Kapitaal

= het geld dat gebruikt wordt om arbeidskracht en productiemiddelen te kopen, en de geproduceerde goederen te verkopen.

De oorsprong van dit geld ligt in de accumulatie door bepaalde personen (-> bourgeoisie). Wij gebruiken dus niet de volkse betekenis, waarin rijkdom of bezit een kapitaal genoemd wordt.

Dit bezit wordt niet noodzakelijk productief besteed (-> investeren, consumptie).

MAATSCHAPPELIJK KAPITAAL: het geld dat door een maatschappij (vb. een naamloze vennootschap) bijeengebracht wordt, meestal onder vorm van aandelen, om goederen te produceren of om diensten te leveren. Naast het eigen bezit beschikken de ondernemers nog over vreemde kapitalen (-> obligatielening).

Indeling: het kapitaal van een onderneming bestaat uit het
♦ actief kapitaal: dit geeft aan op welke wijze het kapitaal in de onderneming besteed wordt (vb. zoveel voor gebouwen, voor goederen, voor materieel). De samenstelling ervan is de kapitaalsstructuur.
♦ passief kapitaal: dit geeft aan, hoe het kapitaal verkregen werd (m.a.w. hoe werd het gefinancierd?). Het vermeldt het eigen kapitaal en het vreemd kapitaal. De samenstelling ervan is de vermogensstructuur (-> balans, autofinanciering).

In het actief kapitaal onderscheidt K. Marx twee belangrijke delen, nl.:
CONSTANT KAPITAAL (c): dient om vaste waren te verwerven (vb. gebouwen, machines, goederen);
VERANDERLIJK KAPITAAL (v): dient om arbeidskracht te kopen.

Als wij het actieve kapitaal K noemen en de meerwaarde m, kunnen wij enkele marxistische principes eenvoudig voorstellen.

1. K = c + v (Het kapitaal bestaat uit een constant en een veranderlijk gedeelte.)

2. c : v = de organische samenstelling van het kapitaal. Hoe groter deze verhouding is, des te moderner uitgerust is de onderneming.
Hoe meer ze uitgeeft voor machines e.d., des te minder geeft ze uit aan lonen (-> investeringen in de diepte).

3. m : v = de meerwaardevoet. De meerwaarde wordt “verdeeld” tussen de patroons en de arbeiders. De kapitalisten eigenen zich de ganse meerwaarde toe, maar moeten hiervan de lonen (= v) uitbetalen.

4. m : (c + v) = de winstvoet. Deze wordt bepaald door de verhouding tussen de ganse gerealiseerde meerwaarde enerzijds en het gedeelte dat de patroons moeten uitgeven voor gebouwen, machines, goederen (= c) en voor lonen (= v) anderzijds.

(-> meerwaarde, winst)

MWBEL