Geld

= algemeen erkend ruilmiddel (= middel waarmee men elke koop en verkoop kan regelen) en algemene prijzenmeter (= methode waardoor alle prijzen kunnen aangeduid worden).

SOORTEN GELD:
a) chartaal geld (lett. charta = overheidsbesluit; dus geld dat door de overheid toegelaten wordt). Hieronder hebben wij het muntgeld en het papiergeld.

1. Muntgeld (o.a. uit goud, zilver, nikkel, brons en koper) heeft een nominale waarde (nl. het erop gestempelde bedrag) en een intrinsieke waarde (nl. deze van de metalen waaruit het muntstuk gemaakt werd). Deze laatste is meestal lager dan de nominale (anders zou het opgekocht en hersmolten worden om de metalen te recupereren).
2. Papiergeld dient als bewijs- of vervangingsmiddel van metalen geld. Wij hebben hierbij bankbiljetten. Deze hebben een afgesproken tegenwaarde in metaal (goud en/of zilver); de uitgiftebank moet voor een minimum kasvoorraad aan goud zorgen (= gouddekking; in België mag alleen de Nationale Bank van België bankbiljetten uitgeven; haar gouddekking moet min. 33 1/3 % bedragen). Sinds juli 1944 (internationale conferentie van Bretton Woods) werden de bankbiljetten van praktisch alle landen muntpapier, d.w.z. zij zijn niet meer inwisselbaar tegen goud (= “niet converteerbaar”), maar hebben toch een wettelijke betaalkracht. (Men kan wel goud kopen met het muntpapier, doch niet wettelijk eisen.) Op internationaal vlak bepaalt men de hoeveelheid goud die de munteenheid van een land vertegenwoordigt (= muntpariteit).

b) Giraal of bankgeld: dit soort geld bestaat slechts uit creditposten bij een bank of girodienst. Alle betalingen gebeuren door checks of overschrijvingen, zonder tussenkomt van gereed geld.
Daardoor kan de omloopsnelheid van dit geld zeer hoog zijn (en niet noodzakelijk aan de goederenstroom beantwoorden.)

MWBEL


Aanvulling 7 mei 2014

Geld is ruilwaarde in verzelfstandigde vorm. Het verwijst naar algemeen, abstract maatschappelijke arbeid zowel uit het verleden geconcretiseerd in objecten van waarde, als in het heden wanneer het verwijst naar direct opeisbare arbeid. Een belangrijk moment in de recente geschiedenis van het geld is het dematerialiseren in de jaren 1970 van de vorige eeuw. Geld is niet meer gebonden aan een gebruiks- en ruilwaarde zoals goud, maar het verwijst in abstracte zin naar maatschappelijke arbeid in het algemeen.

MWBLE

(zie ook inflatie).