Leon Trotski
Geschiedenis der Russische Revolutie


Vijf dagen (23 tot 27 februari 1917)

De 23ste februari was de internationale vrouwendag. In sociaaldemocratische kringen had men het voornemen deze op de gebruikelijke wijze, door vergaderingen, redevoeringen en manifesten te vieren. Het kwam bij niemand op, dat de vrouwendag de eerste dag van de revolutie zou worden. Geen enkele organisatie riep op deze dag tot stakingen op. Sterker nog, de bolsjewistische organisatie, en nog wel één van de meest actieve, het comité van de overwegend proletarische wijk Vyborg, hield beslist van stakingen terug. Volgens de getuigenis van Kaljoerov, één van de leiders van deze wijk, was de stemming onder de massa’s zeer gespannen, iedere staking dreigde in een openlijke botsing om te slaan. Daar het comité echter van mening was, dat de tijd voor de strijd nog niet gekomen was, de partij nog niet voldoende geconsolideerd was en de arbeiders nog te weinig verbindingen met de soldaten hadden, besloot het niet tot de staking op te roepen, maar voorbereidingen te treffen voor een optreden in een onbepaalde toekomst. Dit was de gedragslijn van het comité aan de vooravond van de 23ste februari en schijnbaar keurde iedereen deze goed. De volgende morgen gingen echter tegen deze parolen in de textielarbeidsters van enige fabrieken in staking en zonden afgevaardigden naar de metaalarbeiders met het verzoek de staking te ondersteunen. “Met een somber gemoed,” schrijft Kaljoerov, “gingen de bolsjewieken hierop in, bij wie zich de mensjewistische en sociaalrevolutionaire arbeiders aansloten.” Indien men echter een massale staking wilde, dan moest men allen op straat brengen en zich zelf aan het hoofd stellen: dit besluit werd door Kaljoerov doorgedreven en het comité van Vyborg moest het goedkeuren. “De gedachte aan een actie rijpte reeds geruime tijd onder de arbeiders, alleen vermoedde niemand op dit moment, welke vormen deze zou aannemen.” Let op deze verklaring van een deelnemer, die voor een goed begrip van de loop der gebeurtenissen zeer belangrijk is.

Van het begin af aan gold het als niet twijfelachtig, dat in geval van een demonstratie de soldaten uit de kazernes tegen de arbeiders op straat gebracht zouden worden. Wat zou het gevolg geweest zijn? Het is oorlog, de overheid laat niet met zich spotten. Aan de andere kant – de reservist in de oorlog is niet de vroegere soldaat van het gewone militieleger. Is hij zo gevaarlijk? Dit onderwerp werd in revolutionaire kringen wel veel besproken, doch meer abstract, want niemand, letterlijk niemand – dit mag men op grond van alle materiaal, dat wij hebben, positief beweren – dacht er in die tijd aan, dat de 23ste februari het uitgangspunt van de beslissende aanval op het absolutisme zou worden. Er was sprake van een demonstratie met vage, in ieder geval slechts beperkte vooruitzichten.

Het blijft derhalve een feit, dat de Februarirevolutie van onderop begon na overwinning van de weerstanden in revolutionaire organisaties zelf, waarbij het initiatief spontaan genomen werd door het meest onderdrukte en onderworpen deel van het proletariaat, de textielarbeidsters, onder wie, naar zich denken laat, vele soldatenvrouwen waren. De laatste stoot werd gegeven door de steeds langer wordende files om brood. Ongeveer negentigduizend arbeidsters en arbeiders staakten op deze dag. De strijdlust ontlaadde zich in demonstraties, vergaderingen en botsingen met de politie. De beweging ontwikkelde zich in de wijk Vyborg met zijn grote bedrijven, vanwaar zij naar de kant van Petersburg oversloeg. In de overige wijken kwamen volgens de verklaring van de Ochrana geen stakingen en geen demonstraties voor. Die dag werden reeds troepenafdelingen, hoewel in kleine getale, ter ondersteuning van de politie aangevoerd, doch het kwam niet tot botsingen met deze. Een grote menigte vrouwen, en wel niet alleen arbeidsters, trok naar de stadsdoema en eiste brood. Dit stond gelijk met van een bok melk te verlangen. In verscheidene wijken doken rode vaandels op, welker opschriften aanduidden, dat de arbeiders brood wilden, doch het absolutisme en de oorlog niet meer wilden. De vrouwendag verliep met succes, met enthousiasme en zonder slachtoffers. Niemand vermoedde echter ’s avonds nog, wat hij in zich borg.

Niet alleen verflauwt de beweging de volgende dag niet, maar zij groeit zelfs enorm. Ongeveer de helft van de industriearbeiders van Petrograd staakt op 24 februari. De arbeiders verschijnen ’s morgens in de bedrijven, gaan echter niet aan het werk, maar organiseren vergaderingen en vormen optochten, die naar het centrum van de stad marcheren. Nieuwe stadswijken en nieuwe bevolkingsgroepen worden in de beweging betrokken. De leus “brood” wordt verdrongen door en bedolven onder de leuzen “Weg met het absolutisme”, “Weg met de oorlog”. Onafgebroken demonstraties op het Nevski-Prospect: eerst compacte arbeidersmassa’s, die revolutionaire liederen zingen, later verschijnt de bonte menigte uit de stad, waaronder de blauwe mutsen van de studenten. “De wandelaars gedroegen zich welwillend tegenover ons en uit sommige hospitalen wuifden soldaten ons toe.” Zouden er velen zijn, die duidelijk begrepen hebben, wat dat sympathiserende wuiven van de zieke soldaten tot de demonstrerende arbeiders betekende? Intussen vielen de Kozakken de menigte onafgebroken, hoewel niet fel, aan. Hun paarden waren met schuim bedekt; de demonstranten weken uit elkaar, doch sloten zich terstond weer aaneen. Er heerste geen angst onder de massa. “De Kozakken beloven niet te zullen schieten,” ging ’t van mond tot mond. In het openbaar begonnen de arbeiders met enkele Kozakken een gesprek. Later doken echter scheldend half dronken dragonders op, reden op de menigte in en sloegen met de lansen op de hoofden. De demonstranten hielden echter uit alle macht stand zonder uiteen te stuiven. “Men zal niet schieten.” Men schoot werkelijk niet.

Een liberaal senator merkte in de straten de lege trams op - of was het de volgende dag en had het geheugen hem in de steek gelaten? -, verscheidene met kapotgeslagen ramen, andere omvergeworpen dwars over de rails. Hij dacht weer aan de julidagen van 1914, aan de vooravond van de oorlog. Het scheen alsof de oude poging zich herhaalde. De senator had niet verkeerd gezien - de voortzetting was onmiskenbaar: de geschiedenis vatte de einden van de door de oorlog verbroken revolutionaire draad weer op en knoopte ze aan elkaar.

De ganse dag stroomden volksmassa’s uit de ene wijk van de stad naar de andere, werden door de politie op energieke wijze uit elkaar gejaagd, door cavalerie en gedeeltelijk ook door infanterie tegengehouden en teruggedrongen. Naast de kreet “Weg met de politie” weerklonk steeds vaker een “hoera!” op de Kozakken. Dit was kenmerkend. Tegen de politie was de menigte met wilde haat vervuld. Men ontving de bereden politieagenten met gefluit, stenen en stukken ijs. Geheel anders gedroegen de arbeiders zich tegenover de soldaten. Aan kazernes, naast wachtposten, patrouilles en afsluitkettingen stonden groepen arbeiders en arbeidsters; vriendschappelijke woorden vlogen over en weer. Dit was een nieuwe fase; zij was het gevolg van de toenemende stakingen en de confrontering van de arbeiders met het leger. Een zodanige fase is in elke revolutie onvermijdelijk, maar zij werkt iedere keer nieuw en treedt ook inderdaad iedere keer op nieuwe wijze op: mensen, die over haar gelezen en zelfs geschreven hebben, herkennen haar niet, wanneer zij van aangezicht tot aangezicht tegenover haar staan.

In de Rijksdoema vertelde men op deze dag, dat het gehele Snamenskiplein, het gehele Nevski-Prospect en alle aangrenzende straten met een ontzaglijke volksmenigte gevuld waren en dat men een geheel ongewoon verschijnsel waarnam: de revolutionaire, niet de patriottisch gezinde menigte had de Kozakken en de met muziek marcherende regimenten met hoerageroep ontvangen. Op de vraag, wat dit alles betekende, antwoordde de eerste de beste voorbijganger aan een afgevaardigde: “Een politieagent heeft een vrouw met de nagaika geslagen, de Kozakken grepen in en verdreven de politie.” Niemand kan controleren, of het werkelijk zo of anders gebeurd is. De menigte geloofde in elk geval, dat het zo gebeurd was, dat het waarschijnlijk was. Dit geloof was niet uit de hemel komen vallen, het stamde uit de vroeger opgedane ervaring en moest daarom tot een onderpand van de overwinning worden.

Het gehele personeel van Ericson, een van de meest moderne bedrijven van het stadsdeel Vyborg, trok na een in de vroege morgen gehouden vergadering ter sterkte van 2500 man naar het Sampsonjevski-Prospect en stuitte op een nauw punt op Kozakken. Terwijl zij zich met de borst der paarden een weg banen, dringen eerst de officieren op de menigte in. Achter deze, over de gehele breedte van de straat, rijden de Kozakken. Een beslissend ogenblik! Maar de ruiters volgen behoedzaam, in een smalle rij, door de gang, die door de officieren gebaand is. “Enige van hen glimlachten,” herinnert zich Kaljoerov, “en één knipoogde de arbeiders welwillend toe.” Niet tevergeefs heeft de Kozak geknipoogd. De arbeiders zijn stoutmoediger geworden, met een de Kozakken vriendschappelijk en niet vijandig gezinde stoutmoedigheid en zij steken hiermee de laatsten een beetje aan. De knipogende Kozak vond navolgers. Ondanks de hernieuwde pogingen van de officieren slingerden de Kozakken zich door de menigte, zonder openlijk de discipline te schenden, maar ook zonder de menigte krachtig uit elkaar te jagen. Dit herhaalde zich drie à vier maal en bracht de partijen nader tot elkaar. De Kozakken begonnen individueel op vragen van arbeiders te antwoorden en zelfs vluchtige gesprekken aan te knopen. Slechts een dun, doorzichtig omhulsel bleef er van de discipline over, dat spoedig, zeer spoedig dreigde te scheuren. De officieren haastten zich de rij soldaten van de menigte los te maken, gaven de gedachte om de arbeiders uit elkaar te jagen op en stelden de Kozakken dwars over de straat op, om de demonstranten niet naar het centrum door te laten. Maar ook dit hielp niet: volgens bevel op hun plaats staande, beletten de Kozakken de arbeiders niet onder de paarden door te “duiken”. De revolutie kiest haar wegen niet willekeurig: bij haar eerste schreden trok zij tot de overwinning op onder de buik van het kozakkenpaard door. Een merkwaardige episode! En merkwaardig is ook het oog van de verteller, bij wie alle fasen van het proces vast in het geheugen bleven. Geen wonder: de verteller was leider en achter hem stonden meer dan tweeduizend man: het oog van de aanvoerder, die de vijandelijke nagaika of kogels te duchten heeft, ziet scherp.

De ommekeer in het leger was om zo te zeggen het eerst bij de Kozakken tot uiting gekomen, bij die eeuwige steunpilaren van de orde en strafvoltrekkers. Dit wil echter niet zeggen, dat de Kozakken meer revolutionair waren dan de andere troepen. Integendeel, deze welgestelde landeigenaren op hun paarden, die hun bijzondere kozakkenrechten hoogschatten, die de eenvoudige boeren verachtten en de arbeider wantrouwden, borgen vele elementen van conservatisme in zich. Maar juist hierom waren de door de oorlog in het leven geroepen veranderingen aan hen het meest kras te bespeuren. Bovendien werden juist zij voortdurend heen en weer gesleurd, juist zij vooruitgezonden en met de borst tegen het volk gesteld, juist zij ontzenuwd en boven alle anderen aan beproevingen blootgesteld. Dit alles waren zij voor de duivel moe, zij wilden naar huis en knipoogden: doet, wat gij kunt, wij hinderen u niet. Toch waren dit slechts veelzeggende symptomen. Het leger was nog een leger, door discipline gebonden, en de monarchie had de gewichtigste draden nog in handen. De arbeidersmassa’s waren ongewapend. De leiders dachten nog niet aan de definitieve ontknoping.

Op deze dag kwam in de zitting van de ministerraad naast andere kwesties ook die van de onlusten in de hoofdstad ter sprake. Staking? Demonstratie? Niet de eerste keer. Alles voorzien. Maatregelen genomen. Overgang tot de orde van de dag.

Waarin bestonden zij eigenlijk, die maatregelen? Of schoon in de loop van de 23ste en de 24ste achtentwintig politieagenten een pak slaag gekregen hebben – een merkwaardig accurate boekhouding! – grijpt de chef van het militaire district, generaal Chabalov, die bijna dictator was, nog niet naar de vuurwapens. Niet uit lankmoedigheid: alles was voorzien en berekend, ook voor het schieten moest de tijd gekomen zijn.

De revolutie kwam nu alleen maar verrassend snel. Beide polen, de revolutionaire en de regering, hadden zich in het algemeen zorgvuldig op haar voorbereid, jaren achtereen, onafgebroken zich op haar voorbereid. Wat de bolsjewieken betreft, hun gehele werkzaamheid na 1905 was niets anders dan een voorbereiding op de tweede revolutie. Maar ook de werkzaamheid van de regering bestond voor een overgroot deel in voorbereiding van de onderdrukking van de nieuwe revolutie. Dit deel van de regeringsarbeid had in de herfst van 1916 een bijzonder planmatig karakter gekregen. Een commissie onder voorzitterschap van Chabalov was medio januari 1917 met de uitwerking van een zeer nauwkeurig plan tot het neerslaan van een opstand gereed gekomen. De stad was in zes districten met elk een politiecommissaris verdeeld, de districten weer in rayons. Aan het hoofd van de totale gewapende macht was de bevelhebber van de gardereservetroepen, generaal Tsjebykin, gesteld; de regimenten waren over de rayons verdeeld; in elk van de zes politiedistricten was het commando over politie, gendarmerie en troepen aan afzonderlijke stafofficieren overgegeven. De kozakkenruiterij stond onder persoonlijk bevel van Tsjebykin, voor operaties van grotere omvang. De volgorde der maatregelen tot het neerslaan was aldus bepaald: eerst treedt de politie alleen op; dan komen de Kozakken met nagaika’s op het toneel en alleen in het uiterste geval worden troepen met geweren en machinegeweren gerequireerd. En dit plan, dat slechts een uitwerking van de ervaring van 1905 was, werd in de februaridagen inderdaad uitgevoerd. Het euvel lag niet bij een te weinig vooruitzien, ook niet bij gebreken van het plan zelf, maar bij het mensenmateriaal. Hier dreigde een grote leemte.

Formeel steunde het plan op het totale garnizoen, dat honderdvijftigduizend man telde; in werkelijkheid werd echter op ongeveer tienduizend man gerekend: behalve op de politieagenten, van wie er vijfendertighonderd waren, vertrouwde men vast op de instructiebataljons. Dit is uit het karakter van het toenmalig garnizoen van Petrograd te verklaren, dat bijna uitsluitend uit afdelingen reservetroepen bestond, voornamelijk uit de veertien reservebataljons van de garderegimenten, welke zich aan het front bevonden. Bovendien behoorden tot het garnizoen: een reserveinfanterieregiment, een wielrijdersreservebataljon, een reserve pantserwagendivisie, kleinere sappeur- en artillerietroepenafdelingen en twee regimenten Donkozakken. Dit was zeer veel, te veel. De opeengehoopte reservetroepen bestonden uit mensenmassa’s, die of bijna geen militaire africhting gehad, of deze reeds weer kwijt geraakt waren. Zo was eigenlijk het gehele leger.

Chabalov hield buitengewoon angstvallig aan het door hem uitgewerkte plan vast. Op de eerste dag, de 23ste, kwam uitsluitend politie in actie. Op de 24ste schoof men voornamelijk cavalerie naar voren, welke echter slechts met nagaika’s en lansen optrad. De inzet van infanterie en vuurwapens stelde men afhankelijk van de verdere ontwikkeling der gebeurtenissen. De gebeurtenissen lieten echter niet op zich wachten.

Op de 25ste breidde de staking zich nog meer uit. Volgens de regeringsmededelingen namen die dag tweehonderd veertigduizend arbeiders er aan deel. De meer achterlijke groepen volgen de voorhoede, vele kleinere bedrijven staken reeds. De trams blijven staan, de handelsondernemingen zijn gesloten. In de loop van de dag sluiten de leerlingen van de hogere onderwijsinstellingen zich bij de staking aan. Vele tienduizenden mensen stromen tegen de middag voor de kathedraal en in de naburige straten samen. Er worden pogingen gedaan vergaderingen in de openlucht te houden. Het komt tot gewapende botsingen met de politie. Bij het standbeeld van Alexander III treden redenaars op. De bereden politie opent het vuur. Een spreker stort gewond neer. Schoten uit de menigte doden een wachtmeester van de politie, verwonden een politiecommissaris en enige agenten. De gendarmes worden met flessen, voetzoekers en handgranaten gegooid. De oorlog heeft deze kunst geleerd. De soldaten blijven passief, nu en dan zelfs vijandig tegenover de politie. In de menigte vertelt men elkaar opgewonden, dat de Kozakken, toen de politie bij het standbeeld van Alexander III begon te schieten, een salvo op de bereden farao’s (bijnaam voor de politieagenten) gelost hadden en dat deze moesten vluchten. Dit is stellig geen legende, die men verbreid heeft om zich zelf moed in te spreken, want het voorval wordt in verschillende lezingen van verschillende kanten bevestigd.

De bolsjewistische arbeider Kaljoerov, een van de echte leiders in die dagen, vertelt, hoe de demonstranten op een plein, dichtbij een rij Kozakken, voor de nagaika’s van de bereden politie uiteenstoven en hoe hij, Kaljoerov, en nog enkele arbeiders, de vluchtenden niet volgden, maar de hoed afnamen en zich tot de Kozakken wendden met deze woorden: "Kozakken, broeders, helpt de arbeiders in hun vreedzame strijd, gij ziet, hoe de farao’s met ons hongerende arbeiders omgaan. Helpt ons!” Deze opzettelijk deemoedige toon, deze hoed in de hand - welk een fijne psychologische berekening, welk een weergaloos gebaar! ledere geschiedenis van straatgevechten en revolutionaire overwinningen is vol van zulke vindingen. Alleen gaan zij in de maalstroom van de groot gebeurtenissen onder en de geschiedschrijvers blijft slechts het omhulsel van gemeenplaatsen over. “De Kozakken keken elkaar verwonderd aan,” zo gaat Kaljoerov voort, “nauwelijks hadden wij tijd opzij te gaan, of zij stortten zich in het gewoel. Na enige minuten tilde de menigte bij de poort van het station een Kozak op haar handen omhoog, die voor haar ogen met zijn sabel een politieagent neergeslagen had.”

De politie verdween weldra geheel en al van het toneel, d.w.z. zij begon uit hinderlagen op te treden. Daarentegen verschenen soldaten met geschouderd geweer. De arbeiders riepen hun bezorgd toe: “Kameraden, zijt gij waarlijk gekomen om de politie te helpen?” Het antwoord was een bars “doorlopen!” Een hernieuwde poging om een gesprek te beginnen, eindigde op dezelfde manier. De soldaten zijn somber, er knaagt iets in hun binnenste, ook zij houden het niet langer uit, waar de vraag zozeer de kern van hun nood raakt.

Ontwapening der farao’s wordt intussen het algemene parool. De politie is de verbitterde, onverzoenlijke, gehate en hatende vijand. Deze voor zich te winnen - daarvan kan geen sprake zijn. De politieagenten moet men verslaan of doodslaan. lets anders is het met het leger. De massa vermijdt op elke manier vijandige botsingen met het leger. integendeel, zij tracht de soldaten te winnen, te overtuigen, over te halen, hun vertrouwen te wekken, het met hen eens te worden. Ondanks de, wellicht ook enigszins overdreven gunstige geruchten over het optreden van de Kozakken, is de menigte op haar hoede voor hen. De cavalerist steekt hoog uit boven de massa en zijn ziel is door vier paardepoten van de ziel der demonstranten gescheiden. Een gestalte, tegen welke men moet opzien, lijkt altijd gewichtig en dreigend. De infanterie staat op gelijke hoogte op de straatstenen, is dichterbij en beter te bereiken. De massa doet moeite tot deze te naderen, haar in de ogen te zien, haar met haar warme adem te omgeven. Een grote rol in de betrekkingen tussen arbeiders en soldaten spelen de vrouwen, de arbeidsters. Stoutmoediger dan de mannen dringen zij op tegen de rij soldaten, grijpen met de handen naar de geweren, smeeken, bevelen bijna: “Wendt uw bajonetten af, sluit U bij ons aan!” De soldaten zijn opgewonden. beschaamd, kijken elkaar onrustig aan, aarzelen; de een of ander vat het eerst moed - en de bajonetten gaan omlaag. de barrière is verbroken, een verheugd, dankbaar hoera schalt door de lucht, de soldaten worden omringd, overal woordenwisselingen, verwijten, vermaningen - de revolutie heeft weer een stap vooruit gedaan.

Nicolaas zendt uit het hoofdkwartier een telegrafisch bevel aan Chabalov “morgen nog” de onlusten te onderdrukken. De wil van de tsaar is in overeenstemming met de verdere schakel in het “plan” van Chabalov, zodat het telegram alleen maar een aansporing temeer is. Morgen moeten de troepen een woordje meespreken. Is het niet te laat? Dit is voorlopig nog niet te zeggen. De vraag is gesteld, maar nog lang niet beantwoord. De toegevendheid van de Kozakken, het aarzelen van enkele rijen infanterie zijn slechts veelbelovende voorvallen, door de duizendvoudige echo van de ontvankelijke massa’s op straat herhaald. Het is voldoende om de revolutionaire massa met geestdrift te vervullen, maar te weinig voor de overwinning. En wel te meer, daar er ook voorvallen in tegengestelde zin zijn. Later op de dag opende een troep dragonders, klaarblijkelijk in antwoord op revolverschoten uit de menigte, voor het eerst vuur op de demonstranten bij de Gostiniy Dwor: volgens het rapport van Chabalov aan het hoofdkwartier waren er drie doden en tien gewonden. Een ernstige waarschuwing! Tegelijkertijd uitte Chabalov de bedreiging, alle opgeroepen arbeiders naar het front te zenden, indien zij niet vóór de 28ste het werk zouden hervatten: de generaal stelt een ultimatum van drie dagen, voor de revolutie een langere termijn dan zij nodig heeft, om Chabalov ten val te brengen en de monarchie erbij. Maar dit zal men eerst na de overwinning bespeuren. In de avond van de 25ste vermoedt nog niemand, wat de volgende dag in zijn schoot bergt.

Laten wij trachten ons de zin der gebeurtenissen duidelijker voor ogen te stellen. Onder de vlag van de “vrouwendag” begon op de 23ste de lang gerijpte en lang tegengehouden opstand van de arbeidersmassa’s van Petrograd. De eerste fase van de opstand was de staking. Gedurende drie dagen breidde deze zich steeds meer uit en werd feitelijk een algemene staking. Dit alleen al versterkte het gevoel van zekerheid bij de massa’s en dreef hen voorwaarts. De staking nam steeds meer een agressief karakter aan, vergezeld van demonstraties, welke de revolutionaire massa’s in botsing lieten komen met de troepen. Dit bracht de taak in zijn geheel op een hoger plan, waar de gewapende macht beslist. De eerste dagen brachten een reeks partieele successen, die echter meer van symptomatische dan wel van wezenlijke betekenis waren.

Een revolutionaire opstand, die enige dagen voortduurt, kan zich slechts zegevierend ontwikkelen, indien hij bij iedere fase aan kracht wint en steeds nieuwe vooruitgang vertoont. Een stilstand in de succesvolle ontwikkeling is gevaarlijk, een blijven staan op een plek gedurende langere tijd funest. Doch ook successen op zichzelf zijn niet voldoende; het is nodig, dat de massa deze terechtertijd verneemt en tijd heeft ze naar waarde te schatten. Men kan de overwinning laten voorbijgaan op een moment, waarop men slechts de armen behoeft uit te strekken om ze te grijpen. Dit is in de geschiedenis meermalen voorgekomen.

De eerste drie dagen waren dagen van onafgebroken opvoering en verscherping van de strijd. Juist hierdoor bereikte de beweging een hoogte, waarop incidentele successen niet meer voldoende waren. De actieve massa kwam in haar geheel op straat. Met de politie speelde zij het met succes en zonder veel moeite klaar. De troepen waren de laatste twee dagen reeds bij de gebeurtenissen betrokken, op de tweede dag de cavalerie, op de derde dag ook de infanterie. Zij drongen terug, versperden de weg. zagen menigmaal door de vingers, maar grepen bijna niet naar de vuurwapens. De regering haastte zich niet, haar plan te veranderen, deels omdat men de betekenis van de gebeurtenissen onderschatte - het gebrekkig inzicht van de reactie liep parallel met de tekortkomingen van de leiders van de revolutie aan -, deels omdat men niet zeker was van de toekomst. De derde dag echter was de regering en tengevolge van de uitbreiding van de strijd, en tengevolge van het bevel van de tsaar ertoe genoodzaakt de troepen krachtig te doen ingrijpen. De arbeiders en onder hen vooral de meest bewuste groep begrepen dit, temeer, waar de dragonders de vorige dag reeds geschoten hadden. Beide partijen kwamen nu voor de kwestie in haar volle omvang te staan.

In de nacht van 26 februari arresteerde men in diverse wijken van de stad ongeveer honderd personen, die tot verschillende revolutionaire partijen behoorden, waaronder ook vijf leden van het Petrograds comité van de bolsjewieken. Hieruit bleek in ieder geval, dat de regering tot de aanval overgegaan was. Wat zal er vandaag gebeuren? Hoe zullen na de sehietpartij van gisteren de arbeiders vandaag ontwaken? En wat de hoofdzaak is: wat zullen de troepen doen? Het morgenrood van de 26ste februari gloeide in een nevel van onzekerheid en drukkende bezorgdheid.

Tengevolge van de arrestatie van het Petrograds comité ging de leiding van alle arbeiders in de stad over op de wijk Vyborg. Wellicht is het ook beter zo. De opperste leiding van de partij komt hopeloos te laat. Eerst de 25ste ’s morgens heeft het bureau van het centraal comité van de bolsjewieken eindelijk besloten een manifest te verbreiden met de oproep tot een algemene werkstaking in geheel Rusland.

Op het moment van het versehijnen van dit manifest – als het ooit verschenen is - ziet echter de algemene werkstaking in Petrograd zich reeds voor de noodzakelijkheid van een gewapende opstand geplaatst. De leiding kijkt toe. weifelt en blijft achter, d.w.z. zij leidt niet. Zij loopt achter de beweging aan. Hoe dichter bij de bedrijven, des te groter is de vastberadenheid. Vandaag echter, op de 26ste, is er ook in de wijken alarm. Hongerig, moe, verkleumd, met een reusachtige historische verantwoordelijkheid op de schouders, komen de leiders van Vyborg buiten de stad in de moestuinen bijeen, om hun indrukken van de dag uit te wisselen en een gemeenschappelijke marsroute uit te stippelen... Waartoe? Tot een nieuwe demonstratie? Waartoe kan echter een ongewapende demonstratie leiden, indien de regering besloten heeft tot het uiterste over te gaan? Deze vraag kwelt hen. “Slechts één ding leek zeker: de opstand wordt geliquideerd.” Wij horen hier de stem van de ons reeds bekende Kaljoerov, maar op het eerste moment lijkt het ons, alsof het niet zijn stem is. Zo sterk was de barometer vóór de storm teruggelopen.

In de uren, waarin de aarzeling zich zelfs van de revolutionairen, die het dichtst bij de massa’s staan, meester maakt, is de beweging zelf eigenlijk reeds veel verder gegaan, dan het degenen die eraan deelnemen, toelijkt. Reeds aan de vooravond, op de 25ste februari, was het stadsdeel van Nyborg volkomen in handen van de opstandelingen. De politiebureau’s waren verwoest, enkele politieagenten gedood, het merendeel hield zich verborgen. Het stadsbestuur had het contact met een aanzienlijk deel van de hoofdstad totaal verloren. De 26ste ’s morgens blijkt, dat niet alleen het stadsdeel Vyborg, maar ook Peski tot vrijwel dicht bij Litejny-Prospect door de opstandelingen bezet zijn. De politierapporten schilderen althans de toestand zo. In zekere zin was het juist, ofschoon de opstandelingen zelf zich hiervan niet duidelijk bewust waren; de politie verliet haar schuilholen in vele gevallen reeds, vóórdat zij aan een bedreiging van de kant van de arbeiders blootgesteld was. Afgezien hiervan kon de zuivering der fabriekswijken van politie in de ogen van de arbeiders echter niet beslissend zijn: de troepen hadden immers het laatste woord nog niet gesproken. De opstand wordt “geliquideerd”, zo dachten de meest stoutmoedigen onder de stoutmoedigen. Inmiddels was hij bezig zich ten volle te ontplooien.

De 26ste februari was een Zondag, de fabrieken waren gesloten en dit verhinderde ’s morgens de kracht van de stormloop der massa’s te meten aan de omvang van de staking. Hierbij kwam nog, dat de arbeiders zich op deze dag niet zoals de vorige dagen in de bedrijven konden verzamelen, hetgeen de demonstratie bemoeilijkte. In de morgen was het stil op het Nevski-Prospect. In deze uren telegrafeerde de tsarina aan de tsaar: “In de stad heerst rust.” De rust duurde echter niet lang. Geleidelijk verzamelen de arbeiders zich en begeven zich uit alle voorsteden naar het centrum. Men laat hen niet over de bruggen. De massa’s stromen over het ijs: het is immers nog februari en de gehele Neva is een brug van ijs. De beschieting van de menigte op het ijs is niet voldoende om haar tegen te houden. De stad is als veranderd. Overal patrouilles, kettingen, rijen ruiters. De toegangen tot het Nevski worden bijzonder scherp bewaakt. Voortdurend weerklinken salvo’s uit onzichtbare hinderlagen. Het aantal doden en gewonden stijgt. In verschillende richtingen rijden de ambulancewagens. Het is niet vast te stellen waarvandaan geschoten wordt en wie schiet. Ongetwijfeld heeft de politie na de ernstige les, die zij kreeg, besloten, zich niet meer openlijk aan gevaar bloot te stellen. Zij schiet uit vensters, balkondeuren, achter zuilen vandaan, vanaf daken. Vermoedens doen de ronde, welke snel legenden worden. Men zegt, dat vele soldaten in politieuniformen gestoken worden om de demonstranten af te schrikken. Men vertelt, dat Protopopow talloze posten mitrailleurs op daken geplaatst heeft. Een na de revolutie ingestelde commissie heeft het bestaan van zulke posten niet kunnen constateren. Dit wil echter niet zeggen, dat zij er niet geweest zijn. In elk geval bleef de politie deze dag op de achtergrond. Inderdaad komen nu definitief de militairen op het toneel. Hun wordt streng gelast te schieten en de soldaten, vooral de instructiebataljons, d.w.z. de regimentsscholen voor onderofficieren, schieten inderdaad. Volgens officieele berichten waren er op deze dag ongeveer veertig doden en evenveel gewonden, waarbij niet geteld zijn diegenen, die door de menigte weggevoerd of weggedragen werden. De strijd komt in een beslissend stadium. Zal de massa voor de kogels terugwijken naar haar stadsdelen? Neen, zij wijkt niet terug. Zij wil haar doel bereiken.

Angst maakt zich van het ambtelijk, burgerlijk, liberaal Petrograd meester. De voorzitter van de Rijksdoema, Rodsjanko, eist die dag het zenden van betrouwbare troepen van het front; dan “overlegt” hij bij zichzelf en raadt de minister van oorlog Belajew aan, de massa niet met vuur, maar met koud water uit de slangen van de brandweer uiteen te jagen. Na een conferentie met generaal Chabalov antwoordt Belajew, dat douches een omgekeerde werking heben, “omdat zij juist opwindend werken.” Zo beraadslaagden liberalen, ambtenaren en politie over de voordelen van een koude of een warme douche voor het opstandige volk. De politierapporten van deze dag laten zien, dat de brandslangen niet voldoende waren. “Tijdens de onlusten kon men algemeen waarnemen, dat de woedende massa’s een buitengewoon uittartende houding tegenover de troepen aannamen; op de sommatie uiteen te gaan antwoordde de menigte met stenen en van de straat opgeraapte stukken ijs. Wanneer waarschuwingsschoten in de lucht gelost werden, ging de menigte niet alleen niet uiteen, maar begroette zij zulke salvo’s met gelach. Eerst na het lossen van scherpe schoten in de menigte gelukte het de samenscholingen te verspreiden, welker deelnemers zich in de meeste gevallen echter op de naburige binnenplaatsen verstopten en wederom op straat verschenen, zodra het schieten ophield.” Dit politioneel overzicht laat de buitengewoon verhitte stemming van de massa’s zien. Het is weliswaar onwaarschijnlijk, dat de massa uit zichzelf begonnen is de militairen, al waren het ook de instructiebataljons, met stenen en ijs te bombardeeren: dit is volkomen in strijd met de geestesgesteldheid van de opstandelingen en hun verstandige tactiek tegenover het leger. De toon van de rapporten is, om de massamoorden naderhand te rechtvaardigen, niet geheel en al in overeenstemming met de feiten. De kern is echter juist en sterk weergegeven: de massa wil niet meer wijken, zij verzet zich met optimistische woede, blijft op straat ook na de dodelijke salvo’s, klampt zich niet vast aan het leven, maar aan het plaveisel, aan de stenen, aan het ijs. De menigte is niet alleen verbitterd, zij is vermetel. En wel omdat zij ondanks de schietpartijen het vertrouwen in de troepen niet verloren heeft. Zij rekent op een overwinning en wil deze tot iedere prijs veroveren.

De druk van de arbeiders op het leger wordt sterker, tegen de druk van de autoriteiten op het leger in. Het garnizoen van Petrograd komt definitief in het brandpunt der gebeurtenissen te staan. De periode van afwachting, welke drie dagen duurde, waarin ’t het grootste deel van het garnizoen nog mogelijk was een welwillende neutraliteit tegen de opstandelingen in acht te blijven nemen, is voorbij. “Schiet op de vijand!” beveelt de monarchie. “Schiet niet op uw broeders en zusters!” roepen de arbeiders en arbeidersvrouwen. en niet alleen dit: “Sluit U bij ons aan!” Zo speelt zich in de straten en op de pleinen, bij de bruggen, aan de poorten van de kazernes een onafgebroken, nu eens dramatische, dan weer onzichtbare, maar steeds vertwijfelde strijd om de soldatenziel af. In deze strijd, in dit enge contact van de arbeiders en arbeidersvrouwen met de soldaten onder een onafgebroken geknetter der geweren en machinegeweren werd het lot van de regeermacht, van de oorlog en van het land beslist.

Het neerslaan van demonstranten doet de onzekerheid onder de leiders toenemen. Juist het vurig enthousiasme van de beweging gaat gevaarlijk lijken. Zelfs in de zitting van het Vyborgs comité, de 26ste ’s avonds, d.w.z. twaalf uren vóór de overwinning, is er sprake van, of het niet tijd is op te roepen tot een opheffen van de algemene werkstaking. Dit lijkt zonderling. Het is echter veel gemakkelijker de overwinning een dag, nadat zij bevochten is, te bespeuren dan een dag daarvoor. De stemming wisselt overigens telkens onder invloed van de gebeurtenissen en geruchten. Moedeloosheid en toenemend vertrouwen wisselen elkaar snel af. De Kajoerovs en Tsjoegoerins hebben genoeg persoonlijke moed, maar de verantwoordelijkheid voor de massa’s drukt hen somtijds zwaar. Minder aarzeling is er onder de arbeiders zelf. Over de stemming van deze meldt een goed op de hoogte zijnd agent van de Ochrana, Sjoerkanov, die in de bolsjewistische organisatie een belangrijke rol gespeeld heeft, aan zijn superieuren: “Daar de troepen de menigte niet hinderden,” zo schreef deze provocateur, “maar in sommige gevallen zelfs maatregelen troffen, om het optreden van de politie te verlammen, groeide in de massa’s het gevoel van straffeloosheid en vandaag heeft bij het volk, nadat dit twee dagen ongehinderd in de straten verbleven heeft en nadat de revolutionaire kringen de leuzen “Weg met de oorlog” en “Weg met het absolutisme" opgesteld hebben, het geloof post gevat, dat de revolutie begonnen is, dat het succes van de massa’s verzekerd en de regering onmachtig is, om de beweging te onderdrukken, omdat de troepen aan de kant van het volk staan, dat de beslissende overwinning nabij is, omdat de troepen vandaag of morgen openlijk naar de revolutionaire strijdkrachten zullen overgaan, dat de ontketende beweging niet meer tot stilstand zal komen, maar onafgebroken toenemen tot de volledige overwinning en de omwenteling.” In haar beknoptheid en kracht een voortreffelijke karakteristiek! Het rapport is een buitengewoon waardevol historisch document. Dit zal de overwinnende arbeiders natuurlijk niet beletten, de opsteller ervan dood te schieten.

De provocateurs, wier aantal, vooral in Petrograd, ontzaglijk groot is, vrezen meer dan wie ook de overwinning van de revolutie. Zij volgen hun traditionele politiek: bij de bolsjewistische beraadslagingen verdedigt Sjoerkanov de meest radicale daden. In zijn rapporten aan de Ochrana bepleit hij de noodzakelijkheid van een krachtig gebruik der wapens. Sjoerkanov was hiertoe misschien zelfs geneigd, de strijdlust van de arbeiders te overdrijven. In wezen heeft hij echter gelijk: zijn oordeel zal weldra door de gebeurtenissen bevestigd worden.

Aarzeling en onzekerheid heersten er bij de leiding in beide kampen, want niemand kon van te voren de machtsverhoudingen juist beoordelen. De uiterlijke verschijnselen hebben definitief opgehouden tot graadmeter te dienen: een van de voornaamste kenmerken van de revolutionaire crisis bestaat juist in de scherpe tegenstelling tussen het bewustzijn en de oude vormen der maatschappelijke verhoudingen. De nieuwe machtsverhouding drong zich op geheimzinnigc wijze in het bewustzijn van de arbeiders en soldaten. En juist de overgang van de regering tot de aanval, teweeggebracht door de voorafgaande aanval van de revolutionaire massa’s, maakte de nieuwe machtsverhouding van potentieel tot realiteit. Vol verwachting en met aandrang keek de arbeider de soldaat in de ogen; deze wendde echter onzekcr en onrustig de blik af: dit betekende, dat de soldaat niet meer zeker van zichzelf was. De arbeider naderde nu moediger tot hem. De soldaat volhardde in een somber. maar niet vijandig, eerder schuldbewust stilzwijgen; dikwijls - steeds vaker - antwoordde hij met een ogenschijnlijke barsheid, om te verbergen. hoe onrustig het hart in zijn boezem klopte. Zo voltrok zich de ommekeer. De soldaat schudde zijn soldaatzijn klaarblijkelijk van zich af. Daarbij herkende hij zichzelf in het begin niet. De superieuren zeiden, dat de revolutie de soldaat dronken maakte; de soldaat daarentegen scheen het toe, alsof hij uit de opiumroes van de kazerne ontwaakte. Zo werd de beslissende dag voorbereid: de 27ste februari.

Doch, reeds aan de vooravond deed zich een gebeurtenis voor, welke ondanks haar op zichzelf staand karakter een nieuw licht op de gebeurtenissen van de 26ste februari werpt: ’s avonds muitte de vierde compagnie van de lijfgarde van het Pawlovski-regiment. In het schriftelijk rapport van een politieinspecteur wordt zeer categorisch als oorzaak van de opstand genoemd: verontwaardiging over het instructiebataljon van hetzelfde regiment, dat tijdens de wachtdienst op het Nevski op de menigte geschoten had. Wie heeft de vierde compagnie daarvan op de hoogte gebracht? Toevallig is hierover een mededeling bewaard gebleven. Tegen twee uur ’s middags kwam een troep arbeiders naar de kazernes van het Pawlovski-regiment gelopen, die, elkaar opgewonden in de rede vallend, vertelden van de schietpartij op het Nevski. “Zegt aan de kameraden, dat ook de Pawlovski-soldaten op ons schieten, op het Nevski hebben wij soldaten in jullie uniform gezien.” Dit was een bitter verwijt, een vurige oproep. “Allen waren ontroerd en bleek.” Het zaad was niet op een rots gevallen. Tegen zes uur verliet de vierde compagnie eigenmachtig de kazerne onder commando van een onderofficier - wie was het? Zijn naam ging spoorloos in de honderden en duizenden evenzeer heldhaftige namen onder - en begaf zich naar het Nevski, om haar instructiebataljon weg te halen. Dit is geen muiterij van soldaten om spek vol maden, het is een daad van verheven revolutionair intiatief. Onderweg kwam de compagnie in conflict met een troep bereden agenten; zij schoot, doodde een politieagent en een paard, wondde een politieagent en een paard. Van de verdere tocht van de opstandelingen door het net van straten is niets bekend.

De compagnie keerde in de kazerne terug en bracht het gehele regiment op de been. Intussen waren echter de wapens weggebracht; volgens enige mededelingen gelukte het echter de soldaten in het bezit van dertig geweren te komen. Spoedig werden zij door soldaten van het Preobrasjenski-regiment omsingeld, negentien man gearresteerd en in de vesting gebracht; de rest gaf zich over. Volgens een andere lezing ontbraken ’s avonds eenentwintig man met geweren op het appel. Een gevaarlijk lek! De eenentwintig soldaten zullen de ganse nacht bondgenoten en beschermers zoeken. Slechts de overwinning van de revolutie kan hen redden. Van hen zullen de arbeiders betrouwbare inlichtingen over het voorgevallene krijgen. Dit is geen slecht voorteken voor de gevechten van morgen.

Nabokov, een van de meest geziene liberale leiders, wiens geloofwaardig klinkende memoires op sommige plaatsen een dagboek van zijn partij en van zijn klasse lijken, keerde om een uur ’s nachts van een bezoek naar huis terug door donkere, dreigende straten, bezorgd en met sombere voorgevoelens. Mogelijk is het, dat een van de weggelopen Pawlovski’s hem op de hoek van een straat ontmoette. Zij gingen haastig elkaar voorbij: zij hadden elkaar niets te zeggen. In de arbeiderswijken en in de kazernes waakten of beraadslaagden sommigen met elkaar, terwijl de anderen de lichte slaap van het bivak sliepen en onrustig van de dag van morgen droomden. Daar vond de weggelopen Pawlovski-soldaat een onderdak.

Hoe schaars zijn de aantekeningen over de massagevechten in de februaridagen, karig zelfs vergeleken met de niet zeer talrijke aantekeningen over de oktobergevechten. In oktober werden de opstandelingen dag in, dag uit door de partij geleid; in haar artikelen, oproepen, protocollen is toch in ieder geval de volgorde van de gevechten te vinden. Anders echter in februari. Een leiding van de massa’s van boven af was er bijna niet. De kranten zwegen, want er werd gestaakt. Zonder om zich heen te blikken maakten de massa’s zelf haar geschiedenis. Het is nagenoeg onmogelijk een levendig beeld van de gebeurtenissen, welke zich in de straten afspeelden te geven. Het is reeds mooi, indien men de volgorde in het algemeen en de innerlijke wetmatigheid ervan kan weergeven.

De regering, die het machtsapparaat nog in handen had, overzag de gebeurtenissen in haar geheel nog slechter dan de linkse partijen, die, zoals wij weten, allesbehalve op de hoogte waren. Na de succesvolle schietpartijen van de 26ste kregen de ministers weer een ogenblik moed. In de vroege morgen van de 27ste meldt Protopopow kalmerend, dat volgens de voorhanden berichten een deel van de arbeiders van plan is het werk te hervatten. De arbeiders dachten er echter in de verste verte niet aan weer naar de werkbank terug te keren. De schietpartijen en tegenslagen van de vorige dag hebben de massa’s niet ontmoedigd. Hoe is dit te verklaren? Klaarblijkelijk had ergens een actief de overhand boven het passief. Terwijl zij door de straten stroomt, met de vijand in botsing komt, de soldaten aan het wankelen brengt, onder de buiken der paarden doorkruipt, aanvalt, uit elkaar stuift, op de hoeken van de straten doden achterlaat, af en toe wapens verovert, berichten doorgeeft, geruchten opvangt, wordt de opstandige massa een collectiviteit met ontelbare ogen, oren en voelhorens.

’s Nachts van het toneel van de strijd teruggekeerd in de fabriekswijken, verwerkt de massa de indrukken van de dag en maakt, het onbelangrijke en toevallige schrappende, de balans op. Deze zag er in de nacht van de 27ste ongeveer zo uit, als de provocateur Sjoerkanov aan zijn superieuren meldde.

’s Morgens stroomen de arbeiders weer in de bedrijven samen en besluiten in gemeenschappelijke vergaderingen de strijd voort te zetten. Het meest enthousiast zijn als altijd de Vyborgers. Maar ook in de andere wijken verlopen de meetings onder grote geestdrift. Voorzetting van de strijd! Maar wat betekent dit vandaag? De algemene werkstaking had zich in revolutionaire demonstraties van geweldige massa’s opgelost en de demonstraties hadden tot botsing en met de troepen geleid. De strijd voortzetten betekent vandaag oproepen tot een gewapende opstand. Deze oproep doet echter niemand. Hij komt onvermijdelijk uit de gebeurtenissen voort, maar is geenszins door de revolutionaire partij op de agenda geplaatst.

De kunst van revolutionaire leiding bestaat in kritieke ogenblikken voor negen tienden erin de massa te kunnen beluisteren, zoals Kaljoerov de beweging van de kozakkenwenkbrauwen waargenomen heeft, doch alleen op veel grotere schaal. De grote macht van Lenin bestond in zijn onovertroffen talent om de massa’s te beluisteren. Lenin was echter niet in Petrograd. De legale en semilegale “socialistische” staven, de Kerenski’s, Tsjcheïdses, Skobeljevs, en al diegenen, die er om heen gonsden, konden slechts waarschuwingen geven en de beweging remmen. Maar ook de centrale bolsjewistische staf, die uit Sjljapnikov, Saloezki en Molotov bestond, legt een verbluffende hulpeloosheid en gemis aan initiatief aan de dag. In werkelijkheid waren de wijken en de kazernes aan hun lot overgelaten. De eerste oproep aan de troepen werd op de 26ste door een sociaaldemocratische organisatie, welke dicht bij de bolsjewieken stond, gedaan. Deze oproep, die een erg besluiteloos karakter had (zelfs een oproep om de zijde van het volk te kiezen ontbrak) werd van de morgen van de 27ste af in alle delen van de stad verspreid. Maar - vertelt een leider van deze organisatie, Joerenjev -het tempo van de revolutionaire gebeurtenissen was zodanig, dat onze parolen daarbij ten achter bleven. Op het moment, waarop de manifesten onder de soldaten kwamen, waren deze reeds bezig op te breken. Wat nu het bolsjewistische centrum betreft, zo werd eerst op de 27ste, ’s morgens, op instigatie van Tsjoegoerin, die een van de beste arbeidersleiders van de februaridagen was, door Sjljapnikov een oproep aan de soldaten geschreven. Werd deze gedrukt? Op zijn best bereikte ook hij de soldaten bij het opbreken. Hij was niet meer in staat invloed op de gebeurtenissen van de 27ste februari uit te oefenen. Men moet als regel vaststellen: de leiders bleven in die dagen verder achter, naarmate zij hoger stonden.

Niettemin wordt de opstand, welke niemand uitdrukkelijk noemt, toch op de agenda geplaatst. De blikken van de arbeiders zijn op het leger gericht. Zal het ons gelukken, dit in beweging te brengen? Afzonderlijke agitatie is vandaag niet meer voldoende. De Vyborgers organiseren voor de kazerne van het Moskouse regiment een meeting. De onderneming mislukte. Is het voor een officier of een sergeant moeilijk de mitrailleuse in werking te brengen? De arbeiders werden door een gruwelijk vuur uit elkaar gejaagd. Een zelfde poging werd bij de kazerne van het reserve regiment gedaan. En ook hier hetzelfde: officieren met machinegeweren stelden zich tussen arbeiders en soldaten. De arbeidersleiders renden heen en weer, zochten naar wapens, eisten deze van de partij. Zij kregen ten antwoord: de wapens zijn bij de soldaten, haalt ze bij hen. Dit wisten zij zonder dat ook wel. Maar waar ze te halen? Zal vandaag niet alles volkomen mislukken? Zo kwam het kritieke moment in de strijd steeds dichter bij. Of het machinegeweer zal de opstand wegvagen, Of de opstand zal in het bezit van het machinegeweer komen.

Sjljapnikov, de voornaamste figuur van het toenmalige Petersburgs centrum der bolsjewieken, vertelt in zijn memoires, hoe hij de eis van de arbeiders om wapens, althans revolvers, afwees en naar de wapens in de kazerne verwees. Hij wilde op deze manier bloedige botsingen tussen arbeiders en soldaten vermijden en alles op de agitatie zetten, d.w.z. op het winnen van de soldaten door woord en voorbeeld. Wij kennen geen andere mededelingen, waardoor deze verklaring van een gezien leider uit die dagen, welke eerder van wankelmoedigheid dan van een vooruitziende blik getuigt, bevestigd of weerlegd wordt. Men had eenvoudiger kunnen toegeven, dat de leiders geen wapens bezaten. Het is aan geen twijfel onderhevig, of het lot van iedere revolutie wordt in een bepaalde fase door de ommekeer in de stemming van het leger beslist. Ongewapende of nauwelijks gewapende volksmassa’s zouden over een grote, gedisciplineerde, goedgewapende en vakkundig geleide legermacht nooit een overwinning kunnen behalen. Maar elke ernstige nationale crisis moet zich in welke mate dan ook van het leger meester maken; zo ontstaat tegelijk met de voorwaarden voor een werkelijke volksrevolutie de mogelijkheid - hoewel niet de zekerheid - van de overwinning van deze. De overgang van het leger tot de zijde van de opstandelingen voltrekt zich echter niet automatisch en kan niet het resultaat van de agitatie alleen zijn. Het leger vormt geen eenheid en haar tegenstrijdige elementen worden door de disciplinaire dwang bijeengehouden. Nog aan de vooravond van de beslissende dag weten revolutionaire soldaten dikwijls niet, welk een macht zij vormen en hoe groot hun invloed kan zijn. Weliswaar is ook de arbeidersklasse geen eenheid. Maar zij bezit oneindig veel meer mogelijkheden, om in het proces van voorbereiding tot de beslissende botsing haar rijen te inspecteren. Stakingen, vergaderingen, demonstraties zijn zowel daden van strijd, alsook graadmeter van de strijd. Niet alle arbeiders nemen aan de stakingen deel. Niet alle stakers zijn tot strijd bereid. In de hachelijkste ogenblikken zijn slechts de meest vastberadenen op straat. De aarzelenden, vermoeiden of achterlijken zitten thuis. Zo voltrekt zich de revolutionaire selectie vanzelf; de mensen worden door de zeef der gebeurtenissen geschift. Anders is het met het leger gesteld. De revolutionaire soldaten, de sympathiserenden, de weifelenden, de vijandig gezinden - allen zijn onderworpen aan de disciplinaire dwang, waarvan de draden tot op het laatste moment in de vuist van de officier geconcentreerd blijven. De soldaten worden nog altijd dagelijks in “eerste” en “tweede” gelid ingedeeld, doch hoe zouden zij in muiters en gehoorzamen in te delen zijn?

Het psychologisch moment van het overlopen der soldaten naar de kant van de revolutie wordt in een lang organisch proces voorbereid, dat als alle natuurprocessen zijn kritiek punt heeft. Maar hoe dit te bepalen? Een troependeel kan volkomen rijp zijn voor de aansluiting bij het volk, maar niet de nodige drang van buiten af ondergaan. De revolutionaire leiding gelooft nog niet aan de mogelijkheid, het leger aan haar zijde te krijgen, en laat de overwinning voorbijgaan. Na zulk een gerijpte, maar niet verwezenlijkte opstand kan er bij de troepen een reactie komen: de soldaten verliezen de in hun binnenste opgevlamde hoop, buigen de nek weer onder het juk van de discipline en zullen dan bij een nieuwe ontmoeting met de arbeiders, vooral op een afstand, tegen de opstandelingen zijn. Dit proces bergt vele niet af te wegen of moeilijk af te wegen grootheden, elkaar kruisende stromingen, collectieve suggesties en autosuggesties in zich. Maar uit dit gecompliceerd samenweefsel van materiële en psychische krachten komt onweerstaanbaar en doordringend deze ene conclusie naar voren: in het geheel genomen zijn de soldaten des te eerder geneigd de bajonetten af te wenden of met deze naar het volk over te lopen, naarmate zij zich er van overtuigen, dat de opstandelingen werkelijk opgestaan zijn; dat het niet alleen een demonstratie is, waarna men weer in de kazerne zal terugkeren en verantwoording zal moeten afleggen; dat het een strijd is op leven en dood; dat het volk in staat is te overwinnen, indien men zich erbij aansluit, en dat dit niet alleen straffeloosheid zal waarborgen, maar ook het gehele bestaan zal verlichten. Met andere woorden, de opstandelingen kunnen de ommekeer in de stemming bij de soldaten slechts teweeg brengen, indien zij zelf werkelijk bereid zijn de overwinning met iedere prijs, derhalve ook met hun bloed, te bevechten. Deze uiterste vastberadenheid kan en wil echter nooit ongewapend zijn.

Het kritieke uur van de ontmoeting van de opdringende massa met de soldaten, die haar de weg versperren, heeft zijn kritieke minuut: dan, wanneer de grijze barrière nog niet uit elkaar gevallen is, nog schouder aan schouder staat, maar reeds wankelt, en de officier, zijn laatste moed verzamelend, het bevel “Vuur” geeft. Geschreeuw van de menigte, angstgehuil en bedreigingen overstemmen het commando, - maar slechts gedeeltelijk. De geweren gaan op en neer, de menigte dringt op. Daar richt de officier de loop van zijn revolver op de meest verdachten soldaat. Van de beslissende minuut breekt de beslissende seconde aan. De vernietiging van de meest moedige soldaat, op wie onwillekeurig de blikken van alle overigen gericht zijn, het schot van een onderofficier uit het aan de dode ontrukte geweer in de menigte – en de barrière sluit zich, de geweren gaan vanzelf af, de massa in de zijstraten en binnen plaatsen wegvagend. Maar hoevele malen sinds het jaar 1905 is het anders gegaan: op het kritieke ogenblik, als de officier de haan wil over halen, is een schot uit de menigte. die haar Kaljoerovs en Tsjoegoerins heeft, hem voor. Die beslist niet alleen over de afloop van het samentreffen, maar over de afloop van de dag, wellicht over de gehele opstand. Het doel, dat Sjljapnikov zich gesteld had, nl. de arbeider voor vijandelijke botsingen met de troepen te behoeden. doordat men aan de opstandelingen geen vuurwapens in handen geeft, is niet uitvoerbaar. Voordat het werkelijk tot een treffen met de troepen kwam, hadden er talloze schermutselingen met de politie plaats. Het straatgevecht begon met de ontwapening van de gehaatte farao’s, wier revolvers in het bezit van de opstandelingen kwamen. Op zichzelf een zwak wapen, eigenlijk speelgoed tegenover de geweren, machinegeweren en kanonnen van de vijand. Zijn deze echter wel werkelijk in handen van de vijand? Om dit te kunnen uitmaken, verlangden de arbeiders juist wapens De kwestie wordt op psychologisch terrein beslist. Ook bij een opstand zijn echter de psychische processen niet van de zakelijke te scheiden. De weg tot het soldatengeweer loopt over de revolver, welke men de farao afneemt.

De sensaties der soldaten in die uren waren minder levendig dan de sensaties der arbeiders, maar niet minder aangrijpend. Wij willen nog eens even er aan herinneren, dat het garnizoen hoofdzakelijk uit vele duizenden manschappen sterke reservebataljons bestond, die tot aanvulling van de regimenten aan het front bestemd waren. Deze mensen, voor het merendeel huisvaders, moesten in de loopgraven gaan, hoewel de oorlog reeds verloren en het land geruïneerd was. Zij wilden de oorlog niet, zij wilden naar huis, naar hun gezin. Zij wisten zeer wel, wat zich thuis afspeeld en voelden niet de minste aanhankelijkheid tegenover de monarchie. Zij hadden geen lust tegen de Duitsers te vechten en nog minder tegen de Petrogradse arbeiders. Zij haatten de regerende klasse van de residentie. welke gedurende de oorlog een lekker leventje leidde. Er waren onder hen arbeiders met een revolutionair verleden, die aan deze stemmingen een meer algemene uitdrukking wensten te geven.

De soldaten vanuit hun diepgaande, maar nog niet tot uiting gekomen revolutionaire ontevredenheid tot openlijke op standige daden te brengen of, om te beginnen, althans tot opstandige dienstweigering – dat was de taak. Op de derde dag van de strijd verloren de soldaten definitief de mogelijkheid, nog langer in de houding van een welwillende neutraliteit tegenover de opstandelingen te volharden. Er zijn ons slechts toevallige brokstukken behouden gebleven over datgene, wat zich bij het treffen tussen de arbeiders en de soldaten afgespeeld heeft. Wij hoorden reeds, hoe bitter de arbeiders zich een dag te voren bij het Pavlovski-regiment over het optreden van het instructiebataljon beklaagden. Zulke tonelen, zulke gesprekken, verwijten en bezweringen waren er in alle delen van de stad. Er bleef de soldaat geen tijd meer tot aarzelen. Men had hen gisteren gedwongen te schieten, vandaag zal men hen wederom daartoe dwingen. De arbeiders geven zich niet over, wijken niet terug, zij willen onder de kogelregen het hunne veroveren.

Arbeidsters, vrouwen, moeders, zusters, verloofden, zijn met hen. Dit is dan dat uur, waarvan men zo dikwijls fluisterend in ’t verborgene sprak: Ja, als maar allen tezamen... En in het uur van de hoogste smart, van de meest ondragelijke angst voor de komende dag, in het uur van verstikkende haat tegen hen, die hun de rol van beul opleggen, weerklinken in de kazernes de eerste stemmen van het openlijk oproer; en in deze stemmen, die naamloos gebleven zijn, herkent de gehele kazerne met opluchting en vol geestdrift zichzelf. Zo brak de dag van de ondergang van de monarchie der Romanovs aan.

’s Morgens sprak in een vergadering bij de onvermoeide Kaljoerov, waartegen de veertig vertegenwoordigers uit fabrieken en bedrijven aanwezig waren, de meerderheid zich voor voortzetting van de strijd uit. De meerderheid, doch niet allen. Het is jammer, dat men de juiste meerderheid niet kan vaststellen. Maar in die uren stond het hoofd niet naar notulen. Overigens kwam het besluit te laat: de vergadering werd door de ontroerende tijding van een opstand der soldaten! en de opening der gevangenissen onderbroken. Sjoerkanov kuste alle aanwezigen. De judaskus, gelukkig niet voor de kruisiging.

’s Morgens muitten – voor het uitrukken uit de kazerne het ene reserve gardebataljon na het andere als vervolg op hetgeen de vierde compagnie van het Pavlovski-regiment de vorige dag begonnen was. Van deze grandioze gebeurtenis in de geschiedenis van de mensheid zijn in de documenten, aantekeningen en herinneringen slechts zwakke en vage sporen te vinden. De onderdrukte massa’s vertellen, zelfs wanneer zij tot de grootste historische prestaties komen, maar weinig van zich zelf, en nog minder schrijven zij het op. En de meeslepende triomf van de overwinning vervaagt dan de geheugenarbeid. Bezien wij derhalve het voorhandene.

Allereerst stonden de soldaten van het Wolynskiregiment op. Reeds om zeven uur ’s morgens alarmeerde de bataljonscommandant telefonisch generaal Chabalov, om hem de verontrustende tijding te melden, dat het instructiebataljon, d.w.z. het speciaal voor handhaving van de orde bestemde troependeel, weigerde uit te rukken, en dat de commandant vermoord was of zich zelf voor de verzamelde manschappen had doodgeschoten; de tweede lezing werd overigens spoedig weer losgelaten. De Wolyners trachtten, nadat zij de bruggen achter zich verbrand hadden, de basis van de opstand te verbreden. Hierin was voor hen nu nog de enige redding gelegen. Zij drongen de naburige kazernes van de Litovski- en Preobrasjenski-regimenten binnen, om de soldaten “eruit te halen,” zoals de stakers van bedrijf tot bedrijf gaan, om de arbeiders eruit te halen. Na enige tijd kreeg Chabalov bericht, dat de Wolyners niet alleen de geweren niet afgaven, zoals de generaal bevolen had, maar dat zij samen met de Preobrasjenkers en Litovskers en, wat nog erger was, samen met de arbeiders de kazernes van de gendarmeriedivisie afgebroken hadden. Dit betekende. Dat de ervaring van het Pavlovski-regiment van gisteren niet vergeefs geweest was: de opstandelingen vonden leiders en tegelijkertijd een plan van actie.

In de vroege morgenuren van de 27ste leek het de arbeiders toe, dat zij van het doel van de opstand veel verder af waren, dan dit in werkelijkheid het geval was. Of juister gezegd, zij zagen bijna nog de ganse taak voor zich, terwijl zij deze reeds voor negen tienden achter zich hadden. De revolutionaire stormloop van de arbeiders tegen de kazernes viel samen met de reeds begonnen uittocht van de soldaten. In de loop van de dag smolten deze twee machtige stromen tot een samen, om eerst het dak, daarna de muren en tenslotte het fundament van het oude gebouw weg te spoelen en mee te sleuren.

Tsjoegoerin verscheen als één van de eersten in het kwartier van de bolsjewieken met een geweer in de hand en een patronengordel over de schouder, “geheel besmeurd, maar stralend en triomfantelijk.” Hoe zou iemand in zo’n geval niet stralend kunnen zijn! De soldaten lopen met het geweer in de hand naar ons over. Op verscheidene plaatsen was het de arbeiders reeds gelukt zich met de soldaten te verenigen, in de kazernes binnen te dringen en daar geweren en patronen te bemachtigen. Samen met het meest vastberaden deel van de soldaten ontwierpen de Vyborgers een plan van actie: verovering van de politiebureau’s, waarin gewapende politieagenten zich verschanst hebben, ontwapening van alle politiebeambten, bevrijding van de arbeiders, die in de politiebureau’s vastgehouden worden, en van de politieke gevangenen uit de gevangenissen; neerslaan van de regeringstroepen in de stad zelf en vereniging met de nog niet op de been gebrachte troepenafdelingen en met de arbeiders uit de overige stadswijken.

Het Moskouse regiment sloot zich niet zonder innerlijke strijd bij de opstand aan. Het is verwonderlijk, dat een dergelijke strijd zo weinig voorgekomen is in de regimenten. De heersende monarchale groep bezweek voor de soldatenmassa en verborg zich in de schuilholen of haastte zich van kleur te verwisselen. “Om twee uur ’s middags,” schrijft Koroljew, een arbeider uit de fabriek “Arsenaal”, “na de uittocht van het Moskouse regiment, bewapenden wij ons... Wij namen ieder een revolver en een geweer, vormden groepen uit de tot ons overgegane soldaten (enige van hen verzochten ons het commando over te nemen en hun te zeggen, wat zij moesten doen), en begaven ons naar de Tichwinskajastraat om een politiebureau te verwoesten.” De arbeiders verkeerden, naar men ziet, geen moment in het onzekere, om de soldaten te tonen, wat er te doen was.

Vreugdevolle overwinningstijdingen volgen elkaar op. Men is in het bezit van pantserwagens! Met hun rode banieren jagen zij in de wijken allen schrik aan, die zich nog niet onderworpen hebben. Nu hoeft men niet meer onder de buiken van de kozakkenpaarden door te kruipen! De revolutie richt zich ten volle op!

Tegen twaalf uur ’s middags werd Petrograd wederom het toneel van gewelddadige acties. Geweer- en machinegeweergeknetter weerklonk overal. Het is niet altijd uit te maken, wie schiet en waar geschoten wordt. Slechts één ding was duidelijk: verleden en toekomst beschoten elkaar. Ook was er niet zelden onnodig geschiet: knapen schieten met de revolvers, die zo onverwacht in hun hand en geraakt zijn. Het arsenaal is geplunderd: “Men zegt, dat aan brownings alleen reeds meerdere tienduizenden buitgemaakt zijn.” Rookzuilen stijgen van de brandende gebouwen van het gerechtshof en van de politiebureau’s omhoog. Op enige punten worden de schietpartijen en botsingen tot ware veldslagen. Arbeiders komen naar de barakken aan het Sompsonjevski-Prospect, waarin een troep wielrijders ondergebracht is, van wie een deel voor de poort samenschoolt. “Wat staat gij daar kameraden?” De soldaten glimlachen – “hun glimlach beduidt niets goeds,” bericht een ooggetuige – en zwijgen; de officieren echter bevelen bars de arbeiders door te lopen. De wielrijders betonen zich, evenals de cavaleristen, zowel in de februari-, alsook in de Oktoberrevolutie de meest conservatieve delen van het leger. Weldra verzamelen zich arbeiders en revolutionaire soldaten voor de heining. Men moet het verdachte bataljon eruit halen! Iemand zegt, dat men reeds om pantserwagens gezonden heeft en dat de wielrijders anders wel niet te bedwingen zullen zijn, daar zij zich verschanst en machinegeweren opgesteld hebben. De massa valt het wachten echter zwaar: zij is onrustig en ongeduldig en zij heeft gelijk met haar ongeduld. Aan beide kanten vallen schoten. De schutting, welke de soldaten van de revolutie scheidt, is hinderlijk. De aanvallers besluiten de schutting omver te halen; een deel wordt neergehaald, een deel in brand gestoken. De barakken, ongeveer twintig in getal, staan onbeschermd. De wielrijders zijn in twee a drie ervan ondergebracht. De lege barakken worden onmiddellijk in brand gestoken. Zes jaren later zal Kaljoerov zich herinneren: “De laaiende barakken en de neergehaalde schutting rondom deze, het geknetter der machinegeweren en geweren, de opgewonden gezichten van de belegeraars, de aandreunende vrachtauto vol met gewapende revolutionairen en tenslotte de opduikende pantserwagen met de glimmende geschutlopen – een grandioos, onvergetelijk schouwspel.” Met deze barakken en schuttingen brandde het oude tsaristische Rusland van de politie, van de lijfeigenschap en van de popen: het ging in vuur en rook op, het stierf in de doodssnik van het geknetter der machinegeweren. Hoe zouden daarbij Kaljoerov, de tientallen, honderden en duizenden Kajoerovs niet gejubeld hebben? De aangekomen pantserwagen vuurde enige kanonschoten af op de barakken, waarin de officieren en wielrijders zich genesteld hadden. De aanvoerder van de verdedigers viel, de officieren rukten epauletten en onderscheidingstekenen af en vluchtten door de naburige moestuinen, terwijl de overigen zich overgaven. Dit was wel het belangrijkste treffen van deze dag.

De militaire opstand nam intussen het karakter van een epidemie aan. Slechts drie troependelen muitten die dag niet, omdat zij geen tijd daartoe vonden. Tegen de avond sloten zich de soldaten van het Semjonovskiregiment aan, dat door een beestachtig neerslaan van de Moskouse opstand in het jaar 1905 berucht geworden was: de elf jaren waren niet spoorloos voorbijgegaan! Samen met de jagers ontwapenden de Semjonovskers ’s avonds laat nog het Ismajlovskiregiment, dat de superieuren in de kazernes opgesloten hielden. Dit regiment, dat op 3 december 1905 de eerste Petersburgse sovjet omsingeld en gearresteerd had, ging reeds toentertijd voor een van de meest reactionaire door. Het tsaristisch garnizoen van de residentie, dat honderdvijftigduizend soldaten telde, viel uit elkaar, smolt weg, verdween. ’s Nachts bestond het niet meer.

Chabalov, die ’s morgens de tijding van de opstand der regimenten verneemt, tracht nog weerstand te bieden, doordat hij een gecombineerde afdeling van ongeveer duizend man met de meest draconische instructies tegen de opstandelingen laat opmarcheren. De lotgevallen van deze afdeling hebben echter een geheimzinnig verloop. “Er gaat in deze dagen iets onwaarschijnlijks gebeuren,” vertelt de onvergelijkelijke Chabalov na de omwenteling “...en de afdeling is uitgerukt, uitgerukt met moedige, vastberaden officieren (er is sprake van overste Koetjopov), maar... zonder succes.” De na deze afdeling uitgezonden compagnieën verdwijnen eveneens spoorloos. De generaal begint op het Slotplein reserveafdelingen te formeren, maar er waren geen patronen en men kon ze nergens vandaan halen. Dit alles zijn authentieke verklaringen van Chabalov voor de commissie van onderzoek van de Voorlopige Regering. Waarheen verdwenen dan toch al deze troepen, die bestemd waren om de orde te handhaven? Het is niet moeilijk te raden: zij gingen, nauwelijks uitgerukt, in de opstand onder. Arbeiders, vrouwen, knapen, muitende soldaten omringden de troepen van Chabalov van alle kanten, daar zij hen Of als de hunnen beschouwden, Of tot de hunnen wilden maken, en lieten hen niet anders voorwaarts gaan dan tezamen met de grote onoverzienbare menigte. Tegen deze vast aan hen hangende, niets meer duchtende, onvermoeide, alles doordringende menigte strijden was evenmin mogelijk als vechten in deeg.

Tegelijk met de tijdingen van muiterijen van steeds nieuwe regimenten weerklonk de roep om betrouwbare troependelen tot het neerslaan van de opstand, tot bescherming van de telefooncentrale, van het Litouwse slot, van het Mariinski paleis en andere, nog heiliger plaatsen. Chabalov probeerde telefonisch uit Kronstadt betrouwbare troepen te requireren, maar de commandant antwoordde hem, dat hij zelf bezorgd was voor het lot van de vesting. Chabalov wist nog niet, dat de opstand ook naar de naburige garnizoenen overgeslagen was. De generaal trachtte, of hij deed althans alsof hij trachtte, zich in het Winterpaleis te verschansen, maar het plan werd terstond als onuitvoerbaar opgegeven en het laatste restje “trouwe” troepen naar de admiraliteit overgebracht. Daar trof de dictator eindelijk maatregelen om het belangrijkste en het minst voor uitstel vatbare werk te doen: de twee laatste regeringsstukken - het aftreden van Protopopow “wegens ziekte” en de afkondiging van de staat van beleg - te drukken. Weliswaar was het zaak zich te haasten met die staat van beleg, want reeds na weinige uren hief het leger van Chabalov het “beleg” van Petrograd weer op en liep uit de admiraliteit weg. Louter uit onkunde met de toestand heeft de revolutie in de avond van de 27ste de met verschrikkelijke volmachten voorziene, maar in het geheel niet meer verschrikkelijke generaal niet gevangen genomen. Zonder moeilijkheden werd dit de volgende dag gedaan.

Was dit werkelijk alle tegenstand van het geduchte keizerlijke Rusland tegenover het dodelijk gevaar? Ja, vrijwel alle, ondanks de grote ervaring in executies tegen het volk en de meest zorgvuldig uitgewerkte plannen. De later tot bezinning gekomen monarchisten verklaarden het gemak van de Februari-overwinning van het volk uit het bijzonder karakter van het garnizoen van Petrograd. Deze bewering wordt echter door het gehele verdere verloop van de revolutie weerlegd. Het is juist, dat reeds in het begin van het rampspoedige jaar de camarilla getracht had de tsaar van de noodzakelijkheid ener vernieuwing van het Petrogradse garnizoen te doordringen. Zonder veel moeite liet de tsaar zich ervan overtuigen, dat de garde cavalerie, die voor bijzonder betrouwbaar doorging, “lang genoeg in het vuur gestaan had” en een rustpoos in de kazernes te Petrograd verdiende. Eerst na eerbiedige vertogen van de kant van het front stemde de tsaar erin toe, vier regimenten gardecavalerie door drie equipages gardematrozen te vervangen. Volgens de lezing van Protopopow werd deze omwisseling zogenaamd zonder medeweten van de tsaar uitgevoerd, met de trouweloze bedoeling van het commando: de matrozen zijn uit arbeiders gekozen en vormen het revolutionaire element in het leger. Dit is echter klinkklare onzin. Het is eenvoudig zo, dat de hogere gardeofficieren, vooral die van de cavalerie, een te goede carrière aan het front maakten. om naar het achterland te verlangen. Bovendien dachten zij waarschijnlijk niet zonder angst aan het aan hen voorbehouden onderdrukkingswerk aan het hoofd van regimenten. die aan het front geheel anders geworden waren, dan zij op hun standplaats, in de residentie, geweest waren. De gardecavalerie onderscheidde zich in deze tijd, naar uit de gebeurtenissen aan het front weldra zal blijken, niet van de overige ruiterij, terwijl de naar de residentie overgebrachte gardematrozen zich bij de Februari-omwenteling in het geheel niet door een actieve rol kenmerkten. De hele kwestie was, dat het regime definitief verrot en dat geen draad eraan meer heel gebleven was...

In de loop van de 27ste februari werden, zonder dat er slachtoffers vielen, de politieke gevangenen uit talrijke gevangenissen van de residentie bevrijd, waaronder de patriottische groep van het oorlogsindustriecomité, welke sinds de 26ste februari gearresteerd was, en de leden van het Petrograds comité der bolsjewieken, die Chabalov veertig uren tevoren gevangen genomen had. De politieke scheiding voltrekt zich ter plaatse, aan de andere kant van de gevangenispoort. De mensjewieken-patriotten begeven zich naar de Doema, waar de rollen en posten verdeeld worden; de bolsjewieken gaan de wijken in, tot de arbeiders en soldaten, om samen met hen de verovering van de residentie te voltooien. Men moet de vijand geen pauze laten om op adem te komen. Meer dan welke zaak ook moet men een revolutie tot het einde toe doorzetten.

De vraag, wie op de gedachte gekomen was de opstandige regimenten naar het Taurisch paleis te dirigeren, is niet te beantwoorden. De politieke marsroute vloeide uit de gehele situatie voort. Alle radicale elementen, die niet met de massa’s verbonden waren, streefden natuurlijkerwijze naar het Taurisch paleis als verzamelpunt van de oppositie. Het is hoogstwaarschijnlijk, dat diezelfde elementen, die zich op de 27ste plotseling nieuwe levenskrachten voelden toestromen, als aanvoerders van de muitende garde optraden. Deze rol was een eervolle en reeds vrijwel ongevaarlijk. Het paleis Potemkin was reeds door zijn ligging zeer geschikt als centrum van de revolutie. Slechts een straat scheidde de Taurische tuin van een geheel militair stadje, waar de kazernes van de garde lagen en verschillende oorlogsbureau’s gevestigd waren. Weliswaar gold dit stadsdeel gedurende een aantal jaren zowel bij de regering, als bij de revolutionairen voor een militaire burcht van de monarchie. Dit was het ook. Nu echter veranderde alles. Van de gardesector ging de soldatenrevolutie uit. De opstandige troepen hadden maar een straat over te steken, om in de tuin van het Taurisch paleis te komen, die op zijn beurt door slechts een stratenblok van de Neva gescheiden was. Achter de Neva ligt echter de wijk Vyborg, de stoomketel van de revolutie: de arbeiders behoefden slechts de Alexanderbrug of, indien deze afgebroken was, het ijs van de Neva te passeeren, om in de gardekazernes of in het Taurisch paleis te geraken. Zo sloot zich deze gecompliceerde en naar zijn origine tegenstrijdige Noordoostelijke driehoek van Petersburg: garde, Potemkinpaleis en de reusachtige bedrijven, vast aaneen tot een legerkamp van de revolutie.

In de vertrekken van het Taurisch paleis worden verschillende centra gevormd of voorbereid, waaronder ook de generale staf van de opstand. Men kan niet zeggen, dat deze erg belangrijk was. De “revolutionaire” officieren, d.w.z. officieren, die in hun verleden door ’t een of ander, al was het ook maar door een misverstand, met de revolutie verbonden geweest waren, maar de opstand goed en wel verslagen hadden, zoeken na de zegepraal aan zich te doen herinneren of stellen zich, daartoe opgeroepen, “in dienst van de revolutie.” Diepzinnig beschouwen zij de toestand en schudden pessimistisch het hoofd. Deze opgewonden, dikwijls ongewapende soldatenmassa’s zijn immers niet strijdvaardig. Er zouden noch artillerie, noch machinegeweren, noch verbindingen, noch commandanten zijn. Een enkele troepenafdeling zou voor de vijand voldoende zijn! Momenteel beletten de revolutionaire menigten in ieder geval elk planmatig optreden in de straten. In de nacht verwijderen zich echter de arbeiders, de bewoners verstommen, de stad wordt leeg. Indien Chabalov dan met een vertrouwde troepenafdeling de kazernes aangrijpt, kan hij zich als meester van de toestand beschouwen. Terloops zij meegedeeld, dat deze gedachte later in verschillende variaties in alle fasen van de revolutie opduikt. “Geef mij een betrouwbaar regiment,” zal een of ander flink overste zeggen, “en ik veeg in een oogwenk al dit gespuis weg.” Sommigen deden ook een poging, naar wij nog zullen zien. Maar allen zullen de woorden van Chabalov moeten herhalen: “De afdeling is uitgerukt met moedige officieren, maar ...zonder succes.”

Waar zouden de successen ook vandaan moeten komen? De meest onwankelbare van alle troepen waren de politieagenten, de gendarmes en gedeeltelijk ook nog de instructiebataljons van enige regimenten. Zij betoonden zich echter niet opgewassen tegen de stormloop van werkelijke volksmassa’s, evenals acht maanden later, in oktober, de bataljons van het Georgjevskiregiment en de jonkerscholen zich onmachtig zullen betonen. Waarvan had de monarchie de reddende troepen kunnen krijgen, die bereid en in staat geweest zouden zijn tot een moeilijk en hopeloos tweegevecht met de tweemiljoenenstad? De revolutie lijkt de met de mond dappere overste weerloos toe, omdat zij nog verschrikkelijk chaotisch is: overal bewegingen zonder een vast plan, elkaar kruisende stromingen, mensengewoel, verwonderde en tevens volkomen verblufte personen, gekreukelde uniformen, gesticulerende studenten, soldaten zonder geweren, geweren zonder soldaten, in de lucht schietende knapen, veelstemmig lawaai, stromen van de meest wilde geruchten, groote angsten, grote vreugden; men behoeft. naar het schijnt, maar een sabel over deze chaos te zwaaien, en alles zal uit elkaar stuiven. Dit is echter volkomen verkeerd gezien. De chaos is slechts schijnbaar. Daaronder voltrekt zich onophoudelijk een kristallisering der massa’s, om nieuwe kernen heen. De ontelbare massa’s zijn zichzelf nog niet volkomen ervan bewust, wat zij willen, maar wel zijn zij met brandende haat vervuld tegen datgene, wat zij niet langer willen. Achter haar rug heeft een onherstelbare ineenstorting plaats gehad. Een terugtocht is niet meer mogelijk. Ook indien er een macht zou bestaan, om ze uit elkaar te drijven, zouden zij binnen het uur weer bij elkaar zijn, en de tweede stormloop zou woedender en bloediger geworden zijn. De atmosfeer in Petrograd is sinds de Februaridagen zo gloeiend heet, dat elk vijandig troependeel, dat in deze reusachtige oven geraakt of deze maar nadert, door zijn hitte wordt verzengd, verandert, de zekerheid verliest, zich verlamd voelt en zich zonder strijd op genade of ongenade aan de overwinnaars overgeeft. Morgen zal generaal Ivanov zich hiervan overtuigen, die door de tsaar met een bataljon Georgische cavaleristen van het front afgezonden is. Vijf maanden later zal generaal Kornilov hetzelfde lot treffen. Acht maanden later – Kerenski.

De vorige dagen leken in de straten de Kozakken het meest meegaand te zijn; dit kwam doordat zij het meest heen en weer gesleurd werden. Toen het echter tot een openlijke opstand kwam, hield de ruiterij nog eenmaal haar conservatieve reputatie op, doordat zij bij de infanterie achterbleef. Op de 27ste bewaarde zij nog een schijnbaar welwillende neutraliteit. Hoewel ook Chabalov niet meer op haar hoopte, was de revolutie nog steeds op haar hoede voor haar.

Een raadsel blijft intussen nog de Peter en Paulsvesting op het door de Neva omspoelde eiland tegenover het Winterpaleis en de kastelen van de grootvorsten. Achter de muren was – of het leek althans zo te zijn – het garnizoen van de vesting het meest tegen invloeden van buiten beveiligd. Een vaste artillerie was er in de vesting niet, indien men het ouderwetse kanon, dat dagelijks aan de inwoners van Petrograd het middaguur verkondigde, buiten beschouwing laat. Thans is echter veldgeschut op de muren opgesteld, gericht tegen de bruggen. Wat wordt daar gebrouwen: In de Taurische staf breekt men zich ’s nachts het hoofd met de vraag, wat men met de Peter en Paulsvesting moet beginnen, terwijl men zich in de vesting met de vraag pijnigt, wat de revolutie met haar voorheeft. ’s Morgens zal het raadsel opgelost worden. Onder voorwaarde van immuniteit van het officierencorps zal de vesting zich aan het Taurisch paleis overgeven. De officieren van de vesting haastten zich, nadat zij van de toestand op de hoogte gekomen waren, hetgeen niet zo erg moeilijk was, om de onvermijdelijke loop der gebeurtenissen voor te zijn.

Tegen de avond van de 27ste trekken soldaten, arbeiders, studenten en burgers naar het Taurisch paleis. Hier hoopt men hen te vinden, die alles weten, hier gelooft men nieuws te kunnen vernemen, aanwijzingen te bekomen. Bij hopen worden van alle kanten wapens in het paleis bijeen gedragen en in een ruimte opgestapeld, die in een arsenaal verandert De revolutionaire staf heeft zich intussen gedurende de nacht in het Taurisch paleis aan het werk gezet. Hij zendt commando’s uit ter bewaking van de stations en patrouilles in alle richtingen, vanwaar eventueel gevaar zou kunnen dreigen. Gewillig en zonder tegenspraak, hoewel tevens in volslagen wanorde, voeren de soldaten de bevelen van de nieuwe regeermacht uit. Zij eisen echter iedere keer een schriftelijke order: het initiatief daartoe zal wel uit de restanten van het legercommando of van de militaire administratie voortgekomen zijn. Zij hebben echter gelijk: men moet onverwijld orde in de chaos scheppen. De revolutionaire staf bezit evenmin als de juist ontstane sovjet een stempel. De revolutie staat nog voor de taak een bureaucratische administratie in te richten. In de loop van de tijd zal zij het doen, helaas maar al te veel.

De revolutie begint naar haar vijanden te zoeken. In de stad worden arrestaties verricht; “eigenmachtig,” zullen de liberalen verwijtend zeggen. Doch de gehele revolutie is eigenmachtig. Onophoudelijk worden gevangenen in het Taurisch paleis binnengebracht: de voorzitter van de Raad van State, ministers, politieagenten. agenten van de Ochrana, een germanofile gravin, talrijke gendarmerie officieren. Enige waardigheidsbekleders, als Protopopov, komen uit eigen beweging, om zich te laten gevangen nemen: dat is veiliger. “De muren van de zaal, die eens van liederen ter ere van het absolutisme weergalmden, hoorden nu slechts gezucht en geween,” zal later de in vrijheid gestelde gravin vertellen. “Naast mij laat zich een gevangengenomen generaal uitgeput in een stoel vallen. Enige Doemaleden bieden mij vriendelijk een kop thee aan. De tot diep in zijn ziel geroerde generaal zei opgewonden: Gravin, wij zijn getuige van de ondergang van een groot land!”

Het grote land, dat absoluut niet eraan dacht ten onder te gaan, schreed, met de laarzen stampend, met de kolven bonkend, de lucht met geschreeuw vervullend en menigeen met voeten tredend, aan de mensen van gisteren voorbij. Revoluties plachten zich steeds door onbeleefdheid te kenmerken: hierdoor waarschijnlijk, dat de heersende klassen zich niet tijdig moeite gaven het volk aan goede manieren te wennen.

Het Taurisch paleis wordt tijdelijk hoofdkwartier, regeringscentrum, arsenaal en kerker van de revolutie, welke nog niet het zweet en bloed van haar aangezicht heeft afgewist. Hier, in deze maalstroom, sluipen ook de ondernemende vijanden binnen. Toevallig wordt een vermomde gendarmerie overste ontdekt, die in een hoek zijn aantekeningen maakt -niet voor de geschiedschrijving, maar voor de krijgsraden. Soldaten en arbeiders willen op staande voet met hem afrekenen. Maar de mannen van de “staf” trekken zich zijn lot aan en brengen hem behoedzaam uit de menigte. De revolutie is in deze tijd nog lankmoedig, vol vertrouwen, teerhartig. Eerst na een reeks van verraad, bedrog en bloedige beproevingen zal zij onmeedogend worden.

De eerste nacht van de zegevierende revolutie is vol onrust. Geïmproviseerde commissarissen van de stations en andere punten, merendeels willekeurige intellectuelen met persoonlijke relaties, opdringerige druktemakers, verre kennissen van de revolutie – onderofficieren, vooral uit de arbeidersklasse, zouden veel nuttiger geweest zijn! – beginnen nerveus te worden, menen overal gevaar te bespeuren, brengen de soldaten in verwarring en telefoneren onophoudelijk naar het Taurisch paleis om versterkingen. Daar heerst eveneens opwinding, ook daar wordt voortdurend getelefoneerd, versterkingen worden uitgezonden, welke meestal hun plaats van bestemming niet bereiken. “Wie bevelen ontvangt,” vertelt een lid van de nachtelijke staf in het Taurisch paleis, “voert ze niet uit, wie handelt – handelt zonder bevelen...”

Zonder bevelen handelen de arbeiderswijken. De revolutionaire leiders, die hun bedrijven de straat op brachten, politiebureau’s bezetten, de regimenten uit de kazernes haalden en de contrarevolutionaire nesten uitroeiden, snellen niet naar het Taurisch paleis, naar de staven, naar de leidende centra; integendeel, spottend en wantrouwend, wijzen zij met hun hoofd in die richting: de heertjes fladderen al naderbij om het vel van de niet door hen neergelegden en nog niet helemaal neergelegde beer te verdelen. De bolsjewieken brengen evenals de arbeiders van de andere linkse partijen hun dagen in de straten door, de nachten in de wijkleidingen, houden de verbinding met de kazernes in stand, bereiden de dag van morgen voor. In de eerste nacht na de overwinning zetten zij het werk voort, dat zij de laatste vijf dagen verricht hebben. Zij vormen het jonge beenderenstelsel van de revolutie, die, evenals iedere revolutie, in het begin nog niet stevig gebouwd is.

Nabokov, het ons reeds bekend lid van het kadettencentrum, die in die tijd als legaal deserteur tot de generale staf behoorde, begaf zich op de 27ste, als altijd, voor de dienst naar de kanselarij en bleef daar zonder iets van de gebeurtenissen af te weten tot drie uur in de namiddag. ’s Avonds hoorde men in de Morskajastraat schoten. Nabokov hoorde ze in zijn woning, pantserwagens raasden voorbij, en enkele soldaten en matrozen liepen vlak langs de muren door de straat, de deftige liberaal aanschouwde dit door de zijvensters van zijn erker. “De telefooncentrale werkte door en de gebeurtenissen van de dag werden mij, als ik mij goed herinner, door mijn vrienden meegedeeld. Wij gingen op het gewone uur slapen.” Deze man zal spoedig een van de geestelijke leiders van de Revolutionaire(?) Voorlopige Regering zijn, namelijk als bedrijfsleider. Een onbekende grijsaard, een of andere ambtenaar of leraar misschien, zal morgen op straat op hem toekomen, zal de hoed afnemen en zeggen: “Dank voor alles, wat gij voor het volk gedaan hebt.” En met een bescheiden trots zal Nabokov ons dit zelf vertellen.