Karl Kautsky

Geschiedenis van de Eerste Internationale

(1864-1876)


Geschreven: oktober 1924
Oorspronkelijke titel: onbekend
Bron: brochure uitgegeven door het comité van de eeuwfeesttentoonstelling 5-20 september 1964. Paleis voor Schone Kunsten, Brussel 1
Transcriptie/Vertaling: Valeer Vantyghem
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive

Laatste bewerking: 17 december 2009


Verwant:
De oorlog zijn oorsprong en zijn bestrijding
Het revisionisme in de praktijk
De Eerste en Tweede Internationale

De vijftigste verjaardag van de Eerste Internationale der arbeiders werd gevierd op een tijdstip waarop het internationale ideaal volledig schipbreuk leek te lijden. De Wereldoorlog had niet slechts alle internationale organisaties ontbonden, maar het had eveneens het gevoel van internationale solidariteit van de massa verwoest en bovendien vervangen door een nationaal en hevig gevoel van haat.

Heden oktober (1924), op de zestigste verjaardag van de Eerste Internationale, bezitten wij een organisatie, opvolgster van de Eerste, die machtiger is dan ooit. Dit is inmiddels niet de eerste verandering, welke zich gedurende de eerste tien jaar heeft voltrokken. Indien het mogelijk ware geweest het halve eeuwfeest van de Internationale te vieren, zou zulks zijn geschied op een tijdstip, waarop de Duitse sociaaldemocratie de moedigste der arbeidersorganisaties was. De Engelse arbeiderspartij had toen weinig betekenis buiten het eigen land. Heden is de Britse arbeiderspartij het machtigste element van de Internationale en zo keren wij in zekere zin terug naar het uitgangspunt van de Eerste Internationale.

De Eerste Internationale was feitelijk van Britse oorsprong. Toen op 28 september 1864 werd besloten tot een Internationaal Verbond van Arbeiders waren in Europa geen andere belangrijke arbeidersorganisaties, dan die, welke in Engeland hun activiteit ontplooiden. Zij die op het vasteland bestonden waren zonder betekenis, ten dele wegens de bestaande politieke voorschriften en voorts ook door de reactie, volgend op het politieke failliet van 1848 en het verkrijgen van de tienurige werkdag (1847).

Inmiddels hadden de trade-unions zich echter ontwikkeld. De tienurige werkdag had grote massa’s arbeiders doen geloven en gesterkt. Op het tijdstip, waarop de periode van reactie vertraagde en de arbeiders zich gereed maakten tot de strijd ter verdediging van hun vrijheden, werd de Eerste Internationale gesticht.

Op het continent bestond geen enkele gelijkwaardige organisatie. Geen trade-unions, geen arbeidswetgeving, geen arbeiderspartij. In Duitsland was echter een verbond dat een weinig aan de Arbeiderspartij beantwoordde, door Lassalle opgericht. In deze omstandigheden hadden de Engelse arbeiders alle redenen te vrezen dat hun vorderingen tot staan zouden worden gebracht door de concurrentie van de niet georganiseerde en van sociale wetten gespeende arbeiders van het Europese vasteland.

De Engelse arbeiders waren te grote aanhangers van de handelsvrijheid om te trachten dit gevaar door beschermende tarieven en een reglementering van de buitenlandse arbeidskrachten te bestrijden. Zij beseften dat hun belangen en die van de continentale arbeiders overeenstemden en zij streefden ernaar de voordelen, die zij in harde strijd hadden veroverd, te handhaven en dit niet door uitsluiting van deze buitenlandse arbeiders, maar door het steunen van deze arbeiders in hun pogingen zich te organiseren en in hun strijd voor betere arbeidsvoorwaarden.

De gedachten van Karl Marx bewogen zich in gelijke richting. Reeds in 1847 had hij, samen met Engels, in Het Communistisch Manifest verkondigd, dat de arbeiders aller landen zich dienden te verenigen in de gemeenschappelijke strijd. Hij was in 1850 naar Engeland gekomen om er de ontwikkeling gade te slaan in dit land, dat in kapitalistisch opzicht het sterkst ontwikkeld was en dat in zijn economische ontplooiing alle andere staten was voorbijgestreefd. Op dit tijdstip waren de Engelse arbeiders, volgens hem, de kampioenen onder de proletariërs van de wereld en zij dienden aldus tot voorbeeld aan de arbeiders van alle landen in hun strijd voor een wettelijke regeling van de arbeidsdag.

Wat de Engelse arbeiders omstreeks 1864 poogden te veroveren, wenste Marx eveneens in het belang van het gehele proletariaat. Het is dus niet te verbazen dat hij alle arbeiders in de Eerste Internationale wilde verenigen en dat hij weldra hun brein werd, dat hun daden inspireerde.

In de Algemene Raad van de Eerste Internationale werkte Marx nauw samen met de leiders van de Britse vakverenigingen, die er zich hadden bij aangesloten.

Marx stelde de rapporten en de studies op, die de Algemene Raad aan de congressen van de Internationale voorlegde. Deze resoluties, voor zover zij de vakbeweging, de coöperatieve vennootschappen, de arbeidswetgeving en de opvoedingsstukken betroffen, zijn nog geenszins verouderd. Zij wijzen nog heden de te volgen weg. Zij deden dit op een doeltreffende wijze, vijftig tot zestig jaar geleden.

De arbeiders die op het vasteland streden, hebben er onschatbare winsten door geboekt.

De Eerste Internationale heeft zich in die tijd niet beperkt tot theoretische verklaringen. Zij streed eveneens krachtig voor praktische oplossingen. Gezien de hechte banden, die de Internationale verbond met de Britse verenigingen, was de strijd voor de verovering van de rechten van de arbeiders een gemeenschappelijke strijd.

Drie jaar na de oprichting van de Internationale had deze strijd hun weliswaar nog niet het algemeen kiesrecht gebracht, maar de geschoolde arbeiders verdienden toen al hogere lonen.

Op het vasteland, in Pruisen, ijverden de internationalisten eveneens voor het algemeen kiesrecht. Zij trokken ten strijde tegen Bismarck. In Frankrijk streden zij tegen het napoleontisch keizerrijk. Zij namen elke gelegenheid te baat tot het oprichten van vakverenigingen, voor zover de wetten van hun land zulks veroorloofden. Zij wekte gevoelens van verzet bij de arbeiders.

Het gevolg hiervan waren talrijke stakingen, die vaak, dankzij de leiding van de internationalisten, een overwinning opleverden. Hun succes was echter te dikwijls te danken aan het feit, dat de werkgevers van het vasteland, niet op tegenstand van de arbeiders voorbereid waren en er dus door werden verrast. Van hun kant schreven de werkgevers het succes van de stakingen veelal toe aan de enorm fondsen waarover, naar zij beweerden, de Internationale beschikte. Door deze legende groeide de vrees van de werkgevers voor de Internationale, maar tevens nam hun haat tegen deze organisatie toe.

De regeringen maakten zich eveneens zeer bezorgd en daar zij eigenlijk niet veel van deze organisatie afwisten, meenden zij met een nieuw geheim genootschap, naar de aard van de vroegere geheime verenigingen in Italië en Frankrijk, te doen hebben.

Maar dit alles was in strijd met de werkelijkheid. Het is juist, dat de Internationale alom met veel geestdrift werd begroet, maar het regelmatig betalen van een bijdrage was iets, waaraan de arbeiders nog moesten wennen. Aanvankelijk zou het op het Europese vasteland gemakkelijker zijn geweest een opstand te organiseren, dan de arbeiders te bewegen, een bijdrage voor hun lidmaatschap te betalen.

De Internationale is daarom een van de armste organisaties gebleven. Zij was soms niet in staat de drukkosten van de verslagen van haar congressen te betalen. De Algemene Raad heeft nooit de middelen gehad om tot het uitgeven van een bulletin over te gaan. Bij stakingen kon de Internationale slechts geringe financiële steun verlenen en die steun was dan nog de opbrengst van voor de gelegenheid ingerichte collectes.

De legende van haar samenzweringen was al evenzeer in strijd met de waarheid als die aangaande haar rijkdom. Mazzini had de wens geuit er een geheime organisatie van te maken, maar hiertegen had Marx zich met alle kracht verzet, en dat gaf de doorslag.

Om deze redenen waren de Franse blanquisten de Internationale vijandig gezind tot aan de opstand van de Parijse Commune in 1871.

Deze opstand was catastrofaal voor de Eerste Internationale. De internationalisten, met inbegrip van de Parijse internationalisten, stonden afwijzend tegenover de opstand, want zij maakten zich bezorgd over het naderende conflict en vreesden terecht, dat de revolutionairen zich voor een taak, die hun middelen zou overtreffen, gesteld zouden zien. Dat was ook de mening van Karl Marx. Hij meende dat het Franse proletariaat van de vrijheid, die de republiek hen had verleend, gebruik moesten maken om zich te organiseren met het doel datgene te verwerven, wat het onder het keizerrijk niet had kunnen verkrijgen. Toen echter de revolutie uitbrak, beschouwden de internationalisten het als hun plicht tegenover de werkende klasse, aan de opstand deel te nemen, zelf op levensgevaar af.

Tijdens de revolutie was de invloed van de internationalisten opmerkelijk dank zij hun gezond verstand. Zij konden hierdoor belangrijke diensten bewijzen en dwongen eerbied af; maar juist daardoor stonden zij steeds in de eerste gelederen.

Na de nederlaag waren zij het die de haat van de tegenstanders het felst te verduren kregen.

De vervolgingen door de regeringen en de kapitalistische partijen van alle landen, waaraan de vluchtelingen van de revolutie waren blootgesteld, golden thans evenzeer de Internationale. Zelfs in Engeland, waar men geen politieke vervolging kende, waren zij in de ban gedaan.

De Internationale was niet bij machte aan deze storm weerstand te bieden. Velen, die haar macht overschat hadden, verlieten haar thans weer.

En op dat kritische ogenblik voltrok zich een splitsing in de Internationale. De arbeiders uit de Latijnse landen – Frankrijk, Spanje, Italië – hadden reeds lang het vertrouwen in de parlementaire methodes verloren. De verkiezingen in deze landen werden door de regeringen geleid en de parlementen hadden er niet de minste macht.

Tijdens dat tijdperk van reactie, had het antiparlementarisme de levende vorm van het proudhonisme aangenomen. Het vroeg aan de arbeiders af te zien van de politiek om zich te wijden aan de economische vraagstukken, los van elke politiek, aan de oprichting van vennootschappen van onderling krediet, van coöperatieve organisaties, van verzekeringsmaatschappijen, en van vakverenigingen.

In hetzelfde tijdperk voltrok zich een wijziging in tegengestelde richting onder de Engelse arbeiders. De twee grote doelstellingen van de chartistische beweging waren ten minste ten dele bereikt: de tienurige werkdag was ingewilligd, althans voor vrouwen en kinderen, en de best betaalde arbeiders hadden kiesrecht verkregen. De verdere strijd moest men, meenden zij overlaten aan de vakverenigingen, die zich inmiddels sterk hadden ontwikkeld en die geen oneerlijke concurrentie van het buitenland meer hadden te duchten sedert de Internationale volkomen haar plicht op het Europese vasteland had vervuld. Het was niet hun bedoeling de trade-unions antiparlementair en gehaat tegen elke politiek te maken, maar zij stelden geen belang in om het even welke onafhankelijke arbeiderspolitiek.

De meevoelende elementen van de twee burgerlijke partijen, in het bijzonder de radicalen, schenen hen alles te hebben geboden, wat zij op dit ogenblik verlangden.

De Internationale, nog steeds onder de druk van de Parijse Commune, begon als hindernis te worden beschouwd door de leiders van de trade-unions, die door de burgerlijke elementen erkend wensten te worden. Marx geraakte aldus meer een meer vereenzaamd in de Internationale: zowel de rechter- als de linkerzijde liet hem in de steek. Zijn politiek onderscheidde zich daarin van die der aanhangers van Bakoenin, dat hij de betekenis van de parlementaire methode en van het algemeen kiesrecht voor de arbeidende klasse en haar strijd om de emancipatie besefte.

Zijn politiek onderscheidde zich eveneens daarin van die der trade-unions, dat hij het parlementarisme en de democratie als nuttige elementen in de strijd aanvaardde, op voorwaarde dat de strijd op het politieke vlak zou worden gevoerd en wel door een onafhankelijke politieke organisatie, die naast de burgerlijke partijen zou staan. Deze politiek werd aanvankelijk slechts door de Duitse sociaaldemocraten aanvaard.

De grote massa der arbeiders in de Latijnse en Angelsaksische landen weigerde deze politiek te volgen en met deze verdeeldheid zette het verval van de Eerste Internationale in.

De politiek zoals Marx haar beoogde, overleefde het conflict. Heden is zij aanvaard door alle arbeiderspartijen van de wereld. Zij heeft gezegevierd zowel over het anarchisme van Bakoenin als over de politieke onafhankelijkheid van de oude Britse trade-unions.


Zoek knop