Leon Trotski

Stalinisme en bolsjewisme


Geschreven: 29 augustus 1937
Transcriptie: genomen uit een Proletarisch Links brochure (Kommunistenbond Proletarisch Links (NL)) nr. 7. Transcriptie gedaan door Adrien Verlee.
Deze versie: HTML en taalkundige nalezing door Maarten Vanheuverswyn, voor het Marxists Internet Archive, februari 2004


Reactionaire tijdperken als de onze ontbinden en verzwakken niet alleen de arbeidersklasse en haar voorhoede, maar drukken ook het algemene ideologische niveau van de beweging omlaag en werpen de politieke opvattingen terug op al doorlopen fasen. Het is voor alles de taak van de voorhoede zich niet door het teruglopen van de beweging te laten meevoeren. Zij moet tegen de stroom oproeien. Als een ongunstige krachtsverhouding haar belet de verkregen posities te behouden, dan moet zij tenminste haar ideologische posities vasthouden, want daarin is de duur betaalde ervaring van het verleden uitgedrukt.

Dwazen zullen deze politiek als ‘sektarisme’ bestempelen. In feite is het de enige weg om met de komende historische opgang een nieuwe grootse sprong voorwaarts voor te bereiden.

DE REACTIE TEGEN HET MARXISME EN HET BOLSJEWISME

Grote politieke nederlagen lokken onvermijdelijk een herwaardering van de standpunten — in twee richtingen — uit. Enerzijds verdedigt de werkelijke voorhoede, verrijkt door de ervaring van de nederlaag, met hand en tand de erfenis van de revolutionaire opvattingen en tracht op deze basis nieuwe kaders voor de komende massastrijd op te leiden. Anderzijds doen de — door de nederlagen bang geworden — routiniers, centristen en dilettanten hun best de autoriteit van de revolutionaire traditie te vernietigen en gaan opnieuw op zoek naar een ‘Nieuwe wereld’.

Men zou een overvloed aan voorbeelden van ideologische reactie, die meestal de vorm van verslagenheid aanneemt, kunnen aanvoeren. De gehele literatuur van de Tweede, en Derde, Internationale, evenals die van haar epigonen van het Londense bureau, bestaat hoofdzakelijk uit dergelijke voorbeelden. Geen spoor van een marxistische analyse. Niet één serieuze poging om de oorzaken van de nederlagen te verklaren. Geen enkel origineel woord over de toekomst. Niets dan clichés, conformiteit, leugens en boven alles de zorg voor het eigen bureaucratisch zelfbehoud. Het is voldoende om tien regels van een Hilferding of een Otto Bauer te ruiken om de verrotheid te onderkennen. De theoretici van de Komintern zijn het niet eens waard om genoemd te worden. De beroemde Dimitroff is even onwetend en banaal als een winkelier over de dingen die hij verkoopt. De hersens van deze lieden zijn te lui om het marxisme te verwerpen, ze misbruiken het. Zij interesseren ons niet. Laten we naar de ‘vernieuwers’ terugkeren.

De voormalige Oostenrijkse communist Willy Schlamm wijdde een boekje aan de Moskouse processen, met de sprekende titel: ‘De dictatuur van de leugen’. Schlamm is een begaafde journalist, voornamelijk geïnteresseerd in dingen van alle dag. Zijn kritiek op de Moskouse zwendel en zijn uiteenzetting over het psychologisch mechanisme van de ‘vrijwillige bekentenissen’ zijn voortreffelijk. Hij stelt zich hier echter niet mee tevreden. Hij wil een nieuwe socialistische theorie maken die ons in de toekomst voor zwendel en nederlagen moet behoeden. Maar omdat Schlamm volstrekt geen theoreticus is en duidelijk niet goed op de hoogte met de ontwikkelingsgeschiedenis van het socialisme, keert hij geheel tot het vóór-marxistische socialisme terug, en nog wel naar zijn Duitse, d.w.z. naar zijn achterlijkste, sentimenteelste en walgelijkste variant. Schlamm verwerpt de dialectiek en de klassenstrijd, om van de dictatuur van het proletariaat maar niet te spreken.

Het probleem van de omvorming van de maatschappij is door hem teruggebracht tot de realisatie van bepaalde ‘eeuwige’ zedelijke waarheden, waarmee hij de mensheid reeds onder het kapitalisme probeert te doordringen. In Kerenski’s blad ‘Nieuw Rusland’ (een oud Russisch provinciaal tijdschrift, dat nu in Parijs wordt uitgegeven) wordt de poging van Willy Schlamm om het socialisme door de inplanting van een zedelijke klier te redden, zowel met vreugde als met trots begroet.

Zoals de redactie terecht opmerkt is Schlamm tot de principes van het ware Russische socialisme gekomen, dat al lang geleden tegenover de droge en enghartige klassenstrijd de heilige grondstellingen van geloof, hoop en liefde stelde.

De ‘nieuwe’ doctrine van de Russische ‘sociaal-revolutionairen’ vertegenwoordigt in haar theoretische veronderstellingen slechts een terugkeer naar het socialisme van het Duitsland van vóór maart 1848! Het zou echter onrechtvaardig zijn om van Kerenski een diepgaandere kennis van de geschiedenis van de theorie te eisen dan van Schlamm. Veel belangrijker is het dat Kerenski, die het met Schlamm eens was, als hoofd van de regering de aanstichter was van de aanklacht tegen de bolsjewieken, waarin stond dat zij agenten van de Duitse generale staf waren, dat wil zeggen, dezelfde zwendel organiseerden waar tegenover Schlamm thans zijn door de motten aangetaste metafysisch absolutisme stelt.

Het psychologische mechanisme van de ideologische reactie van Schlamm c.s. is zeer eenvoudig. Korte tijd namen deze lieden aan een politieke beweging deel die bij de klassenstrijd zwoer en zich in woorden, zo niet in gedachten, op het dialectisch materialisme beriep. Zowel in Oostenrijk als in Duitsland eindigde dit in een catastrofe. Schlamm trekt een algemene conclusie: dit is het resultaat van de dialectiek en de klassenstrijd! En daar de keus van de onthullingen beperkt is door de historische ervaringen en... door persoonlijke kennis, stoot onze hervormer op zijn speurtocht naar ‘Het Woord’ op al lang terzijde geworpen rommel, die hij niet alleen dapper tegenover het bolsjewisme, maar ook tegenover het marxisme plaatst.

Op het eerste gezicht lijkt Schlamms soort ideologische reactie (van Marx tot Kerenski) te primitief om bij stil te blijven staan. Maar in werkelijkheid is ze echter bijzonder leerzaam. Juist dankzij haar primitiviteit vormt ze het algemene kenmerk van alle andere vormen van reactie, speciaal die welke uitdrukking geven aan het op grote schaal veroordelen van het bolsjewisme.

‘TERUG NAAR HET MARXISME?'

Het marxisme vond zijn hoogste historische uitdrukking in het bolsjewisme. Onder het vaandel van het bolsjewisme werd de eerste overwinning van het proletariaat behaald en de eerste arbeidersstaat opgericht. Niets kan deze feiten uit de geschiedenis wegschrappen. Maar daar de Oktoberrevolutie in de huidige fase geleid heeft tot de overwinning van de bureaucratie, met haar systeem van onderdrukking, plundering en vervalsing — tot de ‘dictatuur van de leugen’, zoals Schlamm treffend zegt — zijn vele formalistische en oppervlakkige geesten tot een kortzichtige conclusie geneigd: men kan niet tegen het stalinisme strijden zonder het bolsjewisme te verwerpen.

Schlamm gaat zoals we al zagen verder: het bolsjewisme, dat in stalinisme ontaardde, is uit het marxisme ontstaan, dus kan men het stalinisme niet bestrijden en daarbij tevens aan de grondslagen van het marxisme vasthouden.

Er zijn anderen — minder consequent, maar talrijker — die daarentegen zeggen “we moeten van het bolsjewisme naar het marxisme terugkeren”. Hoe? Naar welk marxisme?

Voordat het marxisme in de vorm van het bolsjewisme failliet ging, ging het al in de vorm van de sociaaldemocratie ten onder. Betekent de kreet “terug naar het marxisme” dan een sprong terug over de perioden van de Tweede en de Derde Internationale naar... de Eerste Internationale? Maar ook deze stortte op haar beurt ineen. Het wil dus tenslotte zeggen: terugkeren naar de volledige werken van Marx en Engels. Men kan deze heldhaftige sprong doen zonder zijn studeerkamer te verlaten of zelfs zijn pantoffels uit te trekken.

Maar hoe moeten we, terwijl we enige tientallen jaren van theoretische en praktische strijd overslaan — waaronder het bolsjewisme en de Oktoberrevolutie — van onze klassieken (Marx stierf in 1883, Engels in 1895) tot de taken van onze eigen tijd komen? Niemand die voorstelt het bolsjewisme te verwerpen, als een historisch ‘failliete’ stroming, heeft een nieuwe koers aangegeven. Het probleem is dus teruggebracht tot het eenvoudige advies om ‘Het Kapitaal’ te bestuderen.

Daar kunnen we moeilijk bezwaar tegen maken. Maar ook de bolsjewieken hebben Het Kapitaal bestudeerd, en niet met gesloten ogen. Dit heeft echter de degeneratie van de sovjetstaat en het in elkaar zetten van de Moskouse processen niet verhinderd.

Wat moet er dus gedaan worden?

IS HET BOLSJEWISME VERANTWOORDELIJK VOOR HET STALINISME?

Is het waar dat het stalinisme het wettige product van het bolsjewisme is, zoals alle reactionairen volhouden, zoals Stalin zelf beweert, zoals de mensjewieken, de anarchisten en bepaalde linkse doctrinairen — die zichzelf voor marxisten houden — geloven? “We hebben het altijd voorspeld”, zeggen ze, “sinds het verbod van de andere socialistische partijen, de onderdrukking van de anarchisten en de instelling van de bolsjewistische dictatuur in de sovjets, kon de Oktoberrevolutie slechts eindigen met de dictatuur van de bureaucratie. Stalin is zowel de voortzetting als het bankroet van het leninisme.”

De fout in deze redenering begint met de stilzwijgende gelijkstelling van bolsjewisme, Oktoberrevolutie en de Sovjet-Unie. Het historische proces van de strijd tussen vijandelijke krachten wordt vervangen door de ontwikkeling van het bolsjewisme in een vacuüm te plaatsen. Maar het bolsjewisme is slechts een politieke stroming, nauw verbonden met de arbeidersklasse, maar niet aan haar gelijk. Naast de arbeidersklasse zijn er in de Sovjet-Unie honderd miljoen boeren, verscheidene nationaliteiten, en een erfenis van onderdrukking, armoede en achterlijkheid. De staat, die door de bolsjewieken opgebouwd is, weerspiegelt niet alleen de gedachten en de wil van het bolsjewisme, maar ook het culturele niveau van het land, de sociale samenstelling van de bevolking, de druk van een barbaars verleden en een niet minder barbaars wereldimperialisme. Het degeneratieproces van de sovjetstaat als de ontwikkeling van zuiver bolsjewisme voorstellen betekent: de sociale werkelijkheid ontkennen namens één van haar — door zuivere logica afgezonderde — elementen. Men hoeft deze elementaire fout slechts bij zijn werkelijke naam te noemen om ieder spoor ervan te laten verdwijnen.

Het bolsjewisme vereenzelvigde zich echter nooit met de Oktoberrevolutie of met de arbeidersstaat, die uit haar ontstond. Het bolsjewisme beschouwde zichzelf als een van de factoren van de geschiedenis, de ‘bewuste’ factor. Een heel belangrijke, maar niet de beslissende factor. We hebben ons nooit aan historisch subjectivisme schuldig gemaakt. We zagen de beslissende factor — op de basis van de productiekrachten in de klassenstrijd, niet alleen op een nationale, maar ook op een internationale schaal.

Toen de bolsjewieken concessies deden aan de bezitsneigingen van de boeren, strenge regels voor het partijlidmaatschap opstelden, de partij van vreemde elementen zuiverden, andere partijen verboden, de N. E. P. invoerden, als concessie een zeker initiatief toestonden of diplomatieke overeenkomsten met imperialistische regeringen afsloten, trokken ze conclusies uit het fundamentele feit dat hen van het begin af aan theoretisch duidelijk was. Dat de verovering van de macht — hoe belangrijk die ook op zichzelf mag zijn — de partij helemaal niet tot de enige leider van het historische proces maakt. Als ze de staat heeft overgenomen, is de partij zeker in staat de ontwikkeling van de maatschappij met een tot nu toe onbereikbare kracht te beïnvloeden, maar daartegenover staat ze zelf aan een tienmaal zo grote beïnvloeding van alle overige elementen van deze maatschappij bloot. Ze kan door een directe aanval van vijandige krachten van de macht weggevaagd worden. Bij een trager ontwikkelingstempo kan ze, terwijl ze aan de macht blijft, innerlijk ontaarden.

Het is juist deze dialectiek van het historische proces, die niet door de sektarische logici, die in de verrotting van de stalinistische bureaucratie een vernietigend argument tegen het bolsjewisme willen vinden, begrepen wordt. In wezen zeggen deze heren: de revolutionaire partij, die geen garantie tegen haar eigen ontaarding in zich bergt, is ondeugdelijk.

Bij een dergelijk criterium wordt het bolsjewisme natuurlijk veroordeeld, want een beschermer heeft het niet. Maar het criterium zelf is verkeerd. Wetenschappelijk denken veronderstelt een concrete analyse, hoe en waarom degenereerde de partij?

Niemand anders dan de bolsjewieken zelf hebben tot nu toe zo een analyse gegeven. Om dit te doen hoefden ze niet met het bolsjewisme te breken. Integendeel, in haar arsenaal vonden ze alles wat ze nodig hadden om haar ondergang te verklaren. Ze trokken de volgende conclusie: Natuurlijk is het stalinisme uit het bolsjewisme ontstaan, echter niet logisch maar dialectisch. Niet als een revolutionaire bevestiging maar als een termidoriaanse negatie. Dit is volstrekt niet hetzelfde.

DE FUNDAMENTELE PROGNOSES VAN HET BOLSJEWISME

De bolsjewieken hoefden de Moskouse processen echter niet af te wachten om de oorzaken van de ontbinding van de regerende partij van de USSR te verklaren. Al lang voorzagen en bespraken ze de theoretische mogelijkheid van deze ontwikkeling. We mogen de voorspellingen van de bolsjewieken — niet alleen aan de vooravond van de Oktoberrevolutie, maar al jaren daarvoor — niet vergeten. De specifieke krachtsverhouding op het nationale en internationale vlak kan het proletariaat in staat stellen in een achterlijk land als Rusland het eerst de macht te grijpen. Maar dezelfde krachtsverhouding bewijst van te voren dat zonder een min of meer snelle overwinning van het proletariaat in de ontwikkelde landen de arbeidersregering in Rusland geen stand kan houden.

Aan haar lot overgelaten zal het Sovjetregime ten onder gaan of ontaarden. Juister: het zal eerst degenereren en vervolgens ten onder gaan. Ik schreef hier zelf, sinds 1905, meer dan eens over. In mijn ‘Geschiedenis van de Russische Revolutie’ (zie het appendix bij het laatste deel: ‘Socialisme in één land') zijn alle uiteenzettingen over dit vraagstuk, die door de bolsjewistische leiders tussen 1917 en 1923 gemaakt zijn, verzameld. Ze leiden allemaal tot één conclusie: zonder een revolutie in het Westen zal het bolsjewisme of door een binnenlandse contrarevolutie of door buitenlandse interventie of door een combinatie van beide vernietigd worden.

Lenin onderstreepte keer op keer dat de bureaucratisering van het Sovjetregime geen technisch of organisatorisch probleem was, maar het potentiële begin van de degeneratie van de arbeidersstaat. Op het elfde partijcongres in maart 1922 sprak Lenin over de ondersteuning die Rusland ten tijde van de NEP aangeboden kreeg van bepaalde bourgeois politici, in het bijzonder van de liberale professor Ustrialov.

“Ik ben voor de ondersteuning van de Sovjetmacht in Rusland” zei Ustrialov, hoewel hij een kadet en bourgeois was en de interventie had ondersteund, “omdat ze de weg betreden heeft waarop ze bij de gewone burgerlijke staatsmacht belandt”. (Lenin, Werken XXXIII blz. 273).

“Dergelijke dingen, waarover Ustrialov spreekt, zijn mogelijk, dat moet men openlijk uitspreken. De geschiedenis kent allerlei metamorfosen; zich verlaten op trouw aan overtuiging, toewijding en dergelijke prachtige zedelijke eigenschappen moet men in de politiek helemaal niet ernstig nemen. Prachtige zedelijke eigenschappen hebben een klein aantal mensen, het historische eindresultaat wordt beslist door reusachtige massa’s, die met het kleine groepje mensen, als ze niet in hun context passen, dikwijls niet al te vriendelijk omspringen”. (Lenin, Werken XXXIII blz. 273-274).

Om kort te gaan, de partij is niet de enige ontwikkelingsfactor en op een bredere historische schaal niet de beslissende.

“Het komt voor dat het ene volk het andere overwint”, vervolgt Lenin op hetzelfde congres, het laatste waaraan hij deelnam…

“Dat is heel eenvoudig en voor ieder begrijpelijk. Als het overwinnende volk een hogere cultuur heeft dan het overwonnen volk, dan dringt het het overwonnen volk zijn cultuur op; is het echter omgekeerd, dan kan het gebeuren dat het overwonnen volk zijn cultuur aan de veroveraars opdringt. Is iets soortgelijks niet in de hoofdstad van de RSFSR gebeurd, zijn daar niet 4700 communisten (bijna een hele divisie, en alle de beste) aan een vreemde cultuur onderworpen?” (Lenin, Werken XXXIII blz. 275).

Dit werd in het begin van 1922 gezegd en niet voor de eerste keer. De geschiedenis wordt niet door een paar mensen gemaakt, al zijn het de besten, en niet alleen dat deze besten kunnen degenereren in de geest van een vreemde d.w.z. een burgerlijke cultuur. Niet alleen kan de Sovjetstaat de socialistische weg verlaten, maar de bolsjewistische partij kan, onder ongunstige historische voorwaarden, haar bolsjewisme kwijtraken.

Uit het duidelijke begrip voor dit gevaar ontstond de in 1923 definitief gevormde Linkse Oppositie. Dag in dag uit de ontaardingsverschijnselen registrerend, trachtte ze tegenover de groeiende Termidor de bewuste wil van de proletarische voorhoede te stellen. Deze subjectieve factor bleek echter onvoldoende te zijn. De reusachtige ‘massa’s’, die volgens Lenin het resultaat van de strijd bepalen, werden de binnenlandse ontberingen en het te lange wachten op de wereldrevolutie moe. De stemming onder de massa’s nam af. De bureaucratie kreeg de overhand. Ze intimideerde de revolutionaire voorhoede, trad het marxisme met de voeten en misbruikte de bolsjewistische partij. Het stalinisme overwon.

In de vorm van de Linkse Oppositie brak het bolsjewisme met de Sovjetbureaucratie en haar Komintern. Dit was de werkelijke gang van zaken.

Zeker, in formele zin is het stalinisme uit het bolsjewisme voortgekomen. Zelfs vandaag blijft de Moskouse bureaucratie zich de bolsjewistische partij noemen. Ze gebruikt eenvoudig het oude naamkaartje van het bolsjewisme om de massa’s beter voor de gek te kunnen houden.

Des te beklagenswaardiger zijn die theoretici die de schil voor de kern aanzien en de schijn voor de werkelijkheid. Door het bolsjewisme en het stalinisme met elkaar te vereenzelvigen verlenen ze de grootst mogelijke dienst aan de termidorianen en spelen juist daardoor een duidelijke reactionaire rol. Gezien de verwijdering van alle andere partijen van het politieke toneel, moeten de antagonistische belangen en stromingen van de verschillende bevolkingslagen in zekere mate hun uitdrukking vinden in de regerende partij. In zoverre het politieke zwaartepunt van de proletarische voorhoede naar de bureaucratie is verschoven, is de partij — zowel in zijn sociale structuur als in zijn ideologie — veranderd.

Tengevolge van het onstuimige verloop van de ontwikkeling onderging ze de laatste vijftien jaar een veel radicalere ontaarding dan de sociaaldemocratie in een halve eeuw onderging. De huidige zuivering trekt niet slechts een bloedige lijn maar een hele stroom van bloed tussen het bolsjewisme en het stalinisme. De uitroeiing van de gehele oude generatie van bolsjewieken, van een aanzienlijk gedeelte van de middengeneratie die aan de burgeroorlog deelnam en dat gedeelte van de jeugd dat de bolsjewistische tradities ernstig nam, laat niet alleen een politieke maar ook een door en door fysieke onverenigbaarheid tussen het bolsjewisme en het stalinisme zien.

Hoe kan dit voorbij gezien worden?

STALINISME EN ‘STAATSSOCIALISME’

De anarchisten proberen, op hun beurt, in het stalinisme niet alleen het organische product van het bolsjewisme en het marxisme te zien, maar van het staatssocialisme in het algemeen. Ze zijn bereid Bakoenins patriarchale ‘federatie van vrije gemeenschappen’ door een modernere federatie van vrije sovjets te vervangen.

Maar ze zijn, evenals vroeger, tegen gecentraliseerde staatsmacht. Inderdaad, een tak van het ‘staats’marxisme, de sociaaldemocratie, werd, nadat ze aan de macht gekomen was, een openlijke agent van het kapitalisme. De andere tak verwekte een nieuwe bevoorrechte kaste. Het is duidelijk dat de bron van het kwaad in de staat ligt. Vanuit een breed historisch gezichtspunt zit er een korreltje waarheid in deze redenering. De staat als dwangapparaat is ongetwijfeld een bron van politieke en morele besmetting. Dit geldt ook — zoals de ervaring geleerd heeft — voor de arbeidersstaat. Bijgevolg kan men zeggen dat het stalinisme een maatschappijverhouding is waarin de maatschappij nog niet in staat was het dwangbuis van de staat af te werpen.

Maar deze toestand, die geen betekenis heeft voor de ontwikkeling van het bolsjewisme of het marxisme, kenschetst slechts het algemene culturele niveau van de mensheid, en voor alles de krachtsverhouding tussen proletariaat en bourgeoisie.

Nadat we het er met de anarchisten over eens zijn geworden, dat de staat — zelfs de arbeidersstaat — het resultaat van klassenbarbaarsheid is en dat de werkelijke geschiedenis van de mensheid met de afschaffing van de staat zal beginnen, dringt zich bij ons nog steeds in al haar kracht de vraag op: welke wegen en methoden zullen tenslotte tot de afschaffing van de staat leiden?

De jongste ervaring bewijst, dat dat in geen geval de methoden van het anarchisme zijn.

De leiders van de C.N.T., de enige belangrijke anarchistische organisatie ter wereld, werden op het kritieke moment burgerlijke ministers. Zij verklaarden hun openlijk verraad aan de theorie van het anarchisme uit de druk van de ‘buitengewone omstandigheden’.

Maar voerden indertijd de leiders van de Duitse sociaaldemocratie niet ongeveer hetzelfde excuus aan? Natuurlijk is de burgeroorlog geen vreedzame en gewone maar een ‘buitengewone’ omstandigheid. Maar juist op deze ‘buitengewone omstandigheden’ bereidt iedere serieuze revolutionaire organisatie zich voor. De Spaanse ervaring heeft nogmaals laten zien dat in boekjes, die onder ‘normale omstandigheden’ met toestemming van de burgerlijke staat uitgegeven zijn, de staat ‘ontkend’ kan worden, maar dat revolutionaire omstandigheden geen ruimte laten voor de ‘ontkenning’ van de staat; zij eisen daartegenover de verovering van de staat. Wij zijn volstrekt niet van plan de anarchisten te verwijten dat ze de staat niet door een eenvoudige pennenstreek geliquideerd hebben. Een revolutionaire partij is beslist nog geen absolute heerser over de maatschappij, al heeft ze de macht veroverd (waartoe de anarchistische leiders, ondanks de heldenmoed van de anarchistische arbeiders, niet in staat waren). Maar we keuren de anarchistische theorie, die zeer deugdelijk scheen voor vreedzame tijden, maar die snel verlaten moest worden zodra de ‘buitengewone omstandigheden’ van de... revolutie waren ingetreden, ten strengste af.

Vroeger waren er bepaalde generaals — en waarschijnlijk zijn ze er nu nog wel — die meenden dat oorlog het schadelijkste voor het leger was. Nauwelijks beter zijn die revolutionairen die beweren dat hun leer door de revolutie verwoest is. Marxisten zijn het wat betreft het einddoel: de omverwerping van de staat, geheel met de anarchisten eens.

Marxisten zijn slechts ‘aanhangers van de staat’ in zoverre de liquidatie van de staat niet bereikt kan worden door haar eenvoudig te ontkennen. De ervaring van het stalinisme weerlegt de leer van het marxisme niet, maar bevestigt haar in negatieve zin. De revolutionaire leer, die het proletariaat leert zich in situaties juist op te stellen en ze actief te benutten, houdt natuurlijk geen automatische garantie voor een overwinning in. Maar de overwinning is slechts mogelijk door de toepassing van deze leer. Sterker: de overwinning mag niet als een eenmalige gebeurtenis voorgesteld worden. Zij moet in het perspectief van een historische periode geplaatst worden. De eerste arbeidersstaat — op een lagere economische basis en door het imperialisme omringd — werd omgevormd tot de gendarmerie van het stalinisme. Maar het werkelijke bolsjewisme zette een strijd op leven en dood in tegen die gendarmerie. Om zich staande te houden is het stalinisme thans gedwongen een directe burgeroorlog te voeren tegen het bolsjewisme — dat de naam ‘trotskisme’ draagt — niet alleen in de USSR, maar ook in Spanje. De oude bolsjewistische partij is dood, maar het bolsjewisme steekt overal de kop op.

Stalinisme van bolsjewisme of marxisme afleiden is hetzelfde als — in bredere zin — contrarevolutie van revolutie afleiden. Het liberaal-conservatieve denken en later het reformistische denken werd altijd door dit cliché gekenmerkt. Als gevolg van de klassenstructuur van de maatschappij hebben revoluties altijd contrarevoluties veroorzaakt. Wijst dit er niet op, vraagt de logicus, dat er ergens een innerlijke tekortkoming in de revolutionaire methode zit? De liberalen, noch de reformisten zijn er echter tot nog toe in geslaagd een meer ‘economische’ methode te ontdekken. Maar hoewel het niet gemakkelijk is het aan de gang zijnde historische proces te verklaren, is het echter in het geheel niet moeilijk een verstandelijke uitleg aan de wisseling van zijn op- en neergangen te geven, en dus door zuivere logica het stalinisme uit het ‘staatssocialisme’, het fascisme uit het marxisme, de reactie uit de revolutie, in een woord, de antithese uit de these af te leiden.

Op dit gebied — evenals op vele andere — is de anarchistische gedachte de gevangene van het liberale rationalisme. Werkelijk revolutionair denken is zonder de dialectiek niet mogelijk.

DE POLITIEKE ‘ZONDEN’ VAN HET BOLSJEWISME ALS DE BRON VAN HET STALINISME

De argumenten van de rationalisten nemen soms, tenminste uiterlijk, een concreter karakter aan. Zij leiden het stalinisme niet uit het bolsjewisme in zijn algemeenheid af, maar uit zijn politieke zonden. (Een der duidelijkste vertegenwoordigers van deze denkwijze is de Franse schrijver van een boek over Stalin, B. Souvarine. De feitelijke en documentaire zijde van Souvarines werk is het resultaat van lang en nauwkeurig onderzoek. Maar de historische filosofie van de schrijver valt op door haar vulgariteit. Om alle opeenvolgende historische onheilen te verklaren, zoekt hij naar de innerlijke gebreken van het bolsjewisme. De invloed van de werkelijke omstandigheden van het historisch proces op het bolsjewisme ziet hij over het hoofd. Taine staat met zijn ‘milieu-theorie’ dichter hij Marx dan Souvarine.)

De bolsjewieken — zo zeggen Gorter, Pannekoek, enkele Duitse spartakisten en anderen — vervingen de dictatuur van het proletariaat door de dictatuur van de partij. Stalin verving de dictatuur van de partij, door de dictatuur van de bureaucratie. De bolsjewieken vernietigden alle partijen, uitgezonderd hun eigen partij. Stalin verstikte de bolsjewistische partij in het belang van een bonapartistische kliek. De bolsjewieken sloten compromissen met de bourgeoisie. Stalin werd haar bondgenoot en helper. De bolsjewieken verkondigden de noodzaak van deelname in de oude vakbonden en het burgerlijke parlement. Stalin sloot vriendschap met de vakbondsbureaucratie en de burgerlijke democratie. Men kan zoveel vergelijkingen maken als men wil. Ondanks al hun schijnbare effectiviteit zijn ze volkomen inhoudsloos.

Het proletariaat kan slechts door middel van haar voorhoede de macht grijpen. Op zichzelf komt de noodzakelijkheid van een staatsmacht voort uit een onvoldoende cultureel niveau en de heterogeniteit van de massa’s. In de revolutionaire voorhoede, georganiseerd in een partij, weerspiegelt zich het streven van de massa’s om haar vrijheid te verkrijgen. Zonder het vertrouwen van de klasse in de voorhoede, zonder steun aan de voorhoede door de klasse, kan er geen spraken zijn van de verovering van de macht. In deze zin zijn de proletarische revolutie en de dictatuur het werk van de gehele klasse, maar slechts onder leiding van de voorhoede.

De sovjets zijn slechts de organisatievorm van de verbinding tussen voorhoede en klasse. Slechts de partij kan aan deze vorm een revolutionaire inhoud geven. Dit is door de positieve ervaring van de Oktoberrevolutie en door de negatieve ervaring van andere landen (Duitsland, Oostenrijk en tenslotte Spanje) bewezen. Niemand heeft in de praktijk laten zien, of helder op papier uiteengezet, hoe het proletariaat de macht kan veroveren zonder de politieke leiding van een partij, die weet wat zij wil.

Het feit dat deze partij de sovjets politiek aan haar leiders ondergeschikt maakt, heeft op zichzelf het sovjetsysteem niet meer buiten werking gesteld dan de overheersing van de conservatieve meerderheid het Britse parlementaire systeem buiten werking heeft gesteld.

Wat het verbod van andere sovjetpartijen betreft, het kwam niet voort uit welke ‘theorie’ van het bolsjewisme dan ook, maar het was een maatregel ter bescherming van de dictatuur in een achterlijk en uitgeput land, aan alle kanten omringd door vijanden. Voor de bolsjewieken was het van het begin af aan duidelijk dat deze maatregel, die later door het verbod van fracties binnen de regerende partij zelf aangevuld werd, een kolossaal gevaar betekende.

De bron van dit gevaar lag echter niet in de leer of in de tactiek, maar in de materiele zwakte van de dictatuur en in de moeilijkheden van haar binnen- en buitenlandse situatie. Als de revolutie had gezegevierd — al was het maar in Duitsland — zou de noodzaak om andere sovjetpartijen te verbieden onmiddellijk vervallen zijn.

Het valt absoluut niet te bestrijden dat de heerschappij van één enkele partij als juridisch uitgangspunt diende voor het stalinistische totalitaire systeem. Maar de reden voor deze ontwikkeling ligt noch in het bolsjewisme noch in het verbod van andere partijen als een tijdelijke oorlogsmaatregel, maar in de reeks nederlagen van het proletariaat in Europa en Azië.

Hetzelfde geldt voor de strijd tegen het anarchisme. Tijdens de heroïsche fase van de revolutie gingen de bolsjewieken hand in hand met de onvervalste revolutionaire anarchisten. Velen van hen werden in de rijen van de partij getrokken. De schrijver van deze regels besprak meer dan eens met Lenin de mogelijkheid om aan de anarchisten bepaalde gebieden over te laten, waar ze, met toestemming van de plaatselijke bevolking, hun staatloze experiment zouden kunnen uitvoeren. Maar de burgeroorlog, de blokkade en de honger, lieten geen ruimte voor dergelijke plannen.

De opstand van Kronstadt? Maar de revolutionaire regering kon de opstandige zeelui natuurlijk niet de vesting die de hoofdstad beschermde ‘aanbieden’ alleen maar omdat zich bij de reactionaire muiterij van boeren en soldaten enkele twijfelachtige anarchisten hadden aangesloten. Een concrete historische analyse van de gebeurtenissen rond Kronstadt, Machno en andere episoden van de revolutie, laat niet de minste ruimte open voor legendes die gebouwd zijn op onwetendheid en sentiment.

Alleen het feit dat de bolsjewieken van het begin af aan niet slechts veroordelingen, maar ook dwang — dikwijls van de scherpste aard — toepasten, blijft over. Het is tevens onbetwistbaar dat de bureaucratie — die uit de revolutie ontstond — het systeem van dwang later ten eigenbaat monopoliseerde. Iedere ontwikkelingsfase, zelfs zulke catastrofale fases als revolutie en contrarevolutie, komt voort uit de voorafgaande fase, wortelt erin, en neemt enkele van haar kenmerken over.

De liberalen, inclusief de Webbs, hebben altijd volgehouden dat de bolsjewistische dictatuur slechts een nieuwe versie van het tsarisme was. Ze sluiten hun ogen voor ‘details’ als de afschaffing van de monarchie en de adelstand, de overdracht van de grond aan de boeren, de onteigening van het kapitaal, de invoering van een planeconomie, atheïstische opvoeding, enz. Precies zo sluit het liberaal-anarchistisch denken de ogen voor het feit dat de bolsjewistische revolutie, met al zijn onderdrukkingsmaatregelen, een omwenteling van de sociale verhoudingen in het voordeel van de massa’s betekende. Terwijl de stalinistische termidoriaanse omwenteling vergezeld gaat van de omvorming van de Sovjetmaatschappij in het belang van een bevoorrechte minderheid. Het is duidelijk dat in het aan elkaar gelijk stellen van stalinisme en bolsjewisme geen spoor van socialistische criteria aanwezig is.

THEORETISCHE VRAAGSTUKKEN

Een van de meest opvallende trekken van het bolsjewisme is zijn strenge, nauwkeurige, ja vittende houding tegenover vraagstukken van de leer. De 27 delen van Lenins werken zullen voor altijd een voorbeeld van de hoogste theoretische nauwgezetheid blijven. Zonder deze grondeigenschap zou het bolsjewisme nooit zijn historische rol ten uitvoer kunnen brengen. In dit opzicht staat het stalinisme — grof, onwetend en door en door empirisch — er lijnrecht tegenover.

De oppositie verklaarde meer dan tien jaar geleden in haar program: “Sinds de dood van Lenin is er een hele reeks nieuwe theorieën gemaakt waarvan het enige doel was: het afvallig worden van de stalinisten van de weg der internationale proletarische revolutie te rechtvaardigen” .

Slechts een paar dagen geleden schreef Listen M. Oak, een Amerikaanse schrijver die aan de Spaanse revolutie heeft deelgenomen:

“In feite zijn de stalinisten vandaag de dag de grootste revisionisten van Marx en Lenin — Bernstein durfde niet half zover te gaan in zijn herziening van Marx als Stalin”.

Dit is volkomen juist. Men moet er alleen aan toevoegen dat Bernstein werkelijk bepaalde theoretische noodzaken voelde. Hij probeerde zorgvuldig de relatie tussen de reformistische praktijken van de sociaaldemocratie en haar program tot stand te brengen.

De stalinistische bureaucratie heeft echter niet alleen niets met het marxisme gemeen, maar is in het algemeen iedere leer of systeem vreemd. Haar ‘ideologie’ is geheel en al doordrongen van een politiek subjectivisme. Haar praktijk is het empirisme van grof geweld. In overeenstemming met haar wezenlijke belangen staat de kaste van overweldigers vijandig tegenover iedere theorie; ze kan noch tegenover zichzelf, noch tegenover iemand anders verantwoording afleggen over haar maatschappelijke rol.

Stalin herziet Marx en Lenin niet met de pen van een theoreticus, maar met de laarzen van de GPOe.

VRAGEN DER MORAAL

Klachten over de ‘immoraliteit’ van het bolsjewisme komen voornamelijk van de opgeblazen nullen wier goedkope masker door het bolsjewisme is afgerukt. In kleinburgerlijke, intellectuele, democratische, ‘socialistische’, literaire, parlementaire en andere kringen overheersen conventionele waarden of een conventionele taal om hun gebrek aan waarden te versluieren. Dit bonte gezelschap kan, terwille van de wederzijdse bescherming, ‘leven en laten leven’ de aanraking van het marxistisch lancet op haar gevoelige huid niet verdragen. De theoretische schrijvers en moralisten, die tussen twee kampen aarzelen, waren van mening en menen dit nog steeds, dat de bolsjewieken opzettelijk de meningsverschillen overdrijven. Niet in staat zijn tot ‘loyale’ samenwerking en door hun ‘samenzweringen’ de eenheid van de arbeidersbeweging verstoren. Daarbij heeft de gevoelige en angstvallig nauwgezette centrist altijd gedacht dat de bolsjewieken hem ‘belasterden’, alleen omdat ze zijn eigen halve gedachten tot een goed einde brachten. Hijzelf was daar nooit toe in staat.

Maar het feit blijft, dat slechts die waardevolle kwaliteit — een compromisloze houding tegenover alle voorwendsels en uitvluchten — een revolutionaire partij, die zich niet door ‘buitengewone omstandigheden’ laat overrompelen, kan opbouwen.

De morele kwaliteiten van een partij komen in laatste instantie voort uit de historische belangen, die zij vertegenwoordigt. De morele kwaliteiten van het bolsjewisme: zelfverloochening, onbaatzuchtigheid, brutaliteit en minachting voor allerlei uiterlijke schijn en bedrog — de hoogste eigenschappen van de menselijke natuur — komen voort uit de revolutionaire onverzoenlijkheid in dienst van de onderdrukten. De stalinistische bureaucratie imiteert ook op dit gebied de woorden en gebaren van het bolsjewisme. Maar wanneer ‘onverzoenlijkheid’ en ‘onbuigzaamheid’ verwezenlijkt worden door een politieapparaat in dienst van een bevoorrechte minderheid worden ze een bron van demoralisatie en gangsterdom. We kunnen slechts verachting voelen voor deze heren die het revolutionaire heroïsme van de bolsjewieken met het bureaucratische cynisme van de termidorianen gelijkstellen.

***

Zelfs tegenwoordig, ondanks de dramatische gebeurtenissen van de afgelopen periode, geeft de doorsnee filister er de voorkeur aan te geloven dat de strijd tussen bolsjewisme (‘trotskisme’) en stalinisme om een botsing tussen persoonlijke ambities gaat, of op zijn best een conflict is tussen twee ‘schakeringen’ van het bolsjewisme. De grofste uitdrukking van deze mening gaf Norman Thomas, de leider van de Amerikaanse Socialistische Partij: “Er is weinig reden om aan te nemen”, schrijft hij (Socialist Review, september 1937, blz. 6) “dat indien i.p.v. Stalin Trotski gewonnen had, er een einde zou zijn gekomen aan de intriges, samenzweringen en het schrikbewind in Rusland”. En deze man beschouwt zichzelf als een... marxist.

Men zou met hetzelfde recht kunnen zeggen: “Er is weinig reden om aan te nemen dat i.p.v. Pius XI, Norman I de Heilige Stoel had veroverd, de katholieke kerk in een bolwerk van het socialisme veranderd zou zijn.”

Thomas is niet in staat te begrijpen dat het geen kwestie is van een wedstrijd tussen Stalin en Trotski, maar van een tegenstrijdigheid tussen de bureaucratie en het proletariaat. De heersende laag van de USSR wordt ook nu nog stellig gedwongen — terwijl ze tegelijkertijd door middel van een directe burgeroorlog (bloedige ‘zuivering en massa-uitroeing van de ontevredenen’) een verandering van het sociale regime voorbereidt — zich aan te passen aan de nog niet geheel geliquideerde erfenis van de revolutie. Maar in Spanje treedt de stalinistische kliek al openlijk als de beschermer van de burgerlijke orde tegen het socialisme op. De strijd tegen de bonapartistische bureaucratie verandert voor onze ogen in klassenstrijd: twee werelden, twee programma’s, twee moralen. Als Thomas meent dat de overwinning van het socialistische proletariaat op de laaghartige kaste van onderdrukkers het sovjetregime niet politiek en geestelijk zal doen herleven, geeft hij daarmee slechts te kennen dat hij, ondanks al zijn voorbehoud, uitvluchten en vrome verzuchtingen, veel dichter bij de stalinistische bureaucratie staat dan bij de arbeiders.

Zoals alle anderen, die het bolsjewisme van ‘immoraliteit’ betichten, heeft Thomas eenvoudig zich niet tot de revolutionaire moraal opgewerkt.

DE TRADITIES VAN HET BOLSJEWISME EN DE VIERDE INTERNATIONALE

De ‘linksen’, die hun ‘terugkeer’ naar het marxisme probeerden aan het bolsjewisme voorbij te gaan, beperkten zich in het algemeen tot het geneesmiddel voor alle kwalen: boycot van de oude vakbonden, boycot van het parlement, vorming van ‘echte’ sovjets. Dit kon in de verhitte dagen direct na de oorlog bijzonder vergaand schijnen. Maar nu in het licht van de jongste ervaring, hebben zulke kinderziektes zelfs als curiositeit hun betekenis verloren.

De Hollanders: Gorter en Pannekoek, de Duitse ‘Spartacisten’, de Italiaanse Bordigisten, toonden hun onafhankelijkheid t.o.v. het bolsjewisme slechts door één van haar kenmerken kunstmatig te overdrijven en zich tegenover de andere kenmerken te plaatsen. Maar noch in praktijk noch in theorie is er iets van deze ‘linkse’ tendensen overgebleven. Een indirect maar belangrijk bewijs dat het bolsjewisme voor deze periode de enige mogelijke vorm van marxisme is.

De bolsjewistische partij heeft tijdens de actie een combinatie van de grootste revolutionaire stoutmoedigheid en politiek realisme laten zien. Ze heeft voor de eerste maal de enige verbinding tussen voorhoede en klasse tot stand gebracht, die de overwinning kan verzekeren. De ervaring heeft bewezen dat het bondgenootschap tussen het proletariaat en de onderdrukte massa’s van het landelijke en stedelijke kleinburgerdom slechts mogelijk is door de politieke vernietiging van de traditionele kleinburgerlijke partijen. De bolsjewistische partij heeft de hele wereld getoond hoe een gewapende opstand en een greep naar de macht uitgevoerd moeten worden.

Degenen die tegenover de dictatuur van de partij de abstractie van de sovjets stellen, moeten begrijpen dat alleen dankzij de bolsjewistische leiding de sovjets in staat waren zichzelf uit de modder van het reformisme op te heffen en de staatsvorm van het proletariaat te verkrijgen. De bolsjewistische partij bracht tijdens de burgeroorlog de juiste verbinding tussen de kunst van het oorlog voeren en marxistische politiek tot stand. Zelfs als de stalinistische bureaucratie er in zou slagen de economische grondslagen van de nieuwe maatschappij te vernietigen, zal de ervaring van de planeconomie onder leiding van de bolsjewistische partij voor altijd als één van de grootste lessen van de mensheid de geschiedenis zijn ingegaan.

Dit kan slechts door gekwetste en beledigde sektariërs, die de historische ontwikkeling de rug hebben toegekeerd, ontkend worden.

Maar dit is niet alles. De bolsjewistische partij was slechts in staat haar schitterende ‘praktische’ werk uit te voeren omdat ze al haar stappen theoretisch belichtte. Het bolsjewisme schiep deze theorie niet: het marxisme leverde haar. Maar het marxisme is de theorie van de beweging, niet van stagnatie. Slechts gebeurtenissen op een kolossale historische schaal kunnen de theorie verrijken.

Het bolsjewisme leverde een bijdrage van onschatbare waarde aan het marxisme door haar ontleding van het imperialistische tijdperk als een periode van oorlogen en revoluties, van de burgerlijke democratie in de periode van het neergaande kapitalisme, van de verhouding tussen algemene staking en de opstand, van de rol van de partij, sovjets en vakbonden, tijdens proletarische revolutie, door haar theorie over de sovjetstaat, over de overgangseconomie, over fascisme en bonapartisme in de periode van kapitalistisch verval, en tenslotte door haar analyse van de ontaarding van de bolsjewistische partij en van de sovjetstaat.

Welke andere stroming heeft iets essentieel aan de conclusies en veralgemeningen van het bolsjewisme toegevoegd? Vandervelde, De Brouckère, Hilferding, Otto Bauer, Leon Blum, Zyromski, om over Major Attlee en Norman Thomas nog maar te zwijgen, leven theoretisch en politiek van de bedorven resten van het verleden.

De ontaarding van de Komintern wordt bijzonder scherp uitgedrukt door het feit dat ze naar het theoretische niveau van de Tweede Internationale is afgezakt. Al de verschillende tussengroepen (de Onafhankelijke Arbeiders Partij van Groot-Brittannië, de POUM e.a.) maken iedere week nieuwe — op goed geluk gekozen — fragmenten van Marx en Lenin dienstbaar aan hun directe behoeften. Ze kunnen de arbeiders niets leren.

Slechts de oprichters van de Vierde Internationale, die zich het totaal van de ervaringen en opvattingen van Marx en Lenin hebben eigen gemaakt, nemen een serieuze houding tegenover de theorie in.

De filisters mogen honen, dat 20 jaar na de oktoberoverwinning, de revolutionairen opnieuw teruggeworpen zijn tot bescheiden propagandistische voorbereidingen. De grote kapitalisten zijn, op dit punt zoals op vele andere, veel scherpzinniger dan de kleinburgers, die zichzelf voor ‘socialisten’ of ‘communisten’ houden. Het is geen toeval dat de kwestie van de Vierde Internationale de kolommen van de wereldpers niet verlaat. De brandende historische noodzaak van een revolutionaire leiding belooft de Vierde Internationale een buitengewoon hoog groeitempo. De beste garantie voor haar groei ligt in het feit dat ze niet terzijde van de grote historische weg is ontstaan, maar organisch uit het bolsjewisme is voortgekomen.