Markt

- letterlijke betekenis = plaats waar goederen gekocht en verkocht worden (vb. groentemarkt, veemarkt);

- afgeleide betekenis = contactplaats tussen kopers en verkopers, waar de vraag en het aanbod van goederen en diensten geregeld worden, zonder dat deze aanwezig zijn (vb. veiling; -> beurs);

- abstracte betekenis: het geheel van vraag en aanbod van bepaalde goederen en diensten (vb. arbeidsmarkt; kapitaalmarkt).

Rol van de markt (of: van vraag en aanbod) in de
KAPITALISTISCHE MAATSCHAPPIJ: De ondernemers produceerden oorspronkelijk voor een volkomen “vrije markt” (-> verder: marktvormen). De prijzen vertoonden tamelijk grote schommelingen; was het aanbod groter dan de vraag, dan daalden de prijzen; was de vraag groter dan het aanbod, dan stegen de prijzen.

Burgerlijke economisten leidden hieruit af dat de markt (of “de wet van vraag en aanbod”) de prijs bepaalde. In werkelijkheid zijn het enkel schommelingen rondom een spil, nl. de waarde van het goed. De veranderingen vloeien immers voort uit de gewijzigde winstmarges of kostprijzen. Aangezien in de neokapitalistische maatschappij zelden een volkomen concurrentie voorkomt, maar eerder een monopolistische, speelt de markt geen prijsregelende rol. De reuzenondernemingen – zelfs als ze elkaar de markt bevechten – maken vaak prijsafspraken. De producent tracht zijn productie te regelen volgens marktanalyses (= nagaan wat de koper wenst te kopen) of marktbeïnvloeding (= de verbruiker overtuigen om bepaalde goederen te kopen).

De scherpste kritiek op de rol van “vraag en aanbod” komt van Paul A. Samuelson (beste leerling van de Britse economist J. Keynes): “De hand van de rijkaard krijgt misschien de melk die een arm kind nodig heeft om geen rachitis te krijgen. Waarom? Omdat vraag en aanbod niet goed werken? Neen, omdat de markt datgene doet waarvoor zij bestemd is: de goederen in de handen brengen van hen die het meeste kunnen betalen. Hun in geld uitgedrukte voorkeur (= vraag) weegt het zwaarst.” M.a.w. niet de behoeftebevrediging telt, wel het geld!

SOCIALISTISCHE MAATSCHAPPIJ: vraag en aanbod worden door het plan bepaald. Dit gebeurt in de huidige communistische staten nog teveel op een bureaucratische wijze; de kwaliteit en de hoeveelheid consumptiegoederen worden dictatoriaal van boven af bepaald. De markt speelt geen enkele rol. In een werkelijk socialistische maatschappij is de behoeftebevrediging de enige maatstaf om vraag en aanbod te bepalen. De prijzen ondergaan evenmin invloed van de markt: zij worden door de planeconomisten bepaald (o.a. volgens de behoeften; om de afzet te remmen of aan te wakkeren). Schaarste van bepaalde artikelen doet echter het gevaar van een “zwarte markt” ontstaan.

MARKTVORM: deze wordt bepaald door het aantal kopers en verkopers, door de keuze tussen de goederen, door de mogelijkheden op een bepaalde markt door te dringen of niet.

Enkele marktvormen zijn:
- monopolistisch: slechts één of enkele verkopers beheersen de markt;
- concurrerend: een groot aantal verkopers levert goederen;
- volkomen concurrerend: een onbeperkt aantal verkopers leveren op de markt, zonder dat één ervan een overwegende invloed uitoefent (= ‘vrije markt’).
- gesloten markt: moeilijk binnen te dringen;
- open markt: gemakkelijk binnen te dringen;
- zwarte markt: sluikverkoop aan hoge prijzen van moeilijk verkrijgbare goederen.

(-> monopolie – oligopolie – concurrentie)

MWBEL