Antoon Roosens

De Vlaamse kwestie

‘Pamflet’ over een onbegrepen probleem



Geschreven: 1981
Bron: De Vlaamse kwestie, Kritak (nieuw venster), Leuven, 1981
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee voor het Marxists Internet Archive, september 2008

Laatste bewerking: 27/09/2008


Inhoudsopgave


Voorwoord

Hoofdstuk 1 De sociale taalgrens in de 19e eeuw

Hoofdstuk 2 Het financieel kapitalisme en de taalwetten van 1932

Hoofdstuk 3 Het probleem Brussel

Hoofdstuk 4 Het Amerikaans monopoliekapitaal en de nieuwe klasse in Vlaanderen

Hoofdstuk 5 De Vlaamse beweging tussen monopoliekapitaal en arbeidersklasse


Ogni atto storico non puņ non essere compiuto dall’ ‘uomo collettivo’, cioè presuppone il raggiungimento di una unità ‘culturale-sociale’ per cui una molteplicità di voleri disgregati, con eterogeneità di fini, si saldano insieme per uno stesso fine, sulla base di una (uguale) e comune concezione del mondo. Poiché cosi avviene, appare l’importanza della quistione linguistica generale, cioè del raggiungimento collettivo di uno stesso ‘clima’ culturale.

Elke historische handeling kan slechts het werk zijn van de ‘collectieve mens’, wat dus veronderstelt dat een ‘socio-culturele’ eenheid moet worden bereikt, waardoor een menigvuldigheid van verspreide ‘willen’, gericht op uiteenlopende doelstellingen, worden samengesmolten en gericht op éénzelfde doel, op grond van een (gelijke) en gemeenschappelijke wereldbeschouwing. En in dat verband manifesteert zich het belang van het algemene taalprobleem, dat is, van het gemeenschappelijk toegroeien naar éénzelfde cultureel ‘klimaat’.
Antonio Gramsci, Il materialismo storico, p. 31.

Voorwoord

Dit boekje is geen geschiedenis van de Vlaamse beweging. Het is een poging tot klassenanalyse van de Vlaamse kwestie. De bedoeling is de feiten te situeren tegen de achtergrond van de evoluerende economische structuur en na te gaan welke de plaats en de rol is van de Vlaamse kwestie in het complexe krachtenspel tussen de sociale groepen en klassen.

Hierbij zal men wel terugdenken aan wat Karl Marx schreef in zijn voorwoord tot de Kritiek van de Politieke Economie: evenmin als men een individu kan beoordelen op grond van de opinie die hij of zij van zichzelf heeft, kan men het historisch gebeuren begrijpen aan de hand van de voorstelling die de deelnemers aan dat gebeuren zich er zelf van vormen. Wat zich aandient als progressief, zou wel eens de ontwikkeling van nieuwe maatschappelijke krachten kunnen afremmen en omgekeerd.

Het klinkt misschien ongeloofwaardig, maar met dit soort analyse betreden wij vrijwel braakliggend terrein. Het is meestal zo dat, hoe meer een probleem de passies opwekt, hoe minder inspanning er wordt gedaan om het te ontleden. Dit brengt mee dat veel van wat hier geschreven zal worden, niet precies gestaafd kan worden met verwijzingen naar voorafgaand wetenschappelijk detailonderzoek. Meer speciaal treft de nagenoeg volledige afwezigheid van marxistische studie, niet alleen van de Vlaamse beweging zelf, maar ook meer algemeen, van de specifieke vormen waarin de klassenstrijd in dit land gestalte krijgt. Het lijkt alsof de geesten vermoeid waren na een getrouwe vertaling uit het Russisch of het Chinees van de waarheden van het Boek.

Wij kunnen dan ook niet veel méér doen, dan te trachten het verband te leggen tussen een reeks evidente of algemeen aanvaarde feiten en een aantal hypotheses te formuleren die ons een logische en samenhangende verklaring lijken te bieden van wat er zich onder onze ogen afspeelt. Indien het onvolmaakte karakter van wat hier gepresenteerd wordt, voor anderen een stimulans kan worden tot verder onderzoek, dan zouden wij voor een groot deel in ons opzet zijn geslaagd.