Eduard Bernstein
De werkstaking - Haar wezen en resultaten
Hoofdstuk 1


Over het begrip van de werkstaking

Haar ouderdom, wezen, verschijnen, doel en resultaten

Kaft van het boek

Onder werkstaking wordt verstaan het staken van de arbeid met het doel strijd te voeren. Het is een letterlijke vertaling van de Engelse uitdrukking to strike work, waarvan in het Engels nog maar alleen het woord strike gebruikt wordt, om het volle begrip aan te duiden, zoals men in het Hollands in het algemeen ook weinig meer van werkstaking, doch, korter, van staking spreekt. Het Engelse woord strike is in het Duits overgegaan en heeft daar als Streik het Duitse woord Arbeitseinstellung of Arbeiterausstand vervangen. To strike work wilde zeggen de arbeid met kracht of nadruk neerleggen. Het duidt nooit aan het enkel verlaten van het werk, doch houdt in een gezamenlijke daad van velen, met de bedoeling indruk te maken en steeds verricht met een verder strekkend doel dan het ongedaan laten van de arbeid. Gedurende lange tijd gebruikte men in Engeland voor werkstaking ook het woord turnout – van to turn out, uitdrijven, weglopen – een uitdrukking waarvan Fr. Engels zich in zijn in 1844 verschenen werk Lage der arbeitenden Klassen Englands herhaaldelijk bedient. Oorspronkelijk schijnt turnout zelfs het meest gebruikelijke woord te zijn geweest, want in het radicaal-socialistische blad Poor Men’s Guardian van 17 december 1831, vinden wij in een verslag over een werkstaking van mijnwerkers in Staffordshire en Shropshire, het woord strike tussen “ “ geplaatst, terwijl het woord turnout als het gewone wordt gebruikt. Later heeft dit echter het veld moeten ruimen en wordt thans hoogst zelden meer aangewend.

In Duitsland veroverde de uitdrukking Streik, eerst als in het Engels strike geschreven, in de tweede helft van de zestiger jaren van de XIXe eeuw, burgerrecht. In het begin spraken de Duitse arbeiders het ook op zijn Duits als Stricke uit. Ze wisten met het nieuwe woord toen nog niet om te gaan. In 1868 staakten in Berlijn de timmerlieden en in een voorstadstheater werd toen een couplet gezongen, waarin de vrouwen toegezongen werd:

“Brauchen sich nicht mehr mit stricken zu quälen,
jetzt stricken ja gar schon die Zimmergesellen”.

De zaak scheen trouwens net zo nieuw als het woord, doch dit was enkel schijn. Ze was alleen maar door de druk van de na 1848 ingevallen reactie, de arbeiders geruime tijd onmogelijk gemaakt en daardoor voor het grote publiek wat in het vergeetboek geraakt. Had Duitsland in de eerste helft van de 19e eeuw ook al niet zoveel stakingen als het toenmalige Engeland, het had er toch al een statig aantal gezien.

In Nederland zijn in de tweede helft van de zestiger jaren, dus ongeveer gelijktijdig met de Duitse, stakingen voorgekomen, o.a. te Arnhem en te Nijmegen onder de typografen. Van voordien is niets of zeer weinig bekend.

Waar de werkstaking voor het eerst voorkwam en hoe oud het verschijnsel is, dat is nog een onuitgemaakte zaak. De geschiedenis der oudheid is vol van voorbeelden dat daar, waar verhoudingen bestonden die op de moderne loonarbeid geleken, zich ook bewegingen voordeden die op werkstaking leken. Het zal wel steeds voorkomen, dat degenen die de verbeteringen welke zij wensen in de arbeidsverhoudingen of in hun rechtspositie, niet door directe machtsuitoefening kunnen bereiken, zulks trachten te bereiken door weigering van diensten en, waar die diensten in arbeid bestaan, door weigering van arbeid. Zelfs in de slavernij zijn stakingen niet ondenkbaar en zullen ze dan ook wel niet ontbroken hebben. Daarentegen is de uittocht uit Egypte door de Israëlieten, ten onrechte met een werkstaking vergeleken, ofschoon de legenden ook klachten over overmatige arbeid als oorzaak aangeven. Want bij die uittocht ging het niet om een verbetering van de arbeidsverhoudingen, het was een volledig verbreken van die verhouding door emigratie of vlucht.

Eerder is de benaming werkstaking toepasselijk op de uittocht der plebejische soldaten uit Rome, welke uittocht ongeveer in het jaar 260 na de stichting van het Romeinse Rijk plaats vond en een mengeling van een economische en politieke staking bevatte. Wel was de oorzaak geen eigenlijk verschil over de arbeidsvoorwaarden, want zelfs de armste plebejers waren geen loonarbeiders doch kleine boeren die eigen of gepacht land bewerkten en in kleiner aantal ambachtslieden, maar onder de druk van belastingen en schulden waren zij toch de klasse die voor de Romeinse bezitters werkten, zoals blijkt uit de door Menenius aan Agrippa in de mond gelegde gelijkenis van maag en andere lichaamsdelen. Tevens waren zij echter ook soldaten in het Romeinse leger en gewapend. Anders zou hun uittocht allicht weinig indruk gemaakt hebben. Toch had hij thans, ongeacht de fraaie bewijsvoering van de brave Menenius, volgens Livias, de uitwerking dat de schuldvervolgingen afnamen en het Instituut der Volkstribunen de plebejers een zeer sterk aandeel in de politieke macht verschafte. Als de overlevering overeenstemt met de feiten hebben wij dus bij die uittocht naar de later Mons sacer genoemden heuvel een voorbeeld van een welgeslaagde politieke massastaking en wel van een staking van tot het leger behorende massa’s.

Zoals hier de staking verbonden was met een tijdelijk verlaten van het oord door alle stakers, is dit later ook het geval bij verschillende werkstakingen van handwerksgezellen, waarvan ons uit de latere middeleeuwen een en ander werd overgeleverd. Over de oorzaken ervan en over de wijze waarop die uittochten zijn doorgevoerd, is niet veel bekend. Bij de handwerksgezellen zal het wel noodzakelijk geworden zijn, door het feit dat zij gewoonlijk bij de meester inwoonden en dus, als zij staakten, geen onderdak meer hadden. En elders in de stad zullen ze dat ook wel niet hebben kunnen vinden, omdat de invloed van de meester ook wel tot in de herberg van het gilde zal hebben gereikt. Daarentegen schijnt het streven om elders arbeid te zoeken, hetwelk heden ten dage bij werkstakingen vaak oorzaak is van veel vertrek, bij de middeleeuwse handwerksgezellen deze rol niet te hebben gespeeld. Zij bleven, ten minste bij een aantal stakingen waarover nauwkeurige beschrijvingen bestaan, evenals de plebejische Romeinse soldaten, in de nabijheid der stad en waarschijnlijk met dezelfde bedoelingen, namelijk een soort van beleg uit te oefenen, waarbij het wel voornamelijk om verhindering van toevoer van “onderkruipers” te doen zal zijn geweest. Omdat de stakingen in de middeleeuwen vaak van zeer lange duur waren, is het echter ook niet uitgesloten dat stakende handwerkslieden bij op de dorpen in de omgeving gevestigde, buiten de gilden staande handwerkslieden, de zogenaamde beunhazen[1] werkten, of zelfstandig enig werk ondernamen; het is en blijft toch een raadsel hoe en waarvan de gezellen gedurende de lange duur van hun werkstaking in hun onderhoud hebben voorzien. Geheel zonder ietwat straat- en huisroof zal het wel niet gegaan zijn.

Dit is te minder waarschijnlijk, omdat het in de middeleeuwen bij werkstakingen toch over het algemeen nogal hardhandig toeging. Vernieling van werkplaatsen en winkels, mishandelingen van onderkruipers, bedreigingen met mes en dolk zijn onderwerpen van voortdurend beklag der gildenbesturen en niet zelden was de staking de aanleiding tot ernstige onlusten, waarbij veel bloed vloeide. Allerhande edicten van staats-, stads- en gildenautoriteiten spreken daarover duidelijke taal. De middeleeuwse handwerksgezel beschouwde zijn betrekking als een alleen aan hem toekomende arbeidsgelegenheid, zolang hij zijn arbeidsovereenkomst niet had verbroken. De staking nu, werd altijd slechts als een schorsing en nooit als een ontbinding van de arbeidsovereenkomst beschouwd.

Dit is voor het wezen der bedrijfsstaking van principiële betekenis. De werkstaking is ook heden nog het neerleggen van de arbeid in de zin van onderbreking, niet van verbreking, van de arbeidsovereenkomst. Er is nog geen staking geweest die gericht was tegen het bestaan van ondernemers als zodanig, die de verdwijning ervan ten doel had. Als strijd in het bedrijf is de staking een huiselijk conflict, dat tot doel heeft een verandering van enkele dingen in de wederzijdse betrekkingen van ondernemers en arbeiders, en niet tot doel heeft omwenteling van de grondslagen van die betrekkingen. De staking onderbreekt de arbeidsovereenkomst om haar op grondslag van de bestaande maatschappelijke grondslagen weer te herstellen. De werkstaking gaat, wat werkgever en werknemer betreft, zodoende niet op een principiële omwenteling van hun maatschappelijke positie tegenover elkaar uit. De bedoeling van de arbeiders bij de werkstaking was en is veeleer dat na haar afloop dezelfde arbeider bij dezelfde patroon en zo mogelijk op dezelfde plaats in de fabriek de arbeid weer hervatten kan. Deze bedoeling die overeenkomt met een van oudsher in de arbeidersklasse diep ingeworteld gevoel, moet vooral in het oog worden gehouden als men de houding van stakers tot onderkruipers te beoordelen heeft. Verwisseling in de betrekkingen is, voor zover ze niet door de strategie der staking zelf is voorgeschreven – vertrek van de ongehuwden enz. – steeds een niet bedoeld gevolg der staking. Men kan het ook zó uitdrukken dat in de gedachtegang der stakers de vóór de staking aangegane arbeidsovereenkomst gedurende de staking voortduurt: zij is niet verbroken, haar uitvoering is geschorst.

Deze schorsing van de arbeidsovereenkomst komt overeen met het daadwerkelijk geschorst zijn van de arbeid, waardoor de staking een staking wordt. Staking betekent neerleggen van de arbeid met het doel dat deze niet anders en niet eerder weer opgenomen wordt dan door degene die hem neerlegde. Tenzij deze de opname door een ander goed vindt. De gewilde en normale bedoeling van de staking is: stilstand van de arbeid.

Daartegenover is stilstand van de arbeid nooit het doel van de werkstaking. Wel kan het bij een staking de wens of de bedoeling zijn een kortere of langere tijd de arbeid stil te doen staan zonder meer, en dus de staking niet als middel van pressie of strijd gebezigd zijn. Het kan zeer goed gebeuren dat arbeiders bij een besluit tot staking, ook geleid worden door de wens een tijdlang vrijaf te hebben; het is ook denkbaar, ofschoon zulk een geval nog niet geconstateerd is, dat een staking uitsluitend tot dat doel begonnen wordt, waar dus de stilstand van de arbeid omwille van zich zelf wordt veroorzaakt.[2] Maar in de regel is staking, het stilleggen van de arbeid, middel tot een doel. Het is, of bedoelt te zijn, het middel tot het verkrijgen of behouden van voor de arbeiders gunstige arbeidsvoorwaarden, het middel om, door uitoefening van druk op de werkgevers, deze tot toegevingen aan de arbeiders te bewegen.

Afgezien van de hierboven opgenoemde uitzonderingen, is de werkstaking steeds een middel tot pressie. Om als middel tot pressie dienst te doen, behoeft ze intussen niet altijd een bedreiging of een benadeling van de materiële belangen degenen op wie men pressie uitoefenen wil, te betekenen. Ze kan ook reeds door haar morele invloed alleen, doel treffen. De staking is bijna altijd met groter of kleiner opoffering voor de stakers verbonden. Leggen de mensen zichzelf offers op, dan is dat een demonstratie van krachtige aard, die op zichzelf vaak voldoende is de tegenpartij tot tegemoetkoming te bewegen. Een klassiek voorbeeld of het zuiverste type hiervan is zeker de in een andere categorie thuis horende hongerstaking – weigering van voedsel – die in verschillende landen, vooral in Rusland, herhaaldelijk door politieke gevangenen op touw gezet en aangewend is om zich te verweren tegen gruwelen en ongerechtigheden, waaraan zij als gevangenen bloot stonden. Er zijn echter ook economische stakingen te vermelden, waarin het de stakers voornamelijk er om te doen was door de daad te bewijzen dat zij liever de zwaarste offers zouden brengen dan zich aan zekere arbeidsvoorwaarden onderwerpen. En een stuk van zulk een demonstratie van offerwilligheid ligt vrijwel in iedere staking.

Tevens zijn echter, op enkele uitzonderingen na, alle stakingen middel tot pressie hierdoor, dat zij de personen of corporaties waartegen zij zich richten, materiële schade, hetzij positief verlies, hetzij onthouding van winst, in het uitzicht stellen. Zonder deze eigenschap zouden zij in de overgrote meerderheid der gevallen iedere zin en iedere doelmatigheid verliezen. De werkstaking heeft twee soorten van uitwerking. De ene ligt in haar wezen als middel en betekent ophouden van de productie van waarde en daardoor van kapitalistische meerwaarde, of winst, dus ook het ophouden van de instandhouding van bedrijfsmiddelen. De andere soort uitwerking wordt gevormd door haar eigenlijk doeleinde en betekent dan of afdwinging van nieuwe, of handhaving van reeds verworven rechten ter zake van bedrag en wijze van berekening van het arbeidsloon, duur en indeling van de arbeidstijd, vorm en doorvoering van de rechten van de arbeider. Er zijn gevallen waarin zich de beide soorten van effect op dusdanige wijze combineren, dat de eerste – het ophouden met produceren van waarde – eveneens doel wordt of zulks van de aanvang af al is. Zo bv. als arbeiders een staking beginnen om de opstapeling van te grote voorraden te verhinderen. Het ligt echter voor de hand dat dan toch een ander, verder liggend doel, ermee beoogd wordt, nl. de waarborging van de best mogelijke arbeidsvoorwaarden, behoud van loonstandaard of andere rechten.

De met staking verbonden schorsing van productie behoeft nog geen vermindering der productie te betekenen. Vaak wordt het verlies in korte tijd weer ingehaald. Het is daarom nog een onuitgemaakte zaak welke invloed de staking heeft op de hoeveelheid goederen waarover de maatschappij beschikt, met andere woorden of er een ernstig gevaar voor de reproductie en vermeerdering van de maatschappelijke rijkdom in schuilt. Aan de andere kant bestaat er ook nog geen eenstemmigheid over, of de werkstaking enigerlei noemenswaardige verbetering in de verdeling der goederen teweegbrengen kan, die door het vrije spel van de concurrentie niet zou komen en of niet de staking, door haar ingrijpen in dat spel van de organische krachten, aan de heilzame werking aan deze laatste afbreuk doet. Met andere woorden of de offers, die de staking eist, geen verkwisting, en hetgeen zij oplevert, geen illusies zijn.

_______________
[1] In het Duits: Böhnhasen = beoefenaren van een vak zonder er toe gerechtigd te zijn. Vert.
[2] In het klein zou het vroeger veel voorkomende “maandag houden” hierbij gerekend kunnen worden. Daartegenover behoort het hedendaagse vieren van de 1ste mei onder een ander hoofdstuk, omdat daarbij een verder liggend doel speelt dan alleen een dag uitrusten.