Heirbaut Karel

Het levensverhaal van een veldwerker


Geschreven: 1987
Bron: Boek in eigen beheer, onder de koepel van het Kultureelfront Vlaanderen, Barst: volkstoneelgroep Vlaanderen
Deze versie: spelling, met behoud van de volkse taal gehanteerd door K. Heirbaut, de tussenkoppen zijn behouden, maar de indeling in hoofdstukken is van het MIA
Transcriptie/HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, november 2007


De taal van de schrijver is behouden, anders zou de ‘geest’ van het boek geweld worden aangedaan. In dit verband moet geweten zijn dat het woord ‘Sjarel’ op Karel Heirbaut zelf slaat, dat die doktoors, geneesheren zijn, Leningrad Sint-Petersburg is en BOB, dat is de Bijzondere Opsporings Brigade. Vele andere woorden laten we maar zo.
MIA neemt dit werk op omdat door het verhaal van Karel Maes een heel stuk geschiedenis van de arbeidersbeweging tot ons komt door de ogen van een medespeler, en niet beperkt tot een geografische lokaliteit, maar de wereldverbanden ook laat zien, doorheen het verhaal over Karel Maes dan.


Kaft van het boek

Inhoudsopgave


In de Tabakstraat geboren

Kronkelingen op onze planeet!

Op ieder potje past een dekseltje

De welvaartstaat op wankele benen

In de maand mei revolteren de bloemen

Zuid-Amerikanen in het Waasland

Een dekenaal congres en een witgloeiende micro

Laat de doden rusten

Karel Maes in de ban geslagen


Voorwoord

We leven helaas niet in een wereld waarin elke vogel zingt zoals hij of zij gebekt is, het is nog altijd zo dat het spontane zingen je afgeleerd wordt en dat alleen de koppigsten nog een eigen geluid voortbrengen.

Als dat liedje fijn afgewerkt klinkt, is er niets aan de hand, dan krijg je waarschijnlijk — mits de nodige inspanning — de kans om te zingen ‘en public’. Dat er liederen ontstaan die in hun ruwe vorm als geïmproviseerde flamenco’s of als over en weer gezangen van Portugese landarbeiders kunnen meeslepen, ontroeren en inspireren, dat schijnt niemand meer te weten.

De eerste de beste fris verpakte stompzinnige stuiversroman wordt in feite meer gerespecteerd dan een spontaan en authentiek relaas van een medeburger. Zij hebben mooi spreken, de mensen die zeggen: ‘kwaliteit komt vanzelf wel bovendrijven, daar moet je niet naar zoeken’, die maken eigenlijk al een grondige selectie. Alleen ‘de besten’ krijgen bij hen een kans en voor de rest geldt: ‘schoenmaker blijf bij uw leest’.

Hoe kan je nu weten of je ergens goed in bent als je niet oefent, als je niet gestimuleerd wordt te oefenen? Hoe zouden er ooit mensen alleen al op ’t idee kunnen komen van ooit een pen vast te pakken als er zo’n klimaat heerst?

Er zijn er die realiteit beleven die elke fantasie, elke roman te boven gaan — allemaal ongeboren kinderen, verloren inhoud, verdampte kennis. En het is niet eens een noodlot, een ‘het kan nu eenmaal niet anders’, nee, in Turkije bijvoorbeeld zijn er doodgewone burgers genoeg die ’t in hun hoofd krijgen om hun levensgeschiedenis te laten drukken, of ze die nu zelf geschreven hebben of gedicteerd aan een ander.

Maar in België, economisch ontwikkeld en allang gealfabetiseerd, hoor je nog steeds: ‘Ja maar dat is niets voor ons soort mensen!’

Bescheidenheid siert de mens en wie zich daar niet aan houdt wordt een verwaand schepsel Gods genoemd.

Uit het niets kan niets ontstaan, overal is er eerst een voedingsbodem of een kiem waar anderen dan weer kunnen op verder kweken. Zo groeit cultuur en vormt zich kwaliteit.

Alsof we op een revolutie zouden moeten wachten waarna een soort socialistische cultuurproducten zomaar als paddenstoelen uit de grond zullen rijzen. Vandaag komen er steeds meer van ons in de miserie, in de werkloosheid en vooral in de uitzichtloosheid, ‘ons plan trekken’ is ook een Vlaamse leuze evenals: ‘onze bek opentrekken voor het te laat is’.

Wacht maar, wij zullen onze situatie wel formuleren: gij eerst en dan ik weer. Allez Sjarel, gij begint.

Uitgevers, houdt u klaar, werkers klim in de pen, zet de bandrecorder aan, voor mijn part de videocamera, de techniek staat voor niets. ‘Verspreiden, verkopen, de kosten dekken’, pruttelt de uitgever tegen, we zullen u helpen, we lanceren de slagzin: ‘verbeter de verspreiding, begin met je collega’s en ga door aan het stempellokaal!’

Bij de ene wekt hij onverdeelde sympathie, bij de anderen irritatie: Karel Heirbaut.

‘Schrijven is mijn beroep niet’, zegt hij en hij wil dat dat zo blijft. De realiteit krijgt voorrang, zelfs al gaat dat ten koste van een eventueel verdere literaire ontwikkeling. Karel heeft geen tijd, neemt geen tijd om de esthetische normen, de vormontwikkeling en de stijlen te bestuderen. De inhoud moet eruit, vóór alles, oprechtheid is de norm en is je moeders taal niet goed genoeg misschien? Het volgende boek moet steeds beter zijn dan het vorige, al doende leert men en de rest is voor de beroepsschrijvers, de broodschrijvers. ‘Mijn boek komt er toch, in eigen beheer en voor de verspreiding zorg ik zelf wel. Zwijgen? nee, dat kan ik niet.’

Juist, Karel is koppig.

Wie dat niet is, laat waarschijnlijk geen sporen achter zich en ook geen onmisbare registraties van een scheepswerf en haar naaste bevolking.

Welke schrijver/ster kan mensen én hun werk: de fysieke arbeid, de arbeidsverhoudingen, de onderhandelingen, de keuzes van de individuen met meer intensiteit beschrijven dan iemand die ’t zelf meegemaakt heeft jaar in jaar uit? Pas op, ik wil geen afbreuk doen aan de ettelijke schitterende bladzijden in onze literatuur over de arbeidsmomenten van boerenknechts op de velden, daar kon je nog langs wandelen en je enigszins inleven als beroepsschrijver. Fabriekswerk jarenlang ervaren, dat is nauwelijks een auteur beschoren. Zelfs Boon moest wachten tot ze thuiskwamen van hun werk.

Max von der Grün, de vroegere kompel uit het Ruhrgebied is een erkend auteur geworden, hij heeft zich na zijn ontslag op de literatuur gegooid met in herinnering, met als eerste motief zijn mijnwerkersbestaan.

Wolfgruber in Oostenrijk, bij ons Andreas Roels, ook ooit het arbeiders-, respectievelijk verkopersbestaan met anderen gedeeld, pakten het anders aan: ze hebben zich eruit geschreven of zijn ermee bezig. Ongelooflijk goed drukken wij de frustraties uit teweeggebracht door dat bestaan.

Dat je ook een positieve instelling kan hebben, nog heel andere zeer fundamentele aspecten kan zien dan de fatalistische, dat je gefascineerd kan zijn door het vallen en opstaan van een groep, de kracht kan voelen van aaneengesloten mensen op beslissende momenten, de motieven van individuen onophoudelijk wil doorgronden - dat is de literatuur in ’t algemeen nogal vreemd en zeker de laatste tijd.

Slechts therapeutisch is het schrijven en perspectiefloos wordt het bedreven, met gloed en zwier en op steeds weer andere manieren, origineel en spits, dat wel.

Karel waagt er zich aan, aan die positieve instelling of liever: hij is zo. Mijnwerkers en/of hun vrouwen in Engeland, tijdens of sinds hun grote staking hebben naar de pen gegrepen om hun bijzonder lange ingrijpende stakingservaring - hun gevecht voor hun bestaan uiteindelijk - in woorden niet verloren te laten gaan.

In Schotland zijn er een aantal werklozen die de uitzichtloosheid prima literair vorm geven: James Kelman en George Friel.

In Duitsland is er dan weer een vrouwelijke technicus, Imma Harms die een bijdrage levert op een heel andere manier, zij tracht de ontwikkeling van de technologie concreet te formuleren om hem van zijn mysterie en steeds uitdijende macht te ontdoen.

Steeds meer werknemers hebben de behoefte om hun verslechterde werkomstandigheden geformuleerd te zien en niet zelden is dat de jongere generatie, die van onder de dertig. De psychische druk van de moderne multinationals, de nieuwe Japanse en Amerikaanse knepen die dikwijls vaag, ondefinieerbaar hun kneed- en sloopwerk doen, willen zij bijvoorbeeld in een verslag uitgedrukt zien.

Voor deze mensen kan — op voorwaarde dat zijn boeken behoorlijk gedrukt en verspreid worden, onder andere Karel Heirbaut wat betekenen. De meest actieve hebben zijn naam al opgevangen en verbinden hem aan een actieverleden in de vakbond en daarbuiten.

De waarde van het boek ‘Ik, Ali’ van Günter Wallraff is onbetwistbaar, het heeft in de praktijk in Duitsland zijn diensten meer dan bewezen want veel van de wantoestanden die hij beschreven heeft zijn naar ’t schijnt nu opgeheven. Het boek is een bestseller geworden en terecht. Vreemd eigenlijk dat Onkruid op een scheepswerf en Een vakbond met één hart helemaal geen aandacht krijgen. Laat dat niet een beetje concluderen dat — afgezien van de sensatie natuurlijk — het publiek liever een verslag leest van een verklede intellectueel, liever een autoriteit gelooft dan iemand die zijn buurman in de volkswijk kan zijn? En is het ook geen kwestie dat men in eigen land om tactische redenen liever niet tegen bepaalde schenen schopt en dus geen reclame maakt, nauwelijks informatie geeft over bestaand materiaal?

Engagement dat is er pas wanneer er plaats is voor het geschreven woord van degenen die fysieke arbeid doen, deden, ertoe voorbestemd of ertoe opgeleid zijn — ook zonder dat er een ‘hoog’ literair niveau of een wetenschappelijk niveau als voorwaarde wordt gesteld.

In een maatschappij die allerhande lectuur, literatuur, wetenschappelijke en schijnwetenschappelijke studies niet leest maar consumeert — mits de vorm en de stijl maar enige pretentie toont — is arrogantie troef tegenover pogingen om een realiteit te beschrijven, een realiteit die dan nog gedeeld wordt door een zeer groot aantal mensen.

Karel jaagt de geschiedenis erdoor met geslepen sabel, schalkse humor, bewogen en betrokken, soms relativerend, soms met gloed verheffend. De dagen, de jaren worden aaneengeregen en in de handen van de ‘kleine’ grote mensen worden de gebeurtenissen gewikt, gewogen en gestuurd zo goed en zo kwaad als dat kan.

Ja, akkoord, soms is hij een pamflet aan het schrijven, hij kan ’t niet laten om de link te leggen tussen woord en daad, meegesleept, niet meer te stuiten doet hij zijn zin.

Afstand nemen? Soms klimt hij op ’n toren om het slagveld te overzien en bij momenten van bezinning lopen zijn figuren gewoonlijk rond een vijver. Maar meestal zit hij tussen de mensen en deelt met hen het Waas verleden en de Sint Niklaase context.

O wee wie tegen zijn mensen is, welke dictator of volksmisleider in welke vorm dan ook, daar veegt hij de goot mee uit, ongenadig onderscheidt hij zwart van wit - hoewel de mensen eigenlijk liever grijs zien, zoals hij zelf zegt.

Wie Een vrouw tussen twintig en acht gelezen heeft - een ode aan zijn grootmoeder - merkt de aansluiting, de overgang van zijn eigen jeugd en oorlogsherinneringen naar die van een ander, een stadsgenoot. ‘Veldwerkers gevraagd’ is maar één stap verder dan het vorige zeer ontroerende boek waarin de auteur naar zijn wortels graaft. Deze eenvoudige geschiedenis, in bescheiden oplage uitgegeven, heeft zijn lezers behoorlijk aangegrepen, vele streekgenoten hebben persoonlijk gereageerd. K. Heirbaut is niet alleen bij Leontine maar ook tussen verbazingwekkend veel mensen opgegroeid, in een hele gemeenschap, zeg maar. Als je ’t leest word je zelf kind en schuift aan bij het vuur in de blokmakersstal waar vertellingen het verleden vlakbij brengen. Je leert het ritme van geboorte, vrijen en trouwen, werken en sterven. Je merkt dat de wereldgebeurtenissen onophoudelijk door de gaten en kieren dringen van je huis, je ziet dat de mensen om je heen keuzes maken vóór of tegen, actief deelnemen in grote of in kleine mate en daartussen lopen anonieme persoonlijkheden die door hun houding hun omgeving extra beïnvloeden.

In deze beide boeken komt de essentie van het leven op je af. Het decor van Sint Niklaas is maar toevallig, de inhoud is universeel. Nooit worden er hersenspinsels geweven, het is een samenhangende werkelijkheid waar iedereen aan deelneemt. In plaats van vervreemding is er contact tussen de mensen en lotsverbondenheid. Geen salonpraat, daar zijn de omstandigheden niet naar. Geen geschilder om de tijd te doden, het gaat over niks anders dan over het avontuur van de mens voor wie uiteindelijk dagelijks brood en politiek één zijn. Maar, laten we ’t nu eens specifiek over de veldwerkers hebben.

Hoe bewegen communisten zich in katholiek Vlaanderen? Niet alleen Karel Maes wordt getekend, ook Frans Merckaert komt uit de verf, hij verschijnt je levendig voor de geest.

Het land van Waas, een buitenbeentje, de syndicale leiding weet er alles van... en ziet zich getypeerd, bont en onnavolgbaar, door een insider.

Karel is op z’n best wanneer hij ’t commentaar van de Boelwerkers afluistert. De ene pastoor is de andere niet, dat wordt ons concreet en smakelijk uitgelegd.

De vinnige vrouwspersonen in Karels boeken laten niet op hun kop zitten, dat zeker niet, maar als echtgenote en moeder schijnen ze geen moment te twijfelen aan hun rol, in naam van de liefde wordt de traditie voortgezet. Burgervaders, ministers en koningen worden tot kleinmenselijke dimensies teruggebracht. De afspraken van de respectabelen vangt hij soms in klare enkelvoudige zinnen: ‘voor de negerkes zilverpapier en voor de Société Générale koper uit Katanga.’

Net als de organisatie van de staat vergaat het de historische akkoorden: beeldrijk en toch tot de kern teruggebracht. Het wereldgebeuren, hij zegt het zelf, speelt zich af op de zolder van café ‘Dry Matrozen’.

Personen typeren? Als hij in de stemming is, laat hem dan maar los: ‘Jef Turf had de arbeiders leren kennen via boeken, film, toneel en via de houtsneden van Frans Masereel.’

We kennen onderhand alle cafés van de stad en we moeten eruit besluiten dat wat in deze oorden besproken, bedisseld en bedronken wordt, het leven zelf is. Er ontluiken niet alleen liefdes, kritische dokwerkers leunen er tegen de muur, daar worden de raarste comités gesmeed en als het er op aankomt worden er zelfs geweren verdeeld. Kortom, we leven in het land met de meeste cafés en we zouden ons eens moeten afvragen welke plekken in andere landen — in noordelijker staten of zo — zulke functies vervullen. Niet alleen de smalle keuze, ook het vroege sluitingsuur buiten de grenzen, dat lijkt allemaal verdacht veel op een complot van hogerhand om de burgers bewusteloos te houden.

Wie zich buitenstaander voelt van de politiek zal enigszins moeite hebben met Karel Heirbauts boeken, politiek is namelijk zijn dagelijkse huishouding. Tja, in deze tijd waarin wetenschappelijke en schijnwetenschappelijke studies zo geliefd zijn, waarin het vaandel van de objectiviteit boven alles wappert en krasse stellingname angstvallig vermeden wordt, in deze tijd komt Karel Heirbaut nonchalant, vanzelfsprekend, lachend en eigenwijs zijn mening vertellen, al de rest aan zijn laars lappend.

Tegen het koor in dat over België slechts in jeremiërende bewoordingen kan zingen, speelt hij zijn accordeon.

Hij blijft niet hangen in ’t verleden, hij komt dichterbij, hij waagt zich tot aan de dag van vandaag waarbij de gebeurtenissen een nieuwe dimensie aan de geschiedenis geven, samen met het hoofdpersonage reikt hij de jongere generatie de hand.

En bij ’t slot, dat beloof ik u, gaat u lezer, net zoals ooit Bredero in onze contreien, verzuchten: ’t kan verkeren!

Josepha Vandecauter