Prosper-Olivier Lissagaray
Geschiedenis van de Commune van Parijs van 1871
Hoofdstuk 27


“De generaals die de intrede in Parijs geleid hebben zijn grote krijgsheren.”
M. Thiers in de Nationale Vergadering de 22e mei 1871.

Maandag 22e – De Versaillais bezetten de westelijke wijken – Parijs staat op

Te twee uur komt Dombrowski bleek, ontdaan, door een steen aan de borst gekwetst, naar het Stadhuis gelopen. Hij vertelt aan het Comité van Openbaar Welzijn de intrede der Versaillais, de vlucht van Passy, zijn nutteloze pogingen om de mannen te verzamelen. Daar men – verwonderd over die zo snelle inval – allerlei vragen stelt, verstaat Dombrowski mis, meent hij dat het Comité hem voor een verrader aanziet; hij zweert dat zijn leven aan de Commune is. Zijn stem, zijn gebaren getuigen van de bitterste wanhoop.

De dag is warm als de vorige. Stormklok en stormmars brengen 3 à 4.000 man te been die zich naar het Stadhuis, de Tuileriën en de Oorlog spoeden. Maar honderden anderen verlaten hun post te Passy en in het XVe. De gefedereerden van Vanves weigeren in Parijs te blijven als zij de Versaillais in het Trocadéro zien. Officieren willen hen tegenhouden, maar zij forceren de doortocht, zeggende dat het nu de barricadeoorlog is, dat elk in zijn wijk moet zijn. En dat volgens de eigen bewoordingen van een nieuwe, zeer noodlottige proclamatie van Delescluze, die geen vergulde en gegalonneerde staf noch krijgsheren meer wil, maar de plaats aan het volk laat! Als het met alle discipline gedaan is, wie zal dan gehoorzamen? Honderden mannen zullen onbeweeglijk in hun wijk blijven, terwijl de naburige wijk sterft bij gebrek aan hulp – en dat tot wanneer het leger hen zal komen forceren.

’s Morgens te 5 uur begint de officiële vlucht. Prodhomme doet de Oorlog ontruimen, zonder de papieren mee te nemen of te vernietigen. Zij vallen ’s anderendaags in handen der Versaillais en leveren duizenden slachtoffers aan de krijgsraden.

Brunel, eerst de vorige dag losgelaten, heeft aanstonds zijn legioen verenigd en komt grootmoedig zijn diensten aanbieden. Delescluze zendt hem naar de place de la Concorde. Brunel gaat er heen, plaatst 150 scherpschutters en 6 kanonnen op het terras der Tuileriën en aan het water. De redoute St-Horentin krijgt een 4-ponder en een mitrailleur, die van de rue Royale, twee 12-ponders.

Vóór de stelling van Brunel, brengt de overste van het 8e legioen de wijk der place Beauvau in staat van verdediging. Barricades worden opgericht rue du Faubourg St-Honoré, rue de Suresne, en rue de la Ville-l’Evèque. Eveneens werpt men er op aan de place St-Augustin aan de hoek der rue Abbatucci, aan de monding van de boulevard Haussmann en voor de boulevard Malesherbes, als de Versaillais zich vertonen.

Deze zijn al vroeg op weg. Te half zes komen Douai, Clinchant en Ladmirault op de avenue de la Grande-Armée. De colonne Douay gaat de avenue op tot de Triomfboog en bezet deze zonder slag. De gefedereerden hebben met moeite de tijd de kanonnen weg te voeren die op de Triomfboog moesten komen. De soldaten gaan de kaaien op en wagen zich op de place de la Concorde, die verlaten schijnt. Eensklaps barst het vuur los van het terras der Tuileriën. De Versaillais, van dichtbij beschoten, laten veel doden en vluchten tot in het Palais de l’Industrie.

Links bezetten de soldaten het verlaten Elyseum en langs de rues Morny en Abbatucci komen zij aan de place St-Augustin. Maar de nog zwakke, zo-even opgeworpen barricades kunnen het niet uithouden, en rond half acht installeren de Versaillais zich in de kazerne der Pépinière. De gefedereerden slagen langs achteren een tweede linie op, die de boulevard Malesherbes sluit ter hoogte der rue Boissy-d’Anglas.

Links van Douay vervolgen Clinchant en Ladmirault hun beweging langsheen de wallen. De belangrijke werken der portes Bineau, de Courcelles, d’Asnières en de Clichy, tegen de vestingen gekeerd, worden daardoor zonder nut en Ternes wordt bezet zonder slag of stoot. Tezelfdertijd marcheert een van Clinchants divisies langsheen de buitenwallen en beschiet zo de gefedereerden van Neuilly, Levallois-Perret en St-Ouen van achteren. Zo vernemen deze de intrede van de Versaillais. Vele gefedereerden worden gevangen genomen, de anderen vluchten langs de portes Bineau, d’Asnières en de Clichy de stad binnen, en verspreiden in het XVIIe de paniek en geruchten van verraad.

Heel de nacht werd het rappel geslagen in de Batignolles en alleman op de been gebracht. Een geniebataljon vliegt de scherpschutters van Clinchant tegemoet en ontwikkelt voor het park Monceau en de place Wagram een geweervuur, als de Nationale Garden, door hun rode broeken bedrogen, een moordend vuur tegen hetzelfde openen. Het trekt zich terug en ontbloot het park. De Versaillais bezetten het en rukken op de Batignolles aan. Daar worden zij tegengehouden door de barricades, die te allen kanten uit de grond rijzen. Weldra vormen de Batignolles een ernstige buitenpost aan Montmartre.

Maar onze voornaamste vesting zwijgt. Sedert 17 uren[167] ziet zij werkloos toe op de intrede van de Versaillais.[168] ’s Morgens geraakten de colonnes Douay en Ladmirault met artillerie en legerwagens, precies gelijk de 18e maart, op de place du Trocadéro met elkaar verward. Enige obussen van Montmartre hadden deze verwarring in vlucht veranderd en de minste slapheid der troepen bij de intrede, was voor Parijs een nieuwe 18e maart geweest.

Ongehoorde nalatigheid, die alleen voldoende is om de Raad, de Oorlog en de gedelegeerden van Montmartre te veroordelen. 85 kanonnen, 20 mitrailleurs liggen daar, bevuild, door elkaar. Niemand dacht er gedurende die 8 weken aan ze te kuisen. Werptuigen voor 7-ponders zijn er met de macht, maar er zijn geen kardoezen. Aan de Moulin de la Galette zijn er maar drie 24-ponders die affuiten hebben; maar er zijn geen borstweringen, blinderingen of zelfs geen batterijbeddingen; daarbij is er maar weinig munitie. En nergens vestings- of aardewerken te zien! Met moeite legt men enige barricades op de buitenboulevards aan. La Cécilia, die op zijn aanvraag naar Montmartre gezonden wordt, vindt de verdediging in die schandelijke toestand. Hij zendt aanstonds depêches naar het Stadhuis, de leden van de Raad bezwerende te komen zien, of ten minste versterking aan mannen en munitie te zenden.

Hetzelfde op de linkeroever, in de Krijgsschool; rechtover het artillerieperk, manoeuvreren de Versaillais sedert 1 uur in de morgen in het Trocadéro en geen enkel kanon geeft vuur...

In de vroege morgen valt de brigade Langourian de barakken van het Marsveld aan. De gefedereerden verweren zich hardnekkig, maar uit oorzaak van de obussen van het Trocadéro, trekken zij zich op de Krijgsschool terug, verdedigen zich zo goed mogelijk en laten aldus aan het VIIe arrondissement de tijd van op te staan. Men verbarricadeert de kaai rechtover het Legioen van Eer, de rue de Lille, de rue de l’Université en de boulevard St-Germain, ter hoogte van de rue Solférino. Enige reactionairen, aangevoerd door Durouchoux en Vrignault komen aanrukken langs de rue du Bac. Sicard, lid der Commune, en een twaalftal Garden houden ze tegen. Een kogel velt Durouchoux neer; zijn handlangers nemen hem mee en vluchten met weg. De rues de Beaune, de Verneuil, des Saints-Pères worden in staat van verdediging gesteld en een barricade verheft zich in de rue de Sèvres, aan de Abbaye-au-Bois.

Rechts sluipt een colonne van Cissey langs de spoorweg heen, en bereikt te half zeven het station Montparnasse. Slechts een twintigtal mannen verdedigen het. Weldra zonder patronen, trekken zij zich terug op de rue de Rennes, waar zij onder het vuur der troepen een barricade opwerpen. Op de uiterste rechterzijde bezet Cissey de porte de Vanves en geheel de westerspoorweg.

Op het geluid van het kanon, staat Parijs op. Al de winkels worden gesloten, de boulevards blijven leeg, de oude oproerlinge maakt zich gereed tot de strijd. Estafettes lopen druk over en weer. Nationale Garden komen naar het Stadhuis gelopen, waar het Centraal Comité, het Artilleriecomité en alle militaire diensten samengebracht zijn.

Te 9 uur zijn twintig leden van de Commune aanwezig. Prat zegt dat hun laatste uur geslagen is, dat hij, oud van jaren, geen schonere dood kan uitdenken dan op de barricade; hij vraagt dat men de aanwezigheidslijst zou doen tekenen, om te tonen wie op zijn post is. Hij tekent, wist een traan weg, groet zijn collega’s en ... loopt zich ergens verschuilen.

De zitting brengt niets voort. De gefedereerden kunnen zich maar uit de slag trekken. Geheel de verlopen nacht heeft Dombrowski, noch de Oorlog, noch het Stadhuis aan de bataljons gedacht die zich buiten de stad bevinden! Elk korps moet nu afgaan op zijn eigen initiatief, zijn eigen hulpmiddelen en het verstand van zijn oversten.

Is er mangel aan beleid, dan toch ontbreken de proclamaties niet: “Dat alle goede burgers opstaan... – Te wapen!... – Barricades... – Onoverwinnelijk!...” Al grote woorden, maar niets dan woorden.

’s Middags. – Generaal Cissey heeft de Krijgsschool omgedraaid en aldus haar laatste verdedigers geforceerd. De soldaten overweldigen de esplanade des Invalides en rukken in de rue de Grenelle-St-Germain, als de stafofficierschool in de lucht vliegt en hen op vlucht drijft. Twee van onze kanonnen rijden de rue de l’Université op. Vier kanonneerboten, op anker onder de Pont-Royal, openen het vuur op het Trocadéro. In het midden, in het VIIIe, vuren de Versaillais immer vanop dezelfde plaats. In de Batignolles komen ze ook niet vooruit; maar hun obussen kwellen de barricades van de rue Lévis. Wij lijden nog zware verliezen in de rue Cardinet waar kinderen verwoed strijden.

Malon en Jaclard die deze verdediging besturen, vragen sedert de morgen tevergeefs versterking aan Montmartre. Rond één uur gaan zij zelf zien, maar in de staf kan niemand hun een inlichting geven. Groepen gefedereerden die op straat dwalen willen niet meegaan, daar zij zich voor hun wijk voorbehouden, zeggen zij. De kanonnen van Buttes-Montmartre zwijgen, bij gebrek aan kardoezen, – het Stadhuis zond slechts proclamaties.

Twee uur. – Het Stadhuis heeft zijn groot figuur van maart terug. Veel volk rechts in het Comité van Openbaar Welzijn, links in de delegatie van Oorlog. Het Centraal Comité geeft bevel op bevel en spreekt schande van de onbekwaamheid van de Raad, maar is zelf onbekwaam een helder denkbeeld voor te brengen. Het Artilleriecomité, meer dan ooit bestormt, verwart zich immer in zijn kanonnen, weet niet aan wie er te geven, weigert er soms voor de meest belangrijke stellingen.

De gevolmachtigden van het Congres van Lyon komen hun tussenkomst aanbieden. Maar, zonder mandaat, niet eens wetende of zij door M. Thiers zullen ontvangen worden, worden zij maar koel onthaald. Velen in het Stadhuis geloven overigens aan de zege, want Parijs schijnt wakker te worden.

De barricades rijzen uit de grond op. Die der rue Rivoli die het Stadhuis beschermen moet, verheft zich aan de hoek der rue St-Denis. Vijftig ambachtslieden bouwen, metselen, terwijl zwermen kinderen aarde halen van het naburige square St-Jacques. Dat werk van verscheidene meters diep, 6 meters hoog, met grachten, schietgaten, een buitenpost, zo stevig als de redoute St-Florentin (die weken vergde), was in enkele uren klaar. Men ziet dus wat men had kunnen doen om Parijs te verdedigen. In het IXe begint men in meerdere straten de kasseien uit te breken. Men verbarricadeert de grootte straten, la Chapelle, de Buttes-Chaumont, Belleville, Ménilmontant, de rue de la Roquette, de Bastille, de boulevards Voltaire en Richard-Lenoir, de place du Château d’Eau, de grootte boulevards, vooral vanaf de St-Denis; op de linkeroever, de boulevard St-Michel in geheel zijn lengte, het Panthéon, de rue St-Jacques, de Gobelins en de voornaamste avenues van het XIIIe. Maar vele van die verdedigingswerken zullen onvoltooid blijven.

Terwijl Parijs zich scherpt voor de laatste strijd, is Versailles zot van vreugde. De Vergadering is vroeg bijeengekomen. M. Thiers wil aan geen van zijn ministers de eer overlaten aan te kondigen dat men bloed vergiet in Parijs. Zijn verschijning op de tribune wordt met wild getrappel begroet. “De zaak der rechtvaardigheid, der orde, der mensheid overwint!” zegt hij. “De generaals, die de intrede in Parijs geleid hebben, zijn grote krijgsheren... De boetedoening zal volledig zijn. Zij zal geschieden in naam der wet, door de wet, met de wet.” De Kamer, welke die bloeddorstige belofte begrijpt, staat recht en zweert met algemene stemmen, rechterzijde, linkerzijde, centrum, klerikalen, republikeinen, monarchisten (doch allen bourgeois!) dat het leger en het hoofd der Uitvoerende macht zich verdienstelijk jegens het vaderland gemaakt hebben.

De zitting wordt terstond opgeheven. De afgevaardigden lopen naar de hoogte van waar men zonder gevaar voor zijn vel – als de oude Romeinen in het Colosseum – de slachting volgen kan. Geheel de bevolking van leeggangers volgt hen en, op die route de Versailles geven afgevaardigden, hoeren, grote dames, journalisten en ambtenaren, allen door dezelfde woede bezeten, aan de Pruisen en aan Frankrijk het schouwspel van een maskerade toer der bourgeoisie.

Te beginnen van acht uur komt het leger niet meer vooruit, behalve in het VIIIe, waar een barricade aan het Engelse gezantschap langs de hoven omgedraaid wordt. Onze linie van de voorstad St-Germain, van de Seine tot aan het station Montparnasse, dat wij beschieten, houdt goed stand.

De nacht brengt het geweervuur tot zwijgen, maar de kanonnade duurt voort. Een rode gloed verheft zich in de rue de Rivoli. Het ministerie van Financiën staat in brand. Heel de dag door kreeg het een ruim deel der Versaillais obussen die voor het terras der Tuilerien bestemd waren, en de papieren op de zolders zijn in brand geraakt. De brandweermannen van de Commune hebben die brand een eerste maal geblust, die voor de verdediging van de redoute St-Florentin zeer schadelijk is; maar nu breekt hij opnieuw, onblusbaar uit.

Nu beginnen die verschrikkelijke nachten waar, onder het kanongedonder, de gloed van brandende huizen, de strijders in een wasem van bloed elkaar opzoeken. Nu eindelijk is het oproerige Parijs opgesprongen en bereidt het zich ten strijde. Zijn bataljons trekken, met muziek en rode vlag aan het hoofd, naar het Stadhuis. Weinig talrijk, misschien een 200 per bataljon, maar vastberaden stappen deze gefedereerden stilzwijgend vooruit. Onder hen staan nu, met het geweer op de schouder, de mannen die de maatschappelijke omwenteling toegedaan, en die door ijverzucht ter zijde gelaten waren. Maar geen nutteloze verwijten! Mogen de soldaten de vlag verlaten, voor de kleingeestigheid der chefs? Het Parijs van 71 stelt geheel de maatschappelijke omwenteling en het lot van Frankrijk tegenover Versailles. Nu kan er geen sprake meer zijn van de begane fouten: men moet met hem, of tegen hem zijn. Alleen de lafaards onthouden zich. Al de echte revolutionairen staan op; zelfs degenen die niet de minste hoop meer koesteren op een goede uitslag, willen hun onsterfelijke zaak door doodsverachting dienen.

Tien uur. – Wij komen in het Stadhuis. Een troep zeer verbitterde gefedereerden brengen Dombrowski. De generaal, sedert de morgen zonder commandement, was met zijn officieren naar de voorposten van St-Ouen gegaan. Hij meende zijn rol geëindigd en wilde, ’s nachts, te paard, door de Pruisische rangen trekken om de grens te bereiken. Een commandant die later als verrader gefusilleerd werd, had zijn mannen tegen de generaal opgehitst, onder het eerloos voorwendsel dat hij verraden had. Voor het Comité van Openbaar Welzijn gebracht, roept Dombrowski zeer ontroerd uit: “Men zegt dat ik verraden heb.” Het Comité ontvangt hem geheel vriendelijk en de zaak heeft geen ander gevolg.

Boden kwamen naar de Oorlog van alle punten van de strijd. Een groot aantal over lange tafels gebogen Garden en officieren verzenden depêches en bevelen. De binnenkoeren zijn vol wagens en rijtuigen; munitie komt aan of vertrekt. Nergens een spoor van moedeloosheid of zelfs onrust.

Straten en boulevards zijn als naar gewoonte verlicht, behalve in de overweldigde wijken. Aan de ingang van de voorstad Montmartre houdt het licht plotseling op; schildwachten bezetten de grensscheiding tussen licht en donker. Geenzijds heerst een dreigend stilzwijgen. Die schimmen die zich in de nacht bewegen, nemen reusachtige vormen aan; men stapt als in een akelige droom; de dappersten voelen hun hart beklemd.

Er zijn luidruchtigere, door bliksems gevulde, grootsere nachten, als de brand en de kanonnade geheel Parijs omhullen; geen zal dieper de gemoederen treffen. Nacht van stille overweging, wapenwacht. Men zoekt elkaar in de duisternis, men fluistert, neemt en geeft hoop. Aan de straathoeken beraadslaagt men om de stellingen te bestuderen en dan aan het werk. Vooruit met het houweel en de kasseien. De aarde opgehoopt daar waar de obussen zullen vallen. De matrassen buiten de vensters geworpen om de strijders te beschutten; men slaapt toch niet meer. De stenen, door haat gehard, tegen elkaar geduwd als de borsten op het slagveld! Alle voorbijgangers moeten meehelpen. Aan de Bastille en op de binnenboulevards ziet men ten alle kanten werklieden druk bezig. Kinderen, vrouwen doen wat ze kunnen. De grond is hard; nu, zij werken geheel de nacht door. De dinsdagavond werken vrouwen lange tijd mee aan de hoek van de square St-Jacques en de boulevard Sébastopol; zij vullen zakken en manden met aarde.[169]

En het zijn die gewone, twee verdiepingen hoge redoutes niet meer. Behalve 4 of 5 in de rue St-Honoré en in de rue de Rivoli, bestaat de barricade van mei uit enige kasseien, op manshoogte, met soms een kanon of een mitrailleur er achter. In het midden, tussen twee kasseien vastgezet, wappert de rode vlag. Met twintig man houden zij achter die haveloze wallen, gehele regimenten tegen.

Had het minste overzicht, die machtige hulpbronnen bestuurd, had het Panthéon en Montmartre hun vuren gekruist, het Versailles-leger was in Parijs gesmolten. Maar zonder leiding, zonder krijgskundige kennis, konden de gefedereerden niet verder zien dan hun wijk of hun straat. Dat maakt dat, in plaats van 200 strategische barricades te hebben die solidair en met 7 à 8.000 man gemakkelijk te verdedigen waren, men er honderden maakte, die niet eens behoorlijk konden bezet worden. De algemene dwaling was te geloven dat men van voren zou aangevallen worden, terwijl de Versaillais, dank aan hun getalsterkte, overal draaiende bewegingen maakten.

’s Avonds strekt de Versaillais linie zich uit van het station der Batignolles tot het uiteinde van de westerspoorweg (linkeroever), over het station St-Lazare, de kazerne der Pepinière, het Engels Gezantschap, het Palais de l’Industrie, het Wetgevend Lichaam, de rue de Bourgogne, de boulevard des Invalides en het station Montparnasse.

Voor de overweldiger staan maar onvoltooide barricades. Met een poging kan hij die linie doorbreken en dan vindt hij de middenstad geheel onbezet. Maar die 130.000 mannen durfden niet. Oversten en soldaten hadden schrik van Parijs. Zij meenden dat de straten gingen openscheuren, de huizen op hen neerstorten, getuige die fabel van de torpedo’s, van de mijnen in de riolen, die later uitgedacht werd om hun besluiteloosheid te rechtvaardigen.[170] Als zij de maandagavond meester waren over verschillende arrondissementen, beefden zij nog voor een verschrikkelijke verrassing. Geheel de nacht hadden zij nodig om zich te overtuigen dat de verdedigingscomités, ondanks hun snoeverijen, niets voorzien, niets voorbereid hadden

_______________
[167] “Wij hadden 17 uren nodig om 130.000 man en onze talrijke artillerie binnen te brengen.” M. Thiers, Onderzoek over de 18e maart.
[168] “Uit die belemmering volgde een verwarring, die duurde tot na de intrede der troepen en die erge gevolgen had kunnen hebben. Hadden de kanonnen van Montmartre dan het vuur op het Trocadéro geopend, dan hadden hun obussen ons erg kunnen schaden. Maar eerst een weinig na negen uur begonnen zij te schieten en dan was de doorgang vrij.” Vinoy, La Commune, blz. 130.
[169] “Op de place Blanche, schrijft Maroteau in le Salut public van ’s anderendaags, is er een goed gebouwde barricade die door 120 vrouwen verdedigd wordt. Als ik aankom, wordt ik tegengehouden door een jong meisje met de frygische muts op het hoofd, de achterlader in de hand, de patroontas aan de zijde. Ik laat mijn passeerbewijs zien en de burgeres veroorlooft mij tot aan de barricade voort te gaan.”
[170] Aanhangsel 15.