Reconversie
(lett. terugkeer, omvorming; oorspronkelijk gebruikte men deze term voor de omschakeling van de oorlogsindustrie naar de vooroorlogse productie)

= vernieuwing van de industriële uitrusting van een streek.

In streken waar voortdurend bedrijven gesloten worden wegens veroudering (o.a. de kolenmijnen in Wallonië, de textielfabrieken in Vlaanderen), bestaat er een absolute noodzaak om de industriële infrastructuur grondig te moderniseren.

De redenen hiervoor liggen voor de hand:
- werkloosheid van de afgedankte werknemers vermijden;
- de werknemers in eigen streek tewerkstellen (-> pendelaars).

In werkelijkheid zou reconversie een bestendig verschijnsel moeten zijn, dat niet alleen eigen is aan streken met een verouderde industrie, maar ook aan gebieden met moderne ondernemingen. De behoeften der bevolking ondergaan immers wijzigingen, zodat zelfs nieuwe bedrijven moeten aangepast worden. (Door de kapitalistische reclame worden deze wijzigingen opzettelijk versneld of vertraagd).

Praktisch iedereen is overtuigd van deze reconversienoodzaak, maar opnieuw toont de kapitalistische economie zich in haar ware gedaante. Reconversie gebeurt niet volgens een bepaald plan of uit verplichting, maar vrijelijk volgens de willekeur of winstberekeningen van de private investeerders.

De regeringen moedigen reconversiemaatregelen aan met subsidies, belastingvrijstellingen, infrastructuurwerken, enz. Eén vaststelling echter: werkelijke reconversie vinden wij totnogtoe praktisch nergens. De grootste voordeeltrekkers uit de reconversiemaatregelen zijn de kapitalisten, die hun winsten hebben kunnen opdrijven. De tewerkstelling is slechts matig vooruitgegaan en houdt zeker geen gelijke tred met het verlies aan arbeidsplaatsen ingevolge bedrijfssluitingen.

MWBEL