Gisela Mandel

Hongersnood in India


Geschreven: 1967
Bron: La Gauche, nr. 7, 18 februari 1967
Vertaling: Valeer Vantyghem
Oorspronkelijke titel: La famine en Inde
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, sepptemmber 2008

Laatste bewerking: 1 september 2008


De verkiezingscampagne in India is opgeschrikt door een reeks gewelddaden. Onze correspondent ter plaatse (Gisela Mandel) schetst hier de economische situatie, die deze gewelddaden kan verklaren.

Er is al zoveel geschreven over de hongersnood in India dat de wereld er nog nauwelijks aandacht aan besteedt. Maar toch, enkele weken geleden bereikte ons vanuit Calcutta het nieuws, vanuit een van de belangrijkste industriële steden van het land, dat de gratis verdeling van rijst was stopgezet. Dit trok de aandacht van de wereld. Officieel wonen er te Calcutta vijf miljoen mensen. Maar het zijn er ongetwijfeld evenveel die niet officieel geregistreerd staan. Mensen die hun dorpen verlaten hebben om in de stad werk te gaan zoeken en die geen enkel document of identiteitsbewijs bezitten waarmee ze voedingswaren zouden kunnen bekomen. Hoe zou deze categorie stedelingen kunnen overleven als ze geen rijst meer kunnen krijgen?

Er is 20 miljoen ton graan tekort

Voor 1967 wordt het tekort aan graangewassen — het basisvoedsel in India — op 20 miljoen ton geschat. De hulp die uit het buitenland komt, verstrekt door de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, stelt letterlijk niks voor. Het is niet meer dan een druppel water op een hete plaat. De Verenigde Staten hebben besloten om tijdens de maanden februari en maart 900.000 ton graan te leveren. De Sovjet-Unie zal ondertussen op haar beurt zorgen voor 200.000 ton. De situatie is echter zodanig dat er in feite iedere maand één miljoen ton graan dient ingevoerd. Er bestaat voor India geen enkele andere mogelijkheid om een voedseltekort op te vangen dat chronisch geworden is.

De redenen:

1. De landbouwproductie stagneert

Hoe kon een catastrofe van dergelijke omvang zich voordoen in een land als India dat meer inwoners telt dan Europa, waar twaalf grote talen worden gesproken?

Als we enkel rekening houden met de gestrengheid der cijfers dan zijn de zaken heel eenvoudig: de landbouwproductie stagneert terwijl de bevolking heel snel aangroeit. In 1958-59 heeft India 75,5 miljoen ton graan geproduceerd en die productie was in 1965-66 geslonken tot 72 miljoen ton. Hoewel er in het begin van dit decennium enkele ‘goede’ oogsten geweest waren, met een opbrengst van bijna 80 miljoen ton, dan zal de oogst dit jaar nog zwakker uitvallen dan in 1965-66.

Het doel van het derde vijfjarenplan voor het jaar 1965-66 was 100 miljoen ton. Het tekort voor dit jaar bedraagt dus niet 20 maar 25 miljoen ton. Het verschil tussen die twee cijfers toont hoe tragisch het wel is. Bij zulk een tekort bedraagt het dagelijkse rantsoen van het grootste deel van de Indiërs niet meer dan 175 gram.

2. De extreem snelle aangroei van de bevolking

Tegelijkertijd heeft in India, zoals in de meeste ontwikkelingslanden, er zich een ware bevolkingsexplosie voorgedaan. Door de vooruitgang op medisch gebied is de kindersterfte gedaald en worden de epidemieën bestreden, dit terwijl de vruchtbaarheidsgraad er heel hoog blijft. De meeste mensen zijn er te arm en te weinig ontwikkeld om voorbehoedsmiddelen te kennen en te gebruiken. Waar in 1947, toen India onafhankelijk werd, het land 350 miljoen inwoners telde, is dit cijfer nu opgelopen tot 500 miljoen. Men verwacht dat het aantal Indiërs tegen 1971 de 565 miljoen zal bedragen. Normaal gezien zou tegen dan de productie van graan eveneens met 70 % moeten zijn toegenomen in vergelijking met 1948, en dat voor hetzelfde hongerrantsoen. Tegen 1971, als het vijfjarenplan is afgelopen, zou India, om haar bevolking normaal te kunnen voeden, de productie aan graan moeten kunnen verdrievoudigen.

3. De gebreken van het irrigatiesysteem

Waarom stagneert sinds tien jaar de voedselproductie in India? De officiële reden luidt dat het de laatste tien jaar onvoldoende heeft geregend. Zoals we weten wordt het grootste deel van het water, waar het subcontinent behoefte aan heeft, twee maal per jaar aangevoerd door de moesson. Wanneer die wind echter niet komt of minder regen meebrengt, dan krijgen we catastrofale droogtes. Dat is echter slechts de halve waarheid: dat de landbouw zo afhankelijk blijft van de moesson is een ernstige indicatie dat het irrigatiesysteem gebreken vertoont. Op honderd vijftig miljoen hectare bewerkte gronden wordt er heden enkel vijfendertig miljoen hectare kunstmatig geïrrigeerd. Een van de doelstellingen van het vijfjarenplan was om die oppervlakte op tweeënzestig miljoen hectare te brengen. Tijdens de eerste twee vijfjarenplannen werden inderdaad, om dit objectief te realiseren, een aantal belangrijke dijken verhoogd en zo werd, in Punjab, een van de kleine noordelijke staten van het schiereiland, de manier van werken van de landbouwers grondig gewijzigd. Maar Punjab vormt slechts een heel klein deel van India. Het is duidelijk dat de regering veel te weinig aandacht heeft besteed aan het probleem van de irrigatie. En nog belangrijker is het feit dat het deel van het irrigatiesysteem dat reeds was verwezenlijkt te weinig rationeel werd aangewend.

4. De sociale structuur in de dorpen

En zo belanden we bij de oorzaak zelf van het landbouwprobleem in India. Waartoe dienen hoge dijken als de arme boeren zich verplicht zien om zelf de irrigatiekanalen te graven willen ze dat het water uit de meren hun kleine dorpen bereikt? Rijke boeren nu kunnen geld uitgeven en beschikken over voldoende middelen om kanalen aan te graven. De kleine boer geraakt slechts aan water als hij ervoor betaalt. Waartoe dient het om hiervoor leningen aan de kleine boeren toe te staan? Als hun productie is gestegen, nu er irrigatiekanalen zijn gegraven, moeten ze een rente betalen die nog sneller stijgt dan die productie.

Bovendien beschikt een deel van de kleine boeren over te weinig grond om van de opbrengst ervan te leven. Ze zien zich verplicht om grond te pachten. Maar het irrigatiesysteem, in het kader van de sociale verhoudingen zoals we hierboven hebben vermeld, leidt er paradoksaal genoeg toe dat ze verlies lijden. Eenmaal de rente voor de gepachte gronden betaald blijft hen minder over dan wat de gronden hebben opgebracht.

De achterhaalde manier waarop in India de grond is verdeeld is het grootste obstakel om te komen tot een snelle groei van de productie in de landbouw. Voor miljoenen arme boeren en boeren zonder grond, die gedurende enkele maanden per jaar voor enkele roepies werken ligt het inkomen, in geld en in natura, lager dan in 1950. Ze zouden met veel meer toewijding aan de slag gaan om in de 800.000 dorpen in India lokale irrigatiesystemen uit te bouwen als één voorwaarde ware vervuld: zo ze de vruchten van hun arbeid zouden kunnen plukken en zeker zijn dat ze hun ellendige levensomstandigheden verbeteren. Maar deze zekerheid veronderstelt dat er een sociale structuur evenals een politiek vertrouwen aanwezig is. Dit zal er enkel komen mits de grondslagen van de samenleving grondig worden gewijzigd. Het historische failliet van de Congrespartij, die sinds twintig jaar aan het hoofd staat van het land, is zonder twijfel te wijten aan dit ene feit. Ze willen niet begrijpen dat deze grondige wijziging er moet komen.