Rudolf Boehm
Aan het einde van een tijdperk
Hoofdstuk 29


Investeringen om de werkloosheid te bevorderen

Ik zou toch nog even willen terugkomen op de val van de regering-Schmidt in West-Duitsland. Ik heb namelijk op 1 oktober bijna de gehele dag de uitzending door de televisie van het beslissende debat in de Bondsdag gevolgd. Maar eigenlijk kan ik daarover slechts vertellen dat er weinig over te zeggen valt, omdat in dit debat bitter weinig gezegd werd. Er werd maar eindeloos gemoraliseerd, en dit van alle kanten. De regering-Schmidt is gevallen over de groeiende financiële, economische en sociale problemen in de Bondsrepubliek.

Maar je moet niet denken dat Schmidt het de moeite waard vond om ook maar in enkele woorden rekenschap af te leggen over zijn beleid in verband met deze problemen. Hij herhaalde enkel, voor de zoveelste keer, de vaststelling dat er genoeg landen zijn waar het nog slechter gaat dan in de Bondsrepubliek. Op dit punt vind ik dat de CDU-sprekers gelijk hebben wanneer ze dit goedkope excuus niet langer aanvaarden. Men kan nog begrijpen wanneer in een land als België de oorzaak van de crisis in de situatie van de wereldeconomie gezocht wordt. Maar West-Duitsland plus Engeland plus Frankrijk plus de Verenigde Staten plus Japan – dat is toch zelf al meer dan de helft van de ‘wereldeconomie’? Voor de rest hebben zich ook de sprekers van CDU en FDP nauwelijks uitgesproken over de manier waarop zij nu die problemen willen aanpakken. Heel eventjes was er sprake van dat men de werkloosheid ging bestrijden door de investeringen weer op gang te brengen. (Schmidt had natuurlijk ook geen ander idee. Enkel wat de vraag betreft waar de middelen gevonden moeten worden voor de gewenste investeringen en welke rol de staat daarbij kan spelen, zijn er meningsverschillen tussen SPD, FDP en CDU/CSU.)

Inmiddels publiceerde de ‘Raad van Wijzen’ (een door de West-Duitse regering samengestelde commissie van vijf proffen economie) een speciaal verslag over de economische situatie van West-Duitsland, dat nog door de regering-Schmidt werd aangevraagd. (Vooruitzichten: in 1983 maar 1 % groei – tegen de 3 % tot nu toe ‘verwacht’ – en 2,25 miljoen werklozen – tegen nu 1,85 miljoen.) En nu gebeurde een echt mirakel. Een journalist van de West-Duitse televisie durfde de opperste van die Wijzen twee vragen te stellen. Eerste vraag: wat zij, de wijzen, nu voorstellen. Antwoord van de prof (wiens naam mij ontgaan is): de plannen van de nieuwe regering-Kohl zijn een stap in de goede richting, de werkloosheid bestrijden door de investeringen te bevorderen. Tweede vraag: maar zal het daarbij niet bijna uitsluitend om investeringen voor rationalisering gaan die op verdere afbraak van de werkgelegenheid neerkomen? Antwoord: ja zeker. Maar ten eerste wordt door dergelijke investeringen toch de werkgelegenheid bevorderd daar waar de desbetreffende investeringsgoederen vervaardigd worden. En ten tweede, rationaliseringen verminderen wel de werkgelegenheid, maar indien er niet gerationaliseerd werd, zouden er nog meer werklozen bij komen omdat het desbetreffende bedrijf dan weldra failliet zou gaan.

Dat is natuurlijk uitermate interessant. Ten eerste geeft dus die opperwijze van het belangrijkste industrieland van West-Europa zonder meer toe dat de voorziene investeringen op de eerste plaats zullen dienen voor rationalisering die op zichzelf de werkgelegenheid niet bevordert, maar afbreekt. Ten tweede is er wel sprake van werkgelegenheid, daar waar de investeringsgoederen zullen worden aangemaakt; maar hier gaat het toch eerder om behoud dan om uitbreiding van werkgelegenheid. Ten derde wordt toegegeven dat in de bedrijven waar de verwachte rationaliseringen zullen worden ingevoerd ten hoogste een nog verder gaande afbraak van de werkgelegenheid afgeremd kan worden. Of is ook dit nog geen ‘toegeving’, maar een onoverwogen bewering? Als men stelt dat bedrijven die niet zouden rationaliseren over de kop zouden gaan, dan geeft men toe dat de markt verder aan het inkrimpen is. Met andere woorden: indien er bedrijven zouden zijn die zich kunnen handhaven door te rationaliseren (en werkkrachten te laten ‘afvloeien’), dan kan dit alleen lukken ten koste van andere bedrijven (die niet rationaliseren), die het dan zullen moeten laten afweten. En dat betekent natuurlijk nóg meer werkloosheid. Men kan dan wel nog hopen dat dit ‘in het buitenland’ zal gebeuren, wat alleen maar betekent daar waar de landen die willen exporteren hun klanten zoeken...

Ondertussen kunnen we er zelfs een cijfer op plakken: ‘Het Europees Vakverbond (EVV) rekende uit dat een robot één nieuwe werkplaats schept tegenover vier die hij er uitschakelt’ (Werner van de Walle in De Morgen van 7 oktober 1982).

Ook socialisten en communisten, bijvoorbeeld in België en in Frankrijk, zullen die les uiteindelijk moeten leren. Als men dan toch nog meent dit allemaal te kunnen opvangen door herverdeling van het werk op basis van werktijdverkorting, moet men beseffen dat dan ook de rationalisering gewoon niet doorgaat (ondanks de gedane investeringen) indien de werktijdverkorting niet samengaat met een loonvermindering.

Het kapitalisme en allen die er (vrijwillig of gedwongen) voor werken, zitten in een impasse.