Prosper-Olivier Lissagaray
Geschiedenis van de Commune van Parijs van 1871
Hoofdstuk 26


“De porte de St-Cloud is zo-even neergestort. Generaal Douai is binnengestormd.”
M. Thiers in de Nationale Vergadering, de 22e mei 1871.

De Versaillais komen de zondag 21e mei, ’s namiddags te 3 uur in Parijs – De Raad der Commune ontbindt zich

De grote aanval begint. De Vergadering neemt een dreigende houding aan. De 16e weigert zij de Republiek als staatsvorm te erkennen en besluit met 417 op 420 stemmen openbare gebeden te doen lezen. De 17e legt het leger batterijen aan tegen de poorten van la Muette, van Auteuil, van St-Cloud, van Point du Jour en van Issy, om bressen te schieten. De achterste batterijen gaan voort met de omheining van Point du Jour te verpletteren en ze vernielen Passy. De kanonnen van het slot van Bécon beschieten het kerkhof van Montmartre en bereiken zelfs de place Saint-Pierre. Vijf arrondissementen van Parijs worden nu beschoten.

De 18e overrompelen de Versaillais de gefedereerden van Cachan. Nochtans kunnen wij hun beweging tegenhouden op de Hautes-Bruyères. De Dominicaner monniken die vanuit hun klooster de vijand verwittigen, worden aangehouden.

Hoewel de vijand steeds nadert, verbetert onze verdediging niet. Enige vuurmonden slechts antwoorden op de kanonnade der Versaillais. Enige barricades aan de porte Bineau, de porte d’Asnières en op de boulevard d’Italie, twee redoutes op de place de la Concorde en in de rue Castiglione, een gracht in de rue Royale en op het Trocadéro – dat is alles wat de Raad voor de interne verdediging deed. Het Comité van Openbaar Welzijn, zegt men, kan geen aardewerkers vinden, terwijl er 1.500 luieriken in de Prince-Eugène kazerne zitten, er 100.000 rustende Nationale Garden zijn en men miljoenen bij de hand heeft.

De rechtzinnigen worden moedeloos en de onbekwamen intrigeren voort. De Raad houdt zich met kleinigheden, met stommiteiten bezig, en het Comité van Openbaar Welzijn maakt maar altijd proclamaties. Het Centraal Comité wil de dictatuur nemen. Een lid zet een decreet in het Journal Officiel, waarbij aan al de ingezetenen van Parijs bevolen wordt binnen de 43 uren naar hun huis te gaan, “op straffe hun rentetitels en grootboek te zien verbranden”. Dat kan de andere decreten vervoegen.

Onze beste bataljons, aan hun zelf overgelaten, verbrokkelen. Van het begin van april zijn 4.000 gefedereerden gedood of gewond en 3.500 gevangen genomen. Aan de vestingen staan misschien nog 6.000 man. Vele officieren zijn verdwenen. Op het ergste punt van de aanval, van het bolwerk 36 tot 70, zijn geen twintig kanonniers. Er zijn geen schildwachten.

Is er verraad? – Men zegt van ja, doch het verschrikkelijk bombardement is voldoende om die ontmoediging te verklaren. Deze grijpt zelfs Dombrowski aan, die het opgeeft tegen de werkloosheid van de Oorlog te strijden. Het Comité van Openbaar Welzijn verneemt dat de wallen verlaten zijn; in plaats van zelf tussen te komen, verwittigt het de Oorlog.

De zaterdag 20e mei, rond 1 uur ’s namiddags, demaskeren zich de batterijen en 300 stuks marine- en belegeringsgeschut kondigen met een verschrikkelijke losbarsting het begin van het einde aan.

Beaufond laat dezelfde dag aan de Versaillais stafoverste weten dat de poorten van Montrouge, Vanves, Vaugirard, Point du Jour en Dauphine geheel verlaten waren. Bevelen tot concentratie werden aanstonds gegeven. Deze maal schijnt de inval te zullen lukken, want de porte de St-Cloud is geheel verbrijzeld.

Leden der Commune hadden al sedert verscheidene dagen de stafoverste Henry Prodhomme van die bres verwittigd. Hij zegde dat hij daar een verschrikkelijke geblindeerde barricade ging maken en deed niets. Nadien zond Lefrançais met hetzelfde doel een nota aan Delescluze, doch ze raakte verloren.

Terwijl duizenden mensen een monsterconcert ten voordele van weduwen en wezen der Commune in de Tuileriën bijwoonden, deed de voorwacht der Versaillais, op twee geweerschoten van daar, langs de porte de St-Cloud, haar intrede in Parijs.

Een amateur-spion, Ducastel, die niet tot de samenzweerders behoorde, doorliep deze wijk en zag poorten en wallen, alles verlaten. Hij klom op het bolwerk, zwaaide een witte zakdoek en riep tot de soldaten dat er niemand was. Een marineofficier kwam zich verzekeren dat hij waarheid sprak. Dadelijk telegrafeerde men de tijding aan de dichtstbijzijnde generaals. De batterijen staakten het vuur. De soldaten van de naburige loopgraven kwamen met kleine pelotons binnen de omheining. Thiers, Mac-Mahon en admiraal Pothuau, die zich op de Mont-Valérien bevonden, telegrafeerden het nieuws naar Versailles, om al de divisies in beweging te stellen.

Dombrowski komt te vier uur te la Muette. Een commandant loopt toe en kondigt hem het nieuws aan. Dombrowski beveelt een batterij 7-ponders naar het ministerie van Marine te halen en die en die bataljons op te roepen. Dan zendt hij een depêche naar het Comité van Openbaar Welzijn en naar de Oorlog en doet hij de porte d’Auteuil bezetten.

Te vijf uur klinkt het alarm in de straten van Passy. De commandant van de vrijwilligers neemt al mee die hij kan. Dit korps was een in het vuur geharde troep. Bij de spoorweg zien zij rode broeken; zij ontvangen ze met vol salvo. Een Versaillais officier springt, te paard, vóór zijn mannen om ze vooruit te doen rukken. Hij valt onder onze kogels. Zijn soldaten trekken terug. De gefedereerden vestigen zich krachtig op het viaduct en op het uiteinde van de boulevard Murat. Tezelfdertijd barricadeert men de kaai ter hoogte van de Iénabrug.

Billioray ontvangt te 7 uur Dombrowski’s depêche aan het Comité van Openbaar Welzijn en begeeft zich aanstonds naar de Raad. Daar was men bezig met Cluseret te oordelen en Vermorel had het woord. Billioray wacht een ogenblik en roept dan: “Sluit! Sluit! Ik heb aan de vergadering een mededeling van het hoogste gewicht te doen, waarvoor ik een geheim Comité vraag.”

Vermorel staat het woord af aan Billioray; deze leest het papier af dat hij in de enigszins bevende hand houdt: “Dombrowski aan Oorlog en aan Comité van Openbaar Welzijn. De Versaillais zijn langs de porte de St-Cloud binnengedrongen. Ik neem schikkingen om ze terug te werpen. Als gij mij versterking zenden kunt, sta ik voor alles in.”

Er is eerst een angstvolle stilte. Dan barsten ondervragingen uit. “Bataljons zijn reeds op weg,” zegt Billioray; “het Comité van Openbaar Welzijn waakt.”

Dit incident en een dom requisitorium van Miot maken dat Cluseret vrij komt. Groepen worden gevormd; men bespreekt de depêche. Dombrowski’s vertrouwen en Billioray’s verzekering stellen de romantici gerust. Men betrouwt zich op de generaal, op de stevigheid der wallen, op de onsterfelijkheid der zaak; overigens het Comité van Openbaar Welzijn is verantwoordelijk. Iedereen zal op inlichtingen uitgaan en zich desnoods naar zijn arrondissement begeven.

De tijd verloopt in gebabbel, zonder voorstellen of bespreking en te acht uur wordt deze zitting – die de laatste is – geheven. En niemand vraagt dat men bestendig op het Stadhuis blijven zou, dat men dáár de inlichtingen zou afwachten, dat men het Comité van Openbaar Welzijn zou doen komen! Niemand zegt dat in deze nare onzekerheid, waar men misschien in enkele ogenblikken een plan van verdediging, een groot besluit zal te nemen hebben, de post der bewakers van Parijs op het Stadhuis en niet in de arrondissementen is.

En op het ogenblik van uiterst gevaar, als de Versaillais in Parijs dringen, verlaat de Raad der Commune het Stadhuis!

Zelfde onverschilligheid in het ministerie van Oorlog, waar de ongeluksmare te 5 uur aankwam. Delescluze en vele anderen met hem menen dat de strijd in de straten gunstig zal zijn. De stafoverste doet zich niet eens de moeite in persoon op verkenning te gaan en laat te 8 uur deze ongelooflijke depêche aanplakken: “De observatiepost van de Triomfboog loochent de intrede der Versaillais, althans ziet hij niets dat er op trekt. Commandant Renaud van de sectie Point du Jour verlaat zo-even mijn kabinet en bevestigt dat er maar een paniek geweest is en dat de porte d’Auteuil niet geforceerd werd; dat zo enige Versaillais zich vertoond hebben, zij teruggedreven werden. Ik heb elf stafofficieren elf bataljons laten halen, die ze maar mogen verlaten na ze op de hen aangewezen post te hebben gebracht. – Delescluze.

Tezelfdertijd telegrafeerde Thiers aan zijn prefecten: “De porte de St-Cloud is neergestort onder het vuur van onze kanonnen. Generaal Douay is binnengestormd.” Dubbele leugen. De porte de St-Cloud stond reeds drie dagen wagenwijd open, zonder dat de Versaillais ze naderen durfden. Generaal Douai was er heel zedig, man voor man, door een verraad, binnengeslopen.

’s Nachts komt er wat meer leven. Officieren komen aan het ministerie bevelen vragen. De staf weigert de stormklok te luiden of de stormmars te slaan, om de bevolking niet te verschrikken. Nu eerst begint men, op het plan van Parijs, strategische punten te zoeken. Men zou dadelijk een gedacht, een methode moeten vinden, duidelijke onderrichtingen moeten hebben. Delescluze sluit zich op om een proclamatie te maken.

Door het avondduister beschut, dringen de Versaillais inmiddels maar immer man voor man door de spleet der wallen, zich opeenhopende tussen de ringspoorweg en de vestingen. Te acht uur zijn zij sterk genoeg om zich in twee colonnes te verdelen, waarvan de ene, links, langs de bolwerken 66 en 67 gaat, terwijl de andere, rechts, de route de Versailles neemt. De eerste bezet Auteuil en Passy en de andere, na een zwakke barricade op de kaai langsheen de Seine overgetrokken te zijn, bereikt het Trocadéro, dat dezerzijds niet verdedigd is en bezet het.

Op het Stadhuis is het Comité van Openbaar Welzijn eindelijk bijeen. Alleen Billioray is verdwenen, – voor goed. Men kent de sterkte noch de stelling der troepen, maar men weet dat soldaten zich in Passy, in de duisternis, bewegen. Stafofficieren komen van la Muette terug met geruststellende tijdingen. Daarop begeeft Assi zich te 11 uur naar de rue Beethoven, waar geen licht meer brandt. Weldra willen de paarden niet meer voort; zij zijn uitgeschoven in grootte plassen bloed; langsheen de muur schijnen Nationale Garden te slapen. Plotseling springen in hinderlaag liggende Versaillais vooruit. Die slapers zijn lijken van gefedereerden.

De Versaillais moorden in Parijs, en Parijs weet het niet: de schouwburgen en de koffiehuizen op de boulevards zijn vol volk. Het kanon zwijgt. Indien “het schoonste leger dat Frankrijk ooit bezat” rechtdoor getrokken was langs de kaaien en boulevards waar geen enkele barricade was, dan had het de Commune zonder slag of stoot gewurgd.

De vrijwilligers blijven tot middernacht op de spoorweg. Uitgeput, zonder versterking, trekken zij zich op la Muette terug. Clinchant volgt hen, bezet de porte d’Auteuil, trekt door de porte de Passy en marcheert op het hoofdkwartier van Dombrowski. Vijftig vrijwilligers schieten nog in het slot; maar, naar het oosten gekeerd, haast ingesloten door het Trocadéro, trekken zij, te half twee, op de Champs-Elysées terug.

Op de linkeroever had generaal Cissey geheel de avond zijn krachten op 200 meter van de omheining gebracht. Te middernacht klimmen zijn brandweermannen over de grachten en de wallen en openen zij de porte de Sèvres en de porte de Versailles zonder één schildwacht te ontmoeten.

Te 3 uur in de morgen stromen de Versaillais Parijs binnen langs de 5 poorten van St-Cloud, Auteuil, Passy, Sèvres en Versailles. Bijna heel het XVe arrondissement is bezet. La Muette, geheel Passy en de hoogte van het Trocadéro zijn genomen. Ook genomen, het buskruitmagazijn van de rue Beethoven – grootte catacomben die onder het XVIe lopen – waarin 3.000 tonnen kruit, 2 miljoen patronen, ongeveer 1.000 obussen steken. Te 5 uur valt de eerste Versaillais obus op het Legioen van eer. Parijs slaapt, als in de morgen van de 2e december.