Fascisme
(afgeleid van Latijn: fasces = roeden met bijl, het teken van macht van de politie in het oude Rome; een fascist; fascistisch; fascistoïde = in de trant van het fascisme)

(Historisch): de uiterst rechtse beweging van Benito Mussolini in Italië (1922-1943). Zijn regime was nationalistisch, militaristisch, en dictatoriaal. De staat overheerst het individu. De klassenstrijd wordt ingetoomd door middel van corporatieven (waarin werkgevers en werknemers uit dezelfde sector samen zetelen om hun problemen op te lossen!).

(Algemeen politiek): elke beweging die meerdere gelijkenissen vertoont met het Mussolini-regime. De belangrijkste kenmerken hiervan zijn:
- gebaseerd op een ver doorgedreven nationale of racistische eenheidsgedachte, gesymboliseerd in de slagzin “één volk, één rijk, één leider” (zowel in nazistisch Duitsland als in fascistisch Italië). Daarom is het fascisme tegen meerdere politieke partijen en tegen de klassenstrijd, op papier zelfs tegen het grootkapitaal omdat deze alle de nationale eenheid bedreigen;
- om die eenheid te manifesteren wordt voortdurend beroep gedaan op massademonstraties, parades, uniformen, kolossale gebouwen. Kortom de staat is totalitair;
- op het individueel vlak verdedigt het fascisme elitetheorieën (vb. übermensch) en doet het aan persoonlijkheidsverering (il Duce, der Führer: de leider);
- dynamisch: steeds op zoek naar nieuwe doeleinden die de bevolking de overtuiging moeten bijbrengen dat het regime veel doet voor haar (vb. strijd tegen de werkloosheid; bouw van autostrades in nazi-Duitsland; drooglegging van moerassen in Italië), vandaar ook militaristisch en imperialistisch (verovering van Europa en Afrika).

(Afgeleide betekenis): bewegingen die ontstaan bij de ontevreden massa’s en die hun redding zoeken in oplossingen of methodes die van het fascisme afgeleid zijn (vb. rexisme in België, poujadisme in Frankrijk).

Thans vaak gebruikt als scheldterm voor iemand die extreemrechtse theorieën verdedigt.

MWBEL 1969