Tony Cliff

Lenins ideeën hebben de toekomst


Geschreven: 1974
Bron: Internationale Socialisten
Vertaling en transcriptie: Pepijn Brandon
HTML: Adrien Verlee voor het Marxists Internet Archive, december 2005


Dit artikel werd gepubliceerd in de Britse Socialist Worker no. 359 van 2 februari 1974, ter gelegenheid van de vijftigste sterfdag van Lenin.

Vijftig jaar geleden stierf de grote revolutionair socialistische leider Vladimir Iljitsj Lenin. Op de dag waarop zijn dood herdacht werd deden Moskou en zijn vrienden aan de ene kant en de westerse tegenstanders van het communisme aan de andere hun best om de werkelijke historische rol van deze belangrijke man te verdraaien.

Lange tijd is de legende gecultiveerd dat Lenin de vader van het stalinisme was, een man die geloofde in totalitaire dictatuur. Niets ligt verder van de waarheid. Wat er met Lenin is gebeurd werd door hem profetisch voorspeld in zijn briljante werk Staat en Revolutie, waar hij het lot beschreef dat revolutionaire leiders in het verleden ondergingen:

‘Tijdens het leven van grote revolutionairen, jaagden de onderdrukkende klassen hen continu op, ontvingen ze hun theorieën met het meest woeste misbaar, de meest furieuze haat en de meest scrupelloze campagnes van leugens en laster. Na hun dood worden pogingen ondernomen om hen om te vormen tot onschuldige iconen, hen als het ware heilig te verklaren ... en ondertussen beroven ze hun revolutionaire theorie van haar inhoud, stompen ze de revolutionaire kant ervan af en vulgariseren ze haar.’

Boven alles had Lenin volledig vertrouwen in de creatieve capaciteiten van de massa’s. Zo schreef hij bijvoorbeeld in juni-juli 1905:

‘Revoluties zijn festivals van de onderdrukten en de uitgebuitenen. Op geen enkel ander moment is de massa van het volk in de gelegenheid om zo actief naar voren te treden als schepper van een nieuwe sociale orde als tijdens een revolutie. Op zulke momenten is het volk in staat om wonderen te verrichten, gemeten naar de beperkte, filistijnse maatstaf van stapsgewijze vooruitgang.’

Arbeiders leren in strijd. Ze leren van hun eigen ervaring in het gevecht. De rol van een werkelijk consistente revolutionair socialistische arbeiderspartij is niet om de arbeiders de les te lezen, maar om te leren van de arbeiders die in strijd zijn en hen in de strijd te onderwijzen.

‘Als de burgerlijke heren en hun kritiekloze na-apers, de sociale hervormers, praten over het “onderwijzen van de massa’s” bedoelen ze meestal iets schoolheesterachtigs, verwaands, iets dat de massa’s demoraliseert en hen volpompt met burgerlijke vooroordelen. Het werkelijke onderwijs van de massa’s kan nooit gescheiden worden van hun onafhankelijke politieke, en in het bijzonder revolutionaire strijd. Alleen strijd onderwijst de uitgebuite klasse. Alleen strijd onthult haar de grootte van haar eigen macht, verbreedt haar horizon, vergroot haar mogelijkheden, verheldert haar gedachten, smeedt haar wil.’

Het doel van de revolutionair socialistische partij is om het natuurlijke potentieel van energie en inventiviteit dat in de massa’s verborgen is aan te boren. De partij moet leren van arbeiders in strijd:

‘Er is een enorme hoeveelheid van organisatorisch talent onder het “volk”, dat wil zeggen de arbeiders en boeren die niet de arbeid van anderen uitbuiten. Het kapitaal verpletterde duizenden van deze getalenteerde mensen; het doodde hun talent en gooide hen op de schroothoop. We zijn nog niet in staat om hen te vinden, aan te moedigen, hen weer op hun benen te helpen, hen naar voren te schuiven. Maar we zullen leren dit te doen als we eraan beginnen met volledig revolutionair enthousiasme. Zonder dat enthousiasme kunnen er geen succesvolle revoluties zijn.’

Om te leren van de massa’s moet de partij ook in staat en bereid zijn om te leren van zijn eigen fouten, om erg zelfkritisch te zijn. Zoals Lenin het stelde:

‘De houding van een politieke partij tegenover zijn eigen fouten is een van de belangrijkste en zekerste manieren om te beoordelen hoe serieus de partij is en hoe hij in praktijk zijn plichten vervult tegenover zijn klasse, en de werkende mensen. Eerlijk een fout toegeven, de redenen ervoor vaststellen, de omstandigheden analyseren die ertoe hebben geleid, en de middelen uithameren voor het herstellen ervan - dat is het keurmerk van een serieuze partij; dat is hoe hij zijn taken zou moeten vervullen, en hoe hij zijn klasse zou moeten trainen en onderwijzen, en dan de massa’s.’

Open debat is alleen nog maar belangrijker in een periode van direct revolutionaire strijd. Dus schreef Lenin in een pamflet van 25-26 april 1906:

‘In een revolutionaire periode als nu, worden alle theoretische fouten en tactische afwijkingen van de partij op de meest meedogenloze manier bekritiseerd door de ervaring zelf, die de arbeidersklasse met ongekende snelheid verlicht en opvoedt.

In zo’n tijd is het de plicht van elke socialist om ernaar te streven dat de ideologische strijd binnen de partij over theoretische en praktische kwesties zo openlijk, zo breed en vrij mogelijk gevoerd wordt, maar dat ze onder geen enkele voorwaarde de eenheid van de revolutionaire actie van het sociaaldemocratische proletariaat verstoort of beperkt.

De partij van het revolutionaire proletariaat is sterk genoeg om zichzelf openlijk te bekritiseren, en fouten en zwaktes te benoemen zonder eromheen te draaien. De vechtende partij van de vooruitgeschoven klasse moet niet bang zijn voor fouten. Waar hij bang voor moet zijn is het vasthouden aan een fout, de weigering om een fout toe te geven en te corrigeren uit een vals gevoel van schaamte.’

Natuurlijk moeten discussies binnen de partij niet leiden tot een gebrek aan discipline en eenheid in actie. Integendeel, democratie binnen de partij moet dienen als een basis voor eenheid in actie. Zoals Lenin het zo goed omschreef:

‘We hebben al meer dan eens onze theoretische ideeën verkondigd over het belang van discipline en hoe dit concept begrepen moet worden in de partij van de arbeidersklasse. We definieerden dit als: eenheid in actie, vrijheid van discussie en kritiek. Alleen zulke discipline is de democratische partij van de vooruitgeschoven klasse waardig.
... Het proletariaat erkent geen eenheid in actie zonder de vrijheid om te discussiëren en te bekritiseren..., er kan geen massapartij zijn, geen partij van een klasse, zonder volledige helderheid van essentiële nuances, zonder een openlijke strijd tussen verschillende stromingen, zonder de massa’s te informeren welke leiders en welke organisaties van de partij deze of gene lijn volgen. Zonder dit kan geen partij opgebouwd worden die die naam waardig is.’

In tegenstelling tot de stalinistische mythologie - en die van de liberale tegenstanders van het bolsjewisme - is de bolsjewistische partij nooit een monolithische of totalitaire partij geweest. Integendeel. Interne democratie is altijd van het grootste belang geweest voor het partijleven. Toen bijvoorbeeld de allerbelangrijkste beslissing, de kwestie van de opstand van oktober 1917, op de agenda stond, was de leiding scherp verdeeld. Een sterke fractie onder leiding van Zinovjev, Kamenev, Rikov, Pjatakov, Miljoetin en Nogin was tegen de opstand. Toch werden Zinovjev en Kamenev niet uitgesloten toen het Centraal Comité haar politieke bureau koos.

Na het grijpen van de macht bleven de verschillen binnen de partijleiding net zo scherp als daarvoor. Een paar dagen na de revolutie trad een aantal partijleiders naar buiten met de eis dat er een coalitie met andere socialistische partijen gesloten zou worden.

Onder degenen die hierop aandrongen waren Rikov, de volkscommissaris voor Binnenlandse Zaken, Miljoetin, de volkscommissaris voor Industrie en Handel, Loenatsjarski, de commissaris voor Onderwijs, Kamenev, de president van de Republiek, en Zinovjev.

Ze gingen zo ver dat ze ontslag namen uit de regering, en daarmee Lenin en zijn medestanders dwongen om open onderhandelingen met de andere partijen te beginnen. De onderhandelingen liepen vast omdat de rechtse socialisten erop stonden dat Lenin en Trotski buiten de coalitieregering gehouden zouden worden.

Over de vraag of de verkiezingen voor de Constituerende Vergadering in december 1917 moesten worden uitgesteld of niet was Lenin opnieuw in de minderheid binnen het centraal comité, en de verkiezingen werden tegen zijn advies in gehouden.

Korte tijd later werd hij opnieuw verslagen op de vraag over vredesonderhandelingen met Duitsland in Brest-Litovsk. Hij was voor een onmiddellijke vrede. Maar op een bijeenkomst van het centraal comité en actieve arbeiders, die plaatsvond op 21 januari 1918, kreeg zijn motie maar 15 stemmen, tegenover Boecharins motie voor ‘revolutionaire oorlog’ die 32 stemmen kreeg en Trotski’s motie voor ‘oorlog noch vrede’ die 16 stemmen kreeg.

Op een zitting van het centraal comité de volgende dag werd Lenin opnieuw verslagen. Maar uiteindelijk slaagde hij er onder druk van de gebeurtenissen in om de meerderheid van de leden van het centraal comité van zijn standpunt te overtuigen, en op haar zitting van 24 februari kreeg zijn motie voor vrede zeven stemmen, terwijl vier tegen stemden en vier anderen zich onthielden van stemming.

Als gevolg van de zwakte van de Russische arbeidersklasse, na bijna zeven jaar oorlog en burgeroorlog, het isolement van de Russische revolutie dat volgde op het verraad van de Duitse revolutie door de rechtse SPD-leiders - inclusief de moord op de grote socialistische leiders Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht - kwam de stalinistische bureaucratie in Rusland op.

Zij consolideerde haar macht na de massamoord op Lenins oude strijdmakkers in de jaren dertig. Eenmansmanagement in de fabrieken waar managers honderd keer meer verdienen dan de arbeiders, waar arbeiders geen stakingsrecht hebben en ontroofd zijn van alle vrijheden, werd het kenmerk van het stalinistische regime.

Maar de toekomst behoort toe aan de ideeën van Marx en Lenin. De belangrijkste veronderstellingen van het marxisme-leninisme:
- Dat de arbeidersklasse het handelende subject is van het socialisme.
- Dat de arbeidersklasse een voorhoedepartij nodig heeft om haar te leiden, haar strijdbaarheid, bewustzijn en georganiseerdheid te vergroten.
- De noodzaak om de bureaucratische militaristische politionele staatsmachine van het kapitalisme stuk te slaan en te vervangen door democratische arbeidersraden, waarin alle beambten dezelfde lonen krijgen als de arbeiders die ze vertegenwoordigen, met regelmatige verkiezingen voor alle beambten en het recht om hen terug te roepen.

Deze ideeën zijn van vitaal belang voor arbeiders waar ook ter wereld, of ze nu in Engeland, Rusland, de VS, China of India zijn. De toekomst behoort toe aan de ideeën van Marx en Lenin.