Leon Trotski

Perspectieven van het Amerikaanse marxisme


Geschreven: 4 november 1932
Bron: Nederlandstalige Trotski Bibliotheek 3. Revolutionair-Socialistische Publicaties, Groningen 2007. Door Karel ten Haaf. Facsimile-uitgaven van teksten van Trotski in het Nederlands
Vertaling: onbekend
Deze versie: spelling en punctuatie
Transcriptie/HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, september 2007


Waarde kameraad Calverton,

Ik heb uw geschrift Voor de Revolutie ontvangen en heb het met belangstelling en voordeel voor mij gelezen. Uw argumenten tegen de Amerikaanse Ridders van de hervormingen zonder meer zijn zeer overtuigend, enige bepaald heerlijk. Maar voor zover ik uw verzoek begrijp, wenst u van mij geen complimenten over de literaire waarde, maar een politieke beoordeling.

Ik doe dit met temeer genoegen, daar de problemen van het Amerikaanse marxisme een buitengewoon grote betekenis hebben.

Volgens zijn karakter en bouw is uw geschrift het meeste geschikt voor de denkende vertegenwoordigers van de academische jeugd. Negeren mag men ze in geen geval. Integendeel, men moet met hen in hun eigen taal kunnen spreken. En toch, werpt u in uw geschrift zelf dikwijls, de voor de marxisten elementaire gedachte op, dat de omverwerping van het kapitalisme slechts door de arbeidersklasse voltrokken kan worden. De opvoeding in revolutionaire richting van haar voorhoede, zegt u zeer terecht, moet de voornaamste taak zijn. Toch vind ik in uw geschrift geen brug tot deze taak en niet eens een aanwijzing in welke richting zij gezocht moet worden. Is dit een verwijt mijnerzijds? Zowel ja als neen. Volgens het wezen is uw boekje een antwoord aan een zeker soort kleinburgerlijke radicalen (in Amerika dragen ze schijnt mij de naam van Liberalen), welke bereid zijn de moedigste sociale consequenties te trekken, onder conditie, dat het hun politiek niets kost. Socialisme? Communisme? Anarchisme? Zeer goed, maar niet anders dan langs de reformistische weg. De maatschappij, de familie, de moraal van onder tot boven omverwerpen? Heerlijk, maar slechts met toestemming van “Het Witte Huis” en Tamany-Hall. Tegen deze aanmatigende en onvruchtbare tendensen, ontplooit u, zoals reeds gezegd, een zeer succesvolle argumentatie.

Maar de strijd zelf neemt daarbij onvermijdelijk het karakter van een onderlinge discussie in een intellectuele club aan, waarin een eigen reformistische en een eigen marxistische vleugel is. Zo streden in Petersburg en Moskou voor 30 en 40 jaar terug de academische marxisten met de academische volkssocialisten: of Rusland het tijdperk van het kapitalisme moet doormaken of niet? Hoeveel tijd is sindsdien verstreken! Alleen al de noodzakelijkheid om de vraag zo te stellen als u in uw geschrift doet, karakteriseert duidelijk de politieke achterlijkheid van de Verenigde Staten, het meest vooruitstrevende land op het gebied van de techniek. Voor zover u niet de mogelijkheid en niet het recht heeft u van de Amerikaanse verhoudingen los te scheuren, voor zover is in mijn woorden geen verwijt. En tegelijkertijd is het toch aanwezig. Want, buiten de geschriften en clubs, waar academische discussies “voor” en “tegen” de revolutie gehouden worden, zijn er in de rijen van het Amerikaanse proletariaat ondanks alle achterlijkheid van zijn beweging, verschillende politieke, waaronder ook revolutionaire groeperingen. Over deze groeperingen rept u met geen woord. Uw geschrift noemt noch de zogenaamde socialistische partij noch de communistische, noch de tussengroeperingen en nog minder de elkaar bestrijdende fracties van het communisme. Dit betekent, dat u niemand en nergens roept. U zet de onvermijdelijkheid van de revolutie uiteen. Maar de intellectueel, die u overtuigd heeft, mag rustig zijn sigaret ten einde roken en dan naar zijn dagelijkse werk terugkeren. Voor zover is er in mijn woorden een element van verwijt. Ik zou deze omstandigheid niet op de voorgrond plaatsen, indien ik niet de indruk had, dat uw politieke standpunt, zoals ik me dat op grond van uw artikel voorstel, typerend is voor een tamelijk talrijke en theoretisch zeer gekwalificeerde groep van de linker intellectuelen in de Verenigde Staten.

Over de partij van de Hillquitts en Thomas’ als over een wapen van het proletariaat te spreken, is natuurlijk geen sprake. Zonder ook maar in de verste verte de macht van het Europese reformisme te hebben bereikt, heeft de Amerikaanse sociaaldemocratie al haar ondeugden overgenomen en verviel zij in “de hondse ouderdom”, nadat zij nauwelijks de kinderschoenen ontgroeid was. Ik hoop dat u met deze kwalificatie akkoord gaat en wellicht zelf al dikwijls dergelijke oordelen geveld zult hebben. Maar in uw geschrift Voor de Revolutie spreekt u met geen woord over de sociaaldemocratie. Waarom? Het komt mij voor, omdat u, wanneer u zich over de sociaaldemocratie zou hebben uitgelaten, u dit ook over het communisme had moeten doen. Dit is niet alleen een uiterst delicate aangelegenheid, maar een uiterst verantwoordelijke aangelegenheid, die verplichtingen oplegt en gevolgen, met zich brengt. Misschien vergis ik me met betrekking tot u persoonlijk. Maar vele Amerikaanse marxisten ontwijken klaarblijkelijk en hardnekkig het omschrijven van hun politieke oriëntatie. Zij rekenen zich tot “de vrienden van de Sovjet-Unie”, “sympathiseren met het communisme”, schrijven artikelen over Hegel en over de onvermijdelijkheid van de revolutie en dat is alles. Ondertussen is het niet genoeg. Want het werktuig van de revolutie is de partij, nietwaar? Ik zou niet graag verkeerd begrepen worden. Onder het streven zich aan de praktische consequenties van een duidelijke oriëntatie te onttrekken, versta ik in geen geval de zorg om het persoonlijk belang. Weliswaar schrikt de communistische partij enige “quasi-marxisten” juist daardoor af, dat zij de revolutie uit de discussieclubs op de straat wil brengen. Maar met zulke snobs over de revolutionaire partij te spreken, is algeheel onvruchtbaar. Het gaat om andere, ernstiger marxisten, die in geen geval de revolutionaire actie schuwen, doch die echter door de communistische partij, door haar laag theoretisch niveau, haar bureaucratisme en haar gebrek aan werkelijk revolutionair initiatief afgestoten worden. En tegelijkertijd zeggen ze tot zichzelf, is het de meest linkse partij, die met de Sovjet-Unie verbonden is en deze op zekere wijze “vertegenwoordigt” — mag, men haar aanvallen en is het toelaatbaar haar te bekritiseren?

De opportunistische en avontuurlijke fouten van de tegenwoordige Kominternleiding en haar Amerikaanse sectie zijn te goed zichtbaar, dan dat men zich daarbij zou ophouden: in elk geval zou het onmogelijk en ook overbodig zijn in het raam van deze brief te herhalen wat naar aanleiding van dit thema reeds in een reeks zelfstandige werken gezegd werd. Alle problemen van de theorie, de strategie, de tactiek en de organisatie zijn reeds onderwerp van de meest diepgaande meningsverschillen in het communisme geworden. Er hebben zich drie fundamentele fracties gevormd, die reeds de gelegenheid hadden zich bij de geweldigste problemen en gebeurtenissen van de laatste jaren, te tonen. De strijd onder hen heeft des te scherper vormen aangenomen, waar in de Sovjet-Unie ieder meningsverschil met de tegenwoordige heersende groep tot onmiddellijke uitsluiting uit de partij en tot geweldmaatregelen van de staat voert. De marxistische intellectuelen in de Verenigde Staten worden, evenals in alle andere landen voor het alternatief gesteld, of zwijgend en gehoorzaam de Komintern, zoals ze is te ondersteunen, of tot het kamp van het “sociaalfascisme” en de “contrarevolutie” gerekend te worden. Een deel van de intellectuelen spreekt zich voor de eerste weg uit, dat betekent, het volgt met gesloten of halfgesloten ogen de officiële partij; het andere deel wandelt partijloos rond, verdedigt, waar het kan de Sovjet-Unie tegen laster en voert een abstracte propaganda ten gunste van de revolutie, zonder te zeggen door welke poort men haar tegemoet moet gaan. Het onderscheid tussen deze twee groepen is overigens niet zo groot. Bij de een zowel als bij de ander een verzaken van het uitwerken van een zelfstandige mening en van een mannelijke strijd om die mening: daarmee begint toch de revolutionair. In beide gevallen hebben we met het type van een “meeloper” te maken en niet met dat van een actieve voorhoedestrijder van de partij van het proletariaat. Vanzelfsprekend is een “meeloper” beter dan een vijand. Maar een marxist kan niet “meeloper” van de revolutie zijn. En toch toont de historische ervaring aan, dat op het beslissende moment, de storm van de strijd de intellectuele “meelopers” in het vijandelijke kamp slingert. Wanneer ze terugkeren, dan pas na de bevestiging van de overwinning. Maxim Gorki is daarvoor een ondubbelzinnig doch volstrekt geen alleenstaand voorbeeld. Overigens is in het tegenwoordige Sovjetapparaat tot in zijn hoogste instanties, het percentage van mensen, die 15 jaar geleden openlijk aan de andere kant van de Oktoberbarricade stonden, zeer aanzienlijk.

Is het nog nodig er aan te herinneren dat het marxisme niet alleen de wereld begrijpelijk maakt, maar ook leert hoe men haar verandert? De wil is het stuwende element ook op het gebied van de kennis. Het marxisme ziet de politieke werkelijkheid slechts zolang juist, als het haar revolutionaire omwenteling nastreeft. Een marxist die uit deze of gene, niet ter zake doende overweging zijn eind gevolgtrekkingen niet maakt, verraadt het marxisme. Doen alsof verschillende fracties van het communisme er niet zijn, om zich niet te binden, niet te compromitteren, betekent dat werk te negeren, dat door alle tegenstellingen heen, de voorhoede van de klasse vormt; betekent zich door de abstracties van de revolutie, als door een schild tegen de klappen en blauwe plekken van het reële revolutionaire proces te beschermen.

Wanneer de linksburgerlijke journalisten de Sovjetrepubliek, in het kort, zoals ze is, verdedigen, doen zij een progressief werk. Voor een marxistische revolutionair is dit geheel onvoldoende. De taak van de Oktoberrevolutie is — vergeet dit niet! — nog niet volbracht. Slechts papagaaien kunnen zich door de herhaling van de woorden “de zegepraal is verzekerd” troosten. Neen hij is niet verzekerd. De zegepraal is een probleem van de strategie. Er bestaat geen boek, waarin van tevoren de juiste weg van de arbeidersstaat uitgestippeld werd. Er bestaat geen hoofd en er kan geen enkel bestaan, dat een voltooide formule van de socialistische maatschappij bevat. De wegen van de economie en van de politiek moeten eerst door de ervaring bepaald en collectief, dat betekent, door voortdurende samenvoeging van ideeën uitgewerkt worden. Een marxist, die zich tot sympathie zonder meer beperkt, zonder aan de strijd om de problemen van de industrialisering, van de collectivisering, van het partijregime, e.a. deel te nemen staat niet hoger dan de “vooruitstrevende” burgerlijke voorlichters van het type Duranti, L. Fischer e.a., maar omgekeerd beneden hen, want hij misbruikt de naam van revolutionair. Voor duidelijke antwoorden wegkruipen, met geweldige problemen verstoppertje spelen, zwijgen, afwachten, of wat nog erger is, zich ermee troosten dat de huidige strijd in het bolsjewisme een aangelegenheid van “persoonlijke eerzucht” zou zijn, betekent de geestelijke luiheid te ondersteunen, aan de slechtste vooroordelen van het filisterdom toe te geven en zich tot krachteloosheid te veroordelen. Ik wil gaarne hopen, dat tussen ons in deze kwestie geen meningsverschillen bestaan. De politiek van het proletariaat bezit een grote theoretische traditie en daarin bestaat een van haar krachtbronnen De geschoolde marxist bestudeert de meningsverschillen tussen Engels en Lasalle naar aanleiding van de Europese oorlog van 1859. Dat is noodzakelijk. Maar wanneer het niet om een pedant van de marxistische historiografie, niet om een boekenwurm maar om een proletarische revolutionair gaat, is het duizendmaal van meer belang en dringender zich een zelfstandige mening over de revolutionaire strategie in China van de jaren 1925 tot 1932 te vormen. Juist ten opzichte van deze kwestie verscherpt zich de strijd in het bolsjewisme dusdanig, dat voor de eerste maal een breuk ontstond. Men kan geen marxist zijn zonder stelling te nemen in de aangelegenheid, waarvan het lot van de Chinese revolutie en daarmede ook dat van de Indische afhangt, dat betekent, de toekomst van bijna de helft der mensheid.

Het is zeer nuttig, zeggen wij, de oude meningsverschillen van de Russische marxisten over het karakter van de toekomstige Russische revolutie te bestuderen, — vanzelfsprekend naar de oorspronkelijke bronnen en niet naar de onontwikkelde en onnauwkeurige werken van de epigonen. Echter is het van onvergelijkelijk meer waarde zich een duidelijke voorstelling te vormen van de theorie en praktijk van het “Anglo-Russische Comité”, van de “derde periode”, van het “sociaalfascisme”, van de “democratische dictatuur” in Spanje en van de eenheidsfrontpolitiek. Het bestuderen van het verleden wordt toch tenslotte daardoor gerechtvaardigd, dat het ons helpt om ons in de tegenwoordige tijd te oriënteren.

Een marxistisch theoreticus mag niet aan de congressen van de 1ste Internationale voorbijgaan. Maar duizendmaal dringender is de studie over de levende meningsverschillen naar aanleiding van het Amsterdamse “Anti-oorlogscongres” van 1932. Wat is ten slotte de gloeiendste en oprechtgemeendste sympathie tegenover de Sovjet-Unie waard, wanneer ze door onverschilligheid met betrekking tot de methoden van haar verdediging begeleid wordt?

Is er tegenwoordig voor een revolutionair een gewichtiger, aangrijpender, brandende thema dan de strijd en het lot van het Duitse proletariaat? Kan men aan de andere kant onder omzeiling van de meningsverschillen in het kamp van het Duitse zowel als van het internationale communisme, zijn standpunt ten opzichte van de problemen der Duitse revolutie bepalen? Een revolutionair die over de politiek Stalin-Thaelman geen mening heeft, is geen marxist. Een marxist, die een mening heeft — maar zwijgt — geen revolutionair.

Het is niet genoeg het nut van de techniek te prediken. Men moet bruggen bouwen. Hoe zou men een jonge arts beoordelen, die in plaats van in de operatiezaal te werken, zich ermee zou vergenoegen de levensbeschrijvingen van grote chirurgen van vroeger te lezen? Wat zou Marx over een theorie gezegd hebben, die in plaats van de revolutionaire praktijk te verdiepen, ertoe dienen zou haar te begrenzen? Waarschijnlijk zou hij zijn sarcastische uitdrukking herhaald hebben: “Nee, ik ben geen marxist.”

Alles wijst erop dat de huidige wereldcrisis een grote mijlpaal op de historische weg van de Verenigde Staten zal oprichten. Het zelfgenoegzame, Amerikaanse provincialisme nadert in elk geval zijn einde. De gemeenplaatsen die de Amerikaanse politieke gedachten in alle vertakkingen voedden, zijn totaal verbruikt. Alle klassen hebben een nieuwe oriëntering nodig. Een radicale vernieuwing, niet alleen van het in omloop zijnde maar ook van het grondkapitaal van de politieke ideologie, staat voor de deur. Wanneer de Amerikanen op het gebied van de socialistische theorie zo hardnekkig achtergebleven zijn, dan betekent dit niet, dat zij altijd moeten achterblijven. Men kan zonder risico de tegenovergestelde voorspelling uiten: hoe langer zich de Yankees met de ideële resten van vroeger tijden vergenoegden, des te groter opleving zal in Amerika de revolutionaire gedachte krijgen, wanneer haar uur eindelijk geslagen zal zijn. En dit uur is dichtbij. De verheffing van de revolutionaire theorie tot een nieuwe hoogte kan men in de komende tientallen jaren van twee kanten verwachten: van het Aziatische Oosten en van Amerika. De arbeidersbeweging heeft in de loop van de afgelopen honderd jaar haar nationaal zwaartepunt meermalen verschoven. Engeland, Frankrijk, Duitsland, Rusland dat is de historische volgorde van de residenties van het socialisme en marxisme. De tegenwoordige revolutionaire hegemonie van Rusland kan het allerminst op een duurzaam karakter aanspraak maken. Het feit van het bestaan van de Sovjet-Unie heeft vanzelfsprekend, in het bijzonder voor de zegepraal van het proletariaat in een van de ontwikkelde landen, een onmetelijke betekenis voor de arbeidersbeweging van alle landen. Doch de onmiddellijke invloed van de in Moskou heersende fractie op de Communistische Internationale is reeds een rem voor de ontwikkeling van het wereldproletariaat geworden. De bevruchtende ideële hegemonie van het bolsjewisme is in de laatste jaren door het verstikkende juk van het apparaat vervangen. De vernielende werkingen van dit regime behoeft men niet te bewijzen: het is al voldoende om naar de leiding van de Amerikaanse Communistische Partij met de vinger te wijzen. De bevrijding van het ideeënloze, bureaucratische commando is een kwestie van dood en leven van de revolutie en van het marxisme geworden. U bent geheel juist, wanneer u meent dat de voorhoede van het Amerikaanse proletariaat het moet begrijpen, dat ze op de revolutionaire tradities van eigen land moet steunen. In zekere zin kan men de leuze van de “veramerikanisering” van het marxisme erkennen. Dat betekent natuurlijk niet zijn grondbeginselen en methoden herzien. De poging van M. Eastman om de materialistische dialectiek ten gunste van de “ingenieurskunst” van de revolutie overboord te gooien is een van tevoren hopeloze onderneming, die eer na- dan voordeel brengt. Het systeem van het marxisme heeft de historische proef volkomen doorstaan. Juist nu in het tijdperk van de kapitalistische neergang, van de oorlogen en revoluties, van de stormen en schokken, ontplooit de materialistische dialectiek vol en wijd haar onwrikbare kracht. Het marxisme veramerikaniseren betekent, het op Amerikaanse bodem planten, het aan de gebeurtenissen van de Amerikaanse geschiedenis toetsen, met zijn methode problemen van de Amerikaanse economie en politiek door te werken, de internationale revolutionaire ervaring vanuit de gezichtshoek van de taken van de Amerikaanse revolutie te assimileren.

Een groot werk! Het is tijd om er met hoogopgerolde mouwen aan te beginnen.

Naar aanleiding van de stakingen in de Verenigde Staten, waarheen het in elkaar stortende centrum van de 1ste Internationale verlegd was, schreef Marx de 25ste juli 1877 aan Engels: “...Daar aan de overkant begint de pap te koken, en de verlegging van het centrum van de Internationale naar de Verenigde Staten zal zich tenslotte volkomen rechtvaardigen.” Enige dagen later antwoordde Engels hem: “Het is pas 12 jaar geleden dat de slavernij werd afgeschaft en reeds nu heeft de beweging een dergelijke scherpte bereikt.” Beiden, zowel Marx als Engels, hebben zich vergist. Maar, zoals ook in andere gevallen vergisten ze zich in het tempo niet in de richting. De “pap” aan de andere kant van de oceaan begint zonder twijfel te koken; de breuk in de ontwikkeling van het Amerikaanse kapitalisme zal onvermijdelijk een opbloei van kritische en algemene gedachten te voorschijn roepen; en, misschien is het tijdsbestek, dat ons van de verlegging van de theoretische haard van de internationale revolutie naar New York scheidt, niet zo groot meer. Voor de Amerikaanse marxisten openen zich waarachtig gigantische, ademberovende perspectieven.

Prinkipo, 4/11/32.