Peter Kropotkin
De verovering van het brood
Hoofdstuk 7


De kleding

Wanneer de huizen worden beschouwd als gemeenschappelijk erfgoed van de gemeente en men overgaat tot de verdeling van de waren, zal men noodzakelijkerwijze een stap verder moeten gaan. Het vraagstuk van de kleding zal zich vanzelf op de voorgrond dringen, en de enig mogelijke oplossing zal worden verkregen door, in naam van het volk, alle kledingmagazijnen in bezit te nemen en open te stellen voor allen, opdat ieder zal kunnen nemen wat hij nodig heeft.

Het brengen van de klederen aan de gemeenschap en aan ieder het recht schenken om uit de gemeenschappelijke magazijnen het nodige te nemen of daarvan opgaaf te doen aan de confectiewinkels, zal de voor de hand liggende oplossing zijn, zodra het communistisch beginsel is toegepast op de woningen en de waren.

Daarvoor behoeven we natuurlijk niet alle burgers te beroven van hun kleren, die op een hoop te gooien en er om te laten loten, zoals onze even geestige als vernuftige critici beweren. Ieder kan in het bezit blijven van zijn jas, als hij er een heeft; zelfs is het waarschijnlijk dat niemand hem er één zal ontnemen als hij er tien heeft. Men zal de voorkeur geven aan nieuwe kleren boven die, welke reeds door de bourgeois zijn gedragen, en er zullen zóveel nieuwe kleren zijn, dat er niet aan gedacht zal worden de oude op te eisen.

Wanneer een statistiek werd opgemaakt van de kledingstukken, die in de magazijnen van de grote steden zijn opgestapeld, zouden we zien dat er in Parijs, Lyon, Bordeaux en Marseille zóveel voorhanden zijn dat de commune aan iedere burger en aan iedere burgeres een pak kleren zou kunnen aanbieden. Mocht ieders smaak niet worden bevredigd, dan zouden de gemeentelijke werkplaatsen weldra het verlangde kunnen leveren. Men weet met welke spoed de aflevering geschiedt door onze confectiemagazijnen, die voorzien zijn van de beste machines voor de levering op grote schaal.

Maar ieder zal een pels van martervel willen hebben en elke vrouw zal een fluwelen japon begeren!” roepen onze tegenstanders.

Ronduit gezegd — we geloven er niets van. Ieder begeert geen fluweel en ieder is niet verzot op een fijne pels. Zelfs wanneer men heden aan de Parijse vrouwen vergunde een kleed te kiezen naar haar zin, zouden er verscheidene zijn, die aan een eenvoudige japon de voorkeur zouden geven boven de grillige opschik onzer wereldse dames.

De smaken veranderen met de tijden en stellig zal eenvoud de smaak kenmerken, die tijdens de revolutie de toongevende zal zijn. De maatschappij heeft evenals het individu, haar zwakke, maar ook haar heldhaftige ogenblikken. Zo ellendig als zij zich toont wanneer zij — zoals thans geschiedt — wordt bevlekt door het najagen van onedele, kleinzielige persoonsbelangen, zo geheel anders is haar aanblik in betekenisvolle tijden.

Zij heeft haar ogenblikken van verhevenheid, van bezieling! De mensen van karakter krijgen dan het onverwicht dat thans de bezitters hebben. We zien grootse daden van toewijding, die weer navolging vinden. Zelfs de egoïsten schamen zich achter te blijven en beijveren zich mee te werken in het koor van de edelen en dapperen.

De grote revolutie van 1793 wijst op tal van zulke voorbeelden. En tijdens die gewichtige periodes van zedelijke vernieuwing — een proces, even natuurlijk voor de maatschappijen als voor de individuen — ziet men de krachtige energieke uitingen, die de mensheid een schrede voorwaarts brengen.

We willen de vermoedelijke rol van deze edele hartstochten niet overschatten; niet daarop bouwen wij ons ideaal van de maatschappij. Maar van overschatten is geen sprake wanneer we bekennen, dat ze ons de eerste en moeilijkste ogenblikken zullen helpen doorworstelen. We mogen niet rekenen op de duurzaamheid van deze toewijding in het dagelijks leven: maar we kunnen op haar rekenen in de aanvang en dat zegt genoeg. Juist bij de zuivering van het terrein, bij de opruiming van het vuil dat is opgehoopt gedurende eeuwen van onderdrukking en slavernij, zal de anarchistische maatschappij behoefte hebben aan die hartelijke blijken van broederschap.

Later zal zij kunnen bestaan zonder dat het nodig zal zijn een beroep te doen op die opofferingsgezindheid omdat zij de onderdrukking zal hebben doen eindigen en daardoor een nieuwe maatschappij zal hebben gesticht, waarin alle gevoelens van solidariteit tot volle wasdom zullen komen!