Prosper-Olivier Lissagaray
Geschiedenis van de Commune van Parijs van 1871
Hoofdstuk 28


Dinsdag 23e – Montmartre wordt genomen – De slachtingen in massa – Wij verliezen terrein – Parijs in vuur en vlam – De laatste nacht van het Stadhuis

De verdedigers van de barricades slapen op hun kasseien. De voorposten waken. Een Versaillais verkenning verrast in de Batignolles een schildwacht. Hij roept “Leve de Commune!” om zijn makkers te verwittigen. Hij wordt op staande voet gefusilleerd. Zo vielen d’Assas en Barra.

Te 2 uur brengt La Cecilia, vergezeld van Lefrançais, Vermorel, Johannard, leden der Commune, en Humbert en Maroteau, journalisten, een versterking van 100 mannen. Op Malons verwijt dat hij de wijk geheel de dag zonder hulp liet, antwoordt de generaal dat men hem niet gehoorzaamt.

Drie uur. – Naar de barricades! De Commune is niet dood. De morgenkoelte verfrist de vermoeide gezichten en geeft weer moed. De vijandelijke kanonnade, op geheel de linie, begroet de dageraad. De artilleristen van de Commune antwoorden zo goed mogelijk van Montparnasse tot de Buttes-Montmartre, waarin een weinig leven schijnt te komen.

Ladmirault, die zich de dag te voren weinig verroerde, zendt zijn mannen langsheen de vestingen en neemt al de poorten van Neuilly tot St-Ouen van achteren in. Op zijn rechterzijde valt Clinchant met een gelijke beweging al de barricades der Batignolles aan. Die der avenue de Clichy valt, als de porte de St-Ouen zich opent en Versaillais spuwt. Het is de divisie Montaudon die langs buiten opereerde. De Pruisen hebben het neutrale grondgebied geleverd. Met behulp van Bismarck, omsingelen Clinchant en Ladmirault de Buttes van twee kanten.

Malon, schier omsingeld in het gemeentehuis van het XVIIe, beveelt de aftocht op Montmartre. Ook 25 vrouwen, die zich komen aanbieden onder het geleide van burgeressen Dimitriew en Louise Michel, worden daarheen gezonden. Clinchant vervolgt zijn mars en stoot tegen de barricade van de place de Clichy. Om die slecht ineen gezette steenhoop plat te leggen, waarachter nauwelijks 50 man strijden, moet men hem vanuit de rue de St-Pétersbourg en het collège-Chaptal beschieten. De gefedereerden zijn zonder munitie: zij laden met stenen en asfalt; als hun kruit op is trekken zij zich terug op de rue des Carrières. Meester van de avenue St-Ouen, draait Ladmirault hun barricade langs het kerkhof van Montmartre om. Een twintigtal, die zich niet willen overgeven, worden gefusilleerd. Verder, strijdt de wijk der Epinettes nog enige tijd, langzamerhand houdt alle weerstand op en zijn geheel de Batignolles aan het leger.

Het Stadhuis weet daar nog niets van, als Vermorel munitie voor Montmartre komt halen. Als hij aan het hoofd der wagens wegrijdt, ontmoet hij Ferré. Hij zegt hem op de glimlachende toon die hem gemeen was, dat de leden der minderheid vechten. “De leden der meerderheid zullen hun plicht doen,” antwoordt Ferré. Edelmoedige wedijver tussen die twee mannen die het volk zo toegedaan waren en allebei zo edel stierven!

Vermorel kan zijn wagens niet tot Montmartre brengen, de Versaillais sluiten reeds de hoogte af. Meester van Batignolles, moest Montmartre gemakkelijk in hun handen vallen. De Buttes schijnen dood; de paniek heeft in de nacht haar werk verricht en de bataljons bijna geheel op de vlucht gedreven. Mannen die men later in de rangen der Versaillais zag, hebben valse tijdingen uitgestrooid, de schrik verspreid, ieder ogenblik militaire en burgerlijke oversten onder voorwendsel van verraad aangehouden. Enkel een 100 tal mannen bezetten de noordelijke helling. Enige barricades worden ’s nachts, doch zonder veel ijver, aangelegd; alleen de vrouwen zijn vol begeestering.

Cluseret is, als gewoonte, verdwenen. Ondanks zijn depêches en de beloften van het Stadhuis, heeft La Cécilia versterking noch munitie gekregen. Daar hij het kanon van Buttes niet meer hoort, loopt hij er te 9 uur heen. De kanonniers zijn weg. Hij zoekt mannen, doch vindt er maar een handvol. De vluchtelingen van Batignolles die te 10 uur aankomen, brengen maar paniek mee. De Versaillais kunnen komen, er zijn maar een 200 tal strijders om hen te ontvangen.

Nochtans is die stelling, is de faam van Montmartre zó geducht dat, Mac-Mahon maar de aanval met zijn beste troepen durft wagen. Twee gehele legerkorpsen bestormen haar langs de rue Lepic, de rue Mercadet en de chaussée Clignancourt. Enige vuurschoten worden uit huizen gelost. De verschrikte colonnes blijven staan en beginnen een belegering in regel. Die 20.000 man die Montmartre geheel omringen en bijgestaan worden door de kanonnen van de omheining, hebben 3 uren nodig om enige stellingen in te nemen, die zonder methode door een paar dozijn scherpschutters verdedigd zijn.

Te 11 uur is het kerkhof ingenomen. Een weinig later bereiken de troepen het Château-Rouge. Enige geweerschoten in het ronde. De weinige hardnekkigen die nog strijden worden gedood of trekken zich terug, ontmoedigd door hun afzondering. De Versaillais beklimmen de Buttes langs al de toegangen. ’s Middags zijn zij in de Moulin de la Galette; zij komen naar de place St-Pierre, naar het gemeentehuis en bezetten zonder de minste weerstand geheel het XVIIIe arrondissement. Aldus werd die onneembare vesting zonder slag, zonder stormloop, zonder zelfs een vertwijfelde poging genomen, terwijl enige honderden vastbesloten mannen geheel het leger van Versailles ophouden en de Vergadering tot een vergelijk dwingen konden.

Nauwelijks was de Versaillais staf te Montmartre, of hij wil Clément Thomas en Lecomte wreken. 42 mannen, 3 vrouwen en 4 kinderen worden naar nr 6 van de rue des Rosiers gebracht en gefusilleerd tegen de muur waar de generaals de 18e maart stierven. Een vrouw weigert neer te knielen, steekt haar kind omhoog en roept tot haar gezellen: “Toont aan die ellendelingen dat gij rechtop kunt sterven.”

Die slachting duurde nog verscheidene dagen voort. Elk nieuw transport gevangenen moest eerst voor de met kogels beschoten muur wachten. Dan maakte men ze af, op twee stappen van daar, op de helling die de route de St-Denis beheerst.[171]

Batignolles en Montmartre zagen de eerste slachtingen in massa. Iedereen die een uniform of ordonnantieschoenen aan heeft, wordt op staande voet “van rechtswege” gefusilleerd. Zo doodt men op 6 plaatsen tegelijk van ’s morgens tot ’s avonds. Het park Monceau is het groot slachthuis van het XVIIe arrondissement.

Op twee stappen van Montmartre weet men niets van de ramp. Op de place Blanche houdt de vrouwenbarricade het verscheidene uren uit tegen de soldaten van Clinchant. Dan trekt men terug op de barricade Pigale, die rond twee uur valt. De chef wordt voor een Versaillais commandant gebracht, die vraagt wie hij is. “Lévéque, metsersgast, lid van het Centraal Comité,” zegt hij. De Versaillais vuurt zijn revolver op zijn gezicht af en zijn soldaten doen de rest.

Op de linkeroever gelukt de weerstand beter. De Versaillais konden, van ’s morgens reeds, de Babylone kazerne en de Abbaye-au-Bois bezetten; doch Varlin houdt ze rad tegen, aan de carrefour de la Croix-Rouge. Die plaats zal befaamd blijven in de verdediging van Parijs. Al de straten die er op uitlopen zijn stevig gebarricadeerd en die stelling zal maar verlaten worden als brand en obussen er een puinhoop van gemaakt hebben. De 67e, 135e, 138e en 147e bataljons, geholpen door de Enfants perdus en de Tirailleurs, verweren zich dapper op de kaaien en in de rues de l’Université, St-Dominique en de Grenelle. In de rue de Rennes en de naastbij gelegen boulevards matten de Versaillais zich af. Rue Vavin, verdedigd door Lisbonne, verricht wonderen en vertraagt met twee gehele dagen de inneming van het Luxembourg.

Minder zeker is de uiterste linkervleugel. Reeds vroeg hebben de Versaillais het kerkhof van Montparnasse omsingeld, dat door een handvol mannen verdedigd wordt. De gefedereerden laten de vijand naderen en demaskeren dan eensklaps hun mitrailleurs. Vergeefse poging. De Versaillais zijn talrijk en het kerkhof wordt ingenomen.

Van daar, langsheen de wallen gaande, bereiken zij de place St-Pierre. De vestingwerken van de avenue d’Italie en de route de Châtillon die reeds lang, doch altijd tegen de wallen aan, gemaakt zijn, worden van achteren langs de chaussée du Maine ingenomen. De kerk St-Pierre, laatste verschansing van de onzen in Montrouge, bezwijkt en de driekleur wordt op het gemeentehuis uitgestoken op het ogenblik dat zij op de Buttes-Montmartre wappert. De weg tot de place d’Enfer is open. De Versaillais komen er, na het vuur doorstaan te hebben aan het Observatorium, waar enige gefedereerden bijeengekomen zijn.

Achter die aldus geforceerde linies worden door Wroblewski nieuwe verdedigingswerken opgericht. Als Montmartre ingenomen was, was de generaal bij Delescluze komen aandringen, de strijd op de linkeroever te verplaatsen. De Seine, de forten, het Panthéon, de rivier de Bièvre vormden, zijns inziens, een zekere verschansing, waar men voor het geval van terugtocht, het vrije veld had. Zeer flink gedacht, met reguliere troepen. Maar een oproer verplaatst men niet naar willekeur en de gefedereerden werden koppiger dan ooit, hun eigen wijken te verdedigen.

Wroblewski kwam naar zijn hoofdkwartier terug, riep de fortcommandanten bijeen, schreef al de maatregelen tot de verdediging voor en nam het bevelhebberschap over de linkeroever weer in handen. Maar als hij bevelen zond naar het Panthéon, antwoordde men hem dat Lisbonne daar commandeerde. Zonder zich te ontmoedigen, stelde Wroblewski het grondgebied dat hem overbleef, in staat van verdediging. Hij plaatste op de Butte-aux-Cailles, een heuvel tussen het Panthéon en de forten, een batterij van 8 kanonnen en 2 batterijen van 4. Hij versterkte de boulevards d’Italie, de l’Hôpital en de la Gare. Zijn hoofdkwartier richtte hij op in het gemeentehuis van Gobelins, zijn reserve place d’Italie, place Jeanne d’Arc en te Bercy.

Aan het andere uiteinde van Parijs, werken het XIVe en het XXe aan hun verdediging. De dappere Passedouet heeft du Bisson vervangen, die zich nog als legioenoverste durft komen aanbieden. Men barricadeert de grande rue van la Chapelle, achter de spoorweg van Straatsburg, de rue d’Aubervilliers, de Flandre en de vaart, aldus vijf verdedigingslinies vormende, die op de vleugels door de boulevards en de vestingen beschut zijn. Men plaatst kanonnen in de rue Riquet, in het gasgesticht. Vestingkanonnen worden door mannen op de Buttes-Chaumont, anderen naar de rue Puebla gedragen. Een batterij van 6 beklimt het kerkhof Père-Lachaise en vult Parijs met haar gebulder.

De stad is stom en verlaten. Als gisteren, blijven de winkels gesloten. De straten zien er leeg en dreigend uit. Die eenzaamheid wordt enkel onderbroken door estafettes, kanonnen, marcherende strijders. Twee dagbladen: le Tribun du Peuple en le Salut Public, zijn verschenen ondanks de Versaillais obussen die in de drukkerij der rue d’Aboukir vallen.

In het Stadhuis doen enige mannen hun best om voor de kleinigheden te zorgen. Een decreet laat aan de barricadeoversten toe de nodige gereedschappen en levensmiddelen op te eisen. Een ander beveelt dat ieder huis, vanwaar op de gefedereerden geschoten wordt, zal verbrand worden. In de namiddag doet het Comité van Openbaar Welzijn een beroep op de soldaten: “Nooit zal het volk van Parijs kunnen geloven, dat gij tegen haar uw wapens kunt richten. Als haar borst de uwe zal raken, zullen uw handen terugdeinzen voor de broedermoord... Als wij, zijn jullie proletariërs... Wat je de 18e maart gedaan hebt, zult gij nog doen.. Komt tot ons, broeders, onze armen zijn geopend...”

Ook het Centraal Comité laat een dergelijk beroep aanplakken. Kinderlijke, doch grootmoedige hersenschim. Daarover dacht Parijs juist gelijk zijn lasthebbers. Ondanks de waanzin der Vergadering, ondanks de terdoodbrenging van gewonden, ondanks de handelingen die men de gevangenen sedert zes weken deed ondergaan, konden de werkers niet aannemen dat kinderen des volks de ingewanden van dat Parijs konden verscheuren, dat voor hen streed.

Te 3 uur komen M. Bonvalet en andere leden der Ligue d’Union Républicaine naar het Stadhuis, waar zij door leden van de Commune en van het Comité van Openbaar Welzijn ontvangen worden. Zij zijn uiterst bedroefd over deze strijd, bieden aan naar M. Thiers te gaan en stellen zich ter beschikking van het Stadhuis. “Wel,” antwoordt men hun, “neemt dan een geweer en gaat naar de barricades!” Voor dit rechtstreeks argument trekt de Ligue op het Centraal Comité af, die de zwakheid heeft haar te aanhoren.

Maar in dit orkaan viel er niet te onderhandelen. De Versaillais die hun zege van Montmartre vervolgen, rukken op dit ogenblik op de boulevard Ornano en de gare du Nord. De barricades van de chaussée Clignancourt worden te 2 uur verlaten. Dombrowski valt, dodelijk getroffen, in de rue Myrrha aan de zijde van Vermorel. In de morgen zei Delescluze hem zijn best te doen langs de kant van Montmartre. Zonder hoop, zonder soldaten, sedert de intrede der Versaillais verdacht, blijft aan Dombrowski niets anders over dan te sterven. Twee uren later geeft hij de laatste snik in het gasthuis Lariboisière. Zijn lijk wordt naar het Stadhuis gedragen; de mannen der barricades presenteren hem het geweer. Die glorierijke dood heeft alle argwaan ontwapend.

Clinchant doet een stap in het IXe arrondissement. Een colone komt de rue Fontaine St-Georges en de rue N. D. de Lorette af, en houdt beneden deze straat een moorddadige halt. Een andere beschiet het collège Rollin, alvorens in de rue Trudaine te dringen, waar men haar tot ’s avonds zal ophouden.

Meer in het midden, op de boulevard Haussmann nadert Douay de barricade der magazijnen van de “Printemps”. Hij doet met kanonschoten de gefedereerden de kerk der Trinité ontruimen. Vijf kanonnen, onder het kerkportaal aangebracht, beschieten vervolgens de stevig gebouwde barricade die de chaussée d’Antin aan de ingang van de boulevard afsluit. Een detachement rukt de rues de Châteaudun en Lafayette in; aan de hoek van de rue du faubourg Montmartre wordt het tot in de nacht tegengehouden door een barricade van hoogstens één meter, verdedigd door 25 man.

Douay’s rechtervleugel is nog altijd machteloos tegen de rue Royale. Sedert twee dagen onderhoudt Brunel daar een strijd, die slechts op de Butte-aux-Cailles, de Bastille en het Cháteau d’Eau zijns gelijke hebben zal. Haar voornaamste barricade, die de straat schuins afsluit, wordt beheerst door de naburige huizen, van waaruit de Versaillais de gefedereerden doodschieten. Brunel, doordrongen van de gewichtigheid van de hem toevertrouwde post, geeft bevel die moorddadige huizen in brand te steken. Een gefedereerde, die hem gehoorzaamt, wordt door een kogel in het oog getroffen en komt naast Brunel sterven, zeggende: “Ik betaal uw bevel met mijn leven. Leve de Commune!”

Al de huizen tussen nr. 13 en de rue du faubourg St-Honoré staan in brand. De verschrikte Versaillais vluchten weg, verscheidene gaan over tot de gefedereerden. Een van hen trekt het Parijse uniform aan en wordt Brunels ordonnans.

Brunels poging wordt bijgestaan rechts door de boulevard Malesherbes, links door het terras der Tuileriën, dat Bergeret sedert de vorige dag bezet. De boulevard Malesherbes gelijkt onder de werking der obussen aan een veld dat door een reuzenploeg omgewerkt is. 80 stukken geschut richten hun vuur op het terras der Tuileriën en op de barricade St-Florentin. Een twaalftal stukken houden daartegen stand. De place de la Concorde, tussen die twee kruisvuren genomen, ligt vol standbeelden, fonteinen, kandelabers.

Op de linkeroever dringen de Versaillais van huis tot huis vooruit. Zij worden geholpen door de inwoners van de wijk die achter de gesloten zonneblinden op de gefedereerden schieten. Dezen, verontwaardigd, bestormen die verraderlijke huizen en steken ze in brand. De Versaillais obussen hadden het vuur aangestoken; de rest van de wijk was weldra in vlammen. De troepen winnen gedurig terrein, bezetten het ministerie van Oorlog, het Bestuur van Telegrafen, bereiken de kazerne Bellechasse en de rue de l’Université. De barricades van de kaai en de rue Bac vallen onder het kanon. Het bataljon gefedereerden dat het sedert twee dagen uithoudt in het Legioen van Eer heeft geen andere aftocht meer dan langs de kaaien. Het verlaat te 5 uur het gebouw na het in brand te hebben gestoken.

Te 6 uur ontsnapt ons de barricade van de chaussée d’Antin. De vijand die langs de zijstraten vooruitkwam, heeft het Nieuw Opera bezet. Vanop de daken beheersen de Versaillais de barricade. In plaats van ze te volgen, op de daken der huizen te klimmen, blijven de gefedereerden, daar als overal elders, hardnekkig achter hun kasseien.

Te 8 uur wijkt de barricade van de rue Neuve des Capucines onder het vuur van 4-ponders uit de rue Caumartin. De vijand is bijna op de place Vendôme.

Onder alle oogpunten heeft het leger een beslissende voortgang gemaakt. De Versaillais linie, uitgaande van de gare du Nord, volgt de rues Rochechouart, Cadet, Drouot, de boulevard des Italiens, doet een insprong op de place Vendôme en op de place de la Concorde, raakt de rue du Bac, de Abbaye-au Bois, de boulevard d’Enfer, om op bolwerk 81 uit te lopen. De place La Concorde en de rue Royale zijn weldra geheel omringd... De gefedereerden bezetten op dit ogenblik met moeite nog de helft van Parijs...

De rest hoort aan de slachting. Men vecht nog aan het ene eind van een straat, als het andere reeds verwoest is. Wee hem die een wapen, een uniform bezit; wee hem die onrust verraadt; wee hem die door een vijand overgedragen wordt. Men sleept hem op straat en fusilleert hem. De diefstal volgt de moord. De winkels der handelaars die de Commune dienden, of slechts door hun concurrenten beschuldigd worden, worden geplunderd. Juwelen, goud, alles wat waarde heeft, verdwijnt in de ransels der soldaten.

Als M. Thiers de val van Montmartre vernam, dacht hij dat de strijd ten einde was, en telegrafeerde hij zulks aan de prefecten. Sedert zes weken hield hij niet op te zeggen dat, eens men de omheining binnen was, de opstandelingen het op een lopen zouden zetten; doch Parijs, tegen alle gewoonten van de mannen van Sédan en van Metz, verdedigde zich straat voor straat, huis voor huis en verbrandde liever dan zich over te geven.

Een verblindende klaarte verheft zich met de nacht. De Tuileriën, het Legioen van Eer, de Staatsraad, het Rekenhof staan in brand. Een vreselijk geknetter gaat uit van het paleis der koningen, wiens muren omvallen, wiens hoge koepels instorten. De rode vloed van de Seine weerspiegelt de gebouwen en verdubbelt de brand. Door een oostenwind gezweept, verheffen de vlammen zich tegen Versailles en zeggen aan de overwinnaar van Parijs dat hij er zijn plaats niet meer zal terugvinden en dat die monarchistische gebouwen geen monarchie meer zullen herbergen...

Elf uur. Wij gaan naar het Stadhuis. Ver vooruit gezette schildwachten behoeden het voor elke verrassing. Hier en daar siddert een gasbek in de duisternis. Aan verscheidene barricades zijn fakkels en zelfs bivakvuren. Op de gevel van het Stadhuis blaken de verwijderde vlammen. De binnenkoeren zijn gevuld met een onrustige menigte. Ammunitiewagens, karren, omnibussen rijden met oorverdovend geluid onder de gewelven. Leven en sterven, doodsgereutel en gelach treft men aan op de trappen, op de verdiepingen, die met volle gas verlicht zijn.

In de benedengangen liggen Nationale Garden in hun dekens gerold. Men brengt gedurig, op bloedige berries, gekwetsten binnen. In de beruchte kamer van Valentine Haussmann ligt het lijk van Dombrowski op het blauw satijnen bed. Een enkele kaars werpt haar treurig licht op de heldhaftige soldaat. Het sneeuwwitte gelaat is kalm. In een donkere hoek waken twee adjudanten. Een andere schetst, in haast, de laatste trekken van zijn generaal. Druk over en weer geloop op de dubbele marmeren trap. Schildwachten staan aan de deur van het kabinet van de gedelegeerde. Delescluze, stom, bleek als een schim, tekent bevelen. Zijn stem is maar een gereutel meer. Hij leeft enkel nog door het oog en door het hart.

Twee of drie officieren maken de bevelen gereed, stempelen, zenden de depêches weg. Geen redevoeringen; enkel gesprekken in groepen. Zo de hoop geweken is, is de vastberadenheid niet verminderd.

Wie zijn die officieren, die hun uniform afgelegd hebben, die leden der Commune, die ambtenaren die hun baard afgeschoren hebben? Wat komen zij hier tussen die dapperen doen? Ranvier ontmoet in die vermomming twee van zijn collega’s, welke gedurende de belegering met pluimen en galons rondliepen; hij dreigt ze te doen fusilleren als zij dadelijk niet naar hun arrondissementen gaan.

Een voorbeeld zou geen kwaad doen. Alle tucht verdwijnt van uur tot uur. Op dit ogenblik zelf geeft het Centraal Comité (dat zich door de terugtocht van de Raad als enig gezag erkent) een manifest uit, waarin het bedingingen stelt: – Ontbinding der Vergadering en der Commune; het leger zal Parijs verlaten; de regering zal voorlopig toevertrouwd worden aan de gevolmachtigden der grote steden, die een Constituerende Vergadering zullen doen kiezen; wederzijdse amnestie. – Die voorwaarden, die eerder aan een overwinnaar pasten, werden op de muren aangeplakt en verlamden de weerstand.

Van tijd tot tijd hoort men een groot geroep op de plaats. Het is een spion die gevat en voor de kop geschoten wordt. Enigen zijn zo stoutmoedig van tot in de meest geheime raden te dringen.[172] Zij komen, in naam van gekende mannen, schriftelijke bevestigingen vragen van mondelinge bevelen. Die zullen wij later in de dossiers als overtuigingsstukken terugvinden.

In de avond gaat Raoul Rigault, zonder iemand te raadplegen, naar het gevang Ste-Pélagie en laat aan Chaudey weten dat hij gaat sterven. Chaudey protesteert, zegt dat hij republikein is, zweert dat hij het niet was die de 22e januari deed vuren. Rigault aanhoort hem niet. Naar de rondeweg gebracht, wordt hij gefusilleerd met 3 gendarmen die de 18e maart gevangen genomen werden. Gedurende de eerste belegering had hij tot aanhangers der Commune gezegd: “De sterksten zullen de anderen fusilleren.” Dat woord heeft misschien zijn dood gekost.

_______________
[171] Aanhangsel 16.
[172] Aanhangsel 17.