Maurice Brinton
De bolsjewieken en het arbeiderszelfbestuur
Hoofdstuk 2


1917

Februari

Stakingen en hongeropstanden in Petrograd. Felle straatbetogingen tegen de regering. De troepen, die worden gestuurd om de orde te herstellen, verbroederen zich met de demonstranten. In verschillende steden worden voor het eerst sinds 1905 weer sovjets gevormd.

27 februari

Troonsafstand van Nicolas II. Vorming van een Voorlopige Regering (Prins Lvov wordt eerste minister).

Maart

In alle belangrijke industriecentra van Europees Rusland ontstaan bedrijfsraden[13], arbeidersraden en raden van oudsten. Vanaf het begin beperken hun eisen zich niet slechts tot loonsverhogingen en arbeidstijdverkortingen, maar de eisen betreffen ook medezeggenschap. In verscheidene gevallen komen er bedrijfsraden tot stand, omdat de eigenaren of directeuren gedurende de februari-onlusten waren verdwenen. De meesten van hen die later weer terugkwamen, mochten hun posities weer innemen, maar moesten de bedrijfsraden erkennen. “Het proletariaat”, schreef Pankratova [14], “begon tegelijkertijd, zonder wettelijke goedkeuring af te wachten, al zijn organisaties te vormen: sovjets van arbeidersafgevaardigden, vakbonden en bedrijfsraden.”[15]

In heel Rusland ontwikkelde zich een ongekende druk van de arbeidersklasse.

10 maart

De eerste formele capitulatie van een belangrijke werkgeversorganisatie. Tussen de Uitvoerende Raad van de Petrogradse Sovjet en de Petrogradse Fabrikanten Vereniging wordt een overeenkomst getekend, waarbij de achturige werkdag in enige bedrijven wordt ingevoerd en enige raden erkend worden. De meeste andere werkgevers weigeren echter dit voorbeeld te volgen.

Op 14 maart verklaarde de Raad voor Handel en Industrie bijvoorbeeld, dat ‘de kwestie van de achturige werkdag geen zaak was van onderhandelingen tussen werkgevers en werknemers, omdat het landsbelang ermee gemoeid was.’ Het werd de inzet van de eerste grote strijd van de bedrijfsraden.

De achturige werkdag werd in Petrograd spoedig ingevoerd, deels met schoorvoetende instemming van de werkgevers, deels doordat de arbeiders die op eigen houtje invoerden. De erkenning van de bedrijfsraden bleek veel moeilijker af te dwingen, daar zowel de werkgevers als de staat de bedreiging zagen, die deze organisatievorm in zich droeg.

2 april

Eerste verkennende conferentie van de bedrijfsraden van de Petrogradse oorlogsindustrie, bijeengeroepen op initiatief van de arbeiders uit de artillerie afdeling. Deze conferentie proclameerde de – voor die tijd – het verst gaande ‘Aanbevelingen voor bedrijfsraden’. In paragraaf 5-7 van de verklaring stond: ‘Alleen de bedrijfsraad heeft het recht om aanwijzingen te geven voor de interne bedrijfsorganisaties (dat wil zeggen: arbeidstijden, lonen, in dienst neming en ontslag, vakantie, enz.). De directeur wordt hiervan in kennis gesteld (...) Al het administratieve personeel, hoger en lager leidinggevend personeel en technici, worden aangesteld met goedkeuring van de bedrijfsraad, die de arbeiders op bedrijfsvergaderingen of via afdelingsraden inlicht over zijn beslissingen. De bedrijfsraad controleert de activiteiten van de bedrijfsleiding op administratief, economisch en technisch gebied. (...) Vertegenwoordigers van de bedrijfsraad moeten, ter hunner informatie, inzage hebben in alle officiële bescheiden van de bedrijfsleiding, alsmede in de balansen, de productiebegrotingen en gegevens over aan- en verkopen.”[16]

7 april

Publicatie van de Aprilstellingen kort na Lenins terugkeer in Petrograd uit het buitenland. Slechts stelling 8 maakt gewag van arbeidersmedezeggenschap. “Onze eerste opgave zal niet de ‘invoering van het socialisme’ zijn, maar om de maatschappelijke productie en distributie van goederen (...) onder beheer te brengen van de Sovjets van Arbeidersafgevaardigden.”

23 april

De nieuwe regering moest enige mondelinge toezeggingen doen. Er werd een wet uitgevaardigd, die de bedrijfsraden gedeeltelijk ‘erkent’, maar hun macht op een voorzichtige manier beperkt. Alle belangrijke beslissingen moeten in onderling overleg tussen de betrokken partijen genomen worden, met andere woorden: de werkgevers waren niet wettelijk verplicht rechtstreeks met de raden te onderhandelen. De arbeiders interesseerden zich echter nauwelijks voor de bepalingen van de wet. “Zij legden de wet van 23 april op hun eigen manier uit (...) Zij stelden in elk bedrijf hun eigen richtlijnen vast, breidden hun bevoegdheden voortdurend uit en beslisten wat hun vertegenwoordigers konden doen, afhankelijk van de machtsverhoudingen waarmee ze op een bepaald moment te maken hadden.”[17]

23 april

Lenin schrijft: “Met alle mogelijke kracht moet worden gestreefd naar maatregelen, zoals nationalisatie van de grond, banken en kapitalistische concerns, of op z’n minst de directe invoering van het beheer erover van de raden van arbeidersafgevaardigden (maatregelen die nog geenszins de ‘invoering van het socialisme’ betekenen). Zo mogelijk moeten zij ingevoerd worden met behulp van revolutionaire methoden.” Dergelijke maatregelen waren “economisch volkomen uitvoerbaar” en zonder die maatregelen zou het “onmogelijk zijn de wonden van de oorlog te genezen en de dreigende ineenstorting te verhinderen.”[18]

Aan Lenins opvatting over arbeidersmedezeggenschap als ‘een beteugeling van de kapitalisten’ en als ‘middel om de ineenstorting te verhinderen’ werd spoedig nog een derde toegevoegd, die in vele geschriften van Lenin uit die tijd herhaaldelijk opduikt. Het is deze opvatting van arbeidersmedezeggenschap als de ‘inleiding tot nationalisatie’.

Bijvoorbeeld: “Wij moeten onmiddellijk de Sovjets van Arbeidersafgevaardigden en de Sovjet van de Afgevaardigden van Bankbedienden etc. erop voorbereiden, praktisch uitvoerbare maatregelen tot het samensmelten van banken tot één nationale bank uit te werken. Deze stap moet worden gevolgd door de invoering van het beheer van de Sovjets van Arbeidersafgevaardigden over de banken en concerns en tenslotte door hun nationalisatie.”[19]

Steeds meer werkgevers moesten het hoofd bieden aan de bedrijfsraden. De burgerlijke pers zette een intensieve campagne op touw tegen de achturige werkdag en de bedrijfsraden. Zij probeerde de arbeiders in de ogen van de soldaten als luie, hebzuchtige nietsnutten af te schilderen, die door hun ‘buitensporige’ eisen het land ruïneerden. De arbeiderspers verklaarde geduldig de werkelijke oorzaken van de industriële stagnatie en de werkelijke levensomstandigheden van de arbeidersklasse. Op uitnodiging van verscheidene bedrijfsraden kwamen afgevaardigden van het leger de toestand aan het thuisfront onderzoeken. Zij getuigden daarna openlijk, dat de arbeiders de waarheid vertelden.

17 mei

In de Pravda onderschrijft Lenin nadrukkelijk de leuze voor arbeidersmedezeggenschap, door te verklaren dat “de arbeiders de onmiddellijke invoering van het beheer door de arbeiders zelf, feitelijk en zonder mankeren moesten eisen.”[20]

20 mei

Lenin publiceert het ontwerp voor een nieuw partijprogramma: “De Partij strijdt voor een meer democratische arbeiders- en boerenrepubliek, waarin de politie en het staande leger geheel zullen worden afgeschaft en vervangen door de algemene volksbewapening, door een algemene volksmilitie. Alle officiële gezagsdragers zullen niet alleen bij meerderheid gekozen worden, maar zijn ook op elk moment afzetbaar als de meerderheid van de kiezers dat eist. Alle officiële gezagsdragers zullen zonder uitzondering een loon ontvangen dat gelijk staat aan het gemiddelde loon van een geschoolde arbeider.” Tegelijk roept Lenin op tot een “onvoorwaardelijke deelname (cursivering van de samensteller) van de arbeiders aan de controle op de handel en wandel van de ‘trusts’, wat tot stand gebracht kon worden door een decreet “dat in één dag kon worden opgesteld.”[21]

De opvatting dat de ‘medezeggenschap van de arbeiders’ door wettelijke middelen moest worden ingevoerd (zie boven), heeft klaarblijkelijk een roemrijk verleden.

29 mei

Conferentie van de bedrijfsraden in Charkov

In bepaalde opzichten waren de provincies verder dan de steden Petrograd en Moskou. De conferentie van Charkov eiste dat ‘de bedrijfsraden organen van de revolutie werden (...) met als doel haar zege te consolideren’. De bedrijfsraden moeten de productie overnemen, haar beschermen en ontwikkelen’. ‘Zij moeten de lonen vaststellen, toezicht houden op de hygiëne, de technische kwaliteit van de productie controleren, alle interne verhoudingen in het bedrijf regelen en alle ontstane conflicten oplossen’.[22]

Enkele niet-bolsjewistische afgevaardigden stelden zelfs voor, dat de raden de bedrijven direct zouden overnemen en alle bestuurlijke functies zouden uitoefenen.

30 Mei-5 juni

Eerste gezamenlijke conferentie van alle Petrogradse bedrijfsraden.

De conferentie werd gehouden in het Tauride paleis, in dezelfde zaal waar drie maanden eerder de Doema (het parlement) had vergaderd. Van alle vertegenwoordigde bedrijfsraden was tenminste de helft afkomstig uit de staalindustrie: “de lange en bloemrijke redevoeringen van de burgerlijke parlementariërs hadden plaatsgemaakt voor de oprechte, eenvoudige, en gewoonlijk beknopte bijdragen van de afgevaardigden, die even hun gereedschappen en machines hadden verlaten om voor de eerste keer in het openbaar uitdrukking te geven aan hun onderdrukking, de behoeften van hun klasse en hun menselijke noden.”[23]

De bolsjewistische afgevaardigden waren in de meerderheid. Hoewel ze vooral gericht waren op de noodzaak arbeidersmedezeggenschap in te voeren ‘om de orde te herstellen’ en ‘de productie op gang te houden’, kwamen ook andere gezichtspunten naar voren. Nemtsov, een bolsjewistische metaalarbeider, verklaarde dat “het beheer van de bedrijven tot dusverre uitsluitend in de handen van de hogere leiding ligt. Wij moeten het principe van de verkiezingen invoeren. Voor het beoordelen van het werk (...) hebben wij de individuele beslissingen van de chefs niet nodig. Als wij het beginsel van de verkiezingen invoeren, kunnen wij de productie beheersen”. Naumov, een andere afgevaardigde, beweerde dat “door zelf het beheer van de productie in handen te nemen, zullen wij de praktische kanten ervan leren kennen en zullen wij de productie verhogen tot het peil van de toekomstige socialistische productie”[24] Wij zijn hier nog ver verwijderd van de latere bolsjewistische voorliefde voor de ‘doelmatigheid’ van een eenhoofdige leiding en hun latere praktijk van benoemingen van bovenaf.

De conferentie werd goed bezocht. Zelfs M.I. Skobelev, een mensjewistische minister van Arbeid in de Voorlopige Regering, hield een rede. Zijn bijdrage is interessant als een soort voorloper van datgene wat de bolsjewieken nog vóór het einde van het jaar zouden zeggen. Skobelev beweerde “dat het regelen van en de controle over de industrie een staatszaak was. Op iedere afzonderlijke klasse, in het bijzonder de arbeidersklasse, rust de verantwoordelijkheid de staat bij zijn organisatorische werk behulpzaam te zijn”. Hij stelde verder, dat “het overgaan van ondernemingen in handen van het volk op dit ogenblik de revolutie niet zou helpen”. Het regelen van de industrie was een regeringszaak en niet een van de autonome bedrijfsraden. “De raden zouden de zaak van de arbeiders het beste dienen, door ondergeschikte eenheden te worden in een landelijk net van vakverenigingen.”[25] Een zelfde zienswijze werd naar voren gebracht door Rozanov, één van de oprichters van het Arbeidersvakverbond. Zijn beweringen over de ‘kortstondige rol van de bedrijfsraden’ en de stelling dat de ‘bedrijfsraden de kleinste eenheden van de vakbonden moeten vormen’, werden scherp bekritiseerd. Niettemin is dit precies de rol die – slechts een paar maanden later – aan de bedrijfsraden opgedrongen zou worden door de bolsjewistische werkwijze. Op dit moment echter, leverden de bolsjewieken nog kritiek op deze opvatting. (De vakbonden stonden nog sterk onder mensjewistische invloed). De rede van Lenin op de conferentie bevatte een verwijzing naar de komende ontwikkelingen. Hij kenschetste arbeidersmedezeggenschap op de volgende wijze: “De meerderheid van de arbeiders moet alle verantwoordelijke instellingen bezetten. De leiding is verplicht verantwoording af te leggen aan de meest gezaghebbende arbeidersorganisaties.”[26] Lenin had duidelijk een ander idee voor ogen wat betreft arbeidersmedezeggenschap als de arbeiders zelf.

De slotresolutie die door 336 van de 421 gedelegeerden werd aangenomen, definieerde de bedrijfsraden als ‘strijdorganisaties, die op de meest democratische wijze gekozen worden en een collectief leiderschap hebben.’

Hun doeleinden waren ‘het tot stand brengen van nieuwe arbeidsvoorwaarden’. De resolutie riep op tot de organisatie van een effectieve beheersing door de arbeiders van de productie en distributie’ en ‘een proletarische meerderheid in alle instellingen van de uitvoerende macht’.[27]

De komende weken gaven een aanmerkelijke groei van de bedrijfsraden te zien. Overal waar zij sterk genoeg waren (zowel voor, maar vooral na de Oktoberrevolutie, toen zij door de plaatselijke sovjets opgestookt werden), “verdrongen zij brutaalweg de bedrijfsleiding en verkregen de directe zeggenschap over hun respectievelijke bedrijven.”[28]

16 juni

Eerste Al-Russisch Congres van Sovjets.

20 – 28 juni

Een vakbondscongres dat in Petrograd plaatsvond, nam een resolutie aan, die verklaarde dat de ‘vakbonden, die de rechten en belangen van de loonarbeid verdedigen (...) geen administratief-economische functies in de productie op zich kunnen nemen’.[29] De bedrijfsraden werden gedegradeerd tot het toezien op de naleving van de wetten voor de bescherming van de arbeidsvoorwaarden en de collectieve overeenkomsten, afgesloten door de vakbonden. Zij moesten propageren dat alle fabrieksarbeiders lid werden van de bond. Zij moesten ‘meewerken aan de versterking en uitbreiding van de vakbonden, bijdragen tot de eenheid van de strijd en het prestige van de bonden in de ogen van de ongeorganiseerde arbeiders verhogen.’[30]

Op deze conferentie, die overheerst werd door de mensjewieken en de sociaal-revolutionairen, bestond veel achterdocht ten opzichte van de bedrijfsraden. Dit kwam tot uitdrukking in het voorstel dat de raden zouden worden gekozen door middel van lijsten die waren opgesteld door de vakbonden.

De bolsjewistische stellingen die op de conferentie werden gepresenteerd door Glebov-Avilov, stelden voor, dat voor het begeleiden van de arbeidersmedezeggenschap, ‘economische beheerscommissies’ zouden moeten worden toegevoegd aan het centraal bestuur van de bond. Deze commissies moesten worden samengesteld uit leden van de bedrijfsraad en in alle opzichten ermee samenwerken. De bedrijfsraden moesten niet alleen ‘beheersfuncties’ uitoefenen voor de vakbonden, maar zouden ook financieel van de bond afhankelijk zijn.[31]

De conferentie vormde een Al-Russische Centrale Raad van de Vakbonden, waarin vertegenwoordigers werden gekozen naar verhouding van de numerieke sterkte van de op de conferentie aanwezige politieke stromingen.

Tot dit tijdstip aten de bolsjewieken van twee walletjes, door zowel in de bonden als in de bedrijfsraden te pogen aan invloed te winnen. Zij hadden er geen moeite mee om een aanzienlijk aantal dubbelzinnigheden te verkondigen om dit tweeledige doel te bereiken. In de vakbonden die sterk onder mensjewistische invloed stonden, drongen de bolsjewieken aan op de autonomie van de bedrijfsraden. In de vakbonden die zij zelf beheersten, waren ze op dit punt veel terughoudender.

Het is nodig om nu even iets te vertellen over de rol van de vakbonden, voor en gelijk na de Februarirevolutie.

Tot 1917 waren de vakbonden in de geschiedenis van de Russische arbeidersbeweging relatief onbelangrijk. De Russische industrie stond aan het begin van zijn ontwikkeling. Onder het tsarisme (tenminste tot het begin van de twintigste eeuw) was vakbondsorganisatie altijd illegaal en stond deze aan vervolgingen bloot. “Doordat zij de vakbonden onderdrukte, bevorderde het tsarisme zonder het te willen de revolutionaire politieke organisaties (...) Slechts de politiek meest bewuste arbeiders, die bereid waren voor hun overtuiging met gevangenis en verbanning te betalen, wilden zich onder deze omstandigheden bij een vakbond aansluiten (...) Terwijl in Engeland de Labour Party door de vakbonden werd opgericht, leidden de Russische vakbonden vanaf het begin een bestaan in de schaduw van de politieke beweging.”[32]

Deze analyse is juist – en daarbij van diepere betekenis dan Deutscher zich vermoedelijk realiseerde. De Russische vakbonden van 1917 weerspiegelden deze bijzondere ontwikkeling van de Russische arbeidersbeweging. Enerzijds waren de vakbonden de hulptroepen van de politieke partijen, die hen gebruikten om er functionarissen uit te rekruteren en om de massale aanhang van de vakbonden te bespelen.[33]

Anderzijds werd de vakbeweging, nadat ze in februari 1917 als het ware opnieuw was ontstaan, aangevoerd door de meer bewuste arbeiders: de leiding van de verschillende bonden werd overheerst door een intellectuele elite, die eerst overhelde naar de mensjewieken en de sociaal-revolutionairen, maar echter later gedeeltelijk werd gewonnen voor de bolsjewieken.

Het is belangrijk te weten, dat vanaf het begin van de revolutie de vakbonden streng door de politieke organisaties werden gecontroleerd en gebruikt als ondersteuning voor hun verschillende acties. Dit verklaart het gemak, waarmee de Partij op een later tijdstip met de vakbonden kon manipuleren. Zo kan men ook begrijpen waarom de vakbonden (en hun problemen) vaak een strijdperk bleken te zijn, waar de politieke verschillen tussen de Partijleiders steeds weer werden uitgevochten. Samen met het feit dat de gehele vroegere ontwikkeling van de Partij (door een sterk centralisme en hiërarchische organisatievorm) ertoe bijgedragen had dat zij zich verwijderd had van de arbeidersklasse, wordt het duidelijk hoe sterk de tendens was tegen elke uitdrukking van zelfstandigheid of zelfs maar een uiting van het streven van de arbeidersklasse. In zekere zin konden de arbeiders zich in de sovjets vrijer uitspreken dan in de Partij of de vakbonden.

Hoe het ook zij, na februari nam het aantal leden van de vakbonden snel toe. De arbeiders maakten gebruik van hun nieuw verworven vrijheid. “Gedurende de eerste maanden van 1917 steeg het aantal vakbondsleden van een paar duizend tot anderhalf miljoen (...) Maar de werkelijke rol van de vakbonden kwam niet overeen met hun numerieke sterkte (...) De stakingen van 1917 bereikten niet het peil en de kracht van die van 1905 (...) De economische ineenstorting van Rusland, de voortschrijdende inflatie, het gebrek aan consumptiegoederen, gaven aan de gewone strijd om het bestaan een onwerkelijk aanzien. Bovendien hing eventuele stakers het gevaar van de mobilisatie boven het hoofd. De arbeidersklasse was niet in de stemming om voor beperkte economische voordelen of gedeeltelijke hervormingen te strijden. De gehele sociale orde van Rusland stond op het spel.”[34]

Juni – juli

Aanhoudende pogingen van de mensjewieken om de bedrijfs- en fabrieksraden ondergeschikt te maken aan de vakbeweging. Dit werd met succes verhinderd door een tijdelijk verbond van anarchisten die zich op principiële gronden hiertegen keerden -met bolsjewieken die handelden op grond van tactische overwegingen.

De zelfstandige bedrijfsradenbeweging was het verst ontwikkeld en had haar grootste aanhang in de metaalindustrie.[35] Dit is van bijzonder belang omdat het de ingrijpende maatregelen verklaart, die de bolsjewieken in 1922 namen om de onafhankelijke organisaties van de metaalarbeiders te breken.

26 juli – 3 augustus

Zesde Partijcongres.

Miljoetin verklaart: “We zullen meevaren op de top van de economische golf van de arbeidersbeweging en deze spontane beweging veranderen in een bewuste politieke beweging tegen de heersende staatsmacht.”[36]

7 – 12 augustus

‘Tweede conferentie van de Bedrijfsraden van Petrograd, haar Omgeving en Omliggende provincies’, gehouden in het Smolny-instituut.

De Conferentie besloot dat een kwart procent van het loon van alle vertegenwoordigde arbeiders ten goede zou komen aan de ‘Centrale Sovjet van Bedrijfsraden’, waardoor deze onafhankelijk van de vakbonden zou worden.[37] De aanhangers van de bedrijfsraden bezagen de vorming van deze ‘Centrale Sovjet’ met gemengde gevoelens. Enerzijds erkenden zij de noodzaak van coördinatie, anderzijds wilden zij zelf deze coördinatie ‘van onder af’ opbouwen. Velen wantrouwden de motieven van de bolsjewieken op wier initiatief de ‘Centrale Sovjet’ op bureaucratische wijze opgezet was. De bolsjewiek Skripnik sprak over de moeilijkheden van de Centrale Sovjet en schreef ze ‘gedeeltelijk aan de arbeiders zelf toe”. Met tegenzin stelden de bedrijfsraden hun leden vrij voor het werk in de Centrale. Een paar bedrijfsraden “stuurden geen vertegenwoordiger naar de Centrale Sovjet, omdat hij werd overheerst door de bolsjewieken”.

V.M. Lenin, een andere bolsjewiek, beklaagt zich erover dat “de arbeiders geen onderscheid maken tussen het begrip medezeggenschap en het begrip onteigening”.[38]

De Tweede Conferentie nam een hele reeks besluiten aan, die het werk van de bedrijfsraden, de plichten van de bedrijfsleiding (sic!), de verkiezingsprocedure voor de bedrijfsraden, enz. Regelde.[39] “Alle besluiten van de bedrijfsraden” werden bindend verklaard “voor de bedrijfsleiding, maar ook voor de arbeiders en de beambten, totdat ze door de bedrijfsraad zelf of door de Centrale Sovjet van Bedrijfsraden werden opgeheven”. De raden moesten regelmatig, onder werktijd, bij elkaar komen. De vergaderingen zouden op door de raden zelf vastgestelde dagen worden gehouden. Leden van de raden moesten gedurende hun werk in de bedrijfsraad hun volledige loon van de werkgever behouden. Melding bij het betreffende leidinggevende personeel werd voldoende geacht om een lid van de bedrijfsraad van zijn werk vrij te stellen, opdat hij zijn verplichtingen aan de raad zou kunnen nakomen. In de tijd tussen de vergaderingen moesten de gekozen leden van de bedrijfsraden een vaste ruimte in de fabriek hebben, waar zij inlichtingen van de arbeiders en de beambten konden ontvangen. De bedrijfsleiding moest gelden vrijmaken “voor de lopende onkosten van de bedrijfsraden”. De bedrijfsraden zouden de “controle over de samenstelling van de bedrijfsleiding moeten uitoefenen en het recht hebben, diegenen te ontslaan, die geen normale betrekkingen met de arbeiders konden garanderen of die, om andere redenen, onbekwaam waren”. “Leidinggevend personeel kan alleen in dienst treden met toestemming van de bedrijfsraad, die zijn (sic!) aanstellingen bekend moet maken op een Algemene Bedrijfsvergadering, of via afdelings- of werkplaatsraden.” Ook de ‘interne bedrijfsorganisatie’ (werktijd, loon, vakantie enz.) moet door de bedrijfsraden worden geregeld. Bedrijfsraden moesten een eigen pers hebben en “de arbeiders en beambten van het bedrijf inlichten over hun besluiten door het ophangen van aankondigingen op een in het oog springende plaats”. “Maar”, herinnerde de bolsjewiek Skripnik de conferentie er realistisch aan: “wij moeten niet vergeten, dat dit niet de normale besluiten zijn, die door de regering zijn erkend. Zij zijn ons platform, op grond waarvan wij zullen strijden.” De basis van de eisen was het ‘revolutionair gewoonterecht’.

3 augustus

De Voorlopige Regering begint een campagne tegen de bedrijfsraden bij de spoorwegen. Kukel, de onderminister van Marine, stelt invoering van de krijgstucht bij de spoorwegen voor en de vorming van comités, die tot taak ‘opheffing van de bedrijfsraden’ hebben. (Hier is de bourgeoisie aan het woord in augustus 1917 – en niet Trotski in 1920; zie ‘Augustus 1920’).

Op een, door de regering gesteunde, ‘ruggespraak met de gewone man’ in Moskou op 10 augustus, wordt de catastrofale toestand bij de spoorwegen toegeschreven aan het bestaan van de spoorwegraden. “Volgens een onderzoek, gehouden op een vergadering van leidende functionarissen van de spoorwegen, waren 5531 arbeiders (op de 37 hoofdlijnen) benoemd om deel te nemen aan de raden. Deze mensen waren vrijgesteld van alle werk. Bij een gemiddeld minimum van 2000 roebel per persoon, kostte dat zaakje de regering 11 miljoen roebel. En dat betrof dan nog slechts 37 van de 60 hoofdlijnen...”[40]

Omstreeks dezelfde tijd schreef Stroeve, een bekende burgerlijke ideoloog en econoom, dat “precies als op militair gebied de afschaffing van officieren door soldaten tot de vernietiging van het leger leidt (omdat het een wettiging van oproer inhoudt, wat met het bestaan van het leger onverenigbaar is), is het ook zo op economisch gebied: de vervanging van de bedrijfsleiding door arbeidersbestuur betekent de ineenstorting van de normale economische orde en gang van zaken binnen de ondernemingen”.[41]

Iets later in dezelfde maand werd er een conferentie van werkgevers gehouden in Petrograd. Er werd een bond van werkgeversverenigingen opgericht. De voornaamste taak van de nieuwe organisatie was volgens haar president Bymano: “de uitschakeling van de inmenging van de bedrijfsraden in de leidende functies”.

11 augustus

Het eerste nummer van Golos Troela, dat in Rusland gepubliceerd werd onder het vaandel van de Bond van Anarcho-Syndicalistische propaganda.

25 augustus

De Golos Troela schreef in een beroemd artikel onder de kop ‘Actuele kwesties’: “Wij zeggen tot de Russische arbeiders, boeren, soldaten, revolutionairen: voor alles, ga door met de revolutie. Ga door met het vormen van hechte organisaties en met het verenigen van uw nieuwe organisaties, uw communes, uw vakbonden, uw comités, uw sovjets. Ga, altijd en overal, door met vastberadenheid en volharding om intensiever en effectiever aan het economische leven van het land deel te nemen, ga voort om alle grondstoffen en machines, die onmisbaar voor uw arbeid zijn, in uw bezit, dat wil zeggen in het bezit van uw organisaties, te nemen. Ga door met de revolutie. Aarzel niet om de brandende kwesties van dit ogenblik aan te pakken. Richt overal organisaties op, die deze kwesties kunnen oplossen. Boeren, neem het land en stel het ter beschikking van uw raden. Arbeiders, ga verder om alle mijnen, en de ondergrond, alle fabrieken, werkplaatsen en machines in bezit te nemen en ter beschikking te stellen van uw eigen plaatselijke sociale organisaties”.

Wat later, in nr. 15, roept het blad de lezers dringend op “om het sociale en economische leven van het land onmiddellijk op een nieuwe grondslag te organiseren. Dan zal er gemakkelijk en op een natuurlijke wijze een soort ‘dictatuur van de arbeid’ tot stand worden gebracht. En het volk zal langzamerhand leren hoe dat gedaan moet worden”.

Gedurende deze periode waren er een aantal belangrijke stakingen (leerlooiers en textielarbeiders staakten in Moskou, de metaalarbeiders in Petrograd, arbeiders in de olie-industrie van Bakoe, er werd gestaakt in de mijnen aan de Don). “Deze stakingen hadden allemaal iets gemeen: de werkgevers waren bereid tot concessies betreffende loonsverhogingen, maar weigerden categorisch om maar enig recht aan de bedrijfsraden toe te kennen. De strijdende arbeiders (...) wilden tot het bittere einde toe vechten, niet zozeer voor loonsverhogingen, maar voor de erkenning van hun bedrijfsorganisaties.[42] Eén van de belangrijkste eisen was de toekenning van het recht van aanstelling en ontslag aan de bedrijfsraden.” De tekortkomingen van de ‘wet’ van 23 april werden nu overal erkend. De eis dat de sovjets de macht zouden moeten overnemen, begon overal weerklank te vinden. “In de strijd voor een ‘bedrijfsgrondwet’ had het proletariaat de noodzaak om de productie zelf te besturen, onderkend.”[43]

28 augustus

Als reactie op de verhevigde campagne van de burgerlijke pers tegen de bedrijfsraden en het ‘anarchisme van de arbeidersklasse’, vaardigde de mensjewistische minister van Arbeid, Skobelev, zijn befaamde ‘Circulaire nr. 421’ uit, waarin vergaderingen van de bedrijfsraden gedurende werktijd werden verboden (“omdat alle energie en ieder beschikbaar moment aan de intensieve arbeid moet worden gewijd”).

De circulaire gaf de werkgevers het recht om de tijd, die de arbeiders doorbrachten op vergaderingen van de raden, op het loon in te houden. Dit gebeurde in de tijd, dat Kornilov naar Petrograd oprukte en “de arbeiders dreigend in opstand kwamen ter verdediging van de revolutie, zonder er ook maar over te piekeren of ze dit binnen of buiten werktijd deden”.[44]

September

De Bolsjewistische Partij verkrijgt de meerderheid in de sovjets van Petrograd en Moskou.

10 september

Derde Conferentie Van de Bedrijfsraden.

Op 4 september had een volgende circulaire van het Ministerie van Arbeid verklaard, dat het recht om arbeiders in dienst te nemen of te ontslaan bij de eigenaren van de bedrijven lag. De Voorlopige Regering die intussen door de opkomst van de bedrijfsraden sterk verontrust was, probeerde met alle middelen hun macht te beperken. De mensjewiek Kolokolnikov woonde de conferentie als vertegenwoordiger van het Ministerie van Arbeid bij. Hij verdedigde de circulaires. Hij ‘legde uit’ dat de circulaires de arbeiders niet van het recht van de medezeggenschap over aanstelling en ontslag beroofden, ...maar slechts van het recht van aanstelling en ontslag. “Zoals de bolsjewieken later ook zelf zouden doen, definieerde Kolokolnikov medezeggenschap als het recht om toezicht op het beleid te honden, tegenover het recht om zelf beleid te maken.”[45]

Op de conferentie stelde een arbeider, genaamd Afinogenev: “Alle partijen, met inbegrip van de bolsjewieken, verleiden de arbeiders met de belofte van een hemelrijk op aarde over honderd jaar... Wij hebben nu onmiddellijk verbeteringen nodig, niet pas over honderd jaar”.[46] De conferentie, die slechts uit twee zittingen bestond, besloot te streven naar de onmiddellijke afschaffing van de circulaires.

14 september

Samenkomst van de, door de regering gesteunde, Democratische Conferentie. De bolsjewieken benadrukten, dat de taken van de bedrijfsraden ‘fundamenteel verschilden’ van die der vakbonden en eisten 25 zetels voor de bedrijfsraden (eenzelfde aantal was door de regering toegekend aan de vakbonden).

26 september

Lenin schrijft: “De Sovjetregering moet onmiddellijk over het hele land de arbeidersmedezeggenschap over de productie en distributie invoeren”. “Als een dergelijke medezeggenschap ontbreekt zal het land binnen enkele weken met hongersnood en andere rampen van ongekende grootte bedreigd worden.”[47]

Gedurende verscheidene weken hadden de werkgevers in toenemende mate hun toevlucht genomen tot uitsluitingen in een poging om de macht van de raden te breken. Tussen maart en augustus 1917 werden 586 bedrijven met meer dan 100.000 werknemers stilgelegd[48], 37 soms door gebrek aan brandstof of grondstoffen, maar vaak in een bewuste poging van de werkgevers om de toenemende macht van de bedrijfsraden te ontgaan. Men zag het als één van de functies van de arbeidersmedezeggenschap om aan deze praktijken een einde te maken.

1 oktober

De publicatie van Lenins geschrift Kunnen de Bolsjewieken de staatsmacht behouden? Dit geschrift bevat enige passages die vele latere gebeurtenissen begrijpelijk maken. “Als wij over ‘arbeidersmedezeggenschap’ spreken en deze leuze altijd verbinden met de dictatuur van het proletariaat en in deze samenhang te berde brengen, maken wij daardoor duidelijk wat voor een staat wij in gedachten hebben (...) Als het een proletarische staat is (dat wil zeggen de dictatuur van het proletariaat) dan kan arbeidersmedezeggenschap een nationale, alles omvattende, alom tegenwoordige, uiterst precieze en nauwgezette administratie worden (nadruk in het origineel) van de productie en distributie van goederen.”

In het zelfde geschrift definieert Lenin de ‘socialistische organen’ (of het kader) waarbinnen deze administratiefunctie (arbeiderscontrole) uitgevoerd zal worden. “Zonder grote banken is het onmogelijk het socialisme te realiseren. De grote banken vormen het ‘stabiele apparaat’, dat we voor de realisering van het socialisme nodig hebben en dat we kant-en-klaar van het kapitalisme zullen overnemen. Ons probleem hierbij is slechts dat we de kapitalistische uitwassen van dit op zichzelf voortreffelijke apparaat moeten wegsnoeien en het nog groter, democratischer en uitgebreider moeten maken...” “Eén reusachtige staatsbank, met filialen in elk district en ieder bedrijf – dat zou reeds negen tiende van een socialistisch apparaat zijn.” Volgens Lenin zou dit apparaat de “algemene staatsboekhouding, staatstoezicht op de goederenproductie en -distributie mogelijk maken” en zou “zogezegd een soort geraamte van een socialistische maatschappij zijn”. (Steeds benadrukking van Lenin).

Niemand betwijfelt de noodzaak van een betrouwbare boekhouding, maar Lenins gelijkstelling van arbeidersmedezeggenschap in een ‘arbeidersstaat’ met een administratieve functie (dat wil zeggen het nagaan van beslissingen genomen door anderen) is zeer onthullend. Nergens wordt door Lenin arbeidersmedezeggenschap ooit gelijkgesteld met werkelijke beslissingsvrijheid (dat wil zeggen het initiatief nemen tot beslissingen) op het gebied van de productie (wat en hoe er wordt geproduceerd, tegen welke prijzen, op wiens kosten, etc.). Andere teksten van Lenin uit die tijd herhalen dat het één van de functies van arbeidersmedezeggenschap is om te voorkomen dat hogere functionarissen en bureaucraten de boel saboteren. “Wat betreft de hogere beambten (...) we zullen ze net als de kapitalisten stevig moeten aanpakken. Zij zullen, net als de kapitalisten, verzet bieden (...) met behulp van arbeidersmedezeggenschap zullen wij een dergelijk verzet onmogelijk maken.”[49]

Lenins denkbeelden over arbeidersmedezeggenschap (als middel om uitsluitingen te verhinderen) en zijn herhaalde eisen om ‘de boeken te openen’ (om economische sabotage te voorkomen) sloegen zowel op de toenmalige toestand als op de maanden, die op de revolutie zouden volgen. Hij voorzag een periode, waarin, in een arbeidersstaat, de bourgeoisie de formele eigendom en de daadwerkelijke leiding van het grootste deel van het productieapparaat nog zou behouden. De nieuwe staat zou, naar Lenins oordeel, niet in staat zijn het beheer van de industrie meteen over te nemen. Er zou een overgangsfase komen, waarin de kapitalisten tot samenwerking zouden worden gedwongen. Arbeidersmedezeggenschap werd gezien als het dwangmiddel daartoe.

10 oktober

Vierde Conferentie van de Bedrijfsraden in Petrograd en omgeving.

Op de agenda stond op de eerste plaats de bijeenroeping van de Eerste Al-Russische Conferentie van Bedrijfsraden.

13 oktober

Golos Troela doet een oproep voor totale arbeiderszeggenschap, die alle bedrijfswerkzaamheden omvat, werkelijke en geen denkbeeldige zeggenschap, zeggenschap over arbeidsreglementen, aannemen en ontslaan van arbeidskrachten, werktijden, lonen en het productieproces.

In een geweldig tempo ontstonden overal sovjets en bedrijfsraden. Hun groei kan worden verklaard door het buitengewoon radicale karakter van de taken; waarmee de arbeidersklasse werd geconfronteerd. Sovjets en raden waren veel nauwer dan de vakbonden verbonden met de problemen van alledag. Zij bleken daardoor veel geschikter als spreekbuis voor de fundamentele eisen van het volk. Gedurende deze periode werd uitgebreid propaganda gemaakt voor libertaire ideeën. “Geen enkele krant werd een verschijningsverbod opgelegd, geen enkele brochure, pamflet of boek werd in beslag genomen, geen enkele bijeenkomst of massavergadering werd verboden. Weliswaar was de regering er in die periode niet afkerig van om streng tegen bolsjewieken en anarchisten op te treden. Kerenski dreigde vaak ‘ze met wortel en tak uit te roeien’. Maar de regering was machteloos omdat de revolutie in volle gang was.”[50]

Zoals reeds gezegd steunden de bolsjewieken in dit stadium de bedrijfsraden nog. Zij zagen die als de stormram, die op het kapitalisme in zou beuken, als organen van de klassenstrijd, die de arbeiders op hun eigen terrein hadden geschapen.[51]

Ze beschouwden de leuze van arbeidersmedezeggenschap ook als een wapen om de mensjewistische invloed in de vakbeweging te ondermijnen. Maar de bolsjewieken werden meegesleept door een beweging, die voor hen in vele opzichten lastig was, maar die zij echter als een van de belangrijkste drijvende krachten achter de revolutie moesten erkennen.[52]

In het midden van 1917 was de bolsjewistische steun aan de bedrijfsraden zo sterk, dat zij door de mensjewieken er van werden beschuldigd de marxistische beginselen ten gunste van het anarchisme te ‘verloochenen’. “In feite bleven Lenin en zijn aanhangers trouwe verdedigers van de marxistische opvatting van de gecentraliseerde staat. Hun directe doel was echter nog niet de vestiging van de gecentraliseerde proletarische dictatuur, maar de grootst mogelijke decentralisatie van de burgerlijke staat en economie. Dit was een noodzakelijke voorwaarde voor het slagen van de revolutie. Op economisch gebied was daarom de bedrijfsraad, de lokale organisatie, het krachtigste en dodelijkste instrument van de opstand – niet de vakbond. Daarom moesten de vakbonden naar de achtergrond worden geschoven...”[53]

Dit is wellicht de meest openhartige verklaring, waarom de bolsjewieken in dit stadium de arbeidersmedezeggenschap en zijn organisatorische gestalte, de bedrijfsraden, ondersteunden. Thans kunnen alleen onwetenden – of zij die zich zand in de ogen willen laten strooien – zichzelf nog voor de gek houden door te geloven, dat proletarische macht op de werkvloer, ooit een grondbeginsel of doel van het bolsjewisme is geweest.

17 – 22 oktober

Eerste Al-Russische Conferentie van Bedrijfsraden, bijeengeroepen door Nary Put (Nieuwe Weg), een blad met een “sterke anarchosyndicalistische kleur, hoewel er geen anarchosyndicalisten in de redactie zaten.”[54]

Volgens latere bolsjewistische bronnen waren van de 137 aanwezige afgevaardigden, 86 bolsjewieken, 22 sociaal-revolutionairen, 11 anarchosyndicalisten, 6 ‘maximalisten’ en 4 ‘partijlozen’.[55] De bolsjewieken stonden op het punt de macht te grijpen en hun houding tegenover de bedrijfsraden begon reeds te veranderen. Shmidt, de latere arbeidscommissaris in Lenins regering, beschreef wat er gebeurd was: “Toen de bedrijfsraden werden gevormd, bestonden de vakbonden eigenlijk nog niet. De bedrijfsraden vulden een vacuüm op.”[56]

Een andere bolsjewistische spreker meende dat “de groei van de invloed van de bedrijfsraden natuurlijk ten koste gegaan was van de gecentraliseerde economische organisaties van de arbeidende klasse, zoals de vakbonden. Dit is natuurlijk een zeer ongewone ontwikkeling, die in de praktijk tot zeer ongewenste gevolgen heeft geleid.”[57]Een gedelegeerde uit Odessa bracht een ander standpunt naar voren. Hij verklaarde dat “de medezeggenschapscommissies niet slechts toezichthoudende commissies moeten zijn maar cellen van de toekomst, die reeds nu de overgang van de productie in handen van de arbeiders voorbereiden.”[58]

Een anarchistische spreker wees erop, dat “de vakbonden de bedrijfsraden willen opslokken. Het volk is niet ontevreden over de bedrijfsraden, maar over de vakbonden. De arbeider ziet de vakbond als een van buitenaf opgelegde organisatievorm. De bedrijfsraad staat dichter bij hem.” Hij benadrukte ook nog een punt, dat nog vaak onderwerp van discussie zou zijn: “De bedrijfsraden zijn de cellen van de toekomst (...), zij en niet de staat, moeten nu de beslissingen nemen.”[59]

Lenin zag in dit stadium de geweldige betekenis van de bedrijfsraden... als middel om de Bolsjewistische Partij aan de macht te helpen. Volgens Ordzjonikidze beweerde hij: “Wij moeten het zwaartepunt naar de bedrijfsraden verleggen. De bedrijfsraden moeten de organen van de opstand worden. Wij moeten onze leus: ‘alle macht aan de sovjets’ veranderen in: ‘alle macht aan de bedrijfsraden’.”[60]

Op de conferentie werd een resolutie aangenomen, die verklaarde, dat arbeidersmedezeggenschap – binnen de grenzen die de conferentie stelde – slechts onder de politieke en economische leiding van de arbeidersklasse mogelijk was. Er werd gewaarschuwd voor ‘alleenstaande’ en ‘ongeorganiseerde’ acties en er werd benadrukt, dat het “in bezit nemen van bedrijven door de arbeiders en een bedrijfsvoering gericht op persoonlijk profijt onverenigbaar was met de belangen van het proletariaat”.[61]

25 oktober

Omverwerping van de Voorlopige Regering van Kerenski.

Tijdens de openingszitting van het Tweede Al-Russische Sovjetcongres wordt de vorming van de Raad van Volkscommissarissen (Sovnarkom) bekend gemaakt.

26 oktober

Op het Tweede Al-Russische Sovjetcongres verklaarden bolsjewistische sprekers: “De revolutie heeft gezegevierd. Alle macht is nu in handen van de sovjets (...) over een paar dagen zullen nieuwe wetten worden uitgevaardigd, betreffende de problemen van de arbeiders. Eén van de belangrijkste wetten zal de arbeidersmedezeggenschap over de productie en de terugkeer van de normale toestand in de industrie regelen. Stakingen en demonstraties richten schade aan in Petrograd. Wij verzoeken u, alle stakingen voor economische en politieke eisen te beëindigen, het werk te hervatten en op gedisciplineerde wijze te verrichten... Een ieder op zijn post. De beste manier om de Sovjetregering op dit moment te steunen, is door weer aan het werk te gaan.”[62] onder blikken of blozen schreef Pankratova dat “de eerste dag van de arbeidersmacht werd ingeluid met deze oproep om weer te gaan werken en een nieuwe bedrijfsvorm op te bouwen”.[63]

Publicatie van de ‘Verordening over het grondbezit’. De landerijen van adel, de kerk en de kroon gaan over in handen van de boeren.

3 november

De Pravda publiceert Lenins Ontwerpverordening over arbeidersmedezeggenschap.[64] Deze regelde de “invoering van de arbeidersmedezeggenschap over productie, opslag, koop en verkoop van alle producten en grondstoffen in alle industriële, commerciële, financiële, agrarische en andere ondernemingen, die in totaal niet minder dan vijf arbeiders of beambten in dienst hebben – of niet minder dan 10.000 roebel per jaar omzetten”. De arbeidersmedezeggenschap zou worden “uitgevoerd door alle arbeiders en beambten van het bedrijf, hetzij direct, als de grootte van het bedrijf dat mogelijk maakt, hetzij via gedelegeerden, die direct op algemene vergaderingen worden gekozen. De gekozen delegeerden zouden zonder uitzondering toegang hebben tot alle boeken en bescheiden, tot alle pakhuizen, machines en producten.”

Deze voortreffelijke en vaak geciteerde bepalingen resumeerden en wettigden in feite slechts datgene, wat reeds door de arbeidersklasse in de loop van haar strijd in de afgelopen maanden bereikt en in praktijk gebracht was. Ze zouden worden gevolgd door drie verdere bepalingen van onheilspellende betekenis. Het is verbazingwekkend, dat deze niet beter bekend zijn. Want in de praktijk zouden zij spoedig de voorafgaande bepalingen te niet doen. Zij stelden vast (punt 5), dat “de besluiten van de gekozen vertegenwoordigers van de arbeiders en beambten voor de eigenaren van de bedrijven bindend waren, maar dat ze echter door vakbonden en congressen nietig konden worden verklaard. (Nadruk van de samensteller).

Dit was precies het lot, wat de beslissingen van de “gekozen vertegenwoordigers van de arbeiders en beambten” te beurt zou vallen: de vakbonden werden het belangrijkste instrument, waarmee de bolsjewieken de zelfstandige macht van de bedrijfsraden trachtten te breken. De ontwerpverordening benadrukte ook (punt 6), dat “in alle ondernemingen van staatsbelang” de afgevaardigden bij de uitoefening van de arbeidersmedezeggenschap “aan de staat verantwoording schuldig zijn voor de handhaving van orde en discipline en voor de verdediging van eigendomsrechten”. Ondernemingen van ‘staatsbelang’ werden als volgt gedefinieerd (punt 7) – dit zal alle revolutionairen bekend in de oren klinken: “Alle boerderijen die werken voor defensiedoeleinden, die op een of andere wijze betrokken zijn bij de productie van goederen noodzakelijk voor het levensonderhoud van de bevolking”. (Nadruk van de samensteller).

Met andere woorden: iedere onderneming kon door de nieuwe Russische staat als van ‘staatsbelang’ worden aangemerkt. De gedelegeerden van dergelijke bedrijven (gekozen om arbeidersmedezeggenschap uit te oefenen) waren nu verantwoording schuldig aan een hogere autoriteit. En bovendien, als de beslissingen van de afgevaardigden van de arbeiders door de – al tamelijk verbureaucratiseerde – vakbonden konden worden ‘vernietigd’, wat was dan nog de werkelijke macht van de arbeiders?

In de praktijk bleek al gauw, dat de ‘Verordening op de Arbeidersmedezeggenschap’ nog minder waard was dan een vodje papier.[65]

9 november

Verordening, die de Sovjet van het Volkscommissariaat voor Post en Telegrafie opheft.[66]

De denkbeelden van arbeidersmedezeggenschap hadden zelfs weerklank gevonden bij de ambtenaren. Een sovjet van ambtenaren had de leiding over het Volkscommissariaat voor Post en Telegrafie genomen en een andere sovjet van ambtenaren had zich gevestigd in het Ministerie van Marine. Op 9 november werd er een oproep uitgevaardigd, afkomstig van de volkscommissaris van Post en Telegrafie, die luidde: “Ik verklaar, dat de zogenaamde initiatiefgroepen of comités voor het beheer van de post- en telegraafdienst zich niet de functies kunnen toe-eigenen, die aan de Centrale Raad en aan mij, als volkscommissaris, toebehoren”.[67]

14 november

Lenin verwachtte, dat zijn ‘Ontwerpstatuten voor arbeidersmedezeggenschap’ door het Al-Russische Centraal Uitvoerende Comité van Sovjets (V.Ts.I.K.) en de Raad van Volkscommissarissen (Sovnarkom) met slechts geringe wijzigingen zouden worden goedgekeurd. In plaats daarvan veroorzaakten zijn voorstellen hevige discussies en werden door zowel links als rechts bekritiseerd. Lozovski, een bolsjewistische vakbondsman, zou hierover schrijven: “Wij dachten dat de bestuursorganen aan de basis slechts werken binnen de grenzen die door de hogere bestuursorganen scherp vastgesteld werden. Maar de kameraden, die de decentralisatie van de arbeidersmedezeggenschap voorstonden, drongen aan op de onafhankelijkheid en de zelfstandigheid van deze lagere organen, omdat zij vonden dat de massa’s zelf het beginsel van medezeggenschap zouden belichamen.”[68]

Lozovski geloofde, dat “de lagere bestuursorganen hun activiteit binnen de grenzen moeten houden, die door de voorgestelde Al-Russische Raad voor Arbeidersmedezeggenschap worden gesteld. Dat moeten wij erg duidelijk en op de man af zeggen, zodat de arbeiders in de verschillende bedrijven niet op het idee komen dat de bedrijven hen toebehoren”. Ondanks verbitterde tegenstand werd – na bijna twee weken van discussies – een ‘compromis’ aanvaard, waarbij de vakbonden – nu de “plotselinge kampioenen van orde, discipline en gecentraliseerde leiding van de productie”[69] – duidelijk de overhand hadden gekregen. De nieuwe tekst werd door het Al-Russische Centraal Comité van Sovjets (V.Ts.I.K) op 14 november (met 24 tegen 10 stemmen) aanvaard en werd door de Raad van Volkscommissarissen op 15 november bekrachtigd en de volgende dag gepubliceerd. Miljoetin, die het gewijzigde ontwerp voorlegde aan de V.Ts.I.K., verklaarde verontschuldigend dat “de werkelijkheid ons overviel” en dat het dringend nodig was geworden “de arbeidersmedezeggenschap zoals die plaatselijk in praktijk gebracht werd, in te passen in een hecht staatsapparaat” “Wetgeving betreffende arbeidersmedezeggenschap, welke logischerwijze in een economisch kader had moeten worden ingevoegd, had de wetgeving over zo’n kader moeten voorafgaan.”[70]

Deze uitspraken vormen een erg duidelijke erkenning van de geweldige druk van onderop en van de moeilijkheden, die de bolsjewieken ondervonden, om deze druk te kanaliseren. In de gewijzigde verordening waren de acht oorspronkelijke punten van Lenin tot een aantal van veertien uitgebreid.[71]

De nieuwe verordening begon met de slimme opmerking dat: “In het belang van een planmatige regulering van de nationale economie”, de nieuwe regering “de autoriteit van de arbeidersmedezeggenschap voor de hele economie erkende.” Maar er moest een strakke hiërarchie van bestuursorganen zijn. Bedrijfsraden werd ‘toegestaan’ het bestuursorgaan van de individuele bedrijven te blijven. Maar iedere bedrijfsraad was verantwoording schuldig aan een Regionale Arbeidersmedezeggenschapsraad, die op haar beurt ondergeschikt was aan de Al-Russische Arbeidersmedezeggenschapsraad. De samenstelling van deze hogere organen werd door de Partij bepaald.[72]

De vakbonden waren massaal vertegenwoordigd in de middelste en de hogere regionen van deze nieuwe piramide van geïnstitutionaliseerde arbeidersmedezeggenschap. Zo bestond bijvoorbeeld de Al-Russische Raad voor Arbeidersmedezeggenschap uit 21 ‘vertegenwoordigers’: 5 van het Al-Russische Centraal Uitvoerend Comité van Sovjets, 5 van het Uitvoerend Comité van de Al-Russische Vakbondsraad, 5 van de Vereniging van Machinisten en Technici, 2 van de Vereniging van Agrariërs, 2 van de Petrogradse Vakbondsraad, 1 van iedere Al-Russische Vakbondsvereniging die minder dan 100.000 leden telde (2 voor vakbonden die dit getal overschreden) ... en 5 van de Al-Russische Raad van Bedrijfsraden!

De bedrijfsraden, die vaak onder anarchosyndicalistische invloed stonden, waren goed en wel ‘gekortwiekt’. De tijd was voorbij, waarin Lenin nog had verzekerd, dat “de bron van de macht niet een wet is, die eens in het parlement behandeld en goedgekeurd is, maar het directe initiatief van de massa van onderop, in hun eigen buurt – een totale ‘machtsovername’, om een populaire uitdrukking te gebruiken.”[73]

Maar alleen al het feit, dat in het ontwerp gesproken werd van een Al-Russische Raad van Bedrijfsraden, betekende dat er naast een ‘officiële’ structuur van de organen voor de arbeidersmedezeggenschap, nog een andere structuur bestond, die bijna onvermijdelijk daaraan tegengesteld was: de piramide van organen die de bedrijfsraden vertegenwoordigden. Het toont ook aan, dat de bedrijfsradenbeweging nog steeds probeerde haar activiteiten op nationaal niveau te coördineren. Zelfs deze zwakke vertegenwoordiging van de bedrijfsraden was een tactische concessie van Lenin geweest en het zou snel duidelijk worden dat de Russische regeringsleiders niet van zins waren, deze potentiële bedreiging van de Partijhegemonie en aanhangers in de vakbonden lang te dulden. De Partij ging aan de slag. “Degenen die de arbeidersmedezeggenschap de meeste lippendienst bewezen en hadden beweerd, dat ze de arbeidersmedezeggenschap zouden uitbreiden, waren in feite bezig met een vakkundige poging om hen ordelijk en onschadelijk te maken, door hem in een grootschalig, gecentraliseerd, openbaar instituut te veranderen.”[74]

Jaren later zou de bolsjewistische propaganda herhaaldelijk beweren, dat de bedrijfsraden geen geschikt instrument waren om de productie op nationale schaal te organiseren. Deutscher beweert bijvoorbeeld, dat al bijna vanaf hun ontstaan “de anarchistische trekken van de bedrijfsraden opvallend waren: iedere bedrijfsraad streefde ernaar het laatste woord te hebben bij alles wat het bedrijf betrof, de productiecijfers, de grondstofvoorraden, de arbeidsvoorwaarden enz. en zij bekommerden zich weinig of niet om de behoeften van de gehele industrie.”[75]

Maar reeds in de volgende alinea wees Deutscher erop, dat “een paar weken na de omwenteling (de Oktoberrevolutie) de bedrijfsraden hun eigen nationale organisaties probeerden te vormen, die hun feitelijke economische dictatuur veilig moest stellen. De bolsjewieken deden daarop een beroep op de vakbonden: om de opkomende Sovjetstaat een bijzondere dienst te bewijzen en de bedrijfsraden te disciplineren.

De vakbonden verzetten zich dan ook heftig tegen een eigen nationale organisatie van de bedrijfsraden. Zij verhinderden het bijeenroepen van het voorgestelde Al-Russische Congres van Bedrijfsraden en verlangden van de bedrijfsraden totale ondergeschiktheid.”

Voor de bedrijfsraden was vereniging op regionale en nationale basis één van de belangrijkste voorwaarden om een begin te maken met het aanpakken van regionale en nationale taken.

Het getuigt van grote huichelarij, dat de bolsjewieken de bedrijfsraden van 1917-1918 later voor de voeten wierpen, dat ze zich slechts met plaatselijke belangen bezighielden, terwijl de Partij zelf al het mogelijke deed om de autonome aaneensluiting van de bedrijfsraden te verhinderen. De door de bolsjewieken gesteunde ‘Centrale Sovjet van Bedrijfsraden’ werd na de val van de Voorlopige Regering net zo snel ontbonden als hij was opgericht. Het Revolutionaire Centrum van Bedrijfsraden, een anarchistisch gerichte groepering, die al verscheidene maanden bestond, slaagde er niet in zijn plaats in te nemen, omdat hij enorm dwarsgezeten werd. Deze ontwikkelingen vragen om enige toelichting.

De desorganisatie, die door de oorlog en het verzet van de ondernemersklasse (in de vorm van sabotage of het in de steek laten van hun fabrieken) was ontstaan, maakte het verminderen en vermijden van onnodige wrijvingen tussen de bedrijfsraden noodzakelijk (wrijvingen over de slechts in geringe mate voorhanden zijnde brand- en grondstoffen). Er was duidelijk een grote behoefte aan de coördinatie van de activiteiten van de bedrijfsraden op grote schaal, een behoefte waarvan velen, die erg actief in de bedrijfsradenbeweging geweest waren, zich terdege bewust waren.

De kwestie is niet, dat men een functioneel onderscheid tussen de verschillende organen van de arbeidersklasse (sovjets, bedrijfsraden, enz.) nodig vond, of dat men een omschrijving van lokale, regionale en nationale taken zocht. Dat had vastgesteld kunnen worden door het voorgestelde Congres van de Bedrijfsraden (en dat zou waarschijnlijk ook gebeurd zijn). Het belangrijkste punt is, dat er een hiërarchisch patroon van buitenaf werd ontwikkeld en opgedrongen door tussenkomst van anderen dan de producenten zelf.

Een bolsjewistische woordvoerder[76] beschreef de situatie zoals die gezien werd door de nieuwe machthebbers: “In plaats van een snelle normalisatie van de productie en distributie, in plaats van maatregelen die tot een socialistische organisatie van de maatschappij geleid zouden hebben, vonden wij toestanden die aan de anarchistische dromen over autonome producerende communes herinnerden”. Pankratova was zelfs nog duidelijker: “Gedurende de overgangsperiode moest men de negatieve aspecten van de arbeidersmedezeggenschap aanvaarden, die toch maar een middel was in de strijd van arbeid en kapitaal. Maar nadat de macht eenmaal in handen van het proletariaat was overgegaan (d.w.z. in de handen van de Partij, MB.), werd de handelwijze van de bedrijfsraden, die deden alsof ze de fabrieken in bezit hadden, antiproletarisch”.[77]

Deze subtiele verschillen gingen de meeste arbeiders echter boven de pet. Zij namen de bolsjewistische propaganda over arbeidersmedezeggenschap voor waar aan. Zij zagen deze niet als iets dat bij de “overgangsperiode behoorde” of als een “tussenstation op de weg naar andere methodes om het economische leven te normaliseren.”[78]

Voor hen betekende het niet slechts een manier om de sabotage van de heersende klasse te bestrijden, of als een juiste tactische zet, die het één of andere comité geschikt oordeelde voor een bepaalde fase van de revolutie. Voor de massa’s gaf de arbeidersmedezeggenschap uitdrukking aan hun diepste overtuiging. Wie had de zeggenschap in de fabriek? Zij voelden instinctief dat wie het in de fabriek voor het zeggen had, de zeggenschap had over alle gebieden van het sociale leven. Het onderscheid tussen ‘medezeggenschap’ en ‘bestuur’, waar de meeste bolsjewieken zich goed van bewust waren, ontging de massa’s.[79] Dit misverstand zou bloedige gevolgen hebben.

De verordening over arbeidersmedezeggenschap van november 1917 scheen de eisen van de arbeidersklasse voor totale zelfbeschikking te sanctioneren. Een blad van metaalarbeiders schreef: “De arbeidersklasse moet uiteraard de centrale plaats in de productie en in het bijzonder zijn organisatie innemen (...) alle productie zal in de toekomst de wil en geest van het proletariaat tot uitdrukking brengen.”[80]

Terwijl vóór de Oktoberrevolutie de medezeggenschap meestal een passieve en toezichthoudende rol had, kregen de bedrijfsraden nu een steeds belangrijkere rol in de bedrijfsleiding van verscheidene ondernemingen.

“Gedurende enkele maanden na de revolutie genoot de Russische arbeidersklasse een mate van vrijheid en macht die waarschijnlijk uniek in haar geschiedenis was.”[81] Over deze zeer interessante periode zijn echter jammer genoeg maar weinig bijzonderheden bekend. Het voorhanden materiaal is gewoonlijk afkomstig uit burgerlijke of bureaucratische bronnen, die in principe vijandig staan tegenover de idee van arbeiders medezeggenschap en slechts zijn inefficiënte en praktische onbruikbaarheid willen aantonen. Er is een interessant verslag gepubliceerd over de gebeurtenissen in de Nobel Olieraffinaderij.[82] Het illustreert de fundamentele beweging van de arbeidersklasse naar zelfbestuur en de vijandschap die deze ontmoette in Partijkringen. Andere voorbeelden zullen ongetwijfeld boven tafel komen.

28 november

Vergadering van de pas gevormde Al-Russische Raad voor Arbeidersmedezeggenschap.

De oude tegenstellingen duiken weer op.[83] Larin, de vertegenwoordiger van de bolsjewistische fractie in de vakbonden, verklaarde: “De vakbonden vertegenwoordigen de belangen van de hele klasse, terwijl de bedrijfsraden slechts particuliere belangen vertegenwoordigen. De bedrijfsraden moeten ondergeschikt worden gemaakt aan de bonden.”

Zjivotov, de woordvoerder van de bedrijfsradenbeweging, verklaarde: “In de bedrijfsraden werken we volgens opdrachten die we van onderaf krijgen om te bekijken hoe ze op de hele industrie kunnen worden toegepast. Het gaat hierbij om de opdrachten van de mensen op de werkvloer, van het werkelijke leven. Het zijn de enige opdrachten die van werkelijke betekenis zijn. Zij tonen aan waartoe de bedrijfsraden in staat zijn en moeten daarom in discussies over arbeidersmedezeggenschap voorop worden gesteld. De bedrijfsraden waren van mening dat het beheer de taak was van iedere bedrijfsraad, in ieder bedrijf. De bedrijfsraden van verschillende steden moesten zich verenigen (...) en daarna een coördinatie op regionale basis bewerkstelligen”.

De bijeenroeping van een Al-Russische Raad voor Arbeidersmedezeggenschap was duidelijk een poging van de bolsjewieken om de bedrijfsradenbeweging buitenspel te zetten. Deze poging lukte gedeeltelijk. De bedrijfsraden zetten weliswaar hun agitatie voort, maar hun stem vond slechts weinig weerklank binnen de Al-Russische Raad zelf, waar de vertegenwoordigers van de Partij de overhand hadden. In januari 1918 verklaarde Rjazanov dat het Congres slechts één keer bij elkaar was gekomen (en in mei 1918 dat ze nooit hadden vergaderd). Volgens een andere bron “probeerden ze bij elkaar te komen” maar konden het vereiste minimum aantal aanwezigen niet bijeen krijgen.[84] Met zekerheid kan men zeggen dat de Raad nooit werkelijk heeft gefunctioneerd. Het is moeilijk na te gaan of de oorzaak lag in de systematische obstructie en de boycot van de bolsjewieken, of het gebrek aan begrip bij de niet-bolsjewistische revolutionairen van de werkelijke gebeurtenissen, of dat het lag aan de zwakte van de beweging, die het bureaucratische keurslijf waarin ze steeds meer gedrongen was, niet meer kon openscheuren. Alle drie de factoren speelden waarschijnlijk een rol.

28 november

Besluit tot de opheffing van de Sovjet voor de Zeevaart.[85]

5 december

Besluit[86]tot de vorming van een Opperste Economische Raad die een plan voor het economische leven en de financiële middelen van de regering zou uitwerken. De Opperste Economische Raad (Vesenka) moest “de activiteiten van alle bestaande economische instellingen, inclusief de Al-Russsiche Raad voor Arbeidersmedezeggenschap onder een gemeenschappelijke noemer brengen.”[87] De Vesenka moest “verbonden zijn met de Raad van Volkscommissarissen”, (die uitsluitend uit leden van de Bolsjewistische Partij bestond). De samenstelling van de Vesenka was tekenend. Hij bestond uit enige leden van de Al-Russische Raad voor Arbeidersmedezeggenschap (een weinig betekenend gebaar naar de bedrijfsraden), een sterke vertegenwoordiging van alle nieuwe commissariaten en een aantal deskundigen die van bovenaf waren aangesteld in een adviserende functie. De Vesenka moest een dubbele structuur hebben: a) de centra (Glavki), die de verschillende industriële sectoren van dienst moesten zijn en b) de regionale organen, de plaatselijke Raden voor de Nationale Economie (Sovnarkhozy).

In het begin bezetten de ‘linkse’ bolsjewieken een meerderheid van de leidende posities in de Vesenka. De eerste voorzitter was Osinski en in het Leidend Bureau zaten Boecharin, Larin, Sokolnikov, Miljoetin, Lomov en Shmidt.[88]

Ondanks zijn ‘linkse’ leiding slokte deze instelling de Al-Russische Raad voor Arbeidersmedezeggenschap op, vóór deze zelfs aan de slag kon gaan. Deze stap werd door de bolsjewieken openlijk erkend als een poging tot verdere ‘verstatelijking’ (ogosudarstvleniye) van de economische macht. Het netto-effect van de vorming van de Vesenka was een verder monddood maken van de bedrijfsraden, zoals Lenin een paar weken later zei: “Wij gingen van arbeidersmedezeggenschap over tot de vorming van een Opperste Raad voor de Nationale Economie”.[89] De functie van deze Raad was duidelijk de “vervanging, inpassing en verdringing” van het apparaat van de arbeidersmedezeggenschap.”[90] Er kan nu een proces onderkend worden, welks afloop de rest van dit boekje zal trachten te ontrafelen. Het is een proces dat binnen het korte tijdsbestek van vier jaar van de ongekende opkomst van de beweging van de bedrijfsraden (een beweging die de productieverhoudingen uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk wilde veranderen) voerde tot een onaantastbare overheersing van een bureaucratische en monolithische instantie (de Partij), over alle aspecten van het economische en politieke leven. Daar deze instantie niet geworteld was in de productie, kon haar macht de voortgaande beknotting van de zeggenschap van de arbeiders binnen de productie slechts voortzetten. Dit hield noodzakelijkerwijze de handhaving van de hiërarchische relaties binnen de productie zelf in, en daardoor het voortbestaan van de klassenmaatschappij. In het eerste stadium van dit proces werden de bedrijfsraden ondergeschikt gemaakt aan de Al-Russische Raad voor de Arbeidersmedezeggenschap, waarin de vakbonden, die zelf sterk onder partijinvloed stonden, sterk waren vertegenwoordigd. Het tweede stadium – dat het eerste vrijwel onmiddellijk volgde – was de inlijving van deze Al-Russische Raad voor de Arbeidersmedezeggenschap in de Vesenka, die nog opvallender ten gunste van de vakbonden was samengesteld, maar ook directe vertegenwoordigers van de staat (d.w.z. de Partij) telde. Als overgangsmaatregel mocht de Vesenka een ‘links’-communistische leiding hebben. Wat later werden deze ‘linksen’ verwijderd. Een langdurige campagne werd begonnen om de macht van de vakbonden te beknotten die, hoewel erg indirect en van grote afstand, toch door de arbeidersklasse beïnvloed konden worden. Het was bijzonder belangrijk om de macht die de vakbonden nog met betrekking tot de productie hadden, te beknotten en te vervangen door de macht van directe Partijvertegenwoordigers. Deze directeuren en beheerders, die bijna zonder uitzondering van bovenaf waren benoemd, gingen langzamerhand de grondslag vormen van de nieuwe bureaucratie. Elk van deze stappen stuitte op verzet, maar zonder succes. Steeds verscheen de tegenstander in de schaapskleren van de nieuwe ‘proletarische’ macht. En na iedere nederlaag werd het voor de arbeiders nog moeilijker om zelf rechtstreeks de productie te besturen, d.w.z. de productieverhoudingen grondig te veranderen. Totdat deze productieverhoudingen veranderd waren, kon niet echt gezegd worden dat de revolutie zijn socialistische doelstellingen bereikt had, ongeacht de uitspraken van zijn leiders. Dit is de werkelijke les van de Russische Revolutie.

Het probleem kan ook vanuit een andere gezichtshoek worden bezien. De vorming van de Vesenka betekent ook een gedeeltelijk samengaan op het vlak van de economische macht van vakbondsfunctionarissen, Partijbonzen en ‘deskundigen’, benoemd door de ‘arbeidersstaat’. Maar dit zijn niet drie sociale groepen die al leidende functies bezaten – d.w.z. die de arbeiders in de bedrijven al overheersten. Op grond van hun eigen bijzondere achtergrond, was ieder van deze drie groepen al enigszins van de arbeidersklasse verwijderd. Hun samengaan maakte deze verwijdering nog groter. Het resultaat is dat vanaf 1918 de nieuwe staat (hoewel officieel een arbeidersstaat of Sovjetrepubliek genoemd – en hoewel die gedurende de burgeroorlog over het geheel door de grote arbeidersmassa’s gesteund werd) geen instelling was die door de arbeidersklasse zelf werd bestuurd.[91]

Als men tussen de regels door kan lezen (en zich niet in de luren laat leggen door woorden als ‘arbeidersstaat’ en ‘socialistische perspectieven’, die alleen het onjuiste bewustzijn weerspiegelen dat toen op de voorgrond trad, is de volgende uiteenzetting van Pankratova over hetgeen op het spel stond bij de oprichting van de Vesenka zeer verhelderend: “Wij hadden een efficiëntere organisatievorm dan de bedrijfsraden nodig en een flexibeler instrument dan arbeidersmedezeggenschap. Wij moesten de leiding van de nieuwe bedrijven verbinden met het beginsel van één nationaal economisch plan en voorts moesten we dit doen met het oog op de socialistische perspectieven van de jonge arbeidersstaat (...) De bedrijfsraden ontbrak het aan praktische ervaring en technische kennis (...) De enorme economische taak van de overgangsperiode naar het socialisme maakte de vorming noodzakelijk van één orgaan voor de normalisatie op staatsniveau van de nationale economie. Het proletariaat begreep dit. (De wens is hier wel zeer duidelijk de vader van de gedachte, M.B.). Toen de bedrijfsraden hun bevoegdheden die niet langer correspondeerden met de economische realiteit, overgaven aan de Raad voor de Nationale Economie, gaven ze daarmee de macht aan dit nieuwe orgaan.” Zij besluit veelzeggend met: “De Petrogradse bedrijfsraden, die in mei 1917 de eis van de arbeidersmedezeggenschap stelden, begroeven dit idee eensgezind op de zesde conferentie”.[92]

De volgende gebeurtenissen toonden aan, dat dit weliswaar de doelstellingen en gezichtspunten van de Partijleiding waren, maar dat ze door de achterban van de Partij bij lange na niet werden geaccepteerd, om nog maar te zwijgen van de massa zelf, ‘uit wiens naam’ de Partij zich aanmatigde te spreken.

Begin december

Publicatie van Lenins Staat en revolutie, dat hij enige maanden eerder had geschreven. In dit grote theoretische werk spreekt hij weinig over arbeidersmedezeggenschap en nog minder over socialisme als ‘de regeling van de productie door de arbeiders’. Lenin spreekt tamelijk abstract over “onmiddellijke veranderingen, zodat allen de beheers- en toezichthoudende functies zullen uitoefenen, zodat allen een tijdje bureaucraten worden en dat zodoende niemand bureaucraat kan worden”. Dit maakte deel uit van de libertaire retoriek van de bolsjewieken van 1917. Maar zoals gebruikelijk stond Lenin met beide voeten op de grond. Hij zette uiteen, wat dit in werkelijkheid zou betekenen. De ontwikkeling van het kapitalisme had de “economische voorwaarden geschapen”, die het “heel goed mogelijk maakten onmiddellijk, op de dag na de val van de kapitalisten en bureaucraten, hen te verdringen uit het beheer van de productie en distributie; hen uit de functie van de boekhouding van de arbeid en zijn producten te verdringen, door de gewapende arbeiders en de gehele gewapende bevolking. De boekhouding en het beheer van de productie zijn door het kapitalisme dermate vereenvoudigd, dat het is teruggebracht tot de buitengewoon simpele handelingen van controleren, registreren en het uitgeven van kwitanties die iedereen die lezen en schrijven kan en die de vier grondregels van het rekenen beheerst kan uitvoeren.”[93]

Er wordt niet gesproken over wie de beslissingen moet nemen die de massa’s dan zullen ‘controleren’ en ‘registreren’. In Staat en revolutie staat de volgende interessante zin: “Wij willen de socialistische revolutie uitgaande van de bestaande aard van de mensen, een menselijke aard, waarbij ondergeschiktheid, leiding en directeuren niet te vermijden zijn.”[94]

Het jaar 1917 beleefde natuurlijk een geweldige sociale omwenteling. Maar het was een utopische droom om te denken dat het socialisme bereikt kon worden, zonder dat een groot deel van de bevolking het begreep en wilde. De opbouw van het socialisme kan, in tegenstelling tot het kapitalisme, dat best aan de krachten van vraag en aanbod kan worden overgelaten, slechts door de zelfbewuste en collectieve daad van de grote meerderheid geschieden.

December

Publicatie van het beroemde Praktische handboek voor de uitvoering van de arbeidersmedezeggenschap in de industrie, door de Centrale Raad van de Petrogradse Bedrijfsraden. Tot grote ergernis van de Partij werd het in de voorsteden van Petrograd in grote aantallen verspreid. De voornaamste betekenis van dit geschrift is dat het zich bezighoudt met de vraag hoe de arbeidersmedezeggenschap snel tot arbeiderszelfbestuur kon worden uitgebreid. Noch bij Lenin, noch bij de schrijvers van het handboek is er verwarring omtrent de begrippen medezeggenschap en zelfbestuur. Lenin bepleitte arbeidersmedezeggenschap en heel zijn optreden na de revolutie hield de afwijzing in van pogingen tot arbeiderszelfbestuur, als zijnde ‘voorbarig’, ‘utopisch’, ‘anarchistisch’, ‘schadelijk’, ‘onaanvaardbaar’, enz.

Het zou tragisch zijn als de ahistorische en antitheoretische neiging van het merendeel van de tegenwoordige libertaire beweging ertoe zou leiden dat jonge actievoerders in de oude fouten vervallen of ze zou aanmoedigen weer wegen in te slaan die tot niets leiden – of in het ergste geval zouden leiden naar een herhaling van vroegere nederlagen. Dit Handboek bevatte een aantal praktische wenken voor de bedrijfsraden. Iedere bedrijfsraad moest vier bestuurscommissies benoemen, met het recht om technici en andere specialisten uit te nodigen om advies te geven (daarmee is dus de wijdverbreide leugen afgedaan, dat de bedrijfsraden zich tegen de samenwerking met technici of specialisten keerden).

De functies van de vier commissies moesten zijn: a) de organisatie van de productie, b) het overschakelen van de oorlogsproductie, c) het verkrijgen van grondstoffen, d) het verkrijgen van brandstof. De voorstellen zijn gedetailleerd uitgewerkt. Er wordt nadruk op gelegd dat ‘arbeidersmedezeggenschap’ niet alleen een kwestie is van de inventarisatie van grond- en brandstoffen (vergelijk Lenins “Socialisme is inventariseren, iedere keer dat u de voorraad ijzeren staven of lappen stof opneemt, is dat het socialisme”)[95], maar dat het nauw verband houdt met de wijze waarop deze grondstoffen door het bedrijf worden verwerkt, met andere woorden: door het geheel van de productieprocessen die tot het eindproduct leiden.

De ‘productiecommissie’ moest de noodzakelijke verbindingen tussen de verschillende afdelingen van het bedrijf leggen, de toestand van de machines controleren, adviseren over eventuele tekortkomingen in de opzet van de fabriek of het bedrijf en deze verhelpen, de bezettingsgraad van elke afdeling vaststellen, beslissingen nemen over het nodige aantal afdelingen en het aantal arbeiders in iedere afdeling, de afschrijving van de machines en gebouwen vaststellen, de aanstellingen regelen (vanaf de positie van bedrijfsleider) en de financiële zaken van het bedrijf regelen.

De schrijvers van het Handboek kondigen aan dat ze de bedrijfsraden in Regionale Federaties willen onderbrengen en deze in een Al-Russische Federatie willen coördineren. Ter voorkoming van ieder misverstand benadrukten ze dat arbeidersmedezeggenschap in de industrie, als onderdeel van de arbeidersmedezeggenschap over het geheel van het economische leven, niet in de beperkte zin van een juridische hervorming moest worden gezien, maar zo ruim mogelijk, als het veroveren van gebieden die vroeger door anderen werden beheerst. De medezeggenschap moest overgaan in bestuur. In de praktijk kwamen verschillende vormen van arbeidersmedezeggenschap voor, die regionaal sterk verschilden. Deze werden gedeeltelijk door plaatselijke omstandigheden bepaald, maar bovenal door de mate van verzet van de werkgevers. In sommige plaatsen werden de werkgevers direct ‘van onderaf’ onteigend. In andere gevallen werden ze slechts onderworpen aan een soort toezichthoudende ‘zeggenschap’ die door de bedrijfsraden werd uitgevoerd. Er was geen pasklaar model dat gevolgd kon worden. De verschillende praktijkvoorbeelden en experimenten waren eerst onderwerp van hevige discussies. Dat was geen tijdsverspilling, zoals later werd beweerd. Ze moesten noodzakelijk worden geacht als men van mening was dat het socialisme slechts door de emancipatie van de arbeidersklasse zelf kan worden bereikt. Deze discussies werden echter helaas spoedig afgebroken.

13 december

De Izsvestija publiceert de ‘Algemene instructies voor de Arbeidersmedezeggenschap overeenkomstig de verordening van 14 november’. Deze werden bekend als het Tegen-Handboek en vertegenwoordigen de uiteindelijke vorm van het leninistische standpunt.[96]

De eerste vier hoofdstukken behandelen de organisatie van de arbeidersmedezeggenschap in de bedrijven en de keuze van de beheerscomités. De volgende vijf hoofdstukken stellen de rechten en plichten van deze commissies vast en benadrukken welke functies zij moeten vervullen en welke in de handen van de eigenaars-bedrijfsleiders blijven. Hoofdstuk vijf verklaart dat voor zover de bedrijfsraden enige rol van betekenis spelen in het bedrijfsbestuur, deze rol beperkt moet blijven tot het toezicht houden op de uitvoering van de aanwijzingen van de centrale regeringsinstanties, waarvan het de “speciale taak is om de economie op landelijke schaal te organiseren”. Hoofdstuk zeven verklaart dat “het recht om orders te geven over de leiding en de verdere gang van zaken in bedrijven, voorbehouden blijft aan de eigenaar. De beheerscomités mogen niet deelnemen aan de leiding van de onderneming en dragen voor het functioneren ervan geen verantwoording. Deze verantwoording blijft rusten bij de eigenaar”.

Hoofdstuk acht specificeert dat de comités zich niet met financiële kwesties mogen bezighouden, daar deze aangelegenheid een zaak is van de centrale regeringsinstanties. Hoofdstuk negen verbiedt de comités uitdrukkelijk om bedrijven eigenmachtig te onteigenen of te besturen. Zij mogen echter “de kwestie van de bedrijfsovername voorleggen aan de regering en wel door bemiddeling van de hogere organen voor arbeidersmedezeggenschap”. Hoofdstuk veertien stelt tenslotte, zwart op wit, wat de bolsjewistische leiders reeds verscheidene weken voor ogen stond: zelfs op lokaal niveau moesten de bedrijfsraden met het vakbondsorgaan samengaan.

“De beheerscomités van ieder bedrijf moesten de uitvoerende organen vormen voor de zeggenschap over de distributiesector door de plaatselijke vakbondsafdeling. De activiteiten van de beheerscomités moesten de goedkeuring van de laatstgenoemden hebben.”

Het feit dat deze ‘algemene richtlijnen’ binnen veertien dagen na de vorming van de Vesenka werden gepubliceerd, bewijst langs welke systematische lijnen Lenin en zijn aanhangers te werk gingen. Ze mogen ‘gelijk’ of ‘ongelijk’ hebben gehad (dat hangt af van het oordeel dat men heeft over de maatschappij die ze probeerden op te bouwen). Maar het is belachelijk te beweren – zoals tegenwoordig veel wordt gedaan – dat de bolsjewieken zich in 1917 inzetten voor de totale en directe zeggenschap van de arbeidersklasse in de fabrieken, mijnen, bouwwerken en andere ondernemingen, d.w.z. dat zij arbeiderszelfbestuur voorstonden.

20 december

Het officiële vakbondsorgaan Professionalny Vestnik (de Vakbondskrant) publiceerde een ‘Resolutie over vakbonden en politieke partijen’. “Zonder onafhankelijke organen van de politieke strijd te worden, in onafhankelijke politieke partijen of bijwagens daarvan, kunnen de vakbonden niet onverschillig blijven staan tegenover de problemen, die de politieke strijd van de arbeidersklasse aan de dag brengen.” Na deze banaliteiten wordt de resolutie duidelijker. “Als de vakbonden hun doeleinden als organisatie met een politieke partij delen, moeten ze als strijdorganen van de arbeidersklasse de politieke leuzen en de tactiek van die proletarische partij ondersteunen, die op dat ogenblik de oplossing van de historische taak het beste benadert (enz. enz...)” Diezelfde editie van het blad bevatte een artikel van de bolsjewiek Lozovski, die protesteerde tegen de bolsjewistische politiek om stakingen van arbeiders tegen de nieuwe regering met geweld te onderdrukken. “De taken van de vakbonden en de Sovjetmacht zijn de isolering van burgerlijke elementen, die tot stakingen en sabotage aanzetten; maar deze isolering moet niet bereikt worden met alleen mechanische middelen zoals gevangenneming, naar het front sturen of intrekking van broodkaarten. Preventieve censuur, het verbod van de kranten, opheffing van de vrijheid van propaganda voor socialistische en democratische partijen is voor ons absoluut onaanvaardbaar. Het verbod van de kranten, geweld tegen stakers, enz., was zout in de wonde wrijven. Er leven teveel recente herinneringen aan dit soort ‘acties’ in de hoofden van de arbeidersmassa’s en dit kan tot een vergelijking leiden die dodelijk is voor de Sovjetmacht.”

Dat een leidend lid van de Partij al zover moest gaan, is tekenend voor de mate waarin deze praktijken moeten zijn gevorderd. Zij vormen in toenemende mate de methode waarmee de Partij haar geschilpunten, niet alleen met burgerlijke tegenstanders, maar ook met haar verklaarde tegenstanders binnen de arbeidersklasse zelf, oploste. Intrekking van broodkaarten beroofde de betrokkene van het recht op rantsoenen, d.w.z. van het recht om te eten. Het slachtoffer moest dan op de zwarte markt of op illegale wijze aan eten zien te komen. Hun ‘misdaden tegen de staat’ zouden dan als een wettig middel gebruikt worden om hen te ‘neutraliseren’. In deze atmosfeer werden de grote debatten van januari 1918 gehouden over de Partij, de vakbonden en de niet georganiseerde massa’s (eufemistisch ‘bourgeois elementen’ genoemd).

23 december

Verordening voor de vorming van een netwerk van Regionale Raden voor de Nationale Economie (Sovnarkhozi), die ondergeschikt waren aan de Vesenka.

“Iedere regionale Sovnarkhoz moest een miniatuurmodel van de Vesenka zijn. Hij moest in veertien secties voor de verschillende bedrijfstakken zijn verdeeld en vertegenwoordigers bevatten van plaatselijke organisaties en instellingen.” Iedere Sovnarkhoz kon “kleine afdelingen vormen, die de organen voor de arbeidersmedezeggenschap zouden omvatten”. “Er was een centraal economisch bestuur met plaatselijke filialen tot stand gekomen.”[97]

_______________
[13] Fabzavkomy: afkorting van fabrichno-zavodnye komitey.
[14] Anna Mikhailovna Pankratova werd in 1919 als studente, in Odessa, lid van de Bolsjewistische Partij. Zij schreef verschillende boeken over de geschiedenis van de Russische arbeidersbeweging en werd later professor aan de Academie voor Sociale Wetenschappen. In 1952 werd ze in het Centraal Comité van de Partij gekozen en werd in het volgende jaar hoofdredactrice van het Partijblad Voprosii Istorii (‘Historische vraagstukken’). Ze overleed in 1957.
Haar brochure over de bedrijfsraden (zie noot 3) verscheen voor het tijdperk van de systematische geschiedvervalsing en bevat interessant materiaal. Haar gezichtsveld is echter zeer beperkt, daar zij twee fundamentele bolsjewistische stellingen onderschrijft: a) ‘de rol van de bedrijfsraden eindigt óf met het verlopen van de revolutionaire stemming óf met de overwinning van de revolutie’, en b) ‘de eisen, die uit de arbeidersklasse komen, worden door de Partij geformuleerd, ideologisch verklaard en organisatorisch verbonden. (...) De strijd om de arbeidersmedezeggenschap vond onder leiding van de Partij plaats, die het proletariaat in staat had gesteld (sic!), om de politieke en economische macht te grijpen’.
[15] A. M. Pankratova, Fabzavkomy Rossii v borbe za sotsialisticheskuyu fabriku (Russische fabriekscomités in de strijd voor de socialistische fabriek). Moskou 1923, pag. 9. Gedeelten van deze brochure werden gepubliceerd in het Franse blad Autogestion (nr. 34, december 1967). De paginanummers verwijzen naar de Franse versie.
[16] Ibid., pag. 12- 13
[17] Ibid., pag. 12.
[18] V.I. Lenin, Die Aufgaben des Proletariats in unserer Revolution, Dietz-Verlag, Berlin 1969, Werke, Bd. 24, pag. 39-77.
[19] V.I. Lenin, Die politischen Parteien in Russland un die Aufgaben des Proletariats, Dietz-Verlag, Berlin 1969, Werke, Bd. 24, pag. 79-92
[20] V.I. Lenin, Resolution über eine Revision des Partei Programms, ibid., Bd. 24, pag. 272-273.
[21] Zie V.I. Lenin, Der Wirtschaftliche Zusammenbruch droht, Werke, Bd. 24, pag. 393-394.
[22] I. Kreizel, Iz istorii profdvizheniya g. Kharkova v 1917 godu (Over de geschiedenis van de vakbondsbeweging van Charkov in 1917), geciteerd bij Pankratova, op. cit., pag. 15.
[23] A. Pankratova, op cit. Pag. 19.
[24] Ibid. Pag. 19.
[25] Pervaya rabochaya konferentsiya fabrichno-zavodskikh komitetov (Eerste Arbeidersconferentie van de Fabriekscomités), Petrograd 1917.
[26] V.I. Lenin, Soschinenya, XX, 459.
[27] S.O. Zagorsky, State Control of Industry in Russia during the War (New Haven, 1928), pag. 174-175.
[28] R.V. Daniels, The conscience of the Revolution (Harvard University Press, 1960), pag. 83.
Tretya verossiskaya professionalnykh soyuzou Rezolyutsii prinyatiya na zasedaniakh konferentsii 20-28 Iyunya 3-11 Iyulya 1917 g. (Derde AlRussische Conferentie van Vakbonden; aangenomen besluiten van de conferentie van 20-28 juni en 3-11 juli 1917). Petrograd, z.j., pag. 18
[29] Ibid, par. 6
[30] Ibid, par. 323
[31] I., Deutscher, Soviet Trade Unions, Londen 1950, pag. 1-2.
[32] Wij willen hiermee niet de invloed van de politieke partijen an sich bekritiseren. Noch bepleiten wij zoiets simpels als: ‘politiek buiten de vakbond te houden’. Wij proberen slechts de werkelijke stand van zaken in het Rusland van 1917 te beschrijven, met het oog op de betekenis voor de verdere ontwikkeling van de Russische Revolutie.
[33] I. Deutscher, Soviet Trade Unions, pag. 13.
[34] Zie de statistieken over de politieke stakingen, in: V.L. Meller en A.M. Pankratova, Rabocheye dvizheniye v 1917 godu (De arbeidersbeweging in 1917), pag. 16-20. Zie ook M.G. Fleer, Rabocheye dvizheniye v godu winy (De arbeidersbeweging gedurende de oorlogsjaren), Moskou 1925, pag. 4-7.
[35] Shestoi s’yezd RSDRP(b): Protokoly (Het zesde congres van de RSDAP(b), Protocollen), Moskou: IMEL, 1934, pag. 134.
[36] Oktyabrskaya revolutsiya i fabzavkomy materiali po istorii fabrichno-zavidskikh komitetov (De Oktoberrevolutie en de fabriekscomités, materiaal voor een geschiedenis van de fabriekscomités), Moskou 1927-1929, drie delen, I, pag. 229, 259. Deze delen (verder aangehaald als Okt. Rev I Fabzavkomy) vormen de meest verdienstelijke bron over de bedrijfsraden.
[37] Ibid., pag. 190
[38] Ibid., pag. 171
[39] Deze worden zeer gedetailleerd beschreven in Okt. Rev I Fabzavkomy
[40] A. Pankratova, op. cit., pag. 25.
[41] Ibid, pag. 25.
[42] ibid, pag. 29. Daarmee is dus afgedaan met het gepraat over arbeiders die alleen tot ‘vakbondsbewustzijn in staat zijn’.
[43] ibid., pag. 36.
[44] Novy Poet (Nieuwe Weg), 15 oktober 1917, nrs. 1-2. Novy Poet was het orgaan van de Centrale Sovjet van de Bedrijfsraden.
[45] F. I. Kaplan, Bolshevik Ideology (London 1969), pag. 83.
[46] Okt. Rev I Fabzavkomy, II, 23.
[47] V.I. Lenin, De doeleinden van de revolutie, Selected Works VI, pag. 245-246.
[48] V.P. Miljoetin, Istoriya ekonomicheskogo razvitiya SSSR, 1917-1927 (Geschiedenis van de economische ontwikkeling van Rusland), Moskou en Leningrad, 1927, pag. 45
[49] Zie V.I. Lenin, Werden die Bolschewiki die Staatsmacht behaupten? Berlijn 1961, Werke Bd. 26, pag. 69-121.
[50] G.P. Maximoff, Syndicalists in the Russian Revolution (‘Direct Action’ pamflet nr. 11), pag. 6.
[51] A. Pankratova, op. cit., pag. 5.
[52] E. H. Carr, The Bolshevik Revolution (Penguin Edition), DL. II, pag. 80.
[53] I. Deutscher, op. cit., pag. 15-16.
[54] G.P. Maximoff, op. cit., pag. 11-12.
[55] Okt. Rev I Fabzavkomy, di II pag. 114.
[56] Ibid. dl. II pag. 188.
[57] ibid. dl. II pag. 190.
[58] ibid. dl. II pag. 180
[59] ibid. dl. II pag. 191.
[60] G.K. Ordzjonikidze, Izbrannye statii i rechi 1911-1937 (Keuze uit artikelen en redevoeringen), Moskou 1939, pag. 124.
[61] A. Pankratova, op. cit., pag. 48-49.
[62] ibid., pag. 50.
[63] ibid., pag. 51.
[64] Lenin, Werke, Bd. 26, pag. 267-268.
[65] Het is behoorlijk oneerlijk, dat mensen die beter moesten weten (zie artikel van T. Cliff in Labour Worker van november 1967), aan deze verordening over de arbeidersmedezeggenschap lofuitingen wijden die ze niet verdienen en die ze ook nooit bedoeld waren te verdienen.
[66] Sobraniye Uzakonenii 1917-18 (Verzameling van de Statuten 1917-1918), nr. 3 art. 30.
[67] E.H. Carr, op. cit., dl. II pag. 77, vn. 1.
[68] A. Lozovsky, Rabochii Kontrol (Arbeidersmedezeggenschap), Petrograd 1918, pag. 10.
[69] E.H. Carr, op. cit., pag. 73.
[70] Protokoly zasedanii V Ts I K 2 sozyva (1918), pag. 60.
[71] Zie de appendices bij deel XII van Lenins Sochineniya, en ook het artikel van D.L. Simon: ‘Lenin et le Contrôle Ouvrier’ in Autogestion, december 1967.
[72] Sbornik dekretov i postanovlenii po narodnomu khozyaistvu (25 oktyabiya 1917 g25 oktyabrya 1918 g), Moskou 1918, pag. 171-172.
[73] V.I. Lenin, Selected works, dl. VI, pag. 27-28
[74] E.H. Carr, op. cit., pag. 75.
[75] I. Deutscher, op. cit., pag. 17.
[76] I.I. Stepanov-Skonsov, Ot rabochego kontrolya k rabochemu upravleniyu (Van de arbeidersmedezeggenschap naar het arbeiderszelfbeheer), Moskou 1918.
[77] A. Pankratova, op. cit., pag. 54.
[78] ibid., pag. 54.
[79] In tegenstelling tot zovele hedendaagse anarchisten, waren de meeste anarchisten zich destijds welbewust van dit verschil. Voline (op. cit., pag. 77) schrijft: “De anarchisten verwierpen de vage, wazige leus over ‘controle van de productie’. Zij bepleitten onteigening – geleidelijk maar onmiddellijk – van de private industrie door de organisaties van de collectieve productie”.
[80] N. Filippov, ‘Ob organizatsii proizvodstva’ (Over de organisatie van de productie), Vestnik Metallista, januari 1918, pag. 40, 43.
[81] P. Avrich, The Russian Anarchists, Princeton 1967, pag. 162.
[82] Voline, Nineteen-Seventeen, Freedom Press 1954, pag. 139-145. Voline’s hoofdstuk over zijn ‘persoonlijke ervaringen’ is de moeite van het lezen waard.
[83] Zie D.L. Simon, op. cit., pag. 74.
[84] E.H. Carr, op.cit., II pag. 75, vn. 3.
[85] Sobraniye Uzakonenii 1917-1918, nr. 4, art. 58.
[86] ibid., nr. 5, art. 83.
[87] Natsionalizatsiya promyshlennosti v SSSR: sbornik dokumentov i materialov,1917-1920 gg (De nationalisatie van de industrie in de USSR; verzamelde documenten en bronnenmateriaal), Moskou 1954, pag. 499.
[88] E.H. Carr, op. cit., pag. 80.
[89] V.I. Lenin, Sochineniya, XXII, 215.
[90] E.H. Carr, op. cit., II, pag. 80.
[91] Hier moet niet, zoals vaak door anarchisten wordt gedaan, de ‘beweging van de massa’ tegenover de ‘dictatuur van de staat’ worden gesteld, maar dienen de specifieke vormen van de machtsverhoudingen die zich toen hadden ontwikkeld te worden verklaard.
[92] A. Pankratova, op.cit., pag. 59.
[93] V.I. Lenin, Selected Works, dl. VII, pag. 92-93.
[94] ibid., pag. 47.
[95] Redevoering van 4 november 1917, voor de Petrogradse Sovjet van Arbeiders en Soldaten.
[96] Zowel het Handboek als het Tegen-Handboek zouden vertaald moeten worden. Men kan een indruk van hun inhoud krijgen uit het interessante artikel van D.L. Simon, in het nummer van december van Autogestion, hoewel het artikel hier en daar ontaardt in een verfijnde geloofsverdediging van het leninisme.
[97] E.H. Carr, op. cit., dl. II, pag. 82-83.