Dictatuur
(lett. bevelen)

= regime waarin de regering de absolute macht heeft. Zij kan deze macht grijpen door een staatsgreep (“putsch”) of (uitzonderlijk!) veroveren langs wettelijke verkiezingen. In sommige gevallen laten dictators hun regime bekrachtigen door een aangepaste grondwet, waarin de rechten der burgers echter tot het minimum beperkt zijn.

In elke dictatuur vinden wij één machtige kern (één persoon, één groep of één partij), die een sterk repressieapparaat uitbouwt (politie, leger, spionage, rechtspraak).

Alle individuele uitingen (meningen, handelingen, levenswijzen) worden in strakke banen geleid. Het gehele maatschappelijk bestel wordt afgestemd op de dictatoriale leiding (zie ook: fascisme).

Een verwante vorm is

Autocratie, een staatsvorm waarbij alle macht – zowel de uitvoerende als de wetgevende – in één persoon is verenigd. In de dictatuur zijn deze machten tenminste formeel gescheiden. Een autocratisch leider treedt eigenmachtig op en houdt geen rekening met de andere personen.

We spreken van totalitarisme (totalitaire staten), wanneer de regering of de autocraat alle elementen, zowel van het openbaar leven als van het privéleven tracht in te kapselen in één ideologie. Goede voorbeelden daarvan zijn het zjdanovisme en de opvattingen van Hitler over de wetenschap.

Dictatuur van het proletariaat (bij K. Marx soms “revolutionaire dictatuur”, zelfs “heerschappij van het proletariaat”) = overgangsfase van het kapitalisme naar het socialisme.

In het eerste stadium van de socialistische revolutie moet de bezittende klasse onteigend worden. Het proletariaat kan echter de democratie niet onmiddellijk realiseren en in stand houden omdat het slechts een minderheid van de bevolking uitmaakt. De onteigende bourgeoisie (of een andere leidende klasse) wil opnieuw de macht veroveren. De dictatuur van het proletariaat moet dit beletten. Na deze overgangsfase moet het communisme komen. (Hierin is het proletariaat als revolutionaire klasse de meerderheid der bevolking, ja, is de natie. Er zullen geen klassenonderscheiden of klassen meer zijn).

In de Sovjet-Unie (later in andere communistische landen) is de dictatuur van het proletariaat echter ontaard in de dictatuur van een partij, van een partijbureaucratie. Na de dood van J. Stalin (1953) trachtten vele leiders deze fouten ongedaan te maken.

Over het algemeen hielden zij nochtans vast aan de absolute leiding van de partij i.p.v. aan deze van het proletariaat.

Op het 22ste Congres van de KPSU wordt de dictatuur van het proletariaat vervangen door de ‘staat van het ganse volk’. Theoretisch wordt elke discriminatie tussen proletariërs en niet-proletariërs (o.a. boeren) opgeheven. In feite bleef de dictatuur van het partijapparaat bestaan.

Volksdemocratische dictatuur: in het maoïsme de dictatuur van het volk over de reactionairen, omdat het volk in staat is zich op te voeden en te hervormen en de reactionairen (= ‘overblijfselen van de oude uitbuiterklasse’) her op te voeden. Het proletariaat moet overheersen, omdat enkel een proletarisch geleide revolutie over het imperialisme kan zegevieren.

MWBJD & EL 1969