen bij de ontplooiing van het gemeenschappelijk werk, sektarische afwijzing van parlementair-politieke groepen. De lijdensgeschiedenis mag voldoende bekend worden verondersteld. En bij ieder fiasco was er zichtbare voldoening in het reformistische kamp: het leek alsof men in de strijd tegen de klassenvijand bepaalde successen had geoogst.

Vandaar dat de regering Colijn zeker zelf verbaasd zal zijn geweest over het gemak waarmee maatregelen van reactionaire aard en van grote draagwijdte doorgevoerd konden worden. De datum van de ernstige steunverlaging voor de werkloze arbeiders was reeds op handen, zelfs gepasseerd, toen er nog nergens sprake was van enig reëel verzet tegen de nieuwe belangrijke verslechtering.

V. De storm steekt op

Hebben de arbeidersbladen voor juli het volle licht laten vallen op de betekenis van de nieuwe verslechtering? Dit is ongetwijfeld geschied. In verschillende toonaarden, iedere vogel zingt zoals hij gebekt is. De kwestie van de werklozenzorg, die van de wantoestanden in de werkverschaffing, die van verminderde steun was voortdurend aan de orde. En daarnaast zijn pogingen ondernomen om de werkloze arbeiders tot gemeenschappelijk optreden tegen de nieuwe steunverlaging te brengen.

Was er sprake van noemenswaardig resultaat? Er was daarvan geen sprake. Ongeacht welke revolutionaire stroming die beweging trachtte te brengen in de grote groep van steuntrekkende, toch scheen de passiviteit van de massa niet te veranderen te zijn. In bladen van de arbeidersbeweging konden wel berichten worden gelezen, die op magere belangstelling voor op touw gezette vergaderingen wezen. Dergelijke berichten betroffen ook Amsterdam. Om maar dicht bij huis te blijven beleefde de CPH het kort voor 1 juli, dat nog geen 200 arbeiders naar een openluchtbijeenkomst kwamen, die door het WSC van Amsterdam was georganiseerd. En op dezelfde wijze kon het PAS boeken, dat een speciale vergadering van PAS-leden werklozen beschamend slecht bezocht was.

Ons zijn feiten bekend geworden van actieve elementen onder de stempelende arbeiders zelf, die getracht hadden allereerst bij hun stempellokaal de bereidheid te wekken van een klein aantal lotgenoten om gezamenlijk van stempellokaal tot stempellokaal te trekken en op die manier tot een brede manifestatie van de steuntrekkers te geraken. Dit initiatief liep reeds bij het eigen stempellokaal dood. Dagelijks herhaalde oproepen tot uitvoering van het plan bleven zonder uitwerking.

Geen eenheidsfront van de arbeidersbeweging, de klassenbewuste arbeidersbeweging, de revolutionaire vleugel van de klassenbewuste arbeidersbeweging, dat systematisch leiding gaf aan buitenparlementair optreden tegen fascisme en regeringsreactie.

Geen geheime voorbereiding, plan van actie, zorgvuldig getroffen regeling van welke politieke richting of partij dan ook.

Maar toch grote verbittering, die uit de nood van de werklozen geboren is. Met een klein beetje gezond verstand, goede wil en menselijk gevoel kan men de aanwezigheid van wijd verbreide verbittering onder de noodlijdenden begrijpen. Mannen en vrouwen zijn daarbij betrokken. Het is niet waar dat de normale werkloze bij de voor dit land bestaande steunregelingen tevreden was met zijn bestaan, zichzelf verzoend had met de positie van beroepswerkloze. En het is evenmin waar dat de vrouwen van de werklozen, ook al waren de steunregelingen in dit land eenmaal beduidend gunstiger dan die van omliggende landen, gespaard bleven voor drukkende zorgen, toenemende onrust, waar de vorderingen van de armoede in haar woning steeds duidelijker zichtbaar werden.

Vaststaat, dat de groeiende verbittering in die zin onvruchtbaar was, dat van een levende activiteit van de brede massa van werklozen niet gesproken kon worden. Men had eenvoudig geen geloof meer in een strijdend eenheidsfront van organisaties, dat de nadelen van de verdeeldheid in de arbeidersbeweging voor bepaalde acties zou weten uit te schakelen. Men had evenmin geloof in de mogelijkheid van een gesloten optrekken van de werkenden en werklozen, van de werkenden voor de werklozen, en van de werklozen voor de werkenden. En ook was er geen sprake van, dat de talloze oproepen van de CPH om het eenheidsfront van onderen op te vormen, wijl alle organisaties, behalve de communistische, wars waren van strijd, er bij de werklozen ingingen. Het is dan ook voorgekomen gedurende de dagen van verzet in de arbeidersbuurten van Amsterdam, dat zulke arbeidersvijandige bladen als ‘De Telegraaf’ de constructie aandurfden: de werklozen als zodanig hebben met deze uitbarsting niets te maken. Het zijn duistere elementen die de heibel op touw zetten. In de voorstelling van dit dagblad werden de dichtbevolkte buurten van Amsterdam, die het sterkst hebben deelgenomen aan de strijd, zonder meer centra van duisterlingen, die over voldoende macht beschikten om gehele wijken te mobiliseren voor hun avontuur. Aan de burgemeester van Amsterdam komt de eer toe, dat ook hij de publieke opinie bewerkt heeft met de voorstelling dat duisterlingen als gangmakers moesten worden gezien.

Storm brak los over de Jordaan. Wie zich ernstig moeite geeft om precies vast te stellen hoe op woensdag 4 juli reeds in de loop van de middag krachten in beweging kwamen, die de felle strijd van hele stadsbuurten deden ontbranden, komt tot de conclusie dat het niet zo eenvoudig is een juist beeld van de eerste fase van de strijd te geven. Hij moet zich vrij maken van de reeds hierboven afgewezen voorstelling dat de gehele actie het werk van een aantal revolutionaire groepen en haar aanhangers is geweest. Hij mag zich evenmin om de tuin laten leiden door de blufpolitiek van de officiële communisten, die er op gericht is de activiteit tegen de steunverlaging voor zich te annexeren. Het is ook nu gebeurd, dat daden, die gedurende de strijd zijn voorgevallen — wij denken aan de stakingen van bouwvakarbeiders en transportarbeiders op vrijdag 6 juli te Amsterdam en op 9 juli te Rotterdam — kort en goed in communistische organen van het etiket van de CPH zijn voorzien. Het zijn in de eerste plaats de bij deze stakingen betrokken arbeiders, die met grote beslistheid kunnen vaststellen, dat de CPH en de RVO geen enkele invloed op de wording van de staking hebben uitgeoefend. Ditzelfde geldt voor met name in het blad van de Duitse SAP ‘Neue Fronts’ gedane mededelingen over de rol van de OSP bij deze stakingen. Tegenover het feit dat het blijkbaar van partijbelang wordt geacht zulke onjuiste mededelingen aan geestverwante buitenlandse organen te verstrekken (Gerard Vanter in de Baseler Rundschau van de communisten en een onbekend berichtgever aan Neue Front) valt zeer sterk op, dat De Tribune van 6 juli de arbeiders van Amsterdam waarschuwde tegen de OSP en andere ultralinkse groepen, die speciaal zouden aansturen op onvruchtbare en schadelijke vechtpartijen — waartegenover ‘De Fakkel’ van 10 juli vaststelde: “De Amsterdamse actie was een typisch communistische, of zoals wij het noemen stalinistische actie”. Bluf aan de ene kant, die niet klopt met de feiten en tegenover elkaar staande beschuldigingen, die op voet van oorlog met de waarheid staan.

Storm over de Jordaan

“Er wordt in de Jordaan diepe ellende geleden. Het is een wijk, triest, haveloos, vervallen van armoede en gebrek. De steunverlaging heeft ontzaggelijke ontstemming verwekt. Van mond tot mond gaan verhalen over inkomstenverminderingen, die lopen van een rijksdaalder tot vijf gulden en die verhalen hebben gisteravond een funeste werking gehad, toen het verzet tegen de politie eenmaal aan de gang was.”

Zo schreef Het Volk, dat gedurende de merkwaardige strijd zonder reserve aan de verkeerde kant van de barricade is gaan staan en zich daardoor grote vijandschap van vele arbeiderslezers op de hals heeft gehaald. “Toen het verzet tegen de politie eenmaal aan de gang was”, vanaf het eerste ogenblik schakelt ook de sociaaldemocratische pers de opruiing, de revolutionairen, de communisten in bij de oorzaken van de uitgebroken strijd. En het is Het Volk, dat in strijd met de feiten dit verzet geboren ziet worden uit een vergadering van het WSC, die op woensdag 1 juli des avonds in de Harmonie, midden in de Jordaan gehouden is. Een matig bezochte vergadering, terwijl buiten de onrust in vele straten van de Jordaan duidelijk kon worden waargenomen. Dat deze communistische vergadering het signaal voor het verzet niet gegeven kan hebben, blijkt het best uit de omstandigheid dat reeds woensdagmiddag, vooral in de Jordaan, doch ook in andere arbeiderswijken van de stad, zonder enige moeite het naderen van de storm kon worden geconstateerd. Wanneer minister Colijn op 12 juli aan het kamerlid Dr. Westerman van het oerreactionaire Verbond voor Nationaal Herstel antwoord:

“Met zekerheid valt niet te zeggen of een rechtstreeks verband als gesteld bestaat. Intussen is wel aannemelijk dat de opruiende taal in de artikelen van het dagblad De Tribune het ontstaan van onlusten bevordert.”

Dan is de minister-president voorzichtiger met het aanwijzen van de directe oorzaken dan de pers in het algemeen, waartoe ook in dit verband de sociaaldemocratische pers behoort. Wie de werkelijke inhoud kent van de diverse revolutionaire groeperingen in de hoofdstad, wie haar activiteit van de laatste maanden nauwlettend heeft gevolgd, die weet onmiddellijk, dat de op 4 juli ontstane deining NIET HET MAAKWERK VAN DEZE GROEPERINGEN WAS. Wij zeggen dat zeker niet om deze revolutionaire organisaties te beveiligen. Wij zeggen dit alleen omdat het voor de verdere strijd van het grootste belang is de waarheid omtrent de jongste uitbarsting te leren kennen.

De verbittering, uit de nood geboren, heeft geen uitweg gezocht in door de revolutionaire groepen gezamenlijk of los van elkaar aangegeven richting. Zij heeft eigen uitweg gekozen. Daarbij zijn vormen van verzet ontstaan, die grote overeenkomst vertoonden met overeenkomstige perioden van algemene maatschappelijke ontevredenheid. De massa heeft zelf het woord genomen. In haar was sterke samenhang aanwezig en fel was haar wil gericht op strijd, zo kon spontaan massa-actie ontstaan, die woensdag 4 juli in de middag haar loop heeft genomen.

Nog een aanwijzing willen wij hier ten beste geven om te tonen hoezeer de revolutionaire partijen zelf door de uitbarsting werden verrast. Wij kregen circulaires in handen voor een oproep van een van de Amsterdamse secties van de CPH, die een vergadering betrof, waar het thema besproken zou worden van de in september te ondernemen hongermars van de werklozen naar Amsterdam. Als secties van de C.P. in de hoofdstad zich in de week van de spanning en van de daadwerkelijke strijd met zo’n vergadering konden bezighouden, dan is er eenvoudig geen sprake van planmatige organisatie van het verzet door deze partij. Aan de andere kant had de RSP Amsterdam een cursorische voordracht georganiseerd voor vrijdag 6 juli over het probleem van het eenheidsfront, welke vergadering in geen enkel opzicht te maken had met de plaats vindende actie, op de genoemde avond zelf is afgelast, wijl de aanwezigheid van belangstelling voor zo’n vergadering eenvoudig uitgesloten was. Dit wil zeggen, dat ook de RSP bij het beleggen van deze vergadering geen flauw benul had van de Jordaan uitbarsting. Tenslotte bracht De Fakkel van de OSP, welk blad dus uitkwam op de derde dag van de strijd, één enkel bericht van een derde kolom over de gebeurtenissen. Zou dat mogelijk geweest zijn wanneer deze partij de organisator van het verzet geweest was? De eerste officiële uiting van de OSP, een manifest voor het gehele land bestemd, werd pas op vrijdag 6 juli in de namiddag te Amsterdam uitgegeven, op andere plaatsen nog later.

Maakwerk van de communisten? Leiding van de communisten? Hoe dan de jammerklacht te verklaren van een van de vrouwelijke CPH propagandisten, een van de meest bekende leden van die partij tegenover een van onze vooraanstaande partijgenoten, voorman ook van de NAS-beweging: Is het niet verschrikkelijk, dat er in dezen strijd van geen enkele leiding sprake is?

Storm over de Jordaan.

De massa in beweging gekomen, omdat de geest van Spartacus leeft, daar waar de ellende ondragelijk wordt. Van overeenkomstige aard zijn de spontane uitbarstingen overal in de wereld. Zij zagen er zo uit, toen er over ‘stalinistische actie’ niet gediscussieerd behoefde te worden.

Zij zullen er zo uit blijven zien, omdat het spontane zelfdoen van de massa een belangrijke factor zal blijven in de strijd voor het socialisme. De Jordaan heeft haar eigenaardige bevolking, die gekenmerkt wordt door sterke sentimenten, sterk gevoel van saamhorigheid, drang tot solidariteitsbetoon, en ook — dit geldt voor de groep en voor de individuen — plotselinge felle uitbarstingen. In de Nederlandse literatuur is vooral door de overleden schrijver I. Querido getracht het Nederlandse volk bekend te maken met de Jordaan. Het thema werd door deze schrijver van betekenis, terecht van voldoende belang geacht om jaren van zijn leven op het Jordaan epos te concentreren.

De bijzondere kwaliteiten van deze Jordaan bevolking hebben vroeger gesproken. Van officiële zijde, door de Amsterdamse politie, is zelf de vergelijking gemaakt tussen de jongste uitbarsting en vroegere strijd. Als het waar is, zoals de Amsterdamse correspondent van de Nw. Rott. Crt. verzekerd heeft, dat aan deze uitbarsting meer kracht en meer felheid werd toegekend dan aan de vroegere, dan is dit verschil van uitingskracht niet het opmerkelijke van de vergelijking, doch wel de aangegeven overeenkomst in de vormen van strijd. Maar dan hebben wij op die wijze een officiële, deskundige verzekering, dat wij te doen hebben met massa-actie uit economische nood en verbittering over die nood geboren.

Vrouwen staan naast mannen. Onze partijgenoot C. Kitsz, zelf Jordaner, heeft in de Amsterdamse Raad getracht de positie van de Jordaanvrouwen te schetsen. Hij heeft gesproken over haar sterk moederlijk instinct. Hij heeft eenvoudig de waarheid gezegd, toen hij te kennen gaf dat het instinct van zelfbehoud de natuurlijke drijfkracht was in het gebeurde. In de internationale strijd van het proletariaat is het bekend dat de vrouwen pas dan het terrein van het publieke leven betreden en zich laten gelden, zich in zulke omstandigheden door bijzondere felheid onderscheiden en ook door moed, wanneer de lijdensbeker vol is, wanneer het gehele leven troosteloos is geworden, wanneer het gevoel aan het woord komt men voor het naakte leven moet vechten.

De jeugd was actief bij de strijd betrokken. Dat wil zeggen, de gehele Jordaan bevolking leefde mee. En zij liet zich op 4 juli en in de nacht van 4 op 5 juli met zoveel kracht gelden, zij legde zo grote vindingrijkheid aan de dag, om alle mogelijkheden, die speciaal de Jordaan bood, voor de strijd te exploiteren, dat donderdag 5 juli bij de stempellokalen onder de werklozen een geheel andere geest werd aangetroffen. Het feit staat vast, DAT EEN KATHOLIEK GEORGANISEERD ARBEIDER HULP KWAM VRAGEN BIJ DE WERKLOZEN VAN HET STEMPELLOKAAL OP DE MARNIXSTRAAT, LEDEN VAN HET NAS OM ZIJN MAATS TOT DEELNEMING AAN DE STRIJD TEGEN STEUNVERLAGING OP TE ROEPEN.

Het is opnieuw gebleken dat katholieke arbeiders zich niet dusdanig laten dresseren, dat zij alleen gebruikt kunnen worden om bij algemene verkiezingen voor bestuurslichamen vertegenwoordigers van de bezittende klasse te kiezen. Zij blijven arbeiders. Zij voeren een arbeidersbestaan. Zij kennen uit eigen ervaring de nood. En hun klasseninstinct leeft ondanks alle bezweringen van hun leiders.

De werklozen van verschillende richting waren donderdag 5 juli bereid om te ‘trekken’. Zij begaven zich naar de Jordaan, zij bezochten ook andere delen van de stad. Zij werden met volle sympathie ontvangen door hen, die in de voorafgaande nacht op hun wijze en met hun middelen de strijd hadden gevoerd. Op die wijze was op donderdag zeer duidelijke toenemende kracht in het verzet waar te nemen. Op die dag viel het eerste slachtoffer, werd de jonge arbeider Gerressen van de OSP en de moderne Metaalbewerkerbond gedood. Bij de botsingen met de politie kwamen vele gevallen van verwonding voor. En uit de aard van de zaak vloeide het bloed van hen, wier middelen van weerstand zo bij uitstek primitief waren.

Er was meer kracht bij de laatste uitbarsting dan bij het palingoproer en de aardappelrelletjes — aldus de politie uitspraak, die wij boven hebben aangehaald. Wat betekende die grotere kracht? Niets anders dan dat in de Jordaanbevolking in de loop van de jaren het klassenbewustzijn belangrijk versterkt was. En op grond van dit klassenbewustzijn stelden de strijders van de Jordaan reeds donderdag de vraag: Zullen de werkers in de bedrijven ons helpen? Zal het wapen van de staking gehanteerd worden tegen de steunverslechtering?

Op grond van datzelfde klassenbewustzijn hebben de strijders van de Jordaan niet geduld dat hun verzet bemoeilijkt en verknoeid zal worden door discussies over de verschillen tussen de revolutionaire partijen, die zelfs in die omstandigheden nog door de volgelingen van de CPH werden uitgelokt. Intuïtief snapten de arbeiders van de Jordaan DAT DE SAMENBINDING van de BESCHIKBARE KRACHTEN HET EERST NODIGE WAS.

Het was heel goed gezien, dat de vormen van primitief verzet, die toegepast werden eerst in de Jordaan en vervolgens ook in vele andere arbeidersbuurten, het Spaarndammerkwartier, de Eilanden. Over ‘t IJ, de Indische buurt, de Dapperbuurt, Y- en de Kinkerbuurt [in de oorspronkelijke tekst staat: Y Y — MIA] — de snelle verbreiding van de strijd in de arbeiderswijken was op zichzelf een aanwijzing van de algemeenheid van de bestaande verbittering, die door het hardhandige ruwe optreden van de machthebbers gevoed is — volkomen ontoereikend waren. Het is reformistisch en dus verwerpelijk het inzicht van een strijdende massa te onderschatten. De behoefte aan versterking door staking werd door velen gevoeld.

“Tot onze verwondering en verontwaardiging krijgen wij thans een van 5 juli gedateerd pamflet van het RAS, in handen, waarin het optreden van de herriemakers op belachelijke wijze wordt verheerlijkt en waarin ook deze arbeidersleiders, die toch hun verantwoordelijkheid moesten kennen, de arbeiders van Amsterdam oproepen om de straat op te gaan.”

“De straat op zonder wel omschreven doel, zonder enige kans op werkelijk resultaat, de straat op zonder meer. Het is of de zwarte dagen van de anarchistische dwaasheden zijn herleefd, uit laffe concurrentiezucht volgden de PAS leiders het communistisch voorbeeld.”

Zo schreef Het Volk, avondblad van 5 juli. Het blad was bedenkelijk consequent in zijn verderfelijke rol. Het behoort niet tot de bijzondere verdiensten van Judas de waarheid te onderscheiden, althans te zeggen. Voorzover wij weten en uit de verspreide manifesten, enz. hebben kunnen nagaan, was er geen sprake van een voorbeeld, dat door het Amsterdamse PAS, gevolgd moest worden. Maar er was wel sprake van aanwezig plichtsbesef om de gebleken energie van het Amsterdamse arbeidersvolk nuttig aan te wenden. En in aansluiting daarmee werd de kwestie van de staking van de werkenden in de kringen van het Amsterdamse PAS ernstig gesteld. Alweer uit plichtsbesef, alweer omdat het befaamde verantwoordelijkheidsgevoel — jegens strijdende arbeiders — in die kringen groot is.

De nacht van donderdag 5 juli was er een van sterke climax in de strijd van de arbeiderswijken. In diezelfde nacht werd voor zover dat met zeer beperkte middelen mogelijk was de staking voor vrijdag 6 juli aan de orde gesteld. Het zijn bouwvakkers en transportarbeiders geweest van verschillende richting, die tot de staking kwamen. Zij hadden het werk neergelegd, toen de communistische RVO nog voor de dag kwam met een biljet, waarin over het toepassen van de staking niet is gesproken. Zowel op vrijdag als op zaterdag is in Amsterdam gebleken DAT DE INVLOED VAN DE RVO OP DE WERKENDE ARBEIDERS NIHIL WAS. Hun inmenging werd niet geduld. De arbeiders begrepen, dat het er om ging in deze kritieke momenten door het stakingsvoorbeeld andere groepen arbeiders in de strijd te betrekken. Dat mocht niet vertroebeld worden door de inmenging van de RVO, die voor de reële strijd van het proletariaat tegen de bourgeoisie niet ernstig wordt genomen. Ook niet in Amsterdam. DIT IS AFDOENDE GEBLEKEN.

Niet alleen de Jordaanbevolking en de arbeiders in de andere wijken zagen het grote belang van de staking in. Het was de overheid, die op vrijdag 6 juli door haar ingrijpen de stakersvergaderingen verhinderde, die zich rekenschap zouden moeten geven van de ogenblikkelijke toestand en die gedragslijn voor zaterdag 7 juli moest bepalen. Dit overleg kon niet plaatsvinden. Ook tengevolge daarvan brokkelde de stakingsactie op zaterdag 7 juli af, toen het zaak was aan deze solidariteitsactie een bredere basis te geven.

Het is onomstotelijk vast te stellen, dat de sociaaldemocratische pers haar uiterste best heeft gedaan om voortzetting van de staking te beletten. Zij kleineerde de resultaten van de stakingsoproep. En zij volhardde in de diskwalificatie van een reëel stuk arbeidersstrijd. Minstens even erg is het dat de redactie van De Fakkel op 10 juli kon neerschrijven:

“Nu reeds met de stakingsdaad te komen is onzinnig en misdadig en het betekent het opofferen van de beste arbeiders, het voortijdig in het vuur spuwen van een voorhoede.”

Niet alleen ergerlijk, maar verwonderlijk en onbegrijpelijk. Op 9 juli hadden OSP-ers te Rotterdam van ganser harte steun verleend aan het afkondigen en uitvoeren van een stakingsparool voor de Rotterdamse havens: op 6 en 7 juli zijn manifesten van het partijbestuur van de OSP, die vele kameraden in aanraking met de justitie hebben gebracht. In Neue Front wordt notabene de staking op het tegoed van de OSP-rekening geschreven en van het NAS verklaard dat zijn organisaties meededen. En de redactie van De Fakkel, die de beginselen van het revolutionair socialisme wil propageren, geeft op 10 juli bovenstaand oordeel ten beste, verwierf de hartelijke bijval van de leiders van het NVV.

Toen er geen climax in de staking mogelijk was, toen de politie van de hoofdstad aanzienlijke versterking had verkregen, toen de pantserauto’s door de strijdende arbeiderswijken trokken, toen overvalwagens hun spookachtige zoeklichten over het toneel van de strijd wierpen, toen het aantal doden en gewonden steeg, toen ook door de justitie een ongekend scherp optreden werd ingeluid, o.a. tot uiting komende in de beslaglegging van De Tribune, raakten de krachten van het verzet in de hoofdstad uitgeput. De hulpverlening uit andere plaatsen was te zwak, kwam te laat, bleef in de meeste gevallen bij van goede wil getuigend pogen van kleine groepen. De strijd doofde uit. En triomfantelijk werd de voor zulke omstandigheden gebruikelijke geruststelling ten beste gegeven: Hoort, weet het. De orde is hersteld! Zelfs het blad van de Mussertbeweging achtte het nodig een kleine correctie aan te brengen: DE SCHIJN VAN ORDE IS HERSTELD.

Want de nood blijft. Maakt de redactie van Het Volk de rekening op van het door haar veroordeelde verzet, dan telt zij de doden en gewonden, dan jammert zij over de vernieling van schamele arbeidersinventarissen voor het opwerpen van barricades, dan werpt zij het volle licht op de uitbarstingen van reactie, die o.a. bestonden in een gehele reeks van in snel tempo uitgesproken vonnissen wegens verspreiding van biljetten, waarin in de meeste gevallen met de beste wil geen opruiing tot strafbare feiten of iets dergelijks te vinden is. Een foute balans, die door de Nederlandse sociaaldemocraten wel zo gemaakt moesten worden om eigen lafheid gedurende de strijd te rechtvaardigen.

Te beginnen met dinsdag 10 juli wordt in de pers de afloop van deze strijd tegen de steunverlaging gemeld. Kunnen de gevolgen van de botsing al overzien worden? Gevolgen, die zeker niet uitsluitend uit onderdrukkingsmaatregelen tegen de arbeidersbeweging gericht, zullen bestaan. Neen, wij zijn nog niet zover dat wij de gevolgen kunnen meten. DE BALANS IS DOOR DE JOURNALISTEN VAN HET VOLK EN DE TELEGRAAF, DIE IN MENIG OPZICHT IN DEZELFDE GEEST OVER DE GEBEURTENISSEN RAPPORTEERDEN WAT VROEG OPGEMAAKT.

Het is hier de plaats het oordeel te citeren van het Engelse dagblad Manchester Guardian, van 10 juli:

“In de afgelopen week was er drie dagen lang in een van de grootste havens en mooiste steden van de wereld voortdurend terugkerend oproer. Zeven levens gingen verloren en troepen moesten worden opgeroepen om de politie te helpen, voordat de oproerlingen van de straten te Amsterdam verdreven konden worden. In normale tijden zouden deze Hollandse ordeverstoringen de aandacht van de gehele wereld getrokken hebben: in normale tijden zouden zij niet zijn voorgekomen. Europa heeft veel te veel te doen met het letten op andere gebeurtenissen dan om lang over de Hollandse moeilijkheden te kunnen nadenken. Dat is symbolisch voor dit jaar van bloedvergieten. Parijs, Wenen, München en Berlijn hebben een norm aangegeven, waarmee die van Amsterdam niet te vergelijken is. Daaruit volgt nog niet, dat het oproer en zijn onderdrukking genegeerd kunnen worden.

De menigte, die de Amsterdamse politie tot in de vroege uren van vrijdag weerstand wist te bieden, was bewapend met allerlei metaal van de straat en gedekt door straatbarricaden. Zij had het voordeel nauwe straten te verdedigen in een oude wijk, doorkruist door grachten en dokken. Anders dan een Franse of Oostenrijkse menigte, beschikte zij niet over vuurwapenen. Slechts één politieagent is ernstig gewond — door een bloempot. De woede van de menigte werd geëxploiteerd door communisten zowel als revolutionair socialisten (overeenkomend met de Independent Labour Party), maar het is waarschijnlijk, dat het begon met een spontaan protest tegen onbarmhartige kortingen van de werklozensteun op zaterdag.

De Nederlandse regering worstelt om staande te blijven op de basis van de goudstandaard. Daarvoor zijn herhaalde kortingen toegepast op lonen en sociale diensten. Het vorig jaar werden enige duizenden buiten de werklozensteun geplaatst: dit jaar — nu de cijfers door de voortdurende teruggang van de Hollandse uitvoer slechter dan ooit zijn geworden — tracht zij een steeds groeiend tekort op de begroting door verlagingen van de steunnormen weg te werken. Haar pogingen om de goudstandaard te handhaven moeten op mislukking uitlopen. Zij zijn beantwoord met een kramp van wanhoop, die alleen ten goede kan komen aan de ergste vijanden van de regering, de communisten.

Als de Hollandse minister-president Dr. Colijn een nieuw geneesmiddel denkt te vinden in het verbod van politieke partijen is hij er droevig naast. Begrotingen kunnen niet alleen met de bijl sluitend gemaakt worden; de wanhoop kan niet genezen worden met geweld.”

Lees en herlees de laatste zinsnede. Daar komt het op aan. Een klassenbewuste arbeidersbeweging, die toch minstens evengoed in staat moet zijn bestaande gevaren aan te voelen en te signaleren als een burgerlijk- democratisch buitenlands blad, ZOU ALS HAAR ENIGE TAAK ZIEN HET EENHEIDSFRONT VAN ORGANISATIES TE SMEDEN.

VI. Debetposten van het Jordaan conflict

Ja, er zijn debetposten. De NAS-leiding telegrafeerde op 6 juli aan de ministerraad voor intrekking van de fatale steunverslechtering.

En op 9 juli zond het ministerie van Hervormde Predikanten te Amsterdam een telegram, dat een schuldbekentenis inhield van de te laat optredende kerk, evengoed intrekking van de steunverlaging vorderde en mogelijkheden aangaf voor het beschikbaar stellen van middelen door en uit de bezittende klasse. Zouden de dominees van Amsterdam een dergelijke stap ondernomen hebben wanneer de arbeidersbevolking van de hoofdstad, die van de Jordaan in het bijzonder, niet zoveel geofferd had om aandacht te vragen voor de heersende nood?

Het Nederlandse parlement heeft het niet nodig geacht op donderdag 12 juli een aangevraagde interpellatie toe te staan van het Kamerlid van de CPH, L. de Visser. Alleen de arbeiderspartijen SDAP, CPH en RSP bepleitten het onmiddellijke houden van die interpellatie. waarvoor te meer grond bestond, omdat de justitie van haar kant onder de verse indruk van het gebeurde vele vonnissen sloeg in snelrecht.

Sterker aanwijzing voor de verzwakking van het democratisch-parlementaire systeem in Nederland kon onmogelijk gegeven worden. De gebeurtenissen waren zeker belangrijk genoeg geweest om in een openlijke discussie de kern van het probleem bloot te leggen. De positie van de Nederlandse arbeidersklasse wordt er zeker niet beter op als zelfs daarin een bemoeilijking van het optreden van het sterke centrale gezag wordt gezien.

Maar deze gebleken onwil sluit het slothoofdstuk van de gevoerde strijd niet af. Onder de burgerlijke politieke partijen zijn er, die het van belang moesten achten een ernstige openbare bespreking van de gevoerde strijd te vermijden. Waren niet in de katholieke pers verschillende voorbeelden genoemd ter illustratie van de werking van de ingevoerde verslechtering. En weten niet vele duizenden katholieke arbeiders in de praktijk, hoe onmogelijk het leven gemaakt wordt bij het opleggen van dekreten, die de voorziening in de meest dringende behoeften van het gezin uitsluiten? Een overheid heeft nog wat anders te doen dan voorzieningen te treffen tot bescherming van de openbare orde. Het leven is primair. Het leven laat zijn rechten gelden, al wordt de productie van nieuwe voorzieningen van de gezegende orde ook nog veel sterker opgevoerd.

Toen de R.K. Staatspartij congresseerde te Prinsenhage, vlak na de gebeurtenissen moet zij ook de werklozenzorg behandelen. De leider van de R.K. fractie, Mr. Aalberse, stelde de kwestie zo voorzichtig mogelijk. Hij bleef redeneren op de lijn van ondersteuning van de regering Colijn. Maar hij moest daarmee tegenspraak opwekken. Was niet voor kort het R.K. Kamerlid v. d. Putt in een vergadering te Stratum bij Eindhoven zover gegaan, dat hij het bewind van het tegenwoordige kabinet als louter negatief afschilderde? En het gebeurde dan ook in het congres van de R.K. Staatspartij, dat het Eerste Kamerlid de Bruyn, voorzitter van het RKWV volgens het verslag in Het Volk van 23 juli verklaarde:

“Stemt de fractie met de verlaging in? En als er weer eens een nieuwe verlaging zou komen, zou zij er zich dan weer bij neerleggen? Spr. heeft geen commissie meer nodig: DEZE STEUNVERLAGING WAS MISDADIG EN SCHAADDE DE GROOTE ECONOMISCHE BELANGEN VAN HET VOLK.”

Deze vakverenigingleider staat in het katholieke kamp niet alleen met zijn oordeel. Opnieuw is weer de vraag in bespreking in de R.K. arbeidersbeweging of de R.K. Staatspartij wel in staat is de belangen van de katholieke arbeiders te behartigen. Onder de druk van de strijd moeten katholieke arbeidersleiders met meer nadruk voor de arbeidersbelangen opkomen. Natuurlijk wekken hun jongste uitlatingen geen overdreven verwachtingen. Maar toch weten wij dat de doorgevoerde steunverlaging van 1 juli nog altijd niet onveranderlijk is komen vast te staan.

VII. De taak van de klassenbewuste arbeidersbeweging

Wanneer en in welke mate de noodlottige steunverslechtering, die gevolgd is door verlaagde uitkering van Maatschappelijk Hulpbetoon ongedaan gemaakt zal worden, hangt in de eerste plaats af van de vraag OF EINDELIJK EEN AFWEERFRONT VAN ARBEIDERSORGANISATIES VOOR BUITENPARLEMENTAIRE STRIJD TOT STAND ZAL KOMEN.

Hoe geheel anders zou het verloop van de jongste gebeurtenissen geweest zijn, wanneer de verrassende energie van de Amsterdamse arbeidersbevolking in de dienst was gesteld van een georganiseerde strijd! Men blijft ziende blind en horende doof in dit land. Dit geldt in de eerste plaats de sociaaldemocratie, die lofzangen zingende op de macht van haar massa, steeds dieper in de knieën zinkt in haar onderwerping voor de klassenvijand. Een onverkwikkelijk beeld, een talrijke sociaaldemocratische arbeiders verontrustend beeld! Tot in de jongste tijd blijven de leiders van SDAP en NVV zich zelf troosten met het vooruitzicht, dat meer sociaaldemocratische afgevaardigden in de vertegenwoordigende lichamen uitkomst zullen brengen. De buitenlandse voorbeelden worden genegeerd. Van het eenheidsfront wordt een object van tactische manoeuvres gemaakt. En de bourgeoisie kan ongestoord haar program blijven uitvoeren.

In de allerjongste tijd heeft de CPH het voorbeeld gevolgd van andere secties van de Komintern. Zij heeft een zwenking volbracht in haar tactiek en maakt zich dus aan het vroeger zo kras veroordeelde feit schuldig brieven te schrijven aan reformistische leiders om in Nederland samenwerking van organisaties te verkrijgen. Eén zwaluw maakt zeker geen zomer. Een CPH-brief is niet voldoende om getuigenis af te leggen van de ernstige wil de onvruchtbaarheid in te zien van de vroeger toegepaste methode. Allerlei comités en mantelorganisaties van de CPH, die in het leven geroepen zijn om het eenheidsfront van de massa onder CPH-leiding te bewerken, bestaan tot op de huidige dag. Haar bestaan is schadelijk. Zij hebben wat kiezers geleverd aan de communistische partij. Zij hebben echter de strijdbaarheid van het Nederlandse proletariaat verzwakt. Haar voornaamste werk bestond immers hierin alle andere organisaties van de arbeidersbeweging te ondermijnen, te verzwakken, bloot te stellen aan tot niets voerende discussies van magere inhoud.

Slechts dan wanneer die CPH haar RVO, haar WSC’s. haar Strijdbond tegen het Fascisme en diverse andere apparaatjes afdankt, kunnen aanbiedingen van de CPH voor een eenheidsfront van organisaties ernstig genomen worden. Herinneren zich de arbeiders hoe vaak het NAS gesmaad werd, wanneer het voorstellen tot samenwerking aan de leiding van het NVV deed. Dan heette het, dat het NAS door zijn leiders uitgeleverd werd aan de moderne beweging. Desondanks heeft de CPH het nu nodig geoordeeld bij diezelfde reformistische leiders aan te kloppen. Het is nog half werk, want terwijl zulke brieven uitgaan, wordt op de oude manier energie verspild aan het opzetten van de leden van andere organisaties tegen hun leiding. Ze hebben moeite, die leiders van de CPH, met de nieuwe voorschriften. Ze leren het niet in eens. De vraag is, of ze het ooit goed leren. Het is volkomen terecht dat zowel de OSP als andere revolutionaire organisaties in Nederland er niet aan denken zich bloot te stellen aan een samenwerking, die ongetwijfeld nog gekenmerkt zou worden door ondergraving van bondgenoten in de strijd.

Met de schadelijke bluf van CPH-instanties moet gebroken worden. Die bluf is opnieuw aan het woord gekomen in de voorlichting door aanhangers van de CPH aan buitenlandse communistische bladen gegeven over de jongste strijd in de Jordaan. Die uitbarsting was uitsluitend het gevolg van CPH-activiteit; de stakingen kwamen op initiatief van de RVO tot stand: het allerlaatste nieuws is dat de huurstaking in Rotterdam alleen onder CPH-leiding zou staan.

Jammerlijke onzin, die zelfs aan de CPH geen goed kan doen. Dit is de waarheid: als CPH, RVO en Tribune niet jaren achtereen wantrouwend tegen het NAS hadden gestaan, de gelederen van het NAS niet hadden verzwakt, dan zou de Amsterdamse stakingsbeweging van 6 juli zeker veel bredere omvang hebben aangenomen.

Elke stap in de richting van een strijdbaar eenheidsfront is goed, ook al is uitgesloten, dat we in eens over de gehele linie van de klasse dit front zullen in het leven roepen. Zomin als de algemene werkstaking maar op een willekeurig ogenblik te scheppen is en daarom in bepaalde omstandigheden eerste stappen in de richting van algemene staking moeten worden gezet, zó zeker moet het eenheidsfront over de gehele linie een feit worden, doordat gedeeltelijke verwezenlijking van de eenheidsfrontgedachte haar vruchtbaarheid bewijst. Het strijdbare eenheidsfront van het proletariaat moet geheel dienstbaar worden gemaakt aan de verdediging van zijn levensbelangen, zijn rechten en vrijheden. Het strijdbare eenheidsfront moet wat anders zijn dan een werktuig in handen van de sovjetdiplomatie, die volkomen in staat is in de praktijk ook deze vorm van arbeidersactiviteit tot in de grond te verknoeien.

Indien onder de druk van de jongste gebeurtenissen grote groepen Nederlandse arbeiders diep doordrongen zijn geraakt van het inzicht: het strijdbare afweerfront van arbeidersorganisaties tegen reactie en fascisme is urgent, indien dit inzicht de ernstige wil geboren doet worden om dag in dag uit voor dat front te ijveren, zou dit op zichzelf reeds een belangrijk positief resultaat van de jongste strijd zijn.