M. Pablo

Zelfbeheer als actie-leuze


Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, 1968, nr. 10, jg. 11
Deze versie: Spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
De economische grondslagen van de radenmaatschappij
Revolutie en democratie bij Marx en Engels
Trotski’s opvatting over zelforganisatie en voorhoedepartij

Men heeft nog nooit in [een] kapitalistisch land zoveel over zelfbeheer gesproken als nu in Frankrijk. Binnen enkele weken is de idee van het zelfbeheer in de meest verschillende kringen, tot en met die van de regering, die in de persoon van de Gaulle nu de advocaat van de deelneming[1] is, doorgedrongen. De inhoud die ieder van hen aan het zelfbeheer geeft, is zeker niet dezelfde. Maar de gemeenschappelijke noemer van al degenen die spreken over “deelneming” bestaat in het feit, dat allen de noodzakelijkheid van de democratische deelname van de producenten en de burgers aan het beheer van het economische, politieke en sociale leven van het land goedkeuren. Wat hen scheidt is natuurlijk de omvang en de concrete vorm, die deze “deelneming” aan het beheer moet aannemen. Het zou buitengewoon interessant en in elk geval nuttig en zelfs noodzakelijk zijn om alle meningen, die in de meest verschillende kringen over het onderwerp van het zelfbeheer geuit worden bij een te brengen om aan te tonen hoezeer dit idee, bewust of onbewust, op een duidelijke of op een verwarde manier, een groot, een centraal idee geworden is. Men voelt dat het mogelijk en noodzakelijk is daarvan uit te gaan om het gehele sociale leven opnieuw een vorm te geven.

Het is veelbetekenend dat de organisaties die zich arbeidersorganisaties noemen – in verschillende mate – het minst over zelfbeheer gesproken hebben. Zo bij voorbeeld de PCF en de CGT. Hun rol tijdens de gebeurtenissen verdient in het algemeen objectief geoordeeld, slechts de naam: “Het grote verraad. Ze hebben een ironiserende houding aangenomen ten opzichte van de “holle”, “verwarde”, enz., leuze van het zelfbeheer. Voor hen ging het er nauwelijks om overgangsleuzen te brengen, die door hun dynamisme in staat waren het kapitalistische systeem in het geding te brengen en nog minder om de verovering van de macht en op het socialisme te mikken. Als klassieke reformistische leidingen hebben ze het volkomen betrouwbare “realisme” van een uitsluitend looneisen bevattend minimumprogram verkozen.

Maar als men weet dat zelfs in Tsjecho-Slowakije het instellen van arbeidersraden en de invoering van het zelfbeheer door Brezjnev als concessie van een “sociaaldemocratische” regering (die van Dubcek) aan een rechtse stroming gezien worden, verwondert men zich minder als men ziet dat Waldeck Rochet de trouwe leerling van de stalinistische school en zijn Sovjetepigonen, zich er wel voor hoeden ter zake “nieuwigheden” in te voeren.
De door de zich “trotskistisch” noemende groepen ingenomen houding is bezwaarlijker.

Want in werkelijkheid heeft geen van hen, noch die van Lambert, noch die van Frank, noch “Voix Ouvrière” een systematische campagne voor het zelfbeheer gevoerd. Ze hebben slechts bijkomend hier en daar over “arbeidersbeheer van het economische leven” gesproken en het meeste over “arbeiderscontrole”. Geen moment hebben ze een campagne van de fabrieken, de ondernemingen en de sociale diensten gevoerd, welks arbeiders, georganiseerd in arbeidersraden, in staking waren.

Geen moment hebben ze het democratische socialisme, dat zij zeggen aan te hangen, als een systeem, dat gebaseerd is op het zelfbeheer door de producenten en de burgers op ALLE TRAPPEN VAN DE BASIS TOT DE TOP EN OP ALLE TERREINEN, ECONOMISCH, POLITIEK, CULTUREEL EN SOCIAAL, verklaard.

Ze ondervonden steeds een onoverwinnelijke moeilijkheid met het kritisch trekken van de conclusies uit deze ervaring en met het zich aansluiten bij de brede stroom van de nieuwe generaties, die streven naar een socialisme, dat voor alles werkelijk democratisch is, onder eigen beheer, omdat ze gevangen zijn door een opvatting over economie die in wezen, zo niet uitsluitend, neerkomt op staatseconomie en centraal GEPLAND is, overeenkomstig de Sovjettraditie. Eveneens vanwege hun “fractionisme” stuit het hen tegen de borst openlijk een zogenaamd “pablistisch” parool te gebruiken.

In werkelijkheid hebben slechts de PSU en gedeeltelijk zoals we reeds vermeld hebben de CFDT gesproken over zelfbeheer, evenals de “anarcho-communistische” groepen. De PSU in het bijzonder heeft het thema van het “democratische socialisme”, gebaseerd op de zelfbeschikking van de arbeiders weten te ontwikkelen, zover dat kon in het kader van zijn algemene links-centristische lijn, die hun nu een zeker succes onder de geradicaliseerde kringen van de “semi-intellectuelen” en zelfs onder enige jonge arbeiders bezorgd heeft.

Onze eigen tendens was sinds lang het beste voorbereid om de brandende actualiteit van het zelfbeheer te begrijpen en zijn dynamisme op elke etappe van het revolutionaire proces te vatten. En dankzij deze voorbereiding heeft hij gedurende de eerste fase van openlijke revolutionaire crisis in Frankrijk de meest geëigende overgangsleuzen weten te brengen.

In een situatie zoals hij zich nu in Frankrijk ontwikkelt is het belangrijk geen algemene slogans te uiten als “leve het socialisme”, “leve de revolutie” of “leve de macht van de arbeiders of de regering van de arbeiders”, enz., maar de propaganda voor algemene doeleinden te verbinden aan overgangsleuzen die de massa’s helpen de strijd voor deze doeleinden te beginnen.

De leuze van het zelfbeheer bezit de bijzonderheid TEGELIJK EEN OVERGANGSLEUS en een beslist SOCIALISTISCHE leus te zijn.

Vanuit dit oogpunt is het volkomen juist en noodzakelijk daar nadrukkelijk op te wijzen, zoals wij gedaan hebben, opdat de arbeiders die de studentenbeweging gevolgd hebben, de fabrieken en de verschillende sociale diensten bezetten zich ook het wezen van de doelstelling van deze beweging realiseren en ook beginnen – evenals de studenten hun universiteit – hun werkplaatsen te beheren. De studenten zijn van de woorden “twist” met de “neokapitalistische” maatschappij overgegaan tot de revolutionaire daad tot de praktische afschaffing van de controle van deze maatschappij over hun scholen, dankzij het beheer van deze laatsten door henzelf (de studenten en leraren).

De arbeiders zouden hetzelfde moeten doen door de passieve staking en de passieve bezetting van werkplaatsen te verwerpen en over te gaan tot hun zelfbeheer. Vanaf dat moment bereikt men AUTOMATISCH een beslissende etappe en bereikt men een KWALITATIEF hoger strijdniveau, dat de NOODZAKELIJKHEID en bijgevolg eveneens het VOORUITZICHT van de macht breed opent.

Door het ZELFBEHEER WORDT DE STRIJD OM DE MACHT GESTELD EN VERWEZENLIJKT, want het – zelfs in het begin tot enkele werkplaatsen beperkte – zelfbeheer betekent de praktische afschaffing van de kapitalistische macht. Daarom is het helemaal niet noodzakelijk VOORAF de macht te veroveren om voor zelfbeheer te vechten. Men moet beginnen met het stellen van het vraagstuk van het zelfbeheer van de werkplaatsen om de strijd voor de macht IN ZIJN GEHEEL aan te pakken. Op deze logica, op deze dynamische ontwikkeling berust het bij uitstek overgangskarakter van de leus van het zelfbeheer.

Wie praktische problemen te berde brengt, die uit het zelfbeheer in deze of gene fabriek of particuliere onderneming voortvloeit om de bruikbaarheid van de leus te weerleggen is een kwaadwillige advocaat van een slechte zaak. Want voor alles is er zeker geen sprake van het in praktijk brengen van het zelfbeheer in een stelsel dat kapitalistisch blijft.

Het zelfbeheer,als overgangsleus is slechts toepasselijk in revolutionaire periodes zoals we in mei en in juni in Frankrijk gekend hebben, die snel moeten overgaan van de DUBBELHEERSCHAPPIJ naar de MACHTSGREEP.

In dit perspectief vinden de praktische vraagstukken van het beheer van deze of gene fabriek, onderneming of sociale dienst hun concrete oplossing. Maar aan de andere kant VERWEZENLIJKT MEN VOOR DE ARBEIDERS EN DE BEVOLKING IN HET ALGEMEEN DE MOGELIJKHEID EN OOK DE DOELTREFFENDHEID VAN DE ARBEIDERSMACHT door de onmiddellijke verwezenlijking van het beheer van de ondernemingen en de sociale diensten, die met het leven van de arbeiders te maken hebben (bijvoorbeeld inzake voeding, transport, gezondheid, enz.).

En als dit voorbeeld gedeeltelijk begonnen is blijkt het vlug een onweerstaanbare besmetting te vormen. In Frankrijk speelde alles zich af gedurende de eerste fase van de revolutionaire crisis, die opende met deze bondige vraag: HET OMVORMEN VAN DE PASSIEVE STAKING EN BEZETTING IN ACTIEF BEHEER DOOR DE ARBEIDERS.

Slechts enkele ondernemingen, vooral in de provincie (Nantes in het bijzonder), aangespoord door voorhoeden, waren begonnen praktisch de vraag van hun zelfbeheer te stellen. Maar in het algemeen is de contrarevolutionaire controle van de PCF en de CGT er voor de rest in geslaagd zich te handhaven.

Er heeft geen werkelijke verbinding plaats gevonden tussen de studenten en de arbeiders, en er is geen sprake geweest van praktische overdracht van de boodschap van de studenten aan de arbeiders: hun werkplaatsen beheren zoals zij waren begonnen hun scholen te beheren.

Maar het is bijna zeker: als de nieuwe golf van de begonnen revolutie zal losbarsten, zal de leus van het zelfbeheer een oneindig beter voorbereid terrein vinden voor zijn praktische verbreiding en misschien als een lopend vuurtje gaan.

Onze tendens heeft in verschillende teksten op afdoende wijze de betekenis van deze leus als werkelijke inhoud voor het na de machtsgreep op te bouwen democratische socialisme aangegeven. Het is voldoende eraan te herinneren dat voor ons de opbouw van een op alle niveaus en op alle terreinen zelfbeheerde socialistische maatschappij, een opvatting over de staat, de partij, de vakbeweging veronderstelt, die sterk verschilt van de zogenaamde “leninistische”.

Geen instellingen waaraan praktisch op permanente wijze de macht van de klasse wordt overgedragen, maar instellingen die praktisch hun streven tot hulp aan de klasse bewijzen, zodat deze zich cultureel, economisch en wat zijn levenswijze betreft kan ONTPROLETARISEREN en steeds vollediger zijn rol als leidende klasse kan spelen.

Dus VANAF HET BEGIN AF AAN een poging om niet alleen formeel het zelfbeheer in te stellen maar om cultureel de arbeiders te helpen hun maatschappij werkelijk te beheren. Eveneens VAN HET BEGIN AF AAN een poging om de arbeiders economisch te ontproletariseren door toepassing van een beloningssysteem naar het GELEVERDE WERK, dat wil zeggen naar de hoeveelheid door iedere arbeider geproduceerde waarde, na (op democratische manier) aftrek van bedragen voor reproductie en onderhoud van de maatschappij.[2]

Het zelfbeheer in de overgangsmaatschappij van het kapitalisme naar het voltooide socialisme moet noodzakelijkerwijs op overeenkomstige manier aan de ene kant verbonden zijn met het Plan, aan de andere kant met de markt. Al deze elementen maken deel uit van onze opvatting over het globale functioneren van het zelfbeheer in het kader van een regime dat bestaat nadat de revolutie reeds gezegevierd heeft.
21-6-1968
M. PABLO

_______________
[1] De “deelname” is, in feite het “medebeheer” met de werkgevers en vooral winstdeling. Maar als De Gaulle verklaart “dat het kapitalisme verouderd is” en hij van oordeel is dat de arbeiders het recht hebben een mening te verkondigen over de gang van zaken in de onderneming is dit duidelijk een teken des tijds. Als men hem aan zijn woord houdt, dan opent deze stellingname de weg voor de arbeiders en hun organisaties om minstens de ARBEIDERSCONTROLE over de ondernemingen en HET OPENEN VAN HUN BOEKEN te eisen. Het is verbazingwekkend dat de traditionele organisaties het tot nu toe alleen maar gezien hebben als een eenvoudige “list” van de regering. Alleen de CFDT, in wedijver o.a. met de CGT heeft van volledige “arbeidersmacht” durven spreken. De taak van de vakbeweging m.b.t. het zelfbeheer is niet het overdragen van de macht van de arbeiders aan de vakbeweging, maar de arbeiders te helpen het zelfbeheer te leren en uit te oefenen.
[2] Zie o.a. het voorwoord op mijn werk betreffende “het dossier van het zelfbeheer in Algerije” (Cahiers de L’Autogestion no. 4 Editions Anthropos 15, rue Racine, Paris.