Georges Politzer
Beginselen van de filosofie
Deel 4 — De dialectiek


Vierde wet: verandering van kwantiteit in kwaliteit of wet van de sprongsgewijze vooruitgang

Er rest ons nog één wet van de dialectiek te bestuderen, voordat wij ons gaan bezighouden met de toepassing van de dialectiek op de geschiedenis.

Dit zal ons des te gemakkelijker vallen, nu wij in de vorige hoofdstukken al uiteengezet hebben wat negatie van de negatie betekent en wat men onder de eenheid van de tegendelen verstaat. Zoals steeds willen wij met voorbeelden werken.

1 Hervormingen of revolutie?

Een punt van discussie is de vraag of men de verandering van de kapitalistische in een socialistische maatschappij bereiken zal langs de weg van opeenvolgende hervormingen, ofwel door een plotselinge omwenteling, door een revolutie.

Laten wij ons even voor de geest halen wat wij al bestudeerd hebben. Elke verandering is het gevolg van de strijd tussen tegengestelde krachten. Iets ontwikkelt zich omdat het zijn eigen tegendeel in zich draagt, omdat het een eenheid van tegendelen vormt. Hoe voltrekt zich deze verandering nu? Dit is het nieuwe vraagstuk.

Men zou kunnen veronderstellen dat deze verandering zich langzamerhand voltrekt, door een reeks van kleine wijzigingen. Dat de groene appel tot een rijpe appel uitgroeit in een reeks van kleine, geleidelijke overgangen.

Zo denken velen dat de maatschappij langzamerhand verandert en dat het gevolg van een reeks van deze wijzigingen verandering van de kapitalistische in de socialistische maatschappij zal zijn. De kleine veranderingen zijn de hervormingen en de som van al deze kleine, geleidelijke wijzigingen moet dan een nieuwe maatschappijvorm opleveren.

Deze theorie noemt men het reformisme. De aanhangers van deze theorie worden reformisten genoemd. Niet omdat zij hervormingen voorstaan, maar omdat zij menen dat deze hervormingen voldoende zijn, dat zij door hun opeenhoping een geleidelijke maatschappelijke omwenteling teweeg zullen brengen.

Laten wij onderzoeken of dit waar is.

Politieke argumentatie

Wanneer wij de feiten nagaan, met name wat er in andere landen gebeurd is, zien wij dat er van het reformisme niets terecht gekomen is, daar waar men het geprobeerd heeft. De verandering van de kapitalistische maatschappij, haar vernietiging, is bijvoorbeeld wel in de Sovjet-Unie gelukt en niet door een reeks hervormingen, maar door een revolutie.

Historische argumentatie

Is het in het algemeen juist dat dingen zich ontwikkelen langs de weg van kleine wijzigingen, van hervormingen?

Laten wij nogmaals de feiten nagaan. Wanneer wij de historische veranderingen onderzoeken, bemerken wij dat deze zich niet onafgebroken en eindeloos voortzetten. Op een gegeven ogenblik treedt er in de plaats van een reeks van kleine wijzigingen, een plotselinge, sprongsgewijze verandering in.

In de geschiedenis van de maatschappij blijken de belangrijke gebeurtenissen steeds plotselinge omwentelingen, revoluties te zijn.

Zelfs wie de dialectiek niet kent weet in onze dagen dat er grote omwentelingen in de geschiedenis hebben plaats gevonden. En toch dacht men in de 17e eeuw dat “de natuur geen sprongen maakt”, men wilde toen nog niet inzien dat er in het onafgebroken ontwikkelingsproces ook plotselinge omwentelingen plaats vinden. Maar de wetenschap greep in deze gedachtegang in en toonde met feiten aan dat er plotselinge veranderingen optreden. De Franse Revolutie van 1789 opende nog beter de ogen. Zij was zelf een sprekend voorbeeld van een scherpe breuk met het verleden. En men kwam toen tot de ontdekking dat alle beslissende momenten in de geschiedenis belangrijke en plotselinge omwentelingen waren geweest. Bijvoorbeeld, de betrekkingen tussen staten die vriendschappelijk waren, worden koeler, gespannen, vervolgens vijandig en tenslotte breekt de oorlog uit als een plotselinge breuk in de loop der gebeurtenissen. Een ander voorbeeld, na de Eerste Wereldoorlog vond er in Duitsland een geleidelijke opkomst van het fascisme plaats, totdat op een zekere dag Hitler de macht in handen nam: Duitsland ging toen een nieuw historisch tijdperk in.

In onze dagen worden deze plotselinge omwentelingen weliswaar niet meer ontkend, maar vaak als toevalligheden beschouwd, als gebeurtenissen dus die niet hadden hoeven plaats vinden. Zo zegt men van de revoluties die de geschiedenis van de maatschappij heeft doorgemaakt: “dit zijn toevallige gebeurtenissen geweest.”

Wat de geschiedenis van Frankrijk betreft, zoekt men de verklaring van de val van het koningschap en van de revolutie in het feit dat Lodewijk XVI een zwakke en slappe man was: “Als hij een krachtige figuur was geweest, had de revolutie niet plaats gevonden.”

Sommige geschiedschrijvers gaan zelfs zover met betogen dat indien de koning te Varennes zijn diner bekort had, hij niet gevangen genomen zou zijn en de geschiedenis dus een ander verloop had gehad. De Franse Revolutie vond dus plaats door een toevallige samenloop van omstandigheden.

De dialectiek echter erkent dat de revoluties noodzakelijke vormen van ontwikkeling zijn. Er voltrekken zich weliswaar ook geleidelijk elkaar opvolgende veranderingen, maar door hun opeenhoping veroorzaken zij tenslotte plotselinge omwentelingen.

Wetenschappelijke argumentatie

Laten wij als voorbeeld water nemen. Te beginnen bij 1° laten wij de temperatuur van het water stijgen tot 98°, er vindt een onafgebroken verandering plaats. Maar kunnen wij hier onbeperkt mee doorgaan? Wij gaan verder met verwarmen tot 99°, maar bij 100° voltrekt zich een plotselinge verandering, het water wordt damp. Wanneer wij omgekeerd de temperatuur laten dalen van 99° tot 1°, dan hebben wij opnieuw een geleidelijke verandering. Maar zo kunnen wij evenmin onbeperkt doorgaan, want bij 0° verandert het water in ijs.

Van 1° tot 99° blijft het water nog steeds water, alleen zijn temperatuur verandert. Dit noemt men een kwantitatieve verandering, een verandering van kwantiteit ofwel hoeveelheid, in dit geval van de hoeveelheid warmte in het water. Wanneer het water in damp of ijs verandert, hebben wij dus een kwalitatieve verandering, een verandering van kwaliteit ofwel hoedanigheid: het is geen water meer, maar damp of ijs geworden.

Als het ding niet van hoedanigheid verandert, dan hebben wij dus met een kwantitatieve verandering te maken (in het voorbeeld van het water is er sprake van een verandering van de hoeveelheid toegevoegde warmte, maar niet van de hoedanigheid van het water). Als iets van hoedanigheid verandert, als het dus iets anders wordt, dan hebben wij te maken met een kwalitatieve verandering.

Wij zien dus dat de ontwikkeling van de dingen niet onbeperkt een kwantitatieve is. In hun ontwikkeling ondergaan de dingen tenslotte een kwalitatieve verandering. De kwantiteit slaat om in kwaliteit. Dit is een algemene wet. Maar zoals altijd moeten wij ons niet tot de abstracte formulering beperken.

In het werk van Engels, De Heer Eugen Dührings omwenteling in de wetenschap kan men in het hoofdstuk over “Dialectiek, kwantiteit en kwaliteit” een groot aantal voorbeelden vinden, die de juistheid van deze wet niet alleen in de natuur, de wetenschap, maar ook op alle andere gebieden bevestigen. De wet die dus bepaalt dat

“ ...louter kwantitatieve veranderingen op een bepaald punt in kwalitatieve verschillen omslaan.”[50]

Hier volgt nog een ander voorbeeld (door H. Wallon aangehaald in de Encyclopédie Française, deel 8, waarin hij naar Engels verwijst). Een zekere opgehoopte zenuwspanning brengt bij het kind het lachen te weeg, maar bij een verhoging van deze spanning slaat het lachen in huilen om, wanneer kinderen zich sterk opwinden en hevig lachen, eindigt het met tranen.

Tot slot willen wij nog een voorbeeld geven: de man, die zich bij de een of andere verkiezing kandidaat stelt. Indien er bijvoorbeeld 4.500 stemmen nodig zijn om de meerderheid te verkrijgen, wordt de man met 4.499 stemmen dus niet gekozen. Hij blijft wat hij was: een kandidaat. Met één stem meer wordt de kwantitatieve verandering een kwalitatieve verandering: van kandidaat wordt hij gekozene.

Deze wet geeft ons ook de oplossing voor het vraagstuk: hervormingen of revolutie?

Reformisten zeggen ons: “jullie wilt onbereikbare dingen, die slechts bij toeval gebeuren. Jullie zijn utopisten.” Maar steunend op deze wet, kunnen wij nu doorzien wie degenen zijn die van onmogelijke dingen dromen! Het onderzoek van de natuurverschijnselen laat ons immers zien dat de veranderingen niet eindeloos elkaar opvolgen, maar dat deze opeenvolging op een zeker moment voor een plotselinge omslag plaats maakt. Niet wij hebben deze wet zo maar uitgevonden, maar de wetenschap, de natuur, de werkelijkheid geven hem te zien.

Nu kan men zich afvragen: welke rol vervullen wij in deze plotselinge omwentelingen?

Wij willen op deze vraag antwoord geven en dit vraagstuk verder verdiepen door de toepassing van de dialectiek op de geschiedenis. Wij hebben hiermee een beroemd deel van het dialectisch materialisme bereikt: het historisch materialisme.

2 Het historisch materialisme

Wat is het historisch materialisme? Het is niets anders dan de toepassing van de ons nu bekende dialectische methode op de geschiedenis van de menselijke samenleving.

Voor een goed begrip hiervan moeten wij de term geschiedenis nauwkeurig omschrijven. Wie geschiedenis zegt, zegt verandering en wel verandering in de maatschappij. De maatschappij heeft een geschiedenis, waarin voortdurend veranderingen en grote gebeurtenissen plaats vinden. Nu rijst de vraag: wat veroorzaakt de veranderingen, die wij de maatschappij, in de loop van de geschiedenis, zien ondergaan?

Hoe verklaren we de geschiedenis?

Zo vraagt men zich af: “Waarom breken er steeds weer oorlogen uit? De mens moet toch eens in vrede kunnen leven!” Op deze vragen willen wij materialistische antwoorden geven.

Volgens de denkwijze van een kardinaal is de oorlog een straf van God. Dit is een idealistisch antwoord, dat de verklaring van de gebeurtenissen bij God zoekt. Door de geest zou de geschiedenis dus geschapen en gedreven worden.

De Voorzienigheid erbij inroepen is eveneens een idealistische zienswijze. In Mein Kampf verklaarde Hitler, dat de geschiedenis het werk van de voorzienigheid is en hij dankt de voorzienigheid ervoor dat zijn geboorteplaats op de grens van Oostenrijk lag. God of de voorzienigheid verantwoordelijk stellen voor de geschiedenis is een makkelijke theorie. De mensen zijn machteloos en kunnen dus niets tegen de oorlog doen, zij moeten alles maar op zijn beloop laten!

Kunnen wij vanuit wetenschappelijk gezichtspunt een dergelijke theorie verdedigen? Kunnen wij de rechtvaardiging hiervan in de feiten terugvinden? Nee.

De eerste materialistische stelling in dit vraagstuk is, dat de geschiedenis niet het werk van God, maar van mensen is. De mensen kunnen de geschiedenis beïnvloeden en dus ook de oorlog tegengaan.

De geschiedenis is het werk van de mensen

“De mensen maken hun geschiedenis, hoe die ook moge uitvallen, doordat ieder zijn eigen, bewust gewilde doeleinden nastreeft en de resultante van deze veelvoudige, in verschillende richtingen werkende wilsuitingen en hun verschillende uitwerking op de buitenwereld is juist de geschiedenis. Het komt er dus op aan wat de vele afzonderlijke personen willen. De wil wordt bepaald door hartstocht of overleg. Maar de drijfveren, die weer de hartstocht of het overleg rechtstreeks bepalen, zijn van zeer verschillende aard ... Anderzijds vraagt men zich af, welke drijfkrachten er weer achter deze motieven staan, welke historische oorzaken het zijn, die in de hoofden van de handelende personen tot zulke motieven worden.”[51]

Engels zegt hier dus dat de mensen geschiedenis maken door volgens hun wil te handelen, maar dat hun wil niet altijd in dezelfde richting gaat. Wat bepaalt dan het handelen der mensen? Waarom richt hun wil zich niet op dezelfde doeleinden?

Sommige idealisten zullen wel geneigd zijn te erkennen, dat de geschiedenis door de handelingen der mensen gemaakt wordt en dat dit handelen uit hun wil voortspruit. De wil bepaalt ons handelen, en onze gevoelens en gedachten bepalen weer onze wil. Wij krijgen het volgende proces: gedachte, wil, handeling en om de handeling te verklaren volgen wij hetzelfde proces in omgekeerde richting en eindigen bij de gedachte als de beslissende oorzaak.

Wij willen hierbij direct vaststellen, dat de invloed van grote mensen en theorieën niet te negeren valt, maar dat deze nog een verklaring behoeft. Het proces: idee — wil — handeling, geeft hiervan geen verklaring. Zo betogen sommigen dat Diderot en de Encyclopedisten in de 18e eeuw, door het verbreiden van de theorie over de rechten van de mens, de mensen voor deze ideeën gewonnen hebben en dat dezen daarom de revolutie gemaakt hebben. Zo zouden ook in de Sovjet-Unie de ideeën van Lenin de mensen gegrepen hebben, zodat zij in overeenstemming daarmee gehandeld hebben. Zo geraakt men tot de opvatting dat de ideeën van de grote leiders de drijfkrachten van de geschiedenis zijn, dat deze leiders de geschiedenis maken.

Wat is nu het materialistische standpunt in dit vraagstuk?

Wij hebben gezien dat er tussen het materialisme van de 18e eeuw en het moderne materialisme vele punten van overeenstemming waren, maar dat het oude materialisme over de geschiedenis een idealistische opvatting huldigde.

De idealistische theorie die wij hierboven besproken hebben — of deze nu ronduit idealistisch is ofwel verborgen achter een inconsequent materialisme — wil een verklaring geven, maar verklaart in feite niets.

“Het oude materialisme ... beoordeelt alles naar de motieven van de handeling, deelt de historisch handelende personen in edele en onedele in, en ontdekt dan in de regel dat de edelen de bedrogenen en de onedelen de overwinnaars zijn, waaruit dan voor het oude materialisme volgt dat er bij de studie van de geschiedenis niet veel stichtelijks aan de dag komt, en voor ons dat het oude materialisme zichzelf op historisch gebied ontrouw wordt, omdat het de daar werkende ideële drijfkrachten als laatste oorzaak aanneemt, in plaats van te onderzoeken, wat er dan achter hen staat, wat de drijfkrachten van deze drijfkrachten zijn.”[52]

Wat bepaalt de handeling? De wil, de ideeën, beweren deze idealisten. Maar waarom hebben de filosofen van de 18e eeuw juist die ideeën gehad? Als zij toen getracht hadden het marxisme te verbreiden, was er niet naar hen geluisterd, want in die tijd hadden de mensen dit niet begrepen.

Het gaat er niet alleen om ideeën naar voren te brengen, maar deze ideeën moeten ook nog weerklank vinden. De tijd moet rijp zijn, wil een bepaalde gedachte niet alleen aanvaard maar ook ontwikkeld kunnen worden.

Wij hebben altijd verklaard dat de ideeën van groot belang zijn, maar wij moeten ook nagaan waar zij vandaan komen.

Wij moeten dus onderzoeken wat de oorzaken zijn die ons op bepaalde ideeën brengen, wat in laatste instantie de stuwende krachten van de geschiedenis zijn.

_______________
[50] Fr. Engels: Feuerbach, blz. 38-39.
[51] Fr. Engels: Feuerbach, blz. 38-39.
[52] Fr. Engels: Feuerbach, blz. 40.