Albert De Coninck
España - Belgen in de Internationale Brigaden
Hoofdstuk 2


De voorbereiding van de opstand tegen de republiek

De voorbereiding van de opstand der fascistische generaals was niet alleen een militaire kwestie.

De reactie voerde, na de vorming van de regering Azaña, haar voorbereiding in drie richtingen. Ten eerste: de organisatie van de economische sabotage; ten tweede: terrorisme tegen de leiders van het Volksfront; ten derde: de militaire voorbereiding.

De reactionaire pers voerde haar propaganda onder de leuze: ‘Azaña voert Spanje naar de ondergang’, ‘Arriba España’ (Dat Spanje ontwake).

De organisatie van de economische sabotage moest het economisch leven volledig desorganiseren. De economische situatie was reeds zeer slecht toen de regering Azaña aan het bewind kwam. De jaren van de regering Lerroux hadden het land aan de rand van de economische ineenstorting gebracht. De grote armoede van het volk, de daling van de koopkracht der massa gaf de industrie niet de mogelijkheid uit de crisis te komen. De index van de industriële productie lag in 1935 twintig procent lager dan in 1929. Ongeveer een miljoen arbeiders waren werkloos.

De fascistische reactie ging zich nu inspannen om het land over de rand van de afgrond te duwen. Kapitalen werden uitgevoerd, vooral naar Zwitserland en België. De grote landheren saboteerden het binnenhalen van de oogst. Men wilde de strop van de honger om de hals van het volk nauwer aanhalen.

Naar het voorbeeld van de SA in Duitsland, werden door falangistische troepen terreuraanslagen georganiseerd. Onder de nieuwe strijdkreet ‘Arriba España’ werden de arbeidersmilitanten aangevallen en afgeranseld. Zo werd een klimaat geschapen dat veel gelijkenis vertoonde met het klimaat dat in Duitsland heerste vlak voor de machtsovername van Hitler. Nog steeds waren er lieden in het republikeinse kamp die dachten tot een ‘modus vivendi’ te kunnen komen met de reactionaire machten. Zij koesterden nog hoop dat op een zelfde grond een idyllisch verbond tussen middeleeuwen en twintigste eeuw mogelijk was.

De president van de Republiek, Alcalá Zamora, dezelfde die in het eerste jaar van de Republiek, als minister, zich met kracht verzet had tegen de invoering van lekenonderwijs, predikte lankmoedigheid: “Geen gevaarlijke innovaties — een minimum aan hervormingen”.

Het geduld van de arme boeren kende evenwel grenzen. In Andalusië en Estremadura werden de braakliggende gronden bezet.

De regering Azaña begon eindelijk met de uitvoering van het Volksfrontprogramma. Vlak voor het begin van de opstand hadden 87.000 arme boeren en landarbeiders grond ter beschikking gekregen. De 30.000 gevangenen van de oktoberstrijd in Asturië werden vrijgelaten en schadevergoeding moest betaald worden aan allen die om politieke redenen ontslagen waren geweest. Een begin werd gemaakt met de zuivering van politie en gendarmerie. De president van de Republiek, Zamora, nam ontslag en zal opgevolgd worden door Azaña.

Desondanks bleef op al die maatregelen nog teveel de stempel van overdreven gematigdheid gedrukt. De hogere legerleiding bleef onaangeroerd. Zelfs Azaña gaf blijk van goedgelovigheid tegenover de eed van trouw aan de Republiek, afgelegd door Franco, Mola, Goded en anderen.

In februari 1936 had het Politiek Bureau van de Communistische Partij de arrestatie van Franco geëist. Daaraan was geen gevolg gegeven. ‘Mundo Obrero’ — het orgaan van de Communistische Partij — vermeldde in die periode dagelijks de namen van speculanten, de adressen van fascistische wapenopslagplaatsen en de namen van personen die in de organisatie van de samenzwering betrokken waren.

Van officiële zijde werd er zelden ingegrepen.

Begin juni 1936 had de communistische leider José Diaz, op zijn verzoek, een onderhoud met president Azaña en wees hem op de voorbereiding van een gewapende opstand. Onder de samenzweerders citeerde hij de naam van Franco. Deze laatste antwoordde op 23 juni 1936 in een brief aan de minister van oorlog: “De beweringen van hen die zeggen dat het leger niet trouw zou zijn aan de Republiek, kloppen niet met de waarheid. Zij bedriegen u...”

Op 15 april tijdens de vergadering van de Cortes had Diaz reeds verklaard: “Wij wensen niet dat in het leger elementen aanwezig zijn die gekend staan voor hun duidelijk reactionaire strekkingen, zoals Franco, Goded en anderen van hun soort...”

Op 13 juli 1936 werd luitenant Castillo, een populaire chef van de Republikeinse ‘Guardia de Asalto’ (Stormwacht), in een straat te Madrid door fascisten neergeschoten. Het communistische partijorgaan ‘Mundo Obrero’ schreef ‘s anderdaags: “De koelbloedige moord op luitenant Castillo ... het ontdekken van wapenvoorraden in de fascistische centra en in het gebouw van de ‘Renovación Española’, de schandelijke speculatie op honger en gebrek van het volk, het doordringen van provocateurs in de arbeidersorganisaties, dat alles en nog meer, wat ons en de regering bekend is, wijst duidelijk op de voorbereiding van een aanval, die tegen het Volksfront gericht is...”

Enkele dagen later schreef ‘Mundo Obrero’ (16 juli): “Wij verklaren dat wij het niet eens zijn met diegenen die denken dat een gezwel eerst moet rijpen voordat men het kan opereren. Dit is een gevaarlijke opvatting. Men kan de vijand gemakkelijker overwinnen, wanneer men hem eerst ontwapent en niet de mogelijkheid geeft zich te organiseren...”

Dit verwijt was gericht aan de linkse republikeinen en de leiders van de socialistische partij. Het niet ingrijpen in de toestand, de besluiteloosheid van de regering, leidde ertoe dat zij verrast werd door de gebeurtenissen die twee dagen later volgden.

In die laatste dagen voor de opstand had de Communistische Partij voorgesteld dat de regering zou overgaan tot de bewapening van de arbeiders. Hieraan werd geen gevolg gegeven.

De aanslag op luitenant Castillo deed de woede opflakkeren. De atmosfeer werd dreigend. In dezelfde nacht verscheen een groep militairen van de ‘Guardia de Asalto’ in het huis van Calvo Sotelo, leider van de monarchistische Renovacion Española die, zoals later zou blijken, tezamen met generaal Sanjurjo de opstand moest leiden. Sotelo werd gearresteerd en dood geschoten. De moord op Sotelo maakte een diepe indruk op het fascistisch kamp. Zij trokken er het besluit uit dat er nu spoedig moest opgetreden worden. In de nacht van 17 op 18 juli 1936 namen zij het vaandel van de burgeroorlog op.