Leon Trotski
De verraden revolutie


11. HOE ZAL HET DE SOVJETUNIE VERGAAN?

1. HET BONAPARTISME ALS EEN REGIME VAN CRISIS.

De vraag die we al eerder uit naam van de lezer hebben gesteld: “Hoe kon het dat de heersende kliek, met al haar ontelbare fouten, toch de onbeperkte macht in haar handen wist te krijgen? “, of in andere woorden: “Hoe is de tegenstelling tussen de intellectuele armoede en de materiële macht van de Thermidorianen te verklaren?”, is nu meer concreet en stelliger te beantwoorden. De Sovjet samenleving is niet harmonieus. Wat een zonde voor de ene klasse of bevolkingslaag is, is een deugd voor de andere. Uit het oogpunt van de socialistische samenlevingsvormen is het beleid van de bureaucratie opvallend in haar tegenstrijdigheden en onsamenhangendheid. Maar datzelfde beleid is vanuit het oogpunt van het versterken van de macht voor de bevelvoerende lagen zeer consistent.

De staatssteun aan de Koelak tussen 1923-1928 hield een dodelijk gevaar in voor de socialistische toekomst. Maar toen slaagde de bureaucratie erin, met behulp van de kleinburgerij, om de proletarische voorhoede aan handen en voeten te binden en de Bolsjewistische Oppositie te onderdrukken. Deze “fout” vanuit socialistisch oogpunt, was pure winst vanuit het oogpunt van de bureaucratie. Toen de Koelak een directe bedreiging voor de bureaucratie zelf begon te worden, richtte zij haar wapens tegen de Koelak. De paniekaanvallen tegen de Koelak, waarin ook de middenboeren werden meegesleept, waren niet minder schadelijk voor de economie als de buitenlandse invasie. Maar de bureaucratie had haar positie verdedigd. Nadat ze er maar net in geslaagd was haar voormalige bondgenoot uit te roeien, begon de bureaucratie met alle macht een arbeiders-aristocratie te ontwikkelen. Zo het socialisme ondermijnend? Natuurlijk – maar tegelijkertijd versterkte het de regerende kaste. De Sovjet bureaucratie is hetzelfde als alle andere heersende klassen, in die zin dat ze bereid is de ogen te sluiten voor de ergste fouten van haar leiders op het gebied van de algemene politiek, zolang ze maar een onvoorwaardelijke betrouwbaarheid tonen in het verdedigen van haar privileges. Hoe bezorgder de stemming wordt van de nieuwe meester van de situatie, des te meer waarde ze hecht aan meedogenloosheid tegen de minste dreiging van haar zo eerlijk verkregen rechten. Op basis van dit uitgangspunt selecteert deze kaste van parvenu’s haar leiders. Daarin ligt het geheim van Stalins’ succes.

De groei van macht en onafhankelijkheid in een bureaucratie is echter niet ongelimiteerd. Er zijn historische factoren die sterker zijn dan maarschalken en zelfs dan Algemeen Secretarissen. Een rationalisatie van de economie is ondenkbaar zonder een kloppende boekhouding. Maar een kloppende boekhouding is onverenigbaar met de grilligheid van een bureaucratie. De aandacht voor het herstel van een stabiele roebel, wat in feite een roebel onafhankelijk van de “leiders” betekent, wordt aan de bureaucratie opgedrongen door het feit dat autocratische heerschappij meer en meer in conflict komt met de ontwikkeling van de productiekrachten in het land. Net zoals de absolute monarchie in haar tijd niet meer was te verenigen met de ontwikkeling van de vrije markt. Het kan niet missen dat de financiële boekhouding een meer open karakter zal geven aan het gevecht tussen de diverse bevolkingslagen over de verdeling van het nationale inkomen. De kwestie van de loonschalen, iets waar tijdens de periode van rantsoenering en voedselbonnen nog onverschillig over werd gedaan, is voor arbeiders nu doorslag-gevend geworden en daarmee ook het vraagstuk van de vakbonden. Het van bovenaf aanwijzen van vakbondsbestuurders kan niet anders dan steeds meer weerstand opleveren. Bovendien is, als gevolg van het stukloon, de arbeider direct belanghebbende in correcte bestellingen door de fabrieksleiding. De Stakhanovisten klagen steeds harder over de fouten in de organisatie van de productie. Het bureaucratische nepotisme ten aanzien van het aanstellen van directeuren, ingenieurs en dergelijke wordt steeds ondragelijker. De coöperatieve en staatshandel zijn, vaker dan in het verleden, afhankelijk van de kopers. De kolchozen en kolchozenboeren raken er steeds beter bedreven in om hun handel met de staat in de taal van cijfers uit te drukken. Ze zijn steeds minder bereid om gelaten het aanwijzen van leiders van bovenaf te accepteren, wiens enige deugd meestal hun nauwe betrokkenheid bij de plaatselijke bureaucratische kliek is. En, als laatste, de roebel belooft een licht te werpen op een wel zeer duister terrein: namelijk het legale en illegale inkomen van de bureaucratie. En zo wordt in een land dat politiek in een wurggreep wordt gehouden, de geldcirculatie een belangrijke hefboom voor de mobilisatie van oppositionele krachten en is de voorbode van het begin van het einde van het “verlichte” absolutisme.

Terwijl de groei van de industrie en het betrekken van de agricultuur in de staatsplanning de taak van de leiding steeds moeilijker maakt en het vraagstuk van kwaliteit op de voorgrond plaatst, vernietigt het bureaucratisme het creatieve initiatief en het gevoel van verantwoordelijkheid, zonder welk er geen kwalitatieve vooruitgang mogelijk is. De etterende zweren van het bureaucratisme zijn misschien niet zo duidelijk in de zware industrie, maar ze verteren de coöperatieven, de lichte en voedsel producerende industrieën – dus, al die industrietakken die het dichtst bij het volk staan.

De progressieve rol van de Sovjet bureaucratie valt samen met de periode die werd gebruikt om de meest belangrijke elementen van de kapitalistische techniek in de Sovjet-Unie te introduceren. Het ruwe werk van lenen, imiteren, transplanteren en zwoegen werd bereikt op de grondvesten die door de revolutie waren gelegd. Er was nog geen nieuw woord gesproken op het gebied van de techniek, de wetenschap of de kunst. Het is mogelijk om reusachtige fabrieken te bouwen naar kant en klaar Westers model onder bureaucratische heerschappij, maar dan wel tegen drievoudige kosten. Maar hoe verder je komt, hoe meer de economie tegen de problemen van kwaliteit aanloopt en het glipt als een schaduw door de vingers van de bureaucratie. Het lijkt wel of Sovjet producten met een grijs label van onverschilligheid worden gewaarmerkt. Onder een genationaliseerde economie vereist kwaliteit een producenten,- en consumentendemocratie, vrijheid van kritiek en initiatief – omstandigheden die niet te verenigen zijn met een totalitair regime van angst, leugens en vleierij.

Achter de kwestie van kwaliteit staat een nog complexer en groter probleem, dat kan worden samengevat als: onafhankelijke technische en culturele schepping. De oude filosoof vertelde ons dat conflict de vader van alle dingen is. Waar geen vrije botsing van ideeën is toegestaan, kunnen zich geen nieuwe normen en waarden ontwikkelen. Natuurlijk is de essentie van een revolutionaire dictatuur juist een beperking van vrijheid. Juist om die reden zijn tijdperken van revolutie nooit erg gunstig geweest voor culturele schepping: ze hebben er alleen de weg voor vrij gemaakt. De dictatuur van het proletariaat opent een groter werkterrein voor het menselijk genie, naarmate ze ophoudt een dictatuur te zijn. De socialistische cultuur zal floreren evenredig aan het afsterven van de staat. In die simpele en onwankelbare historische wetmatigheid zit het executiebevel voor het huidige politieke regime in de Sovjet-Unie verpakt. Sovjet democratie is geen eis van een abstracte politiek, nog minder van een abstracte moraal. Het is voor het land een kwestie van leven of dood geworden.

Als de nieuwe staat geen andere belangen had, dan de belangen van de samenleving, dan zou het afsterven van de dwangfunctie geleidelijk een steeds minder pijnlijk karakter krijgen. Maar de staat is geen geest. Speciale taken hebben voor speciale organen gezorgd. De bureaucratie als geheel is niet zozeer geïnteresseerd in haar functie, als wel in de opbrengsten die de functie met zich meebrengt. De regerende kaste probeert de dwangorganen te versterken en in te lijven. Om zich zeker te stellen van haar macht en inkomen spaart ze niets of niemand. Hoe meer de loop van de ontwikkeling tegen haar in gaat, des te meedogenlozer treedt ze op tegen de ontwikkelde elementen van de bevolking. Net zoals de katholieke kerk heeft ze in de periode van haar neergang, het dogma van haar onfeilbaarheid naar voren gebracht, maar ze heeft het tot een niveau gebracht waar de paus alleen maar van kon dromen.

De toenemende en aanhoudende verering van Stalin is, met al zijn elementen van karikatuur, een noodzakelijke voorwaarde voor het regime. De bureaucratie heeft een onaantastbare superarbiter nodig, een eerste consul, zoniet een keizer en ze plaatst diegene op haar schouders, die het beste beantwoord aan haar claim tot heerschappij. Die “karaktersterkte” van de leider, die onze literaire dilettanten uit het westen zo in verrukking weet te brengen, is in werkelijkheid een optelsom van de collectieve druk van een kaste die nergens voor terugdeinst ter verdediging van haar positie. Elk van hen denkt op zijn eigen plek of positie: l’etat, c’est moi. In Stalin kan ieder zichzelf makkelijk herkennen. Zoals ook Stalin in ieder een stukje van zijn eigen geest terugvindt. Stalin is de verpersoonlijking van de bureaucratie. Dat is waar zijn politieke persoonlijkheid uit is samengesteld.

Het caesarisme, of in zijn burgerlijke vorm, het bonapartisme, verschijnt ten tonele op die momenten in de geschiedenis wanneer een heftige strijd tussen twee kampen de staatsmacht, als het ware, boven de natie uit tilt en deze, naar het schijnt, volkomen onafhankelijkheid van de klassen garandeert – in werkelijkheid alleen de vrijheid noodzakelijk om de bevoorrechten te verdedigen. Het regime van Stalin, dat oprijst boven een politiek geatomiseerde samenleving en leunt op een politie,- en officierscorps en geen enkele controle over zich toestaat, is overduidelijk een variatie van het Bonapartisme – bonapartisme van een type zoals nog nooit in de geschiedenis heeft bestaan.

Het caesarisme kwam op, op basis van een slavenhoudermaatschappij die gebukt ging onder inwendige strijd. Het bonapartisme is een van de politieke wapens van een kapitalistisch regime in een kritieke periode. Het Stalinisme is een variëteit van datzelfde systeem, maar op basis van een arbeidersstaat die wordt verscheurd door de tegenstelling tussen en georganiseerde en bewapende sovjet aristocratie en de onbewapende zwoegende massa’s.

Zoals de geschiedenis heeft aangetoond, gaat bonapartisme prima samen met algemene, en zelfs geheime, verkiezingen. Het democratisch ritueel van het bonapartisme is de volksraadpleging. Van tijd tot tijd wordt de vraag aan de burgers gesteld: voor of tegen de leider? En de kiezer voelt de loop van een revolver tegen zijn slaap. Sinds de tijd van Napoleon de Derde, die nu een armzalige provinciaal lijkt, heeft deze techniek een buitengewone ontwikkeling doorgemaakt. De nieuwe Sovjet grondwet, die het Bonapar-tisme op een basis van volksraadpleging zet, is een ware kroon op het systeem.

Uiteindelijk dankt het Sovjet bonapartisme haar ontstaan aan het uitblijven van de wereldrevolutie. Maar in de kapitalistische landen had dezelfde oorzaak de opkomst van het fascisme tot gevolg. En dus moeten we de conclusie trekken, hoewel deze op het eerste gezicht onwaarschijnlijk leek, maar in werkelijkheid onvermijdelijk was, dat het verpletteren van de Sovjet democratie door een almachtige bureaucratie en de vernietiging van de burgerlijke democratie door het fascisme, door een en dezelfde reden werd veroorzaakt: het talmen van het wereldproletariaat in het oplossen van de problemen die de geschiedenis voor haar heeft geplaatst. Het stalinisme en het fascisme, ondanks hun grote verschillen in sociale basis, zijn feitelijk symmetrische fenomenen. In veel zaken tonen ze een dodelijke overeenkomst. Een triomferende revolutionaire beweging in Europa zal onvermijdelijk niet alleen het fascisme aantasten, maar ook het Sovjet Bonapartisme. Door haar rug toe te keren aan de internationale revolutie, deed de Sovjet bureaucratie wat vanuit haar oogpunt viel te verwachten; zij luistert gehoorzaam naar de stem van zelfbehoud.

2. HET GEVECHT VAN DE BUREAUCRATIE MET DE “KLASSEVIJAND”.

Vanaf de eerste dag van het Sovjet regime was de Partij het contragewicht tegen bureaucratisme. Als de staat al door een bureaucratie werd geregeerd, dan werd deze in ieder geval gecontroleerd door de partij. Er zeer op gebrand om de ongelijkheid binnen de perken van wat noodzakelijk was te houden, was de partij altijd in een open en dan weer verborgen strijd met de bureaucratie verwikkeld. De historische rol van de fractie van Stalin was deze tweedeling te vernietigen, de partij ondergeschikt te maken aan haar apparaat en deze te laten fuseren met het staatsapparaat. En zo werd het huidige totalitaire regime geschapen. Het was deze niet onbelangrijke dienst die hij aan de bureaucratie bewees, die Stalin de overwinning opleverde.

In de eerste tien jaar van haar strijd heeft de Linkse Oppositie het programma van de ideologische verovering van de partij niet verlaten voor de strijd om de macht tegen de partij. Haar slogan was hervorming, niet revolutie. De bureaucratie was echter, zelfs in die tijd, bereid tot elke revolutie om zich te verdedigen tegen een democratische hervorming. Toen in 1927 het gevecht zich in een bijzonder bittere fase bevond, verklaarde Stalin over de Oppositie in een zitting van het Centraal Comité: “ Dat soort kaders zijn alleen met een burgeroorlog te verwijderen!” Deze woordelijke bedreiging van Stalin werd, als gevolg van een reeks van nederlagen van het Europese proletariaat, een historisch feit. De weg der hervorming werd omgevormd in de weg naar revolutie.

De voortdurende zuiveringen van de partij en de Sovjet organisaties hebben tot doel te voorkomen dat de ontevredenheid van de massa’s een coherente politieke uitdrukking weet te vinden. Maar onderdrukking kan geen gedachten tegenhouden; ze worden alleen ondergronds gedreven. In brede kringen van communisten, maar ook van niet-partijgebonden burgers, worden er twee soorten gedachten op nagehouden; een officiële en een geheime. Door het spioneren en achtervolgen brokkelen de sociale verhoudingen af. Elke vijand van de bureaucratie wordt keer op keer afgeschilderd als vijand van het socialisme. Met behulp van gerechtelijke vervalsingen, die tegenwoordig schering en inslag zijn, worden deze vijanden elke misdaad aangesmeerd die gepast wordt geacht. Onder druk van het vuurpeloton worden van de zwakkeren voorgedicteerde bekentenissen afgedwongen, welke daarna gebruikt worden als basis voor aanklachten tegen de meer geharden.

“Het zou onvergeeflijk stom en misdadig zijn”; zo leert ons de Pravda van 5 juni 1936 in een commentaar over de ‘meest democratische grondwet ter wereld’, “om, ondanks de afschaffing van de klassen, aan te nemen dat die klasse krachten die vijandig tegenover het socialisme staan, zich bij hun nederlaag neerleggen. De strijd gaat door”. Wie zijn die ‘vijandige klasse krachten’? De Pravda geeft het antwoord: “Resten van contra-revolutionaire groeperingen, witgardisten in alle soorten en maten, met name de trotskisten-zinovjevisten”. Na de onvermijdelijke verwijzing naar het “spioneren, samenzweren en terroristische activiteiten” (van trotskisten-zinovjevisten!) doet het orgaan van Stalin de volgende belofte: “We zullen ook in de toekomst met ferme hand de vijanden van het volk neerslaan en uitroeien, die Trotskistische reptielen en furies, hoe listig ze zich ook weten te vermommen”. Deze dreigementen, dagelijks herhaald in de Sovjet media, zijn maar bijverschijnselen van het werk van de GePeOE. Een zekere Petrov, lid van de partij sinds 1918 en deelnemer aan de burgeroorlog, daarna een Sovjet landbouwexpert en lid van de Rechtse Oppositie, die aan verbanning wist te ontkomen in 1936, schrijft in een liberale emigrantenkrant over de zogenaamde Trotskisten als volgt: “De Linksen? Psychologisch gezien de laatste revolutionairen, oprecht en gedreven. Geen schimmige koehandel, geen compromissen. Zeer bewonderenswaardige mensen. Maar idiote ideeën … wereldbrand en meer van die onzin”. We zullen de kwestie van hun ‘ideeën’ maar buiten beschouwing laten. Maar de morele en politieke inschatting van deze vijand ter rechterzijde spreekt voor zich. Het zijn deze ‘laatste revolutionairen, oprecht en gedreven’, waartegen de kolonels en generaals van de GePeOE hun beschuldigingen uitten… vanwege contrarevolutionaire activiteiten in het belang van het imperialisme.

De hysterie van bureaucratische haat tegen de Bolsjewistische Oppositie kreeg een zeer scherp politieke karakter in samenhang met de afschaffing van de beperkingen voor mensen van burgerlijke komaf. De verzoeningsgezinde decreten in relatie tot hun werkgelegenheid, arbeid en scholing zijn gebaseerd op de overweging dat het verzet en de weerstand van de voormalige heersende klasse zal afnemen in verhouding tot de steeds duidelijker wordende stabiliteit van het nieuwe regime. “We hebben deze beperkingen nu niet meer nodig”, verklaarde Molotov op een zitting van het Centraal Comité in januari 1936. Tegelijkertijd werd echter onthuld dat de meest kwaadaardige “klasse vijanden” worden gerekruteerd uit hen, die gedurende hun hele leven voor het socialisme hebben gevochten, beginnend bij de naaste medewerkers van Lenin, zoals Zinovjev en Kamenev. In tegenstelling tot de bourgeoisie worden volgens de Pravda de “Trotskisten” steeds wanhopiger “naarmate de kenmerken van een klassenloze socialistische maatschappij steeds duidelijker worden”. Het onzinnige karakter van deze filosofie, die voortkomt uit de noodzaak om nieuwe verhoudingen achter oude formules te verbergen, kan natuurlijk de werkelijke verschuiving in de sociale antagonismes niet verbergen. Aan de ene kant opent het scheppen van een nieuwe kaste van “gegoeden” ruime mogelijkheden tot carrière voor de meer ambitieuze nakomelingen van de bourgeoisie. Aan de andere kant schept hetzelfde fenomeen een scherpe en buitengewoon gevaarlijke ontevredenheid onder de massa’s en met name de arbeidersjongeren. Vandaar de uitroeiingtocht tegen de “reptielen en furies”. Het zwaard van de dictatuur, welke eerst werd gebruikt om hen te vellen die de privileges van de bourgeoisie wenste te herstellen, is nu gericht tegen hen, die in opstand komen tegen de privileges van de bureaucratie. De klappen worden niet uitgedeeld aan de klasse vijanden van het proletariaat, maar aan de proletarische voorhoede. In overeenstemming met haar veranderde grondslag, bestaat de politieke politie nu uit het meest gedemoraliseerde deel van de bureaucratie, terwijl ze in het verleden werd gerekruteerd uit de meest toegewijde en zelfopofferingsgezinde bolsjewieken.

In hun vervolging van revolutionairen, stortten de Thermidorianen al hun haat uit over hen die ze aan het verleden doet herinneren en ze angst aanjaagt voor de toekomst. De gevangenissen, de afgelegen gebieden van Siberië en Centraal Azië en de zich snel ver-menigvuldigende concentratiekampen, bevatten de bloem van de Bolsjewistische Partij, de meest vasthoudende en oprechte. Zelfs in de isolatiegevangenissen in Siberië worden leden van de Oppositie vervolgd met fouilleringen, postblokkades en honger. In de verbanning worden vrouwen gedwongen te scheiden van hun mannen, met als enig doel om hun weerstand te breken en spijtbetuigingen te ontlokken. Maar zelfs diegenen die spijt betuigen zijn niet veilig. Bij de eerste verdenking of hint van een of andere informant tegen hen, worden ze onderworpen aan een veelvoud van bestraffingen. Hulp aan bannelingen, zelfs door verwanten, wordt als misdrijf aangerekend. Wederzijdse hulp wordt als samenzwering bestraft.

Onder deze omstandigheden is het enige middel van zelfverdediging de hongerstaking. De GePeOE beantwoordt deze met gedwongen voeding of het aanbod vrijwillig te sterven. Gedurende de laatste jaren zijn er honderden leden van de Oppositie, zowel Russische als buitenlandse, doodgeschoten, gestorven door uitputting door een hongerstaking, of hebben zelfmoord gepleegd. In de afgelopen twaalf jaar hebben de autoriteiten keer op keer aan de wereld bekend gemaakt dat de Oppositie was uitgeroeid. Maar tijdens de “zuiveringen” in de laatste maand van 1935 en de eerste helft van 1936, werden er wederom honderdduizenden leden van de partij uitgebannen, waaronder vele tienduizenden “Trotskisten”. De meest actieve werden gelijk gearresteerd en afgevoerd naar gevangenis of concentratiekamp. Wat de rest aangaat, via de Pravda liet Stalin openlijk weten dat de lokale organen ze maar geen werk meer moest geven. In een land waar de staat de enige werkgever is, betekent dit de dood door langzame afsterving. Het aloude principe: Wie niet werkt, zal niet eten, is door een nieuwe vervangen: Wie niet gehoorzaamt, zal niet eten. Hoeveel bolsjewieken er precies zijn verbannen, gearresteerd, uitgeroeid, sinds 1923, toen het tijdperk van Bonapartisme begon, zullen we pas uitvinden als we door de archieven van de politieke politie van Stalin kunnen gaan. Hoeveel van hen nu nog ondergronds zitten, zal blijken als de schipbreuk van de bureaucratie begint.

Hoeveel belang kunnen twintig of dertig duizend Opposanten hebben op een partij van 2 miljoen? Zo’n vraagstuk is niet door simpelweg de aantallen tegenover elkaar te zetten te beantwoorden. Tien revolutionairen in een regiment zijn genoeg om haar, in een vuurrode politieke atmosfeer, over te brengen naar de kant van het volk. Niet voor niets zijn de Staven doodsbang voor kleine ondergrondse kringen, of zelfs op zichzelf staande individuen. Deze reactionaire angst van de Generale Staf, waarvan de gehele stalinistische bureaucratie is doordrongen, verklaart het achterlijke karakter van haar vervolgingen en haar giftige beschuldigingen.

Victor Serge, de schrijver die alle stadia van repressie in de Sovjet-Unie heeft meegemaakt, bracht verbazingwekkend nieuws mee naar Europa van diegenen die martelingen moeten ondergaan voor hun loyaliteit aan de revolutie en vijandigheid tegen haar doodgravers. Hij schrijft: “Ik overdrijf niets, ik weeg elk woord. Ik kan al mijn verklaringen ondersteunen met tragisch bewijs en met namen. Onder deze massa van martelaren en opposanten, grotendeels stilzwijgend, is een heldhaftige minderheid mij liever dan alle anderen; kostbaar vanwege haar energie, haar indringendheid, haar toewijding tot het bolsjewisme van het grote tijdperk. Duizenden van deze communisten van het eerste uur, kameraden van Lenin en Trotski, bouwers van de Sovjet republiek toen de Sovjets nog steeds bestonden, proberen de principes van het socialisme hoog te houden tegenover de innerlijke degeneratie van het regime en verdedigen zo goed als ze kunnen (en alles wat ze kunnen is toegeven aan alle mogelijke opofferingen) de rechten van de arbeidersklasse. Ik breng jullie nieuws van degenen die daar zijn opgesloten. Wat er ook gebeurt, ze zullen volhouden. Zelfs als ze niet levend de nieuwe revolutionaire dageraad zullen zien. De revolutionairen in het Westen kunnen op hen rekenen. De vlam zal brandende worden gehouden, al is het in de gevangenis. Jullie moeten –wij moeten- hen verdedigen in het belang van de verdediging van de arbeidersdemocratie in de wereld, in het belang om het bevrijdende beeld van de dictatuur van het proletariaat te redden en op zekere dag de morele grootheid van de Sovjet-Unie en het vertrouwen van de arbeiders te herstellen”.

3. DE ONVERMIJDELIJKHEID VAN EEN NIEUWE REVOLUTIE.

Tijdens de discussie over het afsterven van de staat, schreef Lenin dat het gebruik om de regels van het sociale leven te observeren alle noodzaak van dwang kan verliezen, “als er niets meer is dat verontwaardiging, protest en opstand kan provoceren en dus een noodzaak tot onderdrukking creëert”. De kern van de zaak ligt in dit ‘als’. Het huidige regime van de Sovjet-Unie veroorzaakt protest met elke stap die ze zet en des te vuriger naarmate het meer wordt onderdrukt. De bureaucratie is niet alleen een apparaat van dwang, maar ook een constante bron van provocatie. Juist het bestaan van een inhalige, liegende en cynische kaste van heersers schept onvermijdelijk een verborgen verontwaardiging. De verbetering van de materiële omstandigheden voor de arbeiders verzoent hen niet met de autoriteiten; integendeel, door hun zelfrespect te laten stijgen en zo hun gedachten bevrijdend voor de meer algemene politieke vraagstukken, wordt de weg voorbereid tot een open conflict met de bureaucratie.

De onverwijderbare “leiders” houden ervan verklaringen af te geven over de noodzaak om te “studeren”, “om zich technieken eigen te maken”, tot “culturele zelfeducatie” en andere lofwaardige inspanningen. Maar de heersende laag zelf is kortzichtig en onbeschaafd; ze bestudeert niets serieus en is onbetrouwbaar en onbeschoft in haar sociale contacten. Haar voornemen om alle terreinen van het sociale leven te controleren, om niet alleen te regeren over de coöperatieve winkels, maar ook over muzikale composities, is daarom des te ondragelijker. De Sovjet bevolking kan niet naar een hoger cultureel niveau stijgen zonder zich te bevrijden van deze vernederende onderwerping aan een kaste van uitbuiters.

Zal de bureaucraat de arbeidersstaat verslinden, of zal de arbeidersklasse korte metten maken met de bureaucraat? Zo staat de kwestie van het lot van de Sovjet-Unie ervoor. De grote meerderheid van de Sovjet arbeiders staan tegenwoordig vijandig tegenover de bureaucratie. De boerenmassa’s haten hen met hun gezonde volkse haat. Als in tegenstelling tot de arbeiders, de boeren bijna nooit de weg van open opstand hebben ingeslagen, daarmee de protesterende dorpen overlatend aan verwarring en machte-loosheid, is dat niet alleen vanwege de onderdrukking. De arbeiders zijn minder bang voor het feit, mochten ze de bureaucratie eruit gooien, dat hiermee de weg wordt geopend naar kapitalistische restauratie. De onderlinge verhoudingen tussen de staat en de klasse zijn veel ingewikkelder dan ze worden voorgesteld door de vulgaire “democraten”. Zonder een geplande economie zou de Sovjet-Unie tientallen jaren worden teruggeworpen. In dat opzicht vervult de bureaucratie nog steeds een noodzakelijke functie. Maar ze vervult deze op zodanige wijze, dat ze een explosie van het hele systeem aan het voorbereiden is, die alle resultaten van de revolutie zou kunnen wegvagen. De arbeiders zijn realisten. Zonder zichzelf ten aanzien van de heersende kaste voor de gek te houden – in ieder geval ten opzichte van de lagere regionen, die dichter bij haar staan- zien ze in de opzichter een bepaald deel van hun veroveringen terug, voor zolang het duurt. Onvermijdelijk zullen ze de onbetrouwbare, schaamteloze en leugenachtige opzichter verdrijven zodra zich een alternatief aandient. Maar hiervoor is het noodzakelijk dat in het Westen of in het Oosten een nieuwe revolutionaire dageraad aanbreekt.

Het afnemen van de zichtbare politieke strijd wordt door de vrienden en agenten van het Kremlin afgeschilderd als een “stabilisatie” van het regime. In werkelijkheid bewijst het alleen een tijdelijke stabilisatie van het regime. Omdat de algemene ontevredenheid diep is doorgedrongen, met name de jongere generatie gaat zwaar gebukt onder dit “verlichte absolutisme”, waarin zoveel meer absolutisme dan verlichting zit. De toenemende onheilspellende jacht van de bureaucratie tegen elk sprankje van levende gedachten en de ondragelijke druk van de lofzangen op de zaligmakende voorzienigheid in de persoon van de “leider”, getuigen beiden van een toenemende kloof tussen de staat en de samenleving. Ze getuigen van een aanhoudende intensivering van de innerlijke tegenstellingen, een druk op de randen van de staat, die zich een uitweg zoekt en onvermijdelijk ook zal vinden.

In een oprechte inschatting van de situatie hebben de niet onregelmatige terroristische aanslagen tegen vertegenwoordigers van de macht een zeer groot belang. De meest geruchtmakkende hiervan was de moord op Kirov, een slimme en nietsontziende dictator uit Leningrad, een typische vertegenwoordiger van zijn bedrijf. Op zichzelf zijn terroristische aanslagen al helemaal niet in staat om een Bonapartistische oligarchie omver te werpen. Hoewel de individuele bureaucraat bang is voor de revolver, is de bureaucratie als geheel in staat om een terroristische daad in haar eigen voordeel te gebruiken, als rechtvaardiging van haar eigen gewelddadigheden en, incidenteel, de schuld in de schoenen van haar politieke tegenstanders te schuiven (de affaire met Zinovjev, Kamenev en anderen). Individuele terreur is het wapen van ongeduldige of wanhopige personen, meestal tot de jongere generatie van de bureaucratie zelf behorend. Maar, zoals tijdens het tsaristische tijdperk al het geval was, zijn politieke moorden onmiskenbare symptomen van een stormachtige atmosfeer en de voorbode van een openlijke politieke crisis.

Door de nieuwe grondwet te introduceren laat de bureaucratie zien dat ze dit gevaar voelt en probeert voorbereidende maatregelen te treffen. Maar meer dan eens in het verleden is het gebeurd dat een bureaucratische dictatuur, die haar heil zocht in “liberale” hervormingen, alleen zichzelf verzwakte. Terwijl het Bonapartisme openlijk wordt getoond, schept de nieuwe grondwet tegelijkertijd een semi-legale dekmantel voor het gevecht hiertegen. De rivaliteit van de bureaucratische kliekjes tijdens de verkiezingen, kunnen het begin van een bredere politieke strijd zijn. De zweep tegen “slecht werkende machtsorganen” kan veranderd worden in een zweep tegen het Bonapartisme. Alle indicatoren wijzen erop dat een verdere loop van de ontwikkeling onvermijdelijk tot een botsing moet leiden tussen de cultureel ontwikkelde krachten van de bevolking en de bureaucratische oligarchie. Er is geen vreedzame uitslag voor dit gevecht. Er is geen beest dat vrijwillig zijn klauwen laat kortwieken. De Sovjet bureaucratie zal haar posities niet zonder een gevecht opgeven. De ontwikkeling leidt duidelijk naar de revolutionaire weg. Met de energieke druk van de gewone bevolking, samen met de in die omstandigheden desintegratie van het regeringsapparaat, kan de weerstand van diegenen die nu aan de macht zijn, veel zwakker zijn als nu wordt gedacht. Maar hierover kunnen we alleen maar hypotheses opstellen. Hoe dan ook kan de bureaucratie alleen worden verwijderd door een revolutionaire macht. En, zoals altijd, zullen er minder slachtoffers zijn naarmate de aanval doortastender en doorslaggevender is. Om dit voor te bereiden en aan het hoofd van de massa’s te staan in een geschiedkundig gunstige periode – dat is de taak van de Sovjet sectie van de Vierde Internationale. Vandaag is zij nog zwak en in de illegaliteit gedreven. Maar een illegaal bestaan van een partij is iets anders als non-existent. Het is alleen een moeilijke vorm van bestaan. Repressies blijken een probaat middel te zijn tegen een klasse die van het toneel aan het verdwijnen is – dit is volledig bewezen tijdens de revolutionaire dictatuur van 1917 tot 1923- maar gewelddadigheden tegen een revolutio-naire voorhoede kunnen een bepaalde kaste niet redden die, als het in het algemeen het lot van de Sovjet-Unie is zich verder te ontwikkelen, zichzelf heeft overleefd.

De revolutie die de bureaucratie tegen zichzelf aan het voorbereiden is, zal geen sociale revolutie zijn, zoals die van oktober 1917. Het is in dit geval geen kwestie van het veranderen van de economische verhoudingen in de samenleving; van het vervangen van de ene vorm van eigendomsverhoudingen door andere. De geschiedenis heeft al eerder andere dan alleen sociale revoluties gekend, waarin een feodaal door een burgerlijk regime werd vervangen, maar ook politieke revoluties die, zonder de economische fundamenten van de samenleving te vernietigen, toch de oude politieke toplaag wist weg te vagen, zoals in 1830 en 1848 in Frankrijk en februari 1917 in Rusland. Natuurlijk zal de omverwerping van de Bonapartistische kaste diepgaande sociale gevolgen hebben, maar op zich blijft dit binnen de grenzen van een politieke revolutie.

Dit is de eerste keer in de geschiedenis dat er op basis van een arbeidersrevolutie een staat is ontstaan. De fases die zij moet doorstaan staan nergens beschreven. Het is waar dat de theoretici en scheppers van de Sovjet-Unie hoopten dat een volledig transparant en flexibel Sovjetsysteem het aan de staat toe zou staan zich vreedzaam te hervormen, op te lossen en af te sterven, in overeenstemming met de fases van economische en culturele ontwikkeling van de samenleving. Maar ook hier bleek de praktijk vele malen weer-barstiger dan de theorie kon voorzien. Het proletariaat van een onderontwikkeld land zag zich gedwongen de eerste socialistische revolutie door te voeren. Voor dit historische voorrecht moet ze, volgens alle bewijslast, betalen met een tweede, aanvullende, revolutie; tegen het bureaucratisch absolutisme. Het programma van de nieuwe revolutie hangt voor een groot deel af van het moment waarop ze uitbreekt, op het niveau dat het land op dat moment heeft bereikt en, voor een groot deel, op de internationale situatie. De fundamentele elementen van het programma zijn al duidelijk en zijn in de loop van het boek naar voren gekomen, als een objectieve gevolgtrekking uit de analyse van de tegenstellingen in het Sovjet regime.

Het is geen kwestie de ene heersende kliek door een andere te vervangen, maar juist de methodes waarop het bestuur van de economie en de leiding aan de cultuur van het land wordt uitgevoerd. Bureaucratische autocratie moet vervangen worden door Sovjet democratie. Een herstel van het recht op kritiek, werkelijk vrije verkiezingen, zijn noodzakelijke voorwaarden voor een verdere ontwikkeling van het land. Dit voor-onderstelt een heropleving van vrijheid voor Sovjet partijen, te beginnen met de partij voor bolsjewieken en de heroprichting van vakbonden. Door de democratie terug te brengen in de industrie zal er een radicale herziening van de plannen in het belang van de gewone arbeiders plaatsvinden. Een vrije discussie over economische problemen zal de overhead kosten van de overheid als gevolg van fouten en zwenkingen doen dalen. Dure prestige projecten – paleizen voor de Sovjets, nieuwe theaters, super-de-luxe metro’s – zullen naar de achtergrond verdwijnen ten faveure van arbeiderswoningen. “Burgerlijke distributienormen” zullen tot het uiterst noodzakelijke worden beperkt en, in overeenstemming met de groei van de sociale welvaart, plaatsmaken voor socialistische gelijkwaardigheid. Rangen en standen zullen direct worden afgeschaft. Het metaal van de medailles kan de smeltoven in. De jeugd zal de kans krijgen weer vrij adem te halen, kritiek te hebben, fouten te maken en op te groeien. De wetenschap en de kunst zullen van hun ketenen worden bevrijd. En, als laatste, de buitenlandse politiek zal terugkeren tot de tradities van het revolutionair internationalisme.

Meer dan ooit is het lot van de oktoberrevolutie verbonden aan het lot van Europa en de hele wereld. Over de problemen van de Sovjet-Unie wordt nu beslist op het Spaanse schiereiland, in Frankrijk, in België. Op het moment dat dit boek verschijnt zal de toestand vele malen duidelijker zijn dan vandaag, terwijl voor de muren van Madrid de burger-oorlog in volle gang is. Als de Sovjet bureaucratie, met haar verraderlijke Volksfront-politiek, erin slaagt de reactie aan een overwinning te helpen in Spanje en Frankrijk – en de Komintern doet alles wat ze kan in die richting – dan staat de Sovjet-Unie op de rand van vernietiging. Dan is een burgerlijke contrarevolutie in plaats van een opstand van de arbeiders tegen de bureaucratie aan de orde van de dag. Als, ondanks de gezamenlijke sabotage van de reformistische en “communistische” leiders, het proletariaat van West Europa toch een route naar de macht vindt, zal dat een nieuw hoofdstuk openen in de geschiedenis van de Sovjet-Unie. De eerste overwinning van een revolutie in Europa zal als een elektrische schok door de Sovjet massa’s gaan, hun ruggen rechten, hun onafhankelijkheidsgeest sterken, de tradities van 1905 en 1917 heropwekken, de positie van de Bonapartistische bureaucratie ondermijnen en voor de Vierde Internationale van niet minder belang zijn, als de oktoberrevolutie had voor de Derde Internationale. Alleen op deze wijze kan de eerste Arbeidersstaat gered worden voor de socialistische toekomst.