Dialectiek
(lett. denken vanuit twee tegengestelde polen)

= denk- en werkmethode die volgende principes huldigt (zgn. wetten van de dialectiek):

- de verschillende elementen en structuren van de werkelijkheid zijn direct of indirect (met zgn. mediaties) met elkaar verbonden (= universele connectie) en werken op elkaar in (= universele interactie).

De werkelijkheid is niet statisch (onbeweeglijk), maar dynamisch (in voortdurende beweging). Vandaar het begrip geschiedenis als centrale categorie in de dialectiek.

De dynamiek heeft een dubbel karakter: ze kan een kwantitatieve vooruitgang (= evolutie) of een kwalitatieve sprong (= revolutie) zijn. (Een eenvoudig voorbeeld: water opwarmen tot 100° C is kwantitatieve vooruitgang: het blijft water; op 100° C is er een kwalitatieve sprong: het wordt damp).

De werkelijkheid is een geheel van tegenstellingen. Schematisch voorgesteld: these (het positief moment) + antithese (het negatief moment) = synthese (de opheffing van de tegenstelling). Vb. De bourgeoisie (these) moet de arbeidersklasse (antithese) scheppen, wil ze het ambachtelijk stadium opheffen. De arbeidersklasse heeft tegengestelde belangen met de bourgeoisie. De synthese is de opheffing van het kapitalistisch regime en de organisatie van de socialistische maatschappij.

(-> materialisme, positivisme, voluntariaat)

MWBEL