Collectivisme

= systeem waarin de productiemiddelen eigendom zijn van de gemeenschap (= de collectiviteit) en collectief – of namens de collectiviteit – beheerd worden (-> socialisme – economische wetten van het socialisme). Deze gemeenschap kan vertegenwoordigd zijn door de Staat (vb. staatsbedrijven; -> etatisme) of door een regionale groepering (vb. alle boeren van een streek bewerken gemeenschappelijk de landbouwgronden en verdelen de opbrengst, eventueel na afdracht van een deel aan de staat; zie communes).

Tegenover het collectivisme zijn allerlei bezwaren geopperd:
- het leidt tot bureaucratisering en overdreven centralisering;
- het doodt het persoonlijk initiatief, o.a. wegens de uitschakeling van het winstmotief;
- het beloont de arbeiders niet volgens hun verdiensten of nut, maar volgens hun behoeften (schept parasieten...), enz.

Deze bezwaren zijn o.i. vaak het gevolg van misbruiken. Soms werd niet de socialistische maatschappij als einddoel gesteld, maar wel de collectivistische staat (o.a. in het stalinisme). Aan de andere kant vinden wij de kritiek niet steeds steekhoudend. Het collectivisme heeft niet de winst uitgeschakeld, wel het persoonlijk winstbejag als motief voor het handelen. De winst gaat immers naar de ganse gemeenschap via de staat, die de winsten centraliseert en uitgeeft onder vorm van kosteloos onderwijs, gratis geneeskunde, goedkoop vervoer en andere sociale voorzieningen.

Het is socialistisch verantwoord dat de arbeiders naar hun behoeften beloond worden. Deze zijn een juistere maatstaf dan “verdiensten of nut”. Daardoor wijkt de inkomensverdeling in de communistische landen sterk af van de onze.

Het is begrijpelijk dat in onze maatschappij – waarin “hogere” functies beter betaald worden dan “lagere” – hierop kritiek komt!

MWBEL