Arbeidsloon

= het inkomen dat de werknemers ontvangen, in ruil voor hun arbeidskracht die ze aan de werkgever verkopen.

Werklieden ontvangen dit als loon (= per uur of per stuk berekend), bedienden, ambtenaren e.d. Als wedde of salaris (= per maand of jaar berekend). Dit inkomen noemen wij het rechtstreeks loon.

De meerwaarde ontstaat door het feit dat het arbeidsloon slechts een gedeeltelijke vergoeding van de totale geschapen waarde vertegenwoordigt (concreet voorbeeld: een arbeider produceert een waarde van 26 € op een uur, doch ontvangt slechts een arbeidsloon van 20 €. -> uitbuiting). De patroon eigent zich deze meerwaarde grotendeels toe. De sociaaldemocratische partijen hebben deze sociale uitbuiting willen verzachten door het zgn. onrechtstreeks loon. Dit zijn vergoedingen die men via de overheid ontvangt en die voor velen een bijkomend inkomen betekenen, o.a. werkloosheidsvergoeding, pensioenen, ziekte-uitkeringen, gezinsbijslag. Deze worden echter eveneens door de arbeiders bekostigd: het zgn. werkgeversaandeel vormt immers een onderdeel van de totale loonkosten (-> herverdeling van het nationaal inkomen).

Nominaal loon = het geld dat aan de arbeiders na een bepaalde tijd uitbetaald wordt als vergoeding voor hun arbeidskracht.

Reëel loon = de omzetting van dit geld in koopkracht, m.a.w. de bestaansmiddelen en de diensten die men zich op het ogenblik van de uitbetaling der (nominale) lonen kan aanschaffen.

Het reëel loon wordt dus bepaald door rekening te houden met
- de prijsstijgingen of -dalingen van de goederen en diensten (vgl. koppeling van de lonen aan de index der kleinhandelsprijzen of aan de levensduurte);
- de belastingen (deze beïnvloeden eveneens de koopkracht);
- de huur- en kredietprijzen. enz.

MWBEL