Monopolie

= toestand van de markt, waarin slechts één producent (of één groep) het aanbod (= de productie; de goederen- en dienstenaanvoer) beheerst.

In vele landen bestaan of bestonden er wettelijke monopolies: de overheid behoudt zich dan de productie van bepaalde goederen of de uitbating van bepaalde diensten voor (vb. spoorwegen, telefoon, telegraaf, post). Deze werden meestal ingevoerd om misbruiken tegen te gaan of om eenheid te brengen in die diensten; soms zijn zij het gevolg van nationalisaties.

In het kapitalistisch systeem streeft een groep steeds ernaar de markt voor bepaalde goederen te controleren of volledig te beheersen. Deze ontwikkeling is het logisch gevolg van de concurrentiestrijd: de zwakkere producenten worden door de sterkere uitgeschakeld tot er slechts één of enkele overblijven (-> concentratie).

Zelfs de verdedigers van het kapitalistisch systeem kanten zich tegen echte monopolies – maar beweren dat deze zich thans niet meer voordoen, of dat de staat deze teniet doet (door zgn. antitrustwetten). In werkelijkheid stellen wij nochtans vele feitelijke monopolies vast, in alle landen en in alle sectoren! Dankzij allerlei afspraken (zoals kartels, trusts, e.d. -> concentratievormen) beheersen een paar ondernemingen de markt (vb. auto; elektronische nijverheid; sigaretten; zeep, enz.). De invloed van de andere producenten is te gering om nog van ernstige concurrentie te gewagen. Ze hebben een te kleine afzet en een uitsluitend plaatselijke uitstraling. Bovendien worden de prijzen door de groten bepaald (= ‘prijsleiders’) en door de kleinen trouw gevolgd. Hierdoor kunnen de monopoliebedrijven hogere winsten realiseren (= monopoliewinsten); deze worden immers praktisch zonder concurrentie vastgesteld. De verdedigers van het kapitalisme werpen hiertegen op dat deze monopoliewinsten tamelijk begrensd zijn. Wij vragen: waardoor? door wie? De enige voorwaarde is dat de goederen verkocht worden. Om de verkoop (met woekerwinsten!) te realiseren worden door het monopoliekapitaal allerlei remmende en beperkende praktijken uitgeoefend. Zo wordt de productie onder de mogelijkheden gehouden (= overcapaciteit) om de prijs niet te doen dalen (-> markt); nieuwe fabrieken of uitvindingen worden verhinderd om de afzet van de eigen productie te beschermen!

MWBEL