Klasse

= een groep personen die in het productieproces dezelfde functie vervult (= economisch aspect) en die zich van haar rol bewust geworden is (= sociaal aspect; -> klassenbewustzijn).

Welke klassen bestaan er?

a) zelfstandigen (boerenpachters, middenstanders, kleine ondernemers, vrije beroepen)
= deze zijn eigenlijk een tussenklasse, nl. gedeeltelijk bezittende klasse, gedeeltelijk arbeidersklasse. Zij worden trouwens steeds meer door deze laatste opgeslorpt (-> concentratie, proletarisatie).
Hun antikapitalistische houding bestaat erin, hun zelfstandigheid te verdedigen.

b) grootgrondbezitters
= klasse die leeft van haar grootgrondbezit (ze ontvangt hiervoor een grondrente of pacht, en doet aan grondspeculatie). Haar bestaan is onafscheidelijk aan het privébezit van de bodem verbonden.
Daarom zal deze klasse steeds samenspannen met de kapitalisten.
Historisch zijn de klassen a en b resten van vroegere klassen.

c) bourgeoisie (bezittende klasse, kapitalisten)
= klasse die eigenares der productiemiddelen is.

d) arbeidersklasse (proletariaat, salariaat)
= de personen die gedwongen worden hun arbeidskracht te verkopen.

In elke klasse en zelfs doorheen de klassen onderscheiden wij sociale lagen, d.w.z. mensengroepen die bepaalde kenmerken gemeenschappelijk hebben (vb. leeftijd, inkomen, cultuur). Deze sociale lagen mogen zeker niet los van de klassen bekeken worden, maar moeten wel met hun specifieke eigenschappen behandeld worden (vb. intellectuelen; nieuwe arbeidersklasse).

Klassenstrijd: aangezien de productiemiddelen privébezit zijn van een kleine groep mensen (de bourgeoisie) en daartegenover de grote massa arbeiders staat die hun arbeidskracht moeten verkopen aan de bezittende klasse, bestaat er een essentiële klassentegenstelling in de kapitalistische maatschappij, nl. tussen de arbeidersklasse – als schepper van de meerwaarde – en de bourgeoisie, die zich deze meerwaarde toe-eigent (zie: uitbuiting).

Klasseloze maatschappij:
- een maatschappij waarin alle mensen een zelfde rol spelen in het productieproces, nl. allen zijn scheppers van meerwaarde en genieten gelijkelijk van de vruchten van hun arbeid. De klassen en de klassentegenstellingen zijn daarin verdwenen. (In de communistische landen zijn de klassentegenstellingen nog niet volledig verdwenen. Men stelt immers vast dat bepaalde groepen – door hun functie in het productieproces – voorrechten verwerven: de bureaucraten en technocraten.)

Klassenbewustzijn:
het bewustzijn tot een bepaalde klasse te behoren. Dit uit zich niet steeds openlijk of bij alle leden der klasse. Het wordt echter sterker bij conflictsituaties (vb. stakingen of economische crises). De actie van partijen en syndicaten is erop gericht het bestaande bewustzijn te “meten” en het sluimerende gevoel te activeren rondom bepaalde problemen (rol van de militant in het syndicalisme!).

Men spreekt ook wel van economisch klassenbewustzijn (algemeen verbreid binnen de arbeidersklasse) en politiek klassenbewustzijn (de voorhoede). Andere marxisten denken dat men beter een onderscheid maakt tussen werkelijk klassenbewustzijn en mogelijk klassenbewustzijn (dit laatste is dan het uiterste punt tot waar het bewustzijn van een klasse kan gaan).

Nieuwe arbeidersklasse:
de arbeiders die in de modernste ondernemingen (= pilootbedrijven) werken, worden vaak een “nieuwe arbeidersklasse” genoemd. Hun arbeidskracht is nog slechts een klein onderdeel in de productie (door de automatisering). Hierdoor staan zij in een bevoordeelde positie t.o.v. de andere arbeiders. Zij ontvangen hogere lonen, want de loonkosten zijn slechts een miniem onderdeel in de productiekosten; zij krijgen meer sociale voordelen omdat een eventuele staking of veranderingen van arbeidskrachten enorme verliezen meebrengen voor de ondernemer, enz.

Nochtans is de verhouding in het productieproces niet grondig gewijzigd. Deze arbeiders blijven dezelfde functie spelen in de productie als hun collega’s in de andere bedrijven. Daarom spreken wij liever van een “nieuwe arbeiderslaag” binnen de arbeidersklasse.

MWBEL 1969, 2010