Leon Trotski
Geschiedenis der Russische Revolutie
Deel 2 - Hoofdstuk 12


De branding

Het sterk werkende middel van de laster bleek een tweesnijdend wapen te zijn. Indien de bolsjewieken Duitse spionnen zijn, waarom gaat deze bewering dan voornamelijk uit van mensen, die het meest bij het volk gehaat zijn? Waarom beschuldigt juist de pers van de kadetten, welke de arbeiders en soldaten bij iedere gelegenheid de meest minderwaardige motieven toeschrijft, de bolsjewieken het hardst en het meest kras? Waarom steekt de reactionaire ingenieur of meesterknecht, die na de revolutie stil geworden was, nu plotseling het hoofd op en vloekt hij openlijk op de bolsjewieken? Waarom vatten de meest reactionaire officieren in de regimenten moed en dreigen zij, terwijl zij Lenin en de zijnen ontmaskeren, de soldaten met hun vuist, alsof deze de verraders waren?

Elk bedrijf had zijn bolsjewieken. “Zie ik er als een Duits spion uit, zeg jongens?” vroeg de slotenmaker of draaier, wiens doen en laten de arbeiders tot in de kleinste kleinigheden bekend was. Niet zelden gingen de verzoeningsgezinden zelf in de strijd tegen de opmars van de contrarevolutie verder dan hun bedoeling was en baanden zij tegen hun zin de weg voor de bolsjewieken. De soldaat Pirejko verhaalt hoe de officier van gezondheid Markovitsj, een aanhanger van Plechanov, in een meeting van soldaten de beschuldiging, dat Lenin een spion was, van de hand wees, om met des te meer kracht diens politieke inzichten als foutief en verderfelijk te bestrijden. Tevergeefs! “Als Lenin verstandig en geen spion, geen verrader is, en vrede wil sluiten, zullen wij met hem samengaan,” zeiden de soldaten na de vergadering.

Het tijdelijk in zijn groei belemmerde bolsjewisme begon zich weer zelfbewust te doen gelden. “De vergelding laat niet op zich wachten,” schreef Trotski midden augustus. “Gejaagd, vervolgd en belasterd, is onze partij nog nooit zo snel gegroeid als in de laatste tijd. En dit proces zal onvermijdelijk van de hoofdstad op de provincie, van de steden op het platteland en het leger overslaan... Alle arbeidende massa’s in het land zullen in nieuwe beproevingen hun lot met het lot van onze partij leren verbinden.”

Petrograd ging als altijd voorop. Het leek, alsof een almachtige bezem bezig was in de bedrijven de invloed der verzoeningsgezinden uit alle hoeken en gaten weg te vegen. “De laatste steunpilaren van de landsverdedigers komen te vallen ” berichtte het bolsjewistische blad. “Hoe lang is het geleden, dat de heren landsverdedigers heer en meester in het reusachtige bedrijf Oboechow waren?... en nu durven zij zich daar niet te vertonen.” Bij de verkiezingen voor de stadsdoema te Petrograd op de 20ste augustus werden ongeveer vijfhonderdvijftigduizend stemmen uitgebracht, veel minder dan bij de verkiezingen voor de districtsdoema’s in juli. De sociaal-revolutionairen wisten, ofschoon zij driehonderd vijf en zeventig duizend stemmen verloren, toch nog altijd tweehonderdduizend stemmen of 37 procent van het totale aantal op zich te verenigen. De kadetten kregen één vijfde. “Onze mensjewistische lijst leverde nauwelijks drieëntwintigduizend stemmen op,” schrijft Soechanov. Tot verbazing van iedereen kregen de bolsjewieken bijna tweehonderdduizend stemmen, d.i. ongeveer één derde van het totale aantal.

Het districtscongres van de vakverenigingen in de Oeral, hetwelk midden augustus plaats had en waar honderdvijftigduizend arbeiders tegenwoordig waren, nam in alle kwesties bolsjewistisch getinte besluiten. In Kiev werd op het congres van de fabriekscomités op de 20ste augustus de bolsjewistische resolutie met een meerderheid van honderd een en zestig tegen vijfendertig stemmen met dertien onthoudingen van stemming aangenomen. Bij de democratische verkiezingen voor de stadsdoema te Ivanovo-Voznesensk, welke juist op het moment van de Kornilov opstand plaats hadden, wisten de bolsjewieken achtenvijftig van de honderd en twee zetels te veroveren, de sociaal-revolutionairen – vierentwintig, de mensjewieken – vier. In Kronstadt wordt de bolsjewiek Brekman tot voorzitter van de sovjet gekozen, terwijl de bolsjewiek Pokrowski eerste burgemeester wordt. Hoewel lang niet overal even sterk en op vele plaatsen achteraankomend, groeit het bolsjewisme in de maand augustus toch nagenoeg in het gehele land.

De opstand van Kornilov geeft een stoot tot de radicalisering van de massa’s. Sloetzki herinnerde hierbij aan de woorden van Marx, volgens wie de revolutie somtijds door de contrarevolutie opgezweept moet worden. Het gevaar deed niet alleen de energie, maar ook het inzicht toenemen. De collectieve gedachte werkte onder hoogspanning. Er was geen gebrek aan materiaal, om conclusies uit te trekken. De coalitie had men als noodzakelijk ter verdediging van de revolutie voorgesteld en nu stond intussen een coalitiegenoot aan de kant van de contrarevolutie. De vergadering te Moskou was geproclameerd tot een wapenschouw van de nationale eenheid en alleen het Centraal Comité van de bolsjewieken had gewaarschuwd: De vergadering... zal onvermijdelijk tot een orgaan van contrarevolutionaire samenzwering worden. De gebeurtenissen hadden deze voorspelling volkomen bevestigd. Ook Kerenski verklaarde nu: “De Moskouse vergadering... is het voorspel tot de 27ste augustus... Hier werden de krachten afgewogen... Hier werd voor het eerst aan Rusland zijn toekomstige dictator Kornilov voorgesteld...” Alsof Kerenski niet het initiatief tot deze vergadering genomen had, deze georganiseerd had en haar voorzitter geweest was, en alsof hij niet Kornilov als de “eerste soldaat van de revolutie” voorgesteld had. Alsof de Voorlopige Regering Kornilov niet de doodstraf tegen de soldaten gegeven had. En alsof de waarschuwingen van de bolsjewieken niet voor demagogie uitgemaakt waren.

Het garnizoen van Petrograd herinnerde zich verder, dat twee dagen vóór de opstand van Kornilov de bolsjewieken in de bijeenkomst van de soldatensectie het vermoeden hadden uitgesproken, dat de radicale regimenten met contrarevolutionaire bedoelingen uit de hoofdstad verwijderd waren. De vertegenwoordigers van de mensjewieken en de sociaal-revolutionairen hadden dit beantwoord met de dreigende eis, om over de bevelen van generaal Kornilov niet te discussiëren. Er was een resolutie in deze geest aangenomen. “De bolsjewieken hebben niets te veel gezegd!” moesten de partijloze arbeiders of soldaten nu wel bij zichzelf zeggen.

Indien de samenzwerende generaals, volgens de wel wat late beschuldiging van de verzoeningsgezinden zelf, niet alleen schuld aan de overgave van Riga, maar ook aan de doorbraak in juli hebben, waarom heeft men dan opgehitst tegen de bolsjewieken en soldaten doodgeschoten? Indien de militaire provocateurs gepoogd hebben, de arbeiders en soldaten op de 27ste augustus de straat op te lokken, hebben zij dan wellicht ook een rol bij de bloedige botsingen op de 4de juli gespeeld? Welke rol vervult Kerenski dan hierbij? Tegen wie heeft hij het 3de cavaleriecorps gerekwireerd? Waarom heeft hij Savinkov tot gouverneur-generaal en Filonenko tot diens adjudant benoemd? Wie is toch die Filonenko, die kandidaat voor het directorium is? Volkomen onverwacht klinkt het antwoord van de pantserdivisie, dat Filonenko, die bij hen als vaandrig diende, soldaten de ergste vernederingen en smaad heeft doen ondergaan. Waar komt die obscure plannenmaker Savojko vandaan? Wat heeft in het algemeen dat uitgelezen stel oplichters bij de regering te maken?

De feiten waren eenvoudig, duidelijk, levendig in de herinnering van velen, voor allen waarneembaar, niet te loochenen, verpletterend. De troepen van de “wilde” divisie, de losgeschroefde rails, de wederzijdse beschuldigingen tussen Winterpaleis en hoofdkwartier en de verklaringen van Savinko en Kerenski spraken voor zichzelf. Welk een sprekende acte van beschuldiging tegen de verzoeningsgezinden en hun bewind! De betekenis van de ophitsing tegen de bolsjewieken werd volkomen duidelijk: zij was een noodzakelijk element in de voorbereiding van de staatsgreep.

Een heftig gevoel van schaamte over zichzelf maakte zich van de arbeiders en soldaten, wie de ogen waren opengegaan, meester. Dus houdt Lenin zich slechts daarom verborgen, omdat hij op smerige wijze belasterd werd? Dus zitten de overigen in de gevangenis ten genoegen van de kadetten, generaals, bankiers en diplomaten van de Entente? Dus jagen de bolsjewieken geen baantjes na en haat men hen van hogerhand juist daarom, omdat zij zich niet willen aansluiten bij het zaakje, dat men coalitie noemt! Dit was, hetgeen arbeiders, eenvoudige mensen en onderdrukten begrepen. En uit deze stemmingen groeide, met het besef van schuld tegenover de bolsjewieken, trouw aan de partij en vertrouwen in haar leiders.

Tot op het allerlaatste ogenblik spanden de oude soldaten, de kaders van het leger, de artilleristen en onderofficieren al hun krachten in. Zij wilden niet een streep halen door hun moeizame strijd, hun heldendaden en slachtoffers: zou dit alles dan werkelijk voor niets geweest zijn? Toen echter het laatste steunpunt verloren ging, maakten zij rechtsomkeert – linksom! – en richtten zich tot de bolsjewieken. Nu gingen zij volkomen de revolutie in, met hun onderofficierstressen, als beproefde oude soldaten en met de tanden op elkaar geklemd: zij hebben zich misrekend met de oorlog en daarom zullen zij ditmaal niet halverwege blijven staan.

In de rapporten van plaatselijke, zowel van militaire als ook van burgerlijke autoriteiten, wordt het bolsjewisme intussen synoniem aan elke massa-actie, hoedanig ook, aan besliste eisen, verzet tegen uitbuiting, voorwaarts gaan, kortom een ander woord voor revolutie. Is dat dus bolsjewisme? zeggen stakers, protesterende matrozen, ontevreden soldatenvrouwen en muitende boeren tot elkaar. De massa’s werden van hogerhand formeel ertoe gedwongen, hun meest intieme gedachten en eisen met de bolsjewistische leuze te identificeren. Zo maakte de revolutie gebruik van het wapen, dat tegen haar gericht was. In de geschiedenis wordt niet alleen “Vernunft” “Unsinn”, maar wordt ook, als de loop der gebeurtenissen dit meebrengt, “Unsinn” “Vernunft”.

De verandering in de politieke sfeer kwam zeer duidelijk tot uiting in de verenigde vergadering van de Uitvoerende Comités op de 30ste augustus, toen de afgevaardigden van Kronstadt de eis stelden, dat hun een plaats in deze hoge instelling ingeruimd zou worden. Is dit mogelijk? Zullen hier, waar de banvloek over de tomeloze Kronstadtse matrozen uitgesproken werd, in het vervolg vertegenwoordigers van deze zelfde matrozen zitting hebben? Hoe kan men het echter weigeren? Gisteren nog waren de Kronstadtse matrozen en soldaten gekomen, om Petrograd te verdedigen. Matrozen van de “Aurora” doen wachtdienst in het Winterpaleis. De leiders boden, nadat zij een tijdje onder elkaar gepraat hadden, vier zetels met raadgevende stem aan de Kronstadtse matrozen aan. Deze toezegging werd koel ontvangen, zonder uitbundige dankbetuigingen. “Na de opstand van Kornilov,” verhaalt Tsjilenov, een soldaat van het Moskouse garnizoen, “werden alle troepen reeds min of meer bolsjewistisch getint... Iedereen verbaasde zich erover hoe de woorden (van de bolsjewieken), dat generaal Kornilov spoedig voor de muren van Petrograd zou staan, uitgekomen waren.” Mitrevitsj, een soldaat uit een pantserdivisie, herinnert zich de heldhaftige verhalen, die na de overwinning over de opstandige generaals de ronde deden. “Er werd over niets anders gesproken dan over moed en heldendaden. Ja met zo’n moed zou men de hele wereld kunnen verslaan. Bij het horen hiervan leefden de bolsjewieken op.”

Antonov-Owssejenko, die in de dagen van Kornilov uit de gevangenis ontslagen was, reisde direct naar Helsingfors. “Er had een reusachtige verandering in de massa’s plaats. Op het districtscongres van de sovjets in Finland waren de rechtse sociaal-revolutionairen in kleine getale vertegenwoordigd en de bolsjewieken hadden, verbonden met de linkse sociaal-revolutionairen, de leiding. Tot voorzitter van het districtscomité van de sovjets werd Smilga gekozen, die ondanks zijn zeer jeugdige leeftijd lid van het Centraal Comité was, sterk naar links overhelde en in de Aprildagen reeds de Voorlopige Regering eens flink had willen aanpakken. Tot voorzitter van de sovjet van Helsingfors, welke op het garnizoen en de Russische arbeiders steunde, werd de bolsjewiek Scheimann, de latere directeur van de staatsbank, een voorzichtig en bureaucratisch iemand, die toentertijd echter niet gelijke tred hield met de andere leiders, gekozen. De Voorlopige Regering had aan de Finnen verboden, de door haar ontbonden Sejm bijeen te roepen. Het districtscomité stelde aan de Sejm voor, bijeen te komen en nam op zich deze te beschermen. Het comité weigerde het bevel van de Voorlopige Regering, om verschillende troepenafdelingen uit Finland weg te voeren, ten uitvoer te leggen. In werkelijkheid hadden de bolsjewieken in Finland de sovjetdictatuur gevestigd.

Begin september schrijft het bolsjewistische blad: “Er komen uit een aantal Russische steden berichten, dat de afdelingen van onze partij in de laatste tijd sterk gegroeid zijn. Van nog groter betekenis is echter onze toenemende invloed in de meest brede democratische arbeiders- en soldatenmassa’s.” – “Zelfs in die bedrijven, waar men ons eerst niet wilde aanhoren,” schrijft de bolsjewiek Averin uit Jekaterinoslav, “waren in de dagen van de korniloviade de arbeiders op onze hand.” – “Toen er geruchten gingen, dat Kaledin Kozakken tegen Tsarizyn en Saratov mobiliseerde,” schrijft Antonov, een van de leiders van de Saratovse bolsjewieken, “en toen deze geruchten bevestigd werden en door de opstand van Kornilov waren komen vast te staan, maakte de massa zich in enkele dagen los van haar vroegere vooroordelen.”

Het bolsjewistische blad te Kiev schrijft op de 19de september: “Bij de verkiezingen van vertegenwoordigers van het arsenaal voor de nieuwe sovjet zijn twaalf kameraden gekozen, allen bolsjewieken. Geen enkele kandidaat van de mensjewieken is gekozen; hetzelfde ziet men in een aantal andere fabrieken.” Dergelijke mededelingen treft men van nu af aan dagelijks in de kolommen van de arbeiderspers aan; vijandelijke couranten trachten tevergeefs, de groei van het bolsjewisme te verzwijgen of te verkleinen. De massa’s, die zich weer oprichten, willen als het ware de tijd, die door hun vroegere aarzelingen, stagnaties en tijdelijke terugtochten verloren gegaan is, weer inhalen. Een algemeen, bestendig en onophoudelijk opkomen van de branding begint.

Het lid van het Centraal Comité van de bolsjewieken, Varvara Jakovljeva, die ons in juli en augustus het een en ander over de buitengewone verzwakking van de bolsjewieken in het gehele district Moskou meedeelde, meldt nu een grote verandering. “In de tweede helft van september,” zo rapporteert zij op het congres, “bereisden leden van het districtsbureau het district... Zij kregen allen dezelfde indruk, nl. dat overal, in alle gouvernementen, zich een intensief bolsjewiseringsproces onder de massa’s voltrok. En allen legden er de nadruk op, dat men in de dorpen naar de bolsjewieken verlangde...” Waar de partijafdelingen na de Julidagen in verval waren, leven zij nu weer op en groeien snel. In districten, waar de bolsjewieken niet toegelaten worden, ontstaan nu spontaan bolsjewistische cellen. Zelfs in de achterlijke gouvernementen Tambov en Rjazan, deze sociaal-revolutionaire en mensjewistische burchten, waar de bolsjewieken zich vroeger bij hun rondreizen niet lieten zien, omdat de toestand volkomen hopeloos voor hen was, heeft nu een ware omwenteling plaats: de bolsjewistische invloed wordt met de dag sterker en de organisaties der verzoeningsgezinden raken in verval.

De redevoeringen van de afgevaardigden op het bolsjewistisch congres van het district Moskou, één maand na de opstand van Kornilov en één maand vóór de opstand van de bolsjewieken, ademen vertrouwen en moed. In Nisnji-Novgorod ontwaakt de partij na twee maanden van neerslachtigheid weer tot nieuw leven. De sociaal-revolutionaire arbeiders gaan bij honderden tot de bolsjewieken over. In Tver ontplooit zich een grote activiteit van de partij pas na de Kornilovdagen. De verzoeningsgezinden hebben geen succes, men wil hen niet langer aanhoren en jaagt hen weg. In het gouvernement Vladimir is de positie van de bolsjewieken zo sterk geworden, dat er op het gouvernementscongres van de sovjets slechts vijf mensjewieken en drie sociaal-revolutionairen te ontdekken zijn. In Ivanovo-Voznesensk, het Russische Manchester, moeten de bolsjewieken, die daar heer en meester zijn, al het werk in de sovjet, de Doema en de Zemstvo doen.

De afdelingen van de partij groeien, maar nog veel sneller groeit hun aantrekkingskracht. De wanverhouding tussen de technische hulpbronnen van de bolsjewieken en hun eigenlijke politieke betekenis komt tot uitdrukking in het betrekkelijk klein aantal partijleden bij een reusachtige toename van de invloed van de partij. De gebeurtenissen sleuren de massa’s zo snel en onverbiddelijk mee, dat de arbeiders en soldaten geen tijd hebben, om zich in een partij te organiseren. Zij hebben zelfs geen tijd, om de noodzakelijkheid van een aparte partijorganisatie in te zien. Zij nemen de bolsjewistische leuzen even natuurlijk in zich op, als zij de lucht inademen. Zij begrijpen nog niet dat de partij een gecompliceerd laboratorium is, waar de leuzen door collectieve ervaring uitgewerkt worden. Meer dan twintig miljoen mensen staan achter de sovjets. De partij, die zelfs aan de vooravond van de Oktoberrevolutie niet meer dan tweehonderd veertigduizend leden in haar gelederen telt, geeft door de vakverenigingen, fabriekscomités en sovjets steeds zekerder leiding aan miljoenen.

In het totaal ontwrichte onmetelijke land, met zijn onuitputtelijke verscheidenheid van plaatselijke omstandigheden en politieke niveaus, hebben dag in dag uit allerlei verkiezingen plaats: voor Doema’s, Zemstvo’s, sovjets, vakverenigingen, fabrieks-, leger- of landcomités en door al deze verkiezingen loopt als een rode draad één en hetzelfde feit: de groei van de bolsjewieken. De verkiezingen voor de Moskouse wijkdoema’s hebben door de grote verandering in de stemming onder de massa’s een buitengewone verbazing in het land te weeg gebracht. De “grote” partij van de sociaal-revolutionairen behield eind september slechts vierenvijftigduizend stemmen van de driehonderd vijfenzeventigduizend stemmen, die zij in juni verkreeg. De mensjewieken daalden van zesenzeventigduizend op zestienduizend. De kadetten behielden honderd één duizend, zij verloren slechts ongeveer achtduizend. Daarentegen stegen de bolsjewieken van vijfenzeventigduizend op honderd achtennegentig duizend. Terwijl de sociaal-revolutionairen in juli ongeveer 58 procent van de stemmen hadden weten te verkrijgen, wisten de bolsjewieken in september 52 procent op zich te verenigen. Het garnizoen stemde voor 90 procent, in enkele troepenafdelingen voor meer dan 95 procent, voor de bolsjewieken: in de werkplaatsen van de zware artillerie verkregen de bolsjewieken tweeduizend tweehonderd zesentachtig van de tweeduizend driehonderd zevenenveertig stemmen. Het grote aantal niet-kiezers was hoofdzakelijk te vinden onder dat kleinere volk in de stad, dat zich in de roes van de eerste illusies bij de verzoeningsgezinden had aangesloten, om spoedig weer tot volkomen passiviteit te vervallen. De mensjewieken smolten volkomen weg. De sociaal-revolutionairen kregen half zoveel stemmen als de kadetten, de kadetten half zoveel als de bolsjewieken. De septemberstemmen van de bolsjewieken waren in een verbitterde strijd tegen alle andere partijen veroverd. Het waren stemmen waarop men rekenen kon. Men kon op hen bouwen. Het weggespoeld worden van de tussengroepen, de vrij grote weerstandskracht van de burgerlijke en de reusachtige groei van de gehate en vervolgde proletarische partij – dit alles waren onmiskenbaar symptomen van een revolutionaire crisis. “Ja, de bolsjewieken werkten ijverig en gestaag,” schrijft Soechanov, die zelf tot de verslagen mensjewistische partij behoorde, “zij waren bij de massa’s aan de werkbanken, dagelijks, geregeld... zij behoorden tot hen, omdat zij steeds present waren – zowel in kleine, alsook in grote aangelegenheden het leven en in de kazernes leidden... De massa leefde en ademde samen met de bolsjewieken. Zij was in handen van de partij van Lenin en Trotski.”

De politieke kaart van het front was opvallend bont gekleurd. Er waren regimenten en divisies, die nog nooit een bolsjewiek gehoord of gezien hadden; velen van hen waren oprecht verbaasd, wanneer men hen zelf van bolsjewisme beschuldigde. Aan de andere kant ontmoette men troepenafdelingen, die hun eigen anarchistische gevoelens met een vleugje Zwarte Honderdschap voor het zuiverste bolsjewisme hielden. De stemmingen aan het front gingen in één richting. Er waren echter dikwijls tegenstromingen, draaikolken en veel modder in de grootse politieke stroom, welks bedding gevormd werd door de loopgraven.

In september doorbraken de bolsjewieken het cordon en wisten toegang te krijgen tot het front, waarvan zij twee maanden lang vrijwel volkomen afgesneden waren. Het verbod was ook nu niet officieel opgeheven. De verzoeningsgezinde comités stelden alles in het werk, om te beletten dat de bolsjewieken in hun troepenafdelingen binnendrongen; maar alle pogingen hiertoe waren vergeefs. De soldaten hadden zoveel van hun eigen bolsjewisme gehoord, dat zij allen er naar snakten, eens een echte bolsjewiek in levende lijve te zien en te horen. Formele belemmeringen, rekken en uitstel, veroorzaakt door de leiders van de comités, werden op aandrang van de soldaten overwonnen, zodra zij maar van de aankomst van een bolsjewiek hoorden. De oude revolutionaire, Jevgenja Bosch, die in de Oekraïne een mooi werk verricht had, liet levendige herinneringen aan haar moedige excursies in het nog onbetreden soldatenwoud achter. De angstige waarschuwingen van ware en vermeende vrienden werden telkens weer gelogenstraft. Bij een divisie, die men als bitter vijandig tegenover de bolsjewieken geschilderd had, overtuigde de spreekster, die zeer voorzichtig te werk ging, zich er al heel spoedig van dat de toehoorders op haar hand waren. “Geen spuwen, gehoest, geniesd, wat altijd de eerste symptomen van vermoeidheid bij een soldatengehoor zijn, neen – een volkomen stilte en rust.” De vergadering eindigde met een enthousiaste huldiging van de moedige propagandiste. De gehele reis van Jevgenja Bosch langs het front was als het ware een grote triomftocht. Minder heroïsch, minder effectvol, maar in wezen evenzo ging het ook bij de propagandisten van kleiner formaat.

Nieuwe of op een nieuwe manier overtuigende gedachten, leuzen en opvattingen drongen in het eentonig leven in de loopgraven. Miljoenen soldatenhoofden verwerkten de gebeurtenissen, gevolgtrekkingen makend uit de politieke ervaringen, die men opdeed... “Beste arbeiders en soldaten, kameraden,” schrijft een frontsoldaat aan de redactie van een dagblad, “vermijdt toch die boze letter K, die de hele wereld aan de bloedige slachtpartij heeft overgeleverd. Daar hebben wij bijvoorbeeld de opperste moordenaar Koljka (Nicolaas II), Kerenski, Kornilov, Kaledin en overal is de letter K. De Kozakken zijn gevaarlijke lieden voor ons... Sidor Nicolaja.” Men behoeft hierin geen bijgeloof te zien; het is slechts een soort politieke memotechniek.

De uit het hoofdkwartier ontstane opstand moest de soldaten wel tot in hun diepste vezels schokken. De krijgstucht, voor welker herstel men zoveel moeite gedaan en zoveel offers gebracht had, raakte weer in verval. De oorlogscommissaris van het Westelijk front, Sjdanov, meldt: “De stemming is in het algemeen zenuwachtig... wantrouwend tegenover de officieren, argwanend: het niet opvolgen van bevelen wordt daarmee gemotiveerd, dat het bevelen van Kornilov zijn, welke men niet mag uitvoeren.” In dezelfde zin schrijft Stankevitsj, die Filonenko op diens post van hoogste commissaris opgevolgd was: “De soldatenmassa... voelde zich aan alle kanten door verraad omringd... Wie hen dit uit het hoofd trachtte te praten – werd eveneens voor een verrader aangezien.”

Het echec van het avontuur van Kornilov betekende voor de kaderofficieren een ineenstorting van hun laatste verwachtingen. De zelfverzekerdheid van de legerleiding was ook voordien niet al te schitterend geweest. Wij hebben einde augustus de militaire samenzweerders in Petrograd gezien: dronken, snoevend, willoos. Nu voelde de officierenstand zich volkomen uitgestoten en verdoemd. “Deze haat, deze ophitsing,” schrijft een van hen, “het tot volkomen nietsdoen gedoemd zijn en de eeuwige spanning, of men gearresteerd zou worden of smadelijk de dood zou vinden, dreef de officieren naar restaurants, chambres séparees, hotels... De officieren gingen onder in deze dronkemansroes.” In tegenstelling hiermee leefden de soldaten en matrozen nuchterder dan ooit: zij waren van nieuwe hoop vervuld.

“De bolsjewieken,” schrijft Stankevitsj, “staken het hoofd op en voelden zich heer en meester in het leger... De lagere comités begonnen in bolsjewistische cellen te veranderen. Alle verkiezingen in het leger lieten een verbazende toename van bolsjewistische stemmen zien. Men dient hierbij in het oog te houden, dat het beste, meest stramme leger niet alleen van het Noordelijk front, maar misschien wel van het gehele Russische front, nl. het vijfde, het eerst een bolsjewistisch legercomité gehad heeft.”

Nog krasser, duidelijker en levendiger voltrok zich het bolsjewiseringsproces op de vloot. De Baltische matrozen hesen op de 8ste september op alle schepen de oorlogsvlag, om uitdrukking te geven aan hun bereidwilligheid om te strijden voor de overgang van de macht in handen van het proletariaat en van de boeren. De vloot eiste een onmiddellijke wapenstilstand aan alle fronten, overgave van de grond aan de boerencomités en vestiging van een arbeiderscontrole over de productie. Drie dagen later hief het centraal comité van de meer achterlijke en gematigde Zwarte Zeevloot, om de Balten te ondersteunen, de leus aan van een overgang van de macht op de sovjets. Voor dezelfde leus verheffen midden september drieëntwintig Siberische en Letlandse infanterieregimenten van het 12de leger hun stem. Steeds nieuwe troepen volgen hen. De eis van de macht aan de sovjets verdwijnt in het leger en op de vloot niet meer van het toneel.

“De matrozenvergaderingen,” verhaalt Stankevitsj, “bestonden voor negentienden uit bolsjewieken.” De nieuwe commissaris bij het hoofdkwartier moest in Reval de Voorlopige Regering tegenover de matrozen verdedigen. Na slechts enkele woorden gesproken te hebben, zag hij reeds dat zijn pogingen vergeefs waren. Reeds bij het woord “regering” betoonde de zaal zich vijandig: “Golven van verontwaardiging, van haat en wantrouwen maakten zich van de gehele menigte meester. Dit was treffend, machtig, hartstochtelijk, onweerstaanbaar en smolt samen in de ene kreet: Weg met hem!” Men moet deze verteller gerechtigheid doen wedervaren en dankbaar zijn, dat hij er toe kwam de schoonheid van de aanval der hem bitter vijandige massa’s te beschrijven.

Het vraagstuk van de vrede, dat voor twee maanden in de illegaliteit gejaagd was, komt met verdubbelde kracht weer naar voren. In de bijeenkomst van de sovjet van Petrograd verklaarde de van het front aangekomen officier Doebassow: “Wat je hier ook zeggen mag, de soldaten zullen geen oorlog meer voeren.” Men interrumpeert: “Dat zeggen de bolsjewieken niet eens!”... Maar de officier, die geen bolsjewiek was, antwoordde slagvaardig: “Ik vermeld slechts wat ik weet en wat de soldaten mij opgedragen hebben te zeggen.” Een andere man van het front, een somber soldaat, wiens jas stonk van het vuil van de loopgraven, verklaarde in diezelfde Septemberdagen voor de sovjet van Petrograd, dat de soldaten vrede wilden, welke ook, en zelfs “een schunnige”. Deze ruwe soldatenwoorden deden de sovjet huiveren. Zo ver is het dus al gekomen! De soldaten aan het front waren geen kleine kinderen. Zij begrepen zeer wel, dat, zoals de oorlogssituatie nu was, de vrede slechts een geweldvrede kon zijn. Om dit inzicht nader toe te lichten, koos de afgevaardigde uit de loopgraven het grofste woord, om zijn afkeer voor de Hohenzollernse vrede zo krachtig mogelijk uit te drukken. Door deze sprekende kwalificatie dwong de soldaat echter juist zijn hoorders tot het inzicht, dat er geen andere uitweg was, dat de oorlog het leger geestelijk volkomen uitgeput had, dat de vrede terstond en tot elke prijs noodzakelijk was. De woorden van de spreker uit de loopgraven werden met leedvermaak door de burgerlijke pers aangegrepen en de bolsjewieken aangewreven. Het gezegde van de schunnige vrede raakte nu niet meer van de baan, als de meest krasse uitdrukking van de verwildering en verdorvenheid van het volk!

De verzoeningsgezinden waren er in de regel geenszins toe geneigd, om, zoals de politieke dilettant Stankevitsj, de pracht van de vloed, welke hen van het revolutionaire toneel dreigde weg te spoelen, te bewonderen. Met verbazing en schrik overtuigden zij er zich dagelijks van, dat zij geen weerstandskracht hadden. Eigenlijk was er vanaf het eerste begin van de revolutie onder het vertrouwen van de massa’s in de verzoeningsgezinden een misverstand verborgen, dat historisch onvermijdelijk, maar niet van lange duur was: er waren slechts enkele maanden nodig, om het op te helderen. De verzoeningsgezinden zagen zich genoodzaakt met de arbeiders en soldaten een geheel andere taal dan in het Uitvoerend Comité en vooral in het Winterpaleis te spreken. Verantwoordelijke leiders van de sociaal-revolutionairen en mensjewieken durfden in de volgende weken steeds minder in het openbaar op te treden. Tweede- en derderangs propagandisten pasten zich met behulp van vage woorden bij het radicalisme van het volk aan of werden werkelijk door de stemmingen in de bedrijven, mijnen en kazernes aangestoken, spraken de taal van deze en maakten zich los van hun eigen partij.

De matroos Chowrin deelt in zijn memoires mee, hoe de matrozen, die zich tot de sociaal-revolutionairen rekenden, in werkelijkheid voor de bolsjewistische politiek vochten. Dit kon men overal en allerwegen waarnemen. Het volk wist wat het wilde, maar het wist dit niet te formuleren. Het “misverstand”, dat in de Februarirevolutie vervat was, had een massaal karakter, vooral op het platteland, waar het langer bleef bestaan dan in de stad. Praktische ervaring kon slechts orde in de chaos brengen. Grote en kleine gebeurtenissen lieten de massapartijen geen ogenblik tot rust komen en brachten hun aanhang in overeenstemming met hun politiek, doch niet met hun leuzen.

Een merkwaardig voorbeeld van de verwarringen tussen de verzoeningsgezinden en de massa’s vormt een eed, welke begin juli door tweeduizend mijnwerkers uit het Donetzbekken knielend en met ongedekte hoofden, in aanwezigheid en onder deelname van een menigte van vijfduizend personen, afgelegd werd. “Wij zweren bij onze kinderen, bij God, hemel en aarde en alles wat heilig is hier op aarde, dat wij nooit de op de 28ste februari 1917 bloedig veroverde vrijheid zullen prijs geven; vertrouwend op de sociaal-revolutionairen en mensjewieken zweren wij, nooit te zullen luisteren naar de leninisten, omdat zij, de bolsjewieken-leninisten met hun propaganda Rusland naar de ondergang drijven, terwijl de sociaal-revolutionairen en mensjewieken in één bondgenootschap verenigd, zeggen, dat de grond zonder enige schadeloosstelling aan het volk moet komen, dat het kapitalistisch systeem na de oorlog moet ineenstorten en dat in plaats van het kapitalisme het socialistisch stelsel moet komen... Wij zweren, deze partijen te volgen, zonder terug te deinzen voor de dood.” Deze tegen de bolsjewieken gerichte eed van de mijnwerkers leidde in werkelijkheid direct tot de bolsjewistische revolutie. Het Februariomhulsel en de Oktoberkern komen in deze naïeve en hartstochtelijke geloofsbekentenis zo duidelijk aan het licht, dat het probleem van de permanente revolutie er eigenlijk reeds in vervat is.

Reeds in september keerden de Donetzmijnwerkers, zonder zichzelf of hun eed ontrouw te worden, de verzoeningsgezinden de rug toe. Ook de meest achterlijke groepen onder de mijnwerkers in de Oeral deden hetzelfde. Een lid van het Uitvoerend Comité, de sociaal-revolutionair Osjegov, een vertegenwoordiger van de Oeral, bezocht in het begin van augustus zijn bedrijf te Ischewski. “Ik was hoogst verbaasd,” schrijft hij in zijn droevig gestemd rapport, “over de grote veranderingen, die er tijdens mijn afwezigheid hadden plaats gevonden: die partijafdeling van de sociaal-revolutionairen, die zowel wat haar aantal leden (achtduizend personen) betreft, alsook met het oog op haar werk in het gehele Oeraldistrict bekend was... bleek volkomen in verval en tot op vijfhonderd man geslonken te zijn tengevolge van onverantwoordelijke propaganda.”

Het rapport van Osjegov bracht het Uitvoerend Comité niets nieuws: hetzelfde kon men ook in Petrograd waarnemen. Terwijl de sociaal-revolutionairen zich na de nederlaag in juli tijdelijk in de bedrijven hersteld en hier en daar zelfs hun invloed getoond hadden, verdwijnen zij in het vervolg des te sneller van het toneel. “De regering van Kerenski heeft indertijd weliswaar de overwinning behaald,” schreef later de sociaal-revolutionair W. Sensinov, “de bolsjewistische betogers werden verspreid, en de leiders van de bolsjewieken gevangen genomen, maar het was een pyrrusoverwinning.” Dit is volkomen juist: evenals de koning van Epirus moesten de verzoeningsgezinden hun overwinning met hun leger betalen. “Terwijl de mensjewieken en de sociaal-revolutionairen vóór de 3de tot de 5de dikwijls voor de arbeiders optraden, zonder uitgefloten te worden,” schrijft de Petrogradse arbeider Skorinko, “waren zij thans niet zeker hiervan...” Zekerheid was er in het algemeen niet meer voor hen.

De sociaal-revolutionaire partij verloor niet alleen aan invloed. maar veranderde ook in samenstelling. De revolutionaire arbeiders waren óf reeds tot de bolsjewieken overgegaan, óf maakten voor hun aftocht een innerlijke crisis door. Daarentegen waren de zoons van kooplieden, koelaken en lagere ambtenaren, die zich tijdens de oorlog in de fabrieken verborgen hadden voor de loopgraven, langzamerhand tot de overtuiging gekomen, dat er juist in de sociaal-revolutionaire partij plaats voor hen was. In september durfden ook zij zich echter reeds niet meer sociaal-revolutionair noemen, althans niet in Petrograd. De arbeiders, soldaten en in sommige gouvernementen ook de boeren verlieten de partij, terwijl de conservatieve ambtenaren en kleinburgers er in bleven.

Toen de door de revolutie ontwaakte massa’s hun vertrouwen nog aan de sociaal-revolutionairen en mensjewieken schonken, werden beide partijen niet moe, het volk om zijn inzicht te prijzen. Toen dezelfde massa’s, na de leerschool van de gebeurtenissen doorlopen te hebben, zich radicaal tot de bolsjewieken wendden, weten de verzoeningsgezinden hun echec aan de onkunde van het volk. De massa’s konden echter niet geloven, dat zij dommer geworden waren; integendeel, het leek hun toe dat zij nu pas begrepen, hetgeen zij vroeger niet begrepen hadden.

Terwijl zij verbleekte en verslapte, had er bovendien nog een scheuring in de sociaal-revolutionaire partij plaats, waarbij de leden zich in verschillende elkaar bestrijdende partijen splitsten. In de regimenten en dorpen bleven die sociaal-revolutionairen, die zich samen met de bolsjewieken, en in de regel onder leiding van dezen, tegen de slagen van de regerings-sociaal-revolutionairen weerden. De toespitsing van de strijd van de diverse vleugels deed een tussengroep ontstaan. Onder leiding van Tsjernov trachtte deze de eenheid tussen de vervolgers en de vervolgden te herstellen, stond hinderlijk in de weg, raakte verward in vertwijfelde, meermalen belachelijke tegenstellingen en compromitteerde de partij nog meer. De sociaal-revolutionaire sprekers moesten, om zich de mogelijkheid te verschaffen voor een grote massa op te treden, zich telkens voor “linksen”, voor internationalisten uitgeven, die niets gemeen hadden met de kliek van de sociaal-revolutionairen van maart. Na de Julidagen gingen de linkse sociaal-revolutionairen tot een openlijke oppositie over en aanvaardden, zonder reeds formeel met hun partij te breken, hoewel een beetje laat, de bolsjewistische argumenten en leuzen. De 21ste september verklaarde Trotski in een bijeenkomst van de sovjet van Petrograd, niet zonder pedagogische overwegingen, dat het voor de bolsjewieken “steeds gemakkelijker werd met de linkse sociaal-revolutionairen tot overeenstemming te komen.” Eindelijk scheidden zij zich als een zelfstandige partij af, om een van de meest wonderlijke bijdragen in het boek van de revolutie te leveren. Dit was een laatste opleving van het zelfgenoegzame radicale intellect, en enkele maanden na de Oktoberrevolutie was nog slechts een hoopje as ervan over.

Ook de mensjewieken ondergingen het differentiatieproces in sterke mate. De Petrogradse organisatie van deze stond in scherpe oppositie tot het Centraal Comité. De kern, die door Tsereteli geleid werd, smolt, daar zij niet over boerenreserves kon beschikken, zoals de sociaal-revolutionairen, nog sneller weg dan deze laatsten. De sociaaldemocratische tussengroepen, die zich bij geen enkele van de beide voornaamste partijen aangesloten hadden, probeerden nog altijd de bolsjewieken met de mensjewieken te verenigen: zij hoopten nog de laatste illusies van maart te verwezenlijken, toen zelfs Stalin een vereniging met Tsereteli gewenst en gehoopt had, dat “men de kleine meningsverschillen binnen de partij zou uitvechten.” Om en bij de 20ste augustus had de vereniging van de mensjewieken met de verenigers zelf plaats. De rechtervleugel had verreweg het overwicht op de verenigingspartijdag en Tsereteli’s resolutie voor de oorlog en voor een coalitie met de bourgeoisie werd met honderdzeventien tegen negenenzeventig stemmen aangenomen. Tsereteli’s overwinning in de partij verhaastte de nederlaag van de partij in de arbeidersklasse. De uiterst kleine Petrogradse organisatie van de mensjewistische arbeiders stond achter Martov, dreef deze, geprikkeld door zijn besluiteloosheid en op het punt staande, om over te gaan naar de bolsjewieken, voorwaarts. Tegen midden september trad de organisatie te Vassiljostov bijna voltallig in de bolsjewistische partij. Dit verhaastte het gistingsproces in de andere districten en in de provincie. De leiders van verschillende mensjewistische stromingen beschuldigden elkaar in onderlinge bijeenkomsten heftig ervan, de partij te vernielen. Het blad van Gorki, dat dichtbij de linkervleugel van de mensjewieken stond, berichtte eind september, dat de Petrogradse partijorganisatie, welke nog kort te voren ongeveer tienduizend leden telde, “feitelijk opgehouden had te bestaan. De laatste stedelijke conferentie kon wegens gebrek aan aanwezigen niet doorgaan.”

Plechanov viel de mensjewieken van rechts aan: “Tsereteli en zijn vrienden baanden, zonder het te willen en zonder zich daarvan bewust te zijn, de weg voor Lenin.” De politieke houding van Tsereteli tijdens de septembervloed vindt men voortreffelijk geschilderd in de memoires van de kadet Nabokov: “Het was vooral angst voor de groeiende macht van het bolsjewisme, welke zijn toenmalige stemming kenmerkte. Ik herinner mij hoe hij in een onderhoud, dat ik met hem onder vier ogen had, sprak over de mogelijkheid van een machtsgreep door de bolsjewieken. “Ja,” zei hij, “zij zullen stellig niet langer dan twee, drie weken aan de macht blijven, maar bedenk eens welke verwoestingen het gevolg zullen zijn... Dit moet tot elke prijs voorkomen worden.” Een panische angst klonk in zijn stem.” Tsereteli doorleefde vóór de Oktoberrevolutie dezelfde stemmingen, welke Nabokov reeds in de Februaridagen gekend had.

Het toneel, waar de bolsjewieken samen met de sociaal-revolutionairen en mensjewieken, hoezeer ook in een voortdurende strijd tegen deze, werkten, waren de sovjets. De veranderingen in de machtsverhouding van de sovjetpartijen kwamen, hoewel niet terstond, doch met onvermijdelijke vertragingen en opzettelijk veroorzaakt uitstel, tot uitdrukking in de samenstelling van de sovjets en in de openbare functies van deze.

Vele provinciale sovjets, als in Ivanovo-Voznesensk, Loegansk, Tsaritsyn, Chersom, Tomsk, Vladivostok, waren reeds voor de Julidagen, zo niet formeel, dan toch feitelijk, zo niet blijvend, dan toch tijdelijk, regeringsorganen. De sovjet van Krassnojarsk voerde op eigen gezag een kaartsysteem voor gebruiksvoorwerpen in. De verzoeningsgezinde sovjet in Saratov zag zich genoodzaakt, zich in economische conflicten te mengen, tot arrestaties van ondernemers over te gaan, de tramweg aan de Belgen te ontnemen, een arbeiderscontrole in te stellen, en in de stilgelegde bedrijven de productie te organiseren. In de Oeral, waar het bolsjewisme sinds 1905 een dominerende politieke invloed had, oefenden de sovjets zelf rechtspraak over burgers uit en voltrokken straffen, vormden in verschillende bedrijven een eigen militie, betaalden deze uit de fabriekskas, organiseerden een arbeiderscontrole, welke het bedrijf van grondstoffen en brandstof voorzag, controleerden de omzet der producten en stelden de tarieven vast. In sommige districten van de Oeral ontnamen de sovjets de grond aan de grootgrondbezitters ten behoeve van bouwwerken voor openbare doeleinden. In de mijnen van Simks organiseerden de sovjets een bedrijfsleiding voor het district, aan welke de gehele administratie, kas, boekhouding en aanvaarding van opdrachten opgedragen werd. Hiermee was de nationalisatie van het mijndistrict Simsk in hoofdzaak een feit geworden. “Reeds in de maand juli,” schrijft B. Elzin, aan wie wij deze mededelingen ontlenen, “hadden in de mijnen van de Oeral de bolsjewieken niet alleen alles in handen, maar gaven zij reeds aanschouwelijk onderricht in politieke, agrarische en economische aangelegenheden.” De lessen waren primitief, niet systematisch, zonder theoretische basis, doch zij gaven in vele opzichten reeds de later te volgen richting aan.

De Juliverandering had veel intensiever in de sovjets dan in de partij of in de vakverenigingen plaats, want de strijd was in die dagen allereerst een strijd om het bestaan van de sovjets. De partij en de vakverenigingen behouden hun betekenis zowel in rustige tijden, als in tijden van felle reactie; de doeleinden en methoden wijzigen zich, niet de eigenlijke functies. De sovjets daarentegen kunnen slechts in een revolutionaire situatie bestaan en verdwijnen met deze. Terwijl zij de meerderheid van de arbeidersklasse in zich verenigen, plaatsen zij deze onmiddellijk voor een taak, die uitgaat boven alle locale, groeps- en vakbelangen, boven herstel-, verbeterings- en hervormingsprograms in het algemeen, d.w.z. voor de taak van een machtsgreep. De leus “Alle macht aan de sovjets” leek echter met de Julidemonstratie van de arbeiders en soldaten vernietigd. De nederlaag, welke de positie van de bolsjewieken in de sovjets verzwakt had, had nog oneindig veel meer de positie van de sovjets in de staat verzwakt. De “regering tot redding van de staat” betekende een herleving van de onafhankelijkheid van de bureaucratie. Het prijsgeven door de sovjets van de macht betekende een zich buigen voor de commissarissen, een ziek zijn en een wegkwijnen.

De verminderde betekenis van het Centraal Uitvoerend Comité kwam scherp tot uiting in het feit, dat de regering van de verzoeningsgezinden eiste, het Taurisch paleis te ontruimen, daar dit met het oog op de aanstaande Constituerende Vergadering herstellingen moest ondergaan. Aan de sovjets werd in de tweede helft van juli het gebouw van het Smolny-instituut toegewezen, waar vroeger de dochters uit de hoge adel opgevoed waren. De burgerlijke pers schreef nu over de overdracht van het huis van de “blanke duifjes” aan de sovjets in vrijwel dezelfde termen als vroeger over de bezetting van het Ksjessinskaja-paleis door de bolsjewieken. Er werd nu op het terrein van het woningvraagstuk van alle kanten een aanval tegen verschillende revolutionaire organisaties, waaronder ook vakverenigingen, die in beslag genomen gebouwen betrokken hadden, ingezet. Het ging om niets meer of minder dan om de arbeidersrevolutie uit de door haar ten koste van de bourgeoisie in bezit genomen overmatig grote woonruimten te verdrijven. De verontwaardiging in de pers van de kadetten over de vandalistische schending door het volk van de rechten van de private en de staatseigendom was grenzeloos. Eind juli werd echter een ontstellend feit door de typografen bekend gemaakt: de om het beruchte comité van de Rijksdoema gegroepeerde partijen hebben zich, naar nu blijkt, reeds lang geleden de buitengewoon rijke staatsdrukkerij, de expeditie van deze en haar recht op verzending van boeken toegeëigend. Propagandabrochures van de kadettenpartij worden niet alleen kosteloos gedrukt, maar ook bij pakken, en wel bij voorrang, met vrijdom van port door het gehele land verzonden. Het Uitvoerend Comité, dat zich voor de noodzakelijkheid geplaatst zag, een onderzoek naar de beschuldiging te doen, moest deze als gegrond erkennen. De kadettenpartij vond echter een nieuwe reden tot verontwaardiging: hoe kon men ook maar één ogenblik bezettingen van staatsgebouwen voor destructieve doeleinden op één lijn stellen met het gebruik van staatseigendom met het doel om hogere waarden te beschermen? In één woord, al bestalen deze heren de staat een beetje, dan deden zij dit in zijn eigen belang. Dit argument overtuigde echter niet iedereen. De bouwvakarbeiders meenden dat zij meer recht op een onderdak voor een vakvereniging hadden dan de kadetten op de staatsdrukkerij. Het meningsverschil was niet toevallig: het leidde tot de tweede revolutie. De kadetten konden niets anders doen dan zich verbijten.

Een van de instructeurs van het Uitvoerend Comité, die in de tweede helft van augustus de sovjets van Zuid-Rusland bezocht, waar de bolsjewieken veel zwakker waren dan in het noorden, berichtte over zijn weinig verheugende waarnemingen: “De politieke stemming verandert merkbaar... Onder de leiders van de massa’s neemt de revolutionaire stemming, welke door de wijziging in de politiek van de Voorlopige Regering te weeg gebracht is, toe... Onder de massa’s zelf is moeheid en onverschilligheid voor de revolutie te bespeuren. De stemming tegenover de sovjets is veel koeler geworden... De functies van de sovjets worden geleidelijk opgeheven...” Dat de massa’s het gescharrel van de democratische bemiddelaars moe geworden waren, is niet voor bestrijding vatbaar. Zij waren echter niet koeler geworden tegenover de revolutie, maar tegen de sociaal-revolutionairen en de mensjewieken. De toestand werd vooral daar onverdraaglijk, waar de macht, in strijd met alle programs, in handen van de verzoeningsgezinde sovjets was: gebonden door de definitieve capitulatie van het Uitvoerend Comité, durfden zij niet van hun macht gebruik maken en compromitteerden op deze wijze de sovjets bij de massa’s. Een groot deel van het dagelijks werk ging bovendien van de sovjets op de democratische gemeenteraden over. Een nog groter deel op de vakverenigingen en de fabriekscomités. De vraag of de sovjets zouden blijven bestaan, werd steeds moeilijker te beantwoorden. En wat staat hun morgen te wachten?

In de eerste maanden van hun bestaan hadden de sovjets, die alle andere organisaties verre overvleugelden, de opbouw van de vakverenigingen, fabriekscomités en clubs, alsook de leiding van het werk van deze op zich genomen. Intussen kwamen echter de arbeidersorganisaties, die reeds op eigen benen konden staan, steeds meer onder bolsjewistische leiding. “De fabriekscomités,” schreef Trotski in augustus, “ontstaan niet op spontane meetings. De massa wijst bij de samenstelling van deze hen aan, die ter plaatse, in het dagelijks leven van de fabriek, hun standvastigheid, zakelijkheid en trouw aan de zaak van de arbeiders bewezen hebben. En deze fabriekscomités ... bestaan in overgrote meerderheid uit bolsjewieken.” Er kon geen sprake meer zijn van een bevoogding van de fabriekscomités en vakverenigingen door de verzoeningsgezinde sovjets: integendeel, er ontstond hier een terrein van verbitterde strijd. De sovjets waren in kwesties, die de massa het diepst laakten, steeds minder in staat zich tegen de vakverenigingen en fabriekscomités te verzetten. Zo hadden de Moskouse vakverenigingen tegen het besluit van de sovjets in, de algemene staking doorgevoerd. In minder krasse vorm hadden dergelijke conflicten overal plaats en in de regel waren het niet de sovjets, die als overwinnaars eruit te voorschijn traden.

Door hun eigen politiek in een slop geraakt, moesten de verzoeningsgezinden wel bijkomstige functies voor de sovjets “bedenken”, deze tot cultuurdragers maken en eigenlijk wat verstrooiing voor hen zoeken. Tevergeefs: de sovjets waren geschapen voor de strijd om de macht; voor andere doeleinden bestonden er andere, meer geschikte organisaties. “Het werk, dat geheel in mensjewistisch-sociaal-revolutionair spoor kwam,” schrijft de Saratovse bolsjewiek Antonov, “verloor elke betekenis... In de vergadering van het Uitvoerend Comité geeuwden wij tot in het onbehoorlijke van verveling: de revolutionair-mensjewistische woordenkraam was nietszeggend en hol.

De wegkwijnende sovjets waren steeds minder in staat een steun voor hun centrum te Petrograd te zijn. De correspondentie tussen het Smolny en de provincie hield geleidelijk op: er was niets te schrijven, niets voor te stellen, er bleven geen vooruitzichten en geen taak meer. Het isolement van de massa’s bleek buitengewoon pijnlijk in de vorm van een geldcrisis. De verzoeningsgezinde sovjets in de provincie hadden zelf geen geldmiddelen en konden hun staf in het Smolny niet steunen. Linkse sovjets weigerden ostentatief financiële hulp aan het Uitvoerend Comité, dat zich door zijn deelname aan het werk van de contrarevolutie in hun ogen bezoedeld had.

Het kwijningsproces van de sovjets werd echter door andere, gedeeltelijk tegenovergestelde processen doorkruist. De verafgelegen randgebieden, achterlijke districten en verste uithoeken ontwaakten en schiepen hun sovjets, die in den beginne een spontane revolutionaire kracht ontwikkelden, zolang zij niet onder de verderfelijke invloed van het centrum geraakten of aan represaillemaatregelen van de kant van de regering kwamen bloot te staan. Het totale aantal van de sovjets steeg snel. Eind augustus telde het secretariaat van het Uitvoerend Comité ongeveer zeshonderd sovjets, achter welke drieëntwintig miljoen kiezers stonden. Het officiële sovjetstelsel verhief zich boven de mensenoceaan, die machtig deinde en zijn golven naar links stuwde.

De politieke wederopstanding van de sovjets, welke samenviel met hun bolsjewisering, begon van onderop. In Petrograd verhieven het eerst de wijken hun stem. Op de 21ste juli bood een delegatie van de conferentie der gezamenlijke wijksovjets een lijst met eisen aan het Uitvoerend Comité aan: ontbinding van de Rijksdoema, handhaving van de onschendbaarheid der legerorganisaties bij regeringsdecreet, herstel van de linkse pers, stopzetting van de ontwapening van arbeiders, staking van de massa-arrestaties, beteugeling van de rechtse pers, stopzetting van de ontbinding van de regimenten en van het toepassen van de doodstraf aan het front. De politieke eisen worden aanmerkelijk beperkt vergeleken met de Julidemonstratie; doch dit was slechts een eerste stap op de weg naar genezing. Terwijl de wijken hun leuzen beperkten, poogden zij hun basis te verbreden. De leiders van het Uitvoerend Comité begroetten op diplomatieke manier de “fijngevoeligheid” van de wijksovjets, maar lieten het bij een verklaring, dat alle kwaad het gevolg van de Juliopstand was. De partijen gingen beleefd, maar koel uit elkaar.

Het program van de wijksovjets vormt het begin van een machtige campagne. In de “Izvestia” worden dagelijks resoluties van sovjets, vakverenigingen, bedrijven, oorlogsschepen en troepenafdelingen afgedrukt, waarin geëist wordt dat de Rijksdoema ontbonden zal worden, de represaillemaatregelen tegen de bolsjewieken gestaakt zullen worden en er een einde aan de toegeeflijke houding tegenover de contrarevolutie zal komen. Ook radicalere geluiden werden gehoord. Op de 22ste juli nam de Moskouse gouvernements-sovjet, die de Moskouse sovjet zelf verre overvleugeld had, een resolutie aan voor de overgang van de macht op de sovjets. Op de 26ste juli “laakt” de sovjet van Ivanovo-Voznesensk “met verachting” de bestrijding van de bolsjewistische partij en begroet Lenin, “de roemruchte leider van het revolutionaire proletariaat.”

Nieuwe verkiezingen, die einde juli en in de eerste helft van augustus op vele plaatsen in het land gehouden werden, hadden in de regel een versterking van de bolsjewistische fracties in de sovjets tengevolge. In het verslagen en in gans Rusland bekend geworden Kronstadt telde de nieuwe sovjet honderd bolsjewieken, vijfenzeventig linkse sociaal-revolutionairen, twaalf mensjewieken-internationalisten, zeven anarchisten en meer dan negentig partijlozen, van wie niemand openlijk zijn sympathieën voor de verzoeningsgezinden durfde verkondigen. Op het districtscongres van de sovjets in de Oeral, dat de 18de augustus geopend was, waren zesentachtig bolsjewieken, veertig sociaal-revolutionairen en drieëntwintig mensjewieken. Een voorwerp van bittere haat in de burgerlijke pers wordt Tsaritsyn, waar niet alleen de sovjet bolsjewistisch werd, maar bovendien een plaatselijk leider van de bolsjewieken, Minfin, tot eerste burgemeester gekozen werd. Tegen Tsaritsyn, dat de Hetman van de Don Kaledin een doorn in het oog was, werd door Kerenski, zonder dat er gegronde redenen daarvoor bestonden, een strafexpeditie gezonden met als enig doel, om het revolutionaire broeinest uit te roeien. In Petrograd, Moskou en alle industriedistricten gaan telkens meer handen omhoog voor de bolsjewistische voorstellen.

Einde augustus werden de sovjets op de proef gesteld. De interne reorganisatie voltrok zich onder het dreigend gevaar zienderogen, snel, algemeen en met betrekkelijk weinig conflicten. Zowel in de provincie, alsook in Petrograd gingen de bolsjewieken, de stiefkinderen van het officiële Sovjetstelsel, de eerste plaats innemen. Maar ook in de verzoeningsgezinde partijen worden de “socialisten van maart”, de politici van de wachtkamers der ministers en ambtenaren, door meer strijdlustige en in de illegaliteit gestaalde elementen tijdelijk verdrongen. De nieuwe machtsgroepering eiste een nieuwe organisatievorm. De leiding van de revolutionaire verdediging lag nergens in handen van de Uitvoerende Comités: deze waren in de vorm, waarin de opstand ze aantrof, weinig geschikt als strijdorganisatie. Overal werden afzonderlijke verdedigingscomités, revolutiecomités en staven gevormd. Zij steunden op de sovjets, legden rekenschap af aan deze, maar brachten een nieuwe selectie onder de mensen en nieuwe strijdmethoden te weeg, die meer in overeenstemming met het revolutionair karakter van de taak waren.

De Moskouse sovjet vormde, evenals in de dagen van de Landelijke Vergadering, een comité van zes, dat uitsluitend het recht had, om over de gewapende krachten te beschikken en tot arrestaties over te gaan. Het eind augustus te Kiev geopend districtscongres gaf de plaatselijke sovjets de raad, niet voor een afzetten van de gehate vertegenwoordigers van de regering, zowel de militaire, alsook de burgerlijke, terug te deinzen en maatregelen voor een onmiddellijke arrestatie van contrarevolutionairen en voor een bewapening van de arbeiders te treffen. In Wjatka matigde het sovjetcomité zich bijzondere bevoegdheden, waaronder ook de beschikking over de militaire krachten aan, en in Tsaritsyn ging de gehele regering op de sovjet over. In Nisnji Nowgorod plaatste het revolutiecomité eigen wachtposten in het post- en telegraafkantoor. De sovjet van Krassnojarsk nam de gehele burgerlijke en militaire macht in handen.

Behoudens enkele, somtijds belangrijke afwijkingen, zag men vrijwel overal hetzelfde. En het betrof hier geenszins slechts een nabootsing van Petrograd: het massale karakter van de sovjets gaf een buitengewone wetmatigheid aan hun innerlijke ontwikkeling en maakte, dat zij alle op dezelfde wijze op de belangrijkste gebeurtenissen reageerden. Terwijl het front van de burgeroorlog de beide helften van de coalitie scheidde, verzamelden de sovjets werkelijk alle levende krachten van het volk om zich heen. De aanval van de generaals stuitte op deze muur af en viel uiteen. Men had geen betere les kunnen krijgen. “Ondanks alle pogingen van de regering om de sovjets te verdringen en machteloos te maken,” zegt een desbetreffende verklaring van de bolsjewieken, “lieten de sovjets de grote betekenis... van de macht en het initiatief van de volksmassa’s in de tijd van de onderdrukking van de opstand van Kornilov zien...” Na deze nieuwe beproeving, welke de arbeiders, soldaten en boeren niet meer uit het geheugen zal gaan, werd de leus – “Alle macht aan de sovjets” – die in het begin van de revolutie door onze partij aangeheven was, de roep van het gehele revolutionaire land.”

De stadsdoema’s, die gepoogd hadden met de sovjets te concurreren, verloren aan betekenis en hielden zich in de dagen van gevaar muisstil. De Doema van Petrograd zond een delegatie naar de sovjets met het nederig verzoek, “om nadere inlichtingen over de toestand te krijgen en een verbinding tot stand te brengen.” Men kon menen dat de sovjets, die door een deel van de bevolking van de stad gekozen waren, minder invloed en macht moesten hebben dan de Doema’s, die door de gehele bevolking gekozen waren. De dialectiek van het revolutionaire proces liet echter zien, dat onder bepaalde historische omstandigheden een deel belangrijker kan zijn dan het geheel. Evenals in de regering gingen ook in de Doema de verzoeningsgezinden een bondgenootschap met de kadetten tegen de bolsjewieken aan en dit bondgenootschap verlamde zowel de Doema, alsook de regering. Daarentegen bleek de sovjet de natuurlijke vorm voor een gemeenschappelijke afweeractie van de verzoeningsgezinden en bolsjewieken tegen de aanval van de bourgeoisie te zijn.

Na de Kornilovdagen begon er een nieuw hoofdstuk voor de sovjets. Ofschoon de verzoeningsgezinden, vooral in het garnizoen, nog genoeg goede posities overgehouden hadden, ging de sovjet van Petrograd zo radicaal in bolsjewistische richting, dat beide partijen, zowel de rechtse, alsook de linkse, er verbluft van waren. In de nacht van de 1ste september hield de sovjet, nog altijd onder voorzitterschap van Tsjcheïdse, een stemming over de macht van de arbeiders en boeren. De eenvoudige leden van de verzoeningsgezinde fracties ondersteunden vrijwel zonder uitzondering de bolsjewistische resolutie. Het concurrerende voorstel van Tsereteli kreeg ongeveer 15 stemmen. Het verzoeningsgezinde presidium vertrouwde zijn ogen niet. Van rechts verlangde men een persoonlijke stemming, welke tot 3 uur in de nacht voortduurde. Vele afgevaardigden gingen weg, om niet openlijk tegen hun eigen partij te moeten stemmen. En toch kreeg de bolsjewistische resolutie ondanks alle tegenstand bij de eindstemming tweehonderdnegenenzeventig tegen honderdvijftien stemmen. Dit was een belangrijk feit. Het was het begin van het einde. Het verblufte presidium legde zijn functies neer.

Op de 2de september nam de verenigde vergadering van Russische Sovjetorganen in Finland met zevenhonderd tegen dertien stemmen en zesendertig onthoudingen een resolutie voor de Sovjetmacht aan. De 5de sloeg de sovjet van Moskou de weg van Petrograd in: met driehonderdvijfenvijftig tegen tweehonderdvierenvijftig stemmen sprak hij niet alleen zijn wantrouwen tegen de Voorlopige Regering, als een werktuig van de contrarevolutie, uit, maar veroordeelde ook de coalitiepolitiek van het Uitvoerend Comité. Het presidium, waarvan Chintsjoek voorzitter was, trad af. Het Sovjetcongres van Midden-Siberië, dat op de 5de september te Krassnojarsk geopend werd, staat in het teken van het bolsjewisme. Op de 8ste wordt in de sovjet van arbeidersafgevaardigden te Kiev met honderddertig tegen zesenzestig stemmen een bolsjewistische resolutie aangenomen, ofschoon de bolsjewistische fractie officieel slechts vijfennegentig leden telt. Op het Sovjetcongres van Finland, dat op de 10de geopend werd, zijn honderdvijfenvijftigduizend matrozen, soldaten en Russische arbeiders vertegenwoordigd door negenenzestig bolsjewieken, achtenveertig sociaal-revolutionairen en enkele partijlozen. De sovjet van boerenafgevaardigden van het gouvernement Petrograd koos tot afgevaardigde naar de Democratische Vergadering de bolsjewiek Sergejew. Wederom bleek, dat daar, waar het de partij gelukte door de arbeiders en soldaten direct contact te krijgen met het dorp, de boeren zich gaarne achter de partij stelden.

Het overwicht van de bolsjewistische partij in de sovjet van Petrograd komt op dramatische wijze tot uiting in de historische zitting van de 9de september: Alle fracties trommelden ijverig hun leden bijeen: “het gaat om het lot van de sovjet.” Ongeveer duizend arbeiders- en soldatenafgevaardigden kwamen bijeen. Was de stemming van de 1ste september een toevallige gebeurtenis, tengevolge van de toevallige samenstelling van de vergadering, of is zij het symptoom van een algehele wijziging in de sovjetpolitiek? – Dat was de vraag. Uit angst, geen meerderheid bijeen te krijgen tegen het presidium, waarin alle verzoeningsgezinde leiders: Tsjcheïdse, Tsereteli, Tsjernov, Goz, Dan en Skobeljev zaten, stelde de bolsjewistische fractie voor, een evenredig aantal leden in het presidium te kiezen: dit voorstel, dat op zekere hoogte het principiële karakter van het scherpe conflict verdoezelde en daarom op hartstochtelijke wijze door Lenin bestreden werd, had dit tactische voordeel, dat het een steun gaf aan de aarzelende elementen. Tsereteli wees dit compromis echter van de hand. Het presidium wilde weten of de sovjet werkelijk van richting veranderd was: “Wij kunnen onmogelijk de bolsjewistische tactiek volgen.” In het ontwerpresolutie, dat van rechts voorgesteld werd, werd gezegd, dat de stemming van de 1ste september in strijd was met de politiek van de sovjet, die vertrouwen in zijn presidium bleef stellen. Er bleef voor de bolsjewieken niets anders over dan de uitdaging aan te nemen en zij deden dit bereidwillig. Trotski, die voor het eerst na zijn bevrijding uit de gevangenis in de sovjet verscheen en door een groot deel van de aanwezigen enthousiast ontvangen werd (beide partijen maten bij zichzelf de bijval af: is het de meerderheid of is het niet de meerderheid?), verlangde een nadere verklaring, voordat men tot stemming overging: is Kerenski nog lid van het presidium? Na een ogenblik geaarzeld te hebben, gaf het presidium, dat toch niet zonder zonden was, een bevestigend antwoord en bond zich daarmee zelf een blok aan het been. De tegenstander wilde niets liever. “Wij waren er vast van overtuigd,” verklaarde Trotski, “...dat Kerenski niet lid van het presidium was. Wij hebben ons klaarblijkelijk vergist. Nu zit tussen Dan en Tsjcheïdse de schim van Kerenski... Indien men u voorstelt, de politiek van het presidium goed te keuren, vergeet dan niet, dat men u dan tevens voorstelt, de politiek van Kerenski goed te keuren.” De zitting verliep in een buitengewone spanning. De orde werd slechts bewaard, doordat iedereen erop uit was, het niet tot een uitbarsting te laten komen. Allen wilden zo snel mogelijk tot een telling van vrienden en tegenstanders overgaan. Allen wisten, dat het om het vraagstuk van de regering en van de oorlog, om het lot van de revolutie ging. Men besloot met de hamelsprong te stemmen. Wie voor een aftreden van het presidium stemde, moest de zaal verlaten; het was gemakkelijker voor de minderheid dan voor de meerderheid om de zaal te verlaten. Een heftige agitatie begint in alle hoeken van de zaal, echter niet luidkeels. Het oude presidium of een nieuw? Coalitie of sovjetmacht? Velen begeven zich naar de deur, al te veel naar het oordeel van het presidium. De bolsjewistische leiders meenden dat zij ongeveer honderd stemmen te kort zouden komen om de meerderheid te hebben: “Ook dit zou al mooi zijn,” troostten zij elkaar bij voorbaat. Arbeiders en soldaten begeven zich onophoudelijk naar de deur. Wegstervend stemmengedruis, korte woordenwisselingen. Aan de ene kant hoort men zeggen: “korniloviaan”, aan de andere kant: “Julihelden”. De stemming duurt bijna een uur. De onzichtbare weegschaal slaat nu eens naar de ene, dan weer naar de andere kant over. Het presidium, dat zijn opwinding nauwelijks meester is, blijft de gehele tijd op het podium. Eindelijk staat het resultaat van de stemming vast en wordt dit bekend gemaakt: vierhonderdveertien stemmen voor het presidium en de coalitie, vijfhonderdnegentien ertegen, zevenenzestig onthoudingen! De nieuwe meerderheid applaudisseert heftig, geestdriftig, razend. Zij heeft ook het recht daartoe: de overwinning is niet gemakkelijk bevochten. De weg is voor een groot deel afgelegd.

De onttroonde leiders dalen, nog voordat zij zich van de slag kunnen herstellen, met lange gezichten van het podium. Tsereteli kan het niet laten dreigend te voorspellen: “Wij verlaten deze tribune,” schreeuwt hij voortschrijdend de zaal in, “in het bewustzijn dat wij een half jaar lang de vlag van de revolutie hooggehouden en in ere gehouden hebben. De vlag is nu in uw handen overgegaan. Wij kunnen slechts de wens uitspreken dat gij haar minstens de helft van die tijd evenzo mag houden!” Tsereteli vergiste zich erg, zowel wat de tijdsduur, als ook wat de rest betreft.

De sovjet van Petrograd, die de stamvader van alle overige sovjets was, stond van nu af aan onder leiding van de bolsjewieken, die gisteren nog een “onbetekenend troepje demagogen” waren. Trotski herinnerde vanaf de voorzitterszetel eraan, dat de beschuldiging tegen de bolsjewieken, dat zij in dienst van de Duitse staf stonden, nog altijd niet herroepen was. “Laat de Miljoekovs en Goetsjkovs hun leven eens dag na dag vertellen. Zij zullen dit niet doen, maar wij zijn bereid elke dag rekenschap af te leggen van onze daden, wij hebben niets te verbergen voor het Russische volk...” De sovjet van Petrograd nam bij buitengewoon besluit een verklaring aan, waarin de auteurs, verspreiders en handlangers van de laster met verachting aan de kaak gesteld werden.

De bolsjewieken aanvaardden de erfenis. Zij bleek reusachtig en tevens bedroevend te zijn. Het Centraal Uitvoerend Comité beroofde tijdig de sovjet van Petrograd van de beide door hem gestichte couranten, van alle bestuursafdelingen, van alle financiële en technische middelen, tot zelfs de schrijfmachines en inktpotten toe. De talrijke automobielen, die sedert de Februaridagen ter beschikking van de sovjet gesteld waren, werden alle zonder uitzondering aan de verzoeningsgezinde goden toegewezen. De nieuwe leiders hadden geen geldmiddelen, geen blad, geen bureauapparaat, geen verkeersmiddelen, geen pennenhouders en geen potloden. Niets dan kale muren en het vlammende vertrouwen van de arbeiders en soldaten. Dit bleek absoluut voldoende te zijn.

Na de principiële verandering in de Sovjetpolitiek begonnen de verzoeningsgezinden nog sneller weg te smelten. Op de 11de september, toen Dan tegenover de sovjet van Petrograd de coalitie verdedigde en Trotski voor de macht van de sovjets sprak, werd de coalitie met algemene stemmen op tien na, en met zeven onthoudingen, afgewezen! Dezelfde dag veroordeelde de sovjet van Moskou eenstemmig de represaillemaatregelen tegen de bolsjewieken. De verzoeningsgezinden zagen zich spoedig in een even smalle sector rechts teruggedrongen, als de bolsjewieken in het begin van de revolutie links ingenomen hadden. Maar wat een verschil! De bolsjewieken waren altijd sterker onder de massa’s dan in de sovjets. De verzoeningsgezinden daarentegen namen nog altijd een belangrijker plaats in de sovjets dan onder de massa’s in. De bolsjewieken hadden in hun tijd van zwakte een toekomst voor zich. De verzoeningsgezinden bleef slechts hun verleden, waarop zij geen reden hadden trots te zijn.

Tegelijk met de wijziging in koers veranderde de sovjet van Petrograd ook uiterlijk. De verzoeningsgezinde leiders lieten zich in het geheel niet meer zien, doordat zij zich in het Uitvoerend Comité begroeven; zij werden in de sovjet door tweede- en derderangs krachten vervangen. Samen met Tsereteli, Tsjernov, Avksentjev en Skobeljev verdwenen ook de vrienden en vereerders van de democratische ministers, radicale officieren en dames, half socialistische schrijvers, ontwikkelde en bekende mensen van het toneel. De sovjet werd homogener, grauwer, somberder, ernstiger.