Karl Kautsky
Het bolsjewisme in het slop
Hoofdstuk 5


Wat te doen?

De geëmigreerde aanhangers van de witte garde

Wat te doen? Deze vraag stelde de grote Russische socialist Nikolaj Gawrilovitsch Tschernyschewskij in 1863 in zijn gelijknamige roman aan de revolutionaire Russische jeugd, die streed voor nieuwe staats- en levensvormen. Deze jeugd kwam bijna uitsluitend voort uit de kringen der intellectuelen, die op hun beurt weer dikwijls van de adel afstamden. Twee geslachten zijn sedertdien opgegroeid. Het industriële proletariaat, dat toen als zelfbewuste klasse in Rusland nog in het geheel niet bestond, is sedertdien van zo grote betekenis geworden, dat het nog wel niet zelf de staat kan beheersen, maar toch staatsmacht kon verlenen aan een organisatie, die deze macht namens het proletariaat, maar autocratisch, uitoefent, dit proletariaat zelfs een bevoorrechte positie verleent, maar het daarbij toch, evenals alle andere klassen en groepen, iedere bewegingsvrijheid ontneemt. Deze eigenaardige vorm, die het staatswezen aannam, moet echter alleen worden toegeschreven aan een samenloop van zeer abnormale omstandigheden, die een gevolg waren van de monstruositeiten van de wereldoorlog. Zulk een abnormaliteit kan niet lang duren; het einde nadert thans. En dan staan de Russische socialisten, evenals in 1863, voor de vraag: wat dient gedaan te worden om het Russische volk uit de ellende van de autocratie tot hogere vormen te verheffen?

Deze vraag betekent ongetwijfeld thans niet meer hetzelfde als toen; ten eerste omdat de autocratie, die thans bestreden moet worden, een geheel andere is; en ten tweede ook omdat de klassen, die de politieke en sociale ontwikkeling door hun strijd beïnvloeden, zeer veel verschillen van die, welke dit in 1863 deden. In de voornaamste plaats echter ook omdat het thans geen theoretische vraag meer is, maar een praktische. Theoretisch hebben wij onze houding ten opzichte van het bolsjewisme reeds lang bepaald. Het gaat thans om de praktische vraag: wat moeten wij doen, wanneer de Russische heerschappij gaat wankelen, wanneer een opstand dreigt?

Dat dit op het ogenblik geen overbodige vraag is, wordt duidelijk bewezen door het hier reeds meermalen genoemde manifest van de Executieve van de SAI, dat zich tot de Russische arbeiders richt en dat geboren is uit de erkenning van deze dreigende omwenteling. De bespreking van deze vraag klemt te meer, daar helaas de Russische socialisten het niet eens zijn over het hierop te geven antwoord.

Dit geldt voornamelijk van de uitgeweken socialisten. Er zijn ook nog wel niet-bolsjewistische socialisten in Rusland, beste kameraden, maar velen van hen zitten in de gevangenis of zijn verbannen. Het is absoluut onmogelijk te schatten hoeveel zich nog op vrije voeten bevinden, want alleen de strengste geheimhouding van hun mening vrijwaart hen voor de politieke politie. Het is volkomen onmogelijk vrij met hen te spreken.

Daarentegen is er geen reden om zulk een bespreking niet met de kring der uitgewekenen te hebben, waartoe bijna alle Russen behoren, waarvan bekend was, dat zij uitgesproken socialist waren en die thans nog in leven zijn.

Naast de groep van uitgeweken Russische democraten en socialisten — twee begrippen, die elkaar bijna dekken — is er nog een kring van uitgewekenen uit Italië, die uit dezelfde elementen bestaat. Deze beide groepen uitgewekenen hebben veel met elkaar gemeen; in één opzicht verschillen zij echter. De Italiaanse groep bestaat uitsluitend uit socialisten en burgerlijke democraten. Naast de Russische groep uitgewekenen van deze soort bestaat daarentegen nog een groep, die volkomen van de eerste verschilt: uitgeweken reactionairen, leden van de Russische dynastie, grootgrondbezitters, kapitalisten, bureaucraten en officieren van het oude regiem. Een deel van hen heeft zich in zijn lot geschikt, zich dikwijls zelfs een gemakkelijk bestaan verworven en denkt er niet aan om zich, door deelneming aan een revolutionaire opstand, aan nieuwe gevaren en een ongewisse toekomst bloot te stellen.

Een ander gedeelte van deze uitgewekenen daarentegen heeft het af niet zo goed getroffen, of nog genoeg energie overgehouden om zich in een nieuwe strijd te mengen of een nieuw risico op zich te nemen. Dit deel rekent er nog op, dat het eens mogelijk zal zijn om naar Rusland terug te keren. Maar ook deze groep uitgewekenen vormt geen eensgezinde massa. Niet weinigen onder hen worden slechts gedreven door heimwee naar het vaderland. Zij hebben voldoende begrip van de ingetreden veranderingen om een terugkeer van de vroegere toestanden niet meer voor mogelijk te houden. Zij verlangen slechts naar economische bewegingsvrijheid om zich in het oude vaderland weer een bestaan te kunnen verzekeren.

Maar een niet onbelangrijk deel van hen is niet zo vredelievend gestemd. Zij wensen de terugkeer van de oude maatschappij en de schitterende rol, die zij daarin speelden en wachten op een gelegenheid om deze reactie werkelijkheid te doen worden. Met vele anderen zijn ook zij vergeten, dat er in Rusland reeds sedert maart 1917 een grote revolutie plaats heeft gehad, dat de Russische revolutie helemaal niet het werk der bolsjewieken is, doch dat zij deze revolutie slechts in een bepaalde baan geleid hebben, het monopolie ervan voor zich hebben geëist en tenslotte het werk van deze revolutie geruïneerd hebben.

Deze reactionairen menen, dat, wanneer het bolsjewistisch regiem wankelt, daarmede de gehele revolutie twijfelachtig wordt. Wanneer het tot onlusten in Rusland komt zullen zij, zodra zij hiervan de lucht krijgen, zich er heen spoeden om de daden van Kornilov, Koltschak enz. te herhalen. Het lijdt geen twijfel, dat zulk een gevaar, als waarop het manifest van de SAI wijst, bestaat. Maar de illusies van de aanhangers der witte garde mogen wij niet zonder meer van hen overnemen.

Het behoort tot het tragische lot der uitgewekenen, dat zij zeer moeilijk de nieuwe verhoudingen, die zich ontwikkeld hebben nadat zij hun vaderland hebben verlaten, naar haar juiste waarde kunnen beoordelen. De laatste indruk, die zij kregen, toen zij nog in hun eigen land werkten, is het sterkst; wanneer zij eenmaal uitgeweken zijn, werkt deze sterker dan de berichten uil brieven en kranten.

Daarom ligt het voor de hand, dat een groot gedeelte der uitgeweken reactionairen gaarne gelooft, dat, wanneer het bolsjewisme ten val komt, eenvoudig de tijden weerkeren, waarin de witte generaals soms tot grote macht konden komen. Zij vergeten daarbij, dat de wereldgeschiedenis niet stil gestaan heeft. Tien jaren zijn sedertdien verlopen; tien jaren van de fabelachtigste, meest diepgaande hervormingen. Men mag hierover denken hoe men wil, één ding is zeker, dat de mensen volkomen veranderd uit deze periode van hervormingen te voorschijn zullen komen.

Het oude Rusland bestaat niet meer en elke poging om het weer te doen herleven is tot mislukking veroordeeld. In de tijd van de burgeroorlog en van het oorlogscommunisme leden de aanhangers der witte garde reeds de nederlaag omdat zij als de verdedigers van het grootgrondbezit optraden, dat zijn bezit terugeiste van de boeren. Wanneer deze zich nu tegen de bolsjewieken zouden keren, zou dit zijn om ditzelfde bezit te verdedigen. Zij zouden zich niet teweer stellen tegen de onteigening ten bate der kolchozen om daarmede de weg te banen voor de onteigening door de grootgrondbezitters. Wie ook maar verdacht zou worden van dergelijke bedoelingen zou met bebloed hoofd de aftocht moeten blazen.

Sedert 1917 hebben de boeren in Rusland aan zo vele omwentelingen deelgenomen en hebben zij in zo voortdurende onrust geleefd, dat zij alle traditie ontwend zijn, die vroeger zulk een geweldige rol speelde in het eentonige dorpsleven, waar het ene jaar precies op het andere geleek, afgezien dan van de wisselvalligheden van de oogst. De gewoonte imponeert hen niet meer; en allerminst niet die gewoonte, die vertegenwoordigd wordt door heren, die plotseling in het land opduiken, die volkomen vreemd geworden zijn en die zich in hun vaderland niet meer thuis voelen.

In de tijd tussen 1917 en 1920 was nog de invloed van de oude organisatie van het leger merkbaar. Ondanks de vérgaande ontbinding bestonden er toch nog formaties welker resten nog enigermate een band vormden. Vooral het officierscorps vormde nog een samenhangend geheel.

Van dit alles is thans niets meer over. Waaraan moeten dan de aanhangers der witte garde hun macht ontlenen? Menigeen vreest, dat het zal gaan als in Hongarije na de val van de radenrepubliek. Maar deze had slechts enkele maanden geduurd en was niet in staat een nieuwe organisatie te scheppen. De verdeling van de grond van de grootgrondbezitters onder de boeren bleef slechts een verwachting, werd geen werkelijkheid. Met behulp van Roemeense bajonetten trok de oude adel met een contrarevolutionair leger, dat onder bevel stond van het oude officierscorps, snel weer Hongarije binnen en herstelde de oude toestand.

Deze omstandigheden zijn echter absoluut niet te vergelijken met de toestand van het huidige Rusland.

Weer anderen vrezen, dat de bolsjewistische dictatuur plaats zal moeten maken voor een fascistische. Maar het fascisme kon in Italië slechts opkomen en zijn volgelingen in Duitsland en Oostenrijk konden slechts groteren aanhang en enige macht krijgen door de gelden, die hun uit kapitalistische kringen in rijke mate werden verschaft, daar deze kringen bang zijn voor het steeds sterker wordende proletariaat en, ten einde zich tegen de aanvallen van dit proletariaat te kunnen verdedigen, een troep bijtende jachthonden klaar houden. Zonder kapitalistische steun is geen fascisme mogelijk — ten minste zolang de staatsruif nog niet in handen is der fascisten.

Waar zijn echter op het ogenblik in Rusland kapitalisten te vinden, die rijk genoeg zijn om een particulier leger uit te rusten en te onderhouden? Voor de revolutie van 1917 reeds was het binnenlandse kapitalisme in Rusland zeer zwak. Het grootste gedeelte van zijn kapitaal was afkomstig uit het buitenland. Het bolsjewisme heeft de klasse der kapitalisten volkomen verdelgd. Noch een boerenopstand, noch de overwinning van de democratie zal dadelijk een sterke kapitalistenklasse uit de grond stampen. Waar moeten dan de geldmiddelen vandaan komen voor de betaling van fascistische benden? Het zou wel mogelijk zijn, dat zulke middelen ter beschikking gesteld werden door buitenlandse kapitalisten. Maar hoe groot zouden deze sommen niet moeten zijn om de hierdoor onderhouden troepen een heersende macht te doen zijn in het reuzenrijk! Waarom echter zouden de West-Europese en Amerikaanse kapitalisten zich offers getroosten om de Russische boerendemocratie in de rug aan te vallen? Wat zouden zij daarbij winnen?

Het spreekt vanzelf, dat de democratische elementen nauwkeurig moeten toezien op de aanhangers der witte garde, die naar Rusland komen, maar van deze zijde dreigt niet het grootste gevaar voor de democratie en de wederopbloei van Rusland, neen, het grote gevaar ligt in een conflict tussen arbeiders en boeren. Wanneer dit conflict wordt vermeden, wanneer beide partijen het eens worden, dan mag het beste voor de toekomst verwacht worden.

Zeer bedenkelijk zou de zaak worden, wanneer, zoals wij reeds opmerkten, deze beide klassen elkaar zouden aanvallen. Wanneer de boeren alleen zouden blijven staan, wanneer zij verbitterd zouden zijn tegen alles wat uit de steden komt, dan zouden zij ongetwijfeld groot onheil kunnen aanrichten en onder de leiding komen te staan van zeer wonderlijke dwarsdrijvers. Maar deze nieuwe leiders zullen zeer zeker niet verdedigers van het grootgrondbezit, van het oude officierscorps, van de oude bureaucratie en van een op deze elementen steunend tsarisme kunnen zijn.

Wel zou de beweging een religieus karakter kunnen krijgen, maar ook de orthodoxe kerk, die de tsaar diende, zal daarbij niet een leidende rol kunnen spelen. Zij is te zeer gedesorganiseerd; de invloed van religieuze sekten naast haar is te groot daarvoor.

Dat wil niet zeggen, dat sommige popen niet tot leidende persoonlijkheden zullen kunnen worden. Maar dat zal dan niet toegeschreven moeten worden aan de macht der kerk. De tijd voor dwepers en profeten kan dan aanbreken, voor mensen als een Gapon, een Tolstoj, een Gandhi. Eveneens voor sociale kwakzalvers en goochelaars. Het Aziatische en half-Aziatische boerendom vormt een vruchtbare bodem voor zulke persoonlijkheden. Zij kunnen ons nog menige verrassing bezorgen. Op zulke dingen moeten wij voorbereid zijn, maar niet op een herhaling van de generaalsopstanden, vlak na de wereldoorlog. Die zijn voorbij en meer nog de sociale en politieke verhoudingen van voor de revolutie.

De vorm van de komende gebeurtenissen is moeilijk te gissen. Eén ding echter kan men in de regel wel met zekerheid zeggen: dat zij er anders zullen uitzien dan vroegere gebeurtenissen, al zijn zij ook van dezelfde soort. Marx heeft reeds in zijn 18e Brumaire gelachen om die Franse revolutionairen, die in 1848 en 1849 weer comité de salut public wilden spelen naar het voorbeeld van 1793. Niet minder onjuist was ditzelfde spelletje onder de Parijse Commune in 1871. Op dezelfde wijze kan men nu zeggen, dat het onjuist is om de komende opstand tegen het bolsjewisme vanuit dezelfde gezichtshoek te bekijken als de opstanden der witte officieren in het tijdvak van augustus 1917 tot oktober 1920.

Hierbij laten wij dan volkomen buiten beschouwing, dat het bolsjewisme toen nog een belangrijk stuk revolutie belichaamde, terwijl het thans volkomen contrarevolutionair geworden is. Daarover hebben wij echter reeds uitvoerig gesproken.

Het reactionaire deel der uitgewekenen kan door zijn optreden in Rusland nauwelijks gevaarlijk worden; dit zal eerder het geval zijn door zijn werken in het buitenland. Deze uitgewekenen onderhouden persoonlijke relaties met invloedrijke politieke persoonlijkheden in vele regeringen, met de reactionaire pers en met vele personen uit de geldwereld. Bij het uitbreken van onlusten in Rusland kunnen zij deze mensen gemakkelijk tot contrarevolutionaire uitingen brengen, tot contrarevolutionaire stappen of ondersteuning bewegen. Hiermee zouden zij weliswaar nog niet veel bereiken. Geen enkele mogendheid, waarschijnlijk zelfs Polen niet, denkt aan een militaire interventie in Rusland. Maar toch zouden er maatregelen genomen kunnen worden, uitingen kunnen worden gedaan en steun kunnen worden verleend, die verwarring in Rusland stichten, de zaak der democratie compromitteren en de strijd der democratie verzwaren.

Wanneer zulk een invloed van de reactionaire uitgewekenen merkbaar wordt, behoort het zeer zeker tot onze taak om hier zo veel mogelijk tegen in te gaan. Toch zullen de democratische en socialistische uitgewekenen in dit opzicht niet veel meer kunnen doen dan de activiteit van het andere deel der uitgewekenen nauwkeurig te volgen en de Internationale hiervan op de hoogte te houden. In de eerste plaats is het de taak van de socialistische partijen in de verschillende landen om hun regering ongepast ingrijpen in de binnenlandse bewegingen in Rusland te beletten en de reactionaire pers op de vingers te zien.

De democratische émigrés

Het lamleggen van de actie der reactionaire émigrés zou tot het minst belangrijke gedeelte van de taak van de democratisch-socialistische uitgewekenen behoren. Veel belangrijker is de taak, die hen wacht in het Russische rijk zelf.

Of de bewust democratisch-socialistische elementen in groot of klein aantal over Rusland verspreid zijn, is, zoals wij reeds opmerkten, niet te zeggen. Ondanks alle mishandeling en fysieke vernietiging, bestaan er ongetwijfeld nog een aanzienlijk aantal, deels de overblijvende van de vroegere partijen, deels nieuwe aanhangers, die voor de democratisch-socialistische ideeën door de erkenning van de onhoudbaarheid en schadelijkheid van de dictatuur gewonnen werden. Men mag verwachten, dat hun aantal zeer belangrijk zal blijken te zijn, zodra de druk van de bolsjewistische terreur zal ophouden. Maar in ieder geval zal de taak, die hun wacht, veel meer krachten eisen dan waarover zij in de eerste tijd in Rusland zullen kunnen beschikken. Dan is een krachtige medewerking van de uitgewekenen onontbeerlijk. En zij alleen beschikken over een volledige kennis van het buitenland en van de hervormingen sedert het einde van de wereldoorlog, waarover de bewoners van het Sovjetgebied óf in het geheel niet óf zeer gebrekkig zijn ingelicht. Daar tegenover zullen die kameraden, die in hun vaderland gebleven zijn, weer beter de neigingen, de geschiktheid en de kracht van de nieuwe generatie, die onder het sovjetregiem opgroeide, kunnen beoordelen.

Hoe eensgezinder het werk van de uitgewekenen zich aanpast aan dat van de kameraden, die in hun vaderland bleven en hoe beter de samenwerking is, hoe groter ook de resultaten hiervan zullen zijn en hoe eerder zij de leiding van de beweging in handen zullen hebben en zullen houden.

Hierbij doet zich echter een zeer storende moeilijkheid voor: de democratisch-socialistische uitgewekenen vormen geen eensgezinde, gesloten massa. Zij vormen een reeks organisaties en groepen, waarvan een deel zeer streng van de andere is gescheiden. Meningsverschillen, met name van tactische en organisatorische aard, soms ook van principieel karakter, komen in iedere partij voor; dat is onvermijdelijk. Zulke verschillen treden het spoedigst aan de dag, wanneer het terrein, waarop men moet handelen, niet overzichtelijk is en niet stevig. Natuurlijk moet men van harte wensen, dat deze meningsverschillen, die de activiteit zo zeer belemmeren, uit de weg geruimd zullen worden. Maar ook in dit geval zijn de omstandigheden sterker dan onze wensen. En deze meningsverschillen spruiten voort uit deze omstandigheden, niet uit persoonlijke grillen.

Men kan en moet echter één ding trachten te verwezenlijken: die voorwaarden te scheppen, waardoor een samengaan van de verschillende groepen en richtingen, ondanks alle tijdelijke tegenstellingen, mogelijk wordt en zulk een samengaan vergemakkelijken.

Hiertoe is in de eerste plaats nodig dat afstand gedaan wordt van iedere dictatuur van de leiders van de verschillende groepen tegenover een eventuele oppositie in hun midden.

De groei van de West-Europese socialistische partijen tot massapartijen is alleen mogelijk geweest door het opgeven van een sektarische onverdraagzaamheid, die ieder partijlid verbood een andere mening in het openbaar te verkondigen, dan die van de leider.

De onontbeerlijke eenheid van organisatie en actie is in een massapartij slechts te handhaven door iedere mogelijkheid voor een eventuele oppositie open te stellen om zijn mening openbaar te maken. Meningsverschillen zijn ongetwijfeld ernstig. Maar zij worden niet opgelost, doch verergerd, door het recht van propaganda te monopoliseren voor de leiders en de oppositie hiervan uit te sluiten. Deze wordt daardoor verbitterd en wordt ten slotte tot scheuring gedreven.

Maar ook de publieke opinie zelf heeft er recht op alles te leren kennen, wat over een haar betreffende aangelegenheid gezegd kan worden. Alleen dan zal zij in staat zijn, een zo doelmatig mogelijke oplossing voor deze zaak te vinden en te accepteren.

Gezien het belang van de Russische aangelegenheden voor het gehele internationale proletariaat, mag dit verlangen, dat alle richtingen onder de Russische socialisten de gelegenheid krijgen het internationale proletariaat op de hoogte te brengen van hun tactische en theoretische verschillen.

Deze verschillen zullen daardoor zeker niet verscherpt worden, doch eerder verzwakt. Het spreekt vanzelf, dat er geen beroep gedaan moet worden op de SAI om als arbiter op te treden. Het beslechten van de verschillen moet een zaak van de daarbij betrokken organisaties blijven. Toch ben ik van mening, dat door de bemiddeling van de veelzijdig ingelichte organen van de Internationale in vele gevallen overeenstemming bereikt zal kunnen worden, zonder dat er winnaars en overwonnenen uit deze strijd zullen te voorschijn komen.

Dat zou misschien niet altijd gelukken en zeker niet leiden tot een overbrugging van de door een tientallen aren lange partijgeschiedenis geslagen kloof tussen de verschillende partijorganisaties. Het is te hopen, dat de voorwaarden hiervoor geschapen zullen worden, zodra in Rusland voor de arbeidende klassen de mogelijkheid van vrije massaorganisaties en van massa-acties, met name door een vrijen verkiezingsstrijd, zal gegeven zijn. De voorwaarden hiertoe ontbreken bij de Russische uitgewekenen volkomen.

Maar een overeenstemming tussen hen over een program van gemeenschappelijk optreden moet mogelijk zijn. Onze Italiaanse kameraden hebben een goed voorbeeld gegeven. Zij hebben hun verschillen terzijde gesteld en zich verenigd in een gemeenschappelijke organisatie. De door Rusland beïnvloede elementen hebben weliswaar geweigerd hieraan mee te werken, maar dat zijn óf volslagen communisten, óf half-communistische partijlozen.

Onder de Russische socialisten zijn de voorwaarden voor een samengaan der verschillende richtingen niet bepaald gunstig.

In de geschiedenis van het moderne socialisme kunnen wij drie grote perioden onderscheiden, tenminste met betrekking tot het vasteland van Europa. De eerste periode (uitgezonderd voor Rusland) loopt van het begin van het socialisme na de grote Franse Revolutie tot de Frans-Duitse oorlog en de Parijse commune. De economische en meer nog de politieke omstandigheden waren toen niet gunstig voor het ontstaan van proletarische massapartijen en maakten deze meestal volkomen onmogelijk. De socialistische beweging bleef tot kleine geheime samenkomsten beperkt, waar telkens weer een andere persoon de leiding had. Sektendom, versnippering van de proletarische beweging en dictatuur van de leiders overwegen.

De opleving van de democratie in de zestiger jaren en de vestiging van het Duitse Rijk en de Franse republiek bieden eerst gunstige voorwaarden voor massaorganisaties. De overgang van sekte tot massapartij vindt een juiste theoretische grondslag in het marxisme, voor zover dit zelf niet sektarisch wordt opgevat.

Daarmee gaat de socialistische beweging de tweede periode in. Deze massapartijen zijn revolutionair, zoals de sekten geweest waren, niet alleen in sociaal opzicht, wat vanzelfsprekend is, maar ook in politieke zin. Dit geldt ten minste voor de militaire monarchieën.

Onverzoenlijke oppositie voeren is de taak van de proletarische partijen in deze periode; maar ook een felle strijd tegen de partijen der burgerlijke oppositie. De massa der arbeiders strijdt nog in dit kamp mede en het gaat er om hen hiervan los te maken.

Deze laatste taak was in de meeste staten van Europa volbracht, toen de wereldoorlog uitbrak en daarna de drie grote militaire monarchieën ten val gebracht werden. Daarmede brak de derde periode in de geschiedenis van het moderne socialisme aan, de periode, waarin wij thans leven.

De politieke taak van de proletarische partijen is door deze val en zijn gevolgen fundamenteel veranderd. De staat, waarin deze partijen leven, is niet meer de militaire monarchie, maar een democratische republiek, die door de reactie bedreigd wordt en alleen in het proletariaat een veilige beschermer vindt. Onze taak is nu de republiek, dus de bestaande staat, te handhaven en niet, deze ten val te brengen. In zover houdt de sociaaldemocratie op revolutionair te zijn en wordt zij conservatief. Zij wordt dit niet door iets van haar doel prijs te geven, maar doordat zij een aanzienlijk deel van haar doeleinden verwezenlijkt heeft. De sociaaldemocratie is niet veranderd, maar de staat. De idee van een politieke revolutie na de politieke revolutie, verliest zo iedere betekenis.

Al verdedigen wij echter de democratische republiek, toch is zij — geheel afgezien van de al dan niet socialistische vorm van de productiewijze — nog lang niet zoals wij haar wensen. Zij vormt nog slechts een uitgangspunt. Het proletariaat is ten zeerste geïnteresseerd bij de verdere ontwikkeling der republiek. Het kan deze ontwikkeling niet alleen aan de burgerlijke partijen overlaten; het moet trachten aan deze ontwikkeling positief mede te werken.

Tegelijkertijd echter is het proletariaat zo veel omvangrijker geworden en heeft zo aan kracht gewonnen, dat het, al heeft het dan nog niet de overmacht, toch gelijkwaardig is geworden aan de burgerlijke partijen. Een socialistische partij kan nog niet alleen voor zichzelf regeren, maar zij behoeft ook niet meer een onverzoenlijke oppositie tegen iedere regering, tegen iedere andere partij te voeren. Dit behoeft des te minder omdat haar taak om het proletariaat los te maken van de burgerlijke partijen en in een klassenpartij te organiseren, in wezen vervuld is. Waar de socialisten nog niet zo ver zijn, volharden zij allicht in een onverzoenlijke tegenstelling tot de radicalen.

Dit alles veroorzaakt, dat de socialisten sedert de revoluties, die de wereldoorlog gevolgd zijn, overal genoodzaakt zijn, hun principiële afkeer van tijdelijke coalities met andere partijen te overwinnen, waardoor zij zich tot die tijd lieten leiden en met recht lieten leiden onder de toen bestaande verhoudingen en bij de daaruit voortvloeiende politieke taak van het proletariaat. Het vierde en laatste stadium van de strijd om het socialisme zal aanvangen, zodra wij over een genoegzaam grote meerderheid beschikken om alleen een sterke regering te vormen en op de wetgeving ons stempel te drukken.

Rusland, de economisch en politiek meest achterlijke grote staat van Europa, is thans nog in dat stadium, waarin de sektegeest van het socialisme nog bloeit. Toch is dit slechts betrekkelijk waar. De revolutie, welke in 1917 begon, is in vele opzichten nog onder omstandigheden begonnen, die aan de toestand in Frankrijk van 1789 herinneren. Maar Rusland leeft niet buiten de wereld. Het neemt deel aan de vooruitgang en de meest vooruitstrevende organisatievormen en dat reeds maakt het onmogelijk om in de huidige Russische revolutie slechts een herhaling te willen zien van de stadia van de Franse Revolutie van de 18e eeuw. Het meest primitieve en het hoogst ontwikkelde gaat in Rusland op een eigenaardige wijze dooreen gestrengeld samen. Herinneringen aan de Franse Revolutie uit de 18e eeuw vermengen zich met bewegingen van een grootindustrieel proletariaat.

Zo moet het ook wel aan de omstandigheden worden geweten, dat de Russische socialisten op primitief socialistische wijze in verschillende groepen verdeeld zijn en in iedere groep bijna weer een scheuring heeft plaats gehad tijdens de revolutie van maart 1917. Aan de andere kant waren zij echter de eersten in de revoluties na de wereldoorlog, die op coalitieregering ingingen, niet uit theoretische overwegingen, ook niet uit “verraad” — het gebruik van dit woord om meningsverschillen uit te drukken, kentekent de sektariërs — maar onder de drang der omstandigheden.

De omstandigheden noodzaakten echter wel tot de vorming van coalitieregeringen, maar zij schiepen helaas niet de voorwaarden voor een succes van deze regeringen. In de chaos, die een gevolg was van de ontbinding van het leger, kreeg het sektarisme, bij het ontbreken van gesloten, geschoolde massapartijen, gemakkelijker vasten voet dan de coalitie. Het bolsjewisme zegevierde.

Ook buiten Rusland heeft intussen de idee en de praktijk van de coalitiepolitiek onder de druk der omstandigheden meer veld gewonnen, ondanks het verzet van de revolutionaire tradities, die zich, in de eeuw van socialistisch pogen tot het einde van de wereldoorlog, gevormd hadden.

Ik ben er van overtuigd, dat, wanneer het bolsjewisme in Rusland ten val zou worden gebracht, geen enkele der democratische en socialistische partijen op zichzelf sterk genoeg zal zijn om te regeren. Wil de democratie zegevieren, dan zullen alle verschillende democratische elementen eensgezind moeten samenwerken; zeer zeker echter in ieder geval de verschillende socialistische partijen en richtingen.

Of thans reeds de psychologische voorwaarden voor de vorming van een democratisch blok onder de Russische uitgewekenen aanwezig zijn, kan een buitenstaander niet beoordelen. Men kan slechts wensen, dat het tot stand kwam. Maar het zou dwaas, ja zelfs schadelijk zijn, om dit te willen vormen voordat de tijd er rijp voor is. In ieder geval kan het maken van contact tussen de verschillende partijen van nut zijn.

Democratische doeleinden in Rusland

Het samenwerken van de verschillende Russische democratische en socialistische partijen zal des te gemakkelijker mogelijk zijn, hoe meer hun doeleinden, ten minste die, welke het eerst verwezenlijkt moeten worden, overeenstemmen. Men zou denken, dat overeenstemming op dit punt niet moeilijk te bereiken zou zijn.

Het spreekt vanzelf, dat al deze partijen naar dezelfde staatsvorm streven, naar de democratische, parlementaire republiek. Ook de voorstanders van de democratisering der sovjets eisen deze democratisering, niet als middel om de Sovjetgrondwet, de bevoorrechting der loonarbeiders, te handhaven en invoering van de volledige democratie daardoor te verhinderen, maar als eerste stap tot deze democratie, daar zij van mening zijn, dat een gedeelte gemakkelijker te bereiken is dan het geheel en wij toch niet op het standpunt staan: alles of niets.

Ook omtrent dit punt, dat Rusland het beste gedijen kan als federatieve staat en niet onder een bureaucratisch centraal bestuur, zou wel overeenstemming te bereiken zijn.

Evenmin als over de staatsvorm zouden er nauwelijks meningsverschillen zijn omtrent de sociale politiek. De burgerlijke democratie is in Rusland minder kapitalistisch geïnteresseerd dan in West-Europa, reeds omdat er geen sterke binnenlandse kapitalistenklasse bestond. Thans is deze zo goed als geheel verdwenen en ook bij economische vrijheid zal zij niet zo snel weer aangroeien.

Die democraten in Rusland, die geen socialist zijn, staan niet zozeer afwijzend tegenover het socialisme omdat zij bij het kapitalisme geïnteresseerd zijn, maar omdat zij geen vertrouwen hebben in de socialistische productiewijze. Maar zij zijn de arbeidersklasse niet vijandig gezind; zij hebben er geen behoefte aan om deze omlaag te houden. Ook zij zullen geneigd zijn de arbeiders evenveel sociale voorzieningen te waarborgen als de socialisten.

Wanneer er in Sovjet-Rusland een sociale maatregel zou bestaan, die uitging boven hetgeen op dit gebied in West-Europa is bereikt, dan behoeft deze door de opkomende democratie zeker niet tenietgedaan of ingekort te worden. Ik moet hierbij opmerken, dat mij het bestaan van zulk een maatregel niet bekend is; het zou dan een niet-algemene maatregel moeten zijn, maar een bepaling, die slechts van toepassing is op een paar protegés.

Over het algemeen zijn de kapitalistische landen Sovjet-Rusland voor op het gebied van de sociale politiek. Wanneer de democratie de macht in handen heeft, zal hei een belangrijke taak van haar zijn, om de arbeiders al datgene te brengen, wat hun kameraden in het Westen reeds hebben: een ver doorgevoerde arbeidersbescherming, solide woningen, onafhankelijkheid van de bedrijfsraden tegenover de leiders van de ondernemingen, volledige vakbondsvrijheid, een met de hoogte der lonen rekening houdende verzekering tegen werkloosheid, ziekte, invaliditeit en ouderdom.

De democratie heeft de Russische arbeiders zeer veel te brengen, wat hun rijkelijk het verlies zal vergoeden van de zo armzalige, nutteloze privileges, die de Sovjetgrondwet hun gaf.

En nu de boeren. Wanneer zij zich tegen de dictatuur keren, zal dit geschieden om zich de grondeigendom te verzekeren en over het algemeen om veiligheid voor hun persoon en hun goederen te verkrijgen, die voortdurend bedreigd worden, waardoor rustig werken uitgesloten is.

De doorvoering van het democratisch program brengt volledige veiligheid mede van de persoon tegen willekeur van overheidswege en veiligheid van ieder soort wettelijk erkend eigendom.

`Poen de bolsjewieken aan de macht kwamen, hebben zij al de grond in de staat wel aan de boeren gegeven om te verdelen, maar tegelijkertijd hebben zij deze grond tot staatseigendom gemaakt. De vraag is gesteld of het nodig is, dat deze bepaling, wanneer de democratie winnaar zal zijn, door haar moet worden ingetrokken.

Het antwoord hierop kan luiden, dat het in ieder geval niet nodig is zich daar thans reeds mede bezig te houden. Iedere socialist moet in het belang der maatschappij eisen, dat alle belangrijke productiemiddelen aan particuliere willekeur onttrokken worden en ter beschikking komen van de gemeenschap. Het belangrijkste productiemiddel is het land en de grond. Principieel moeten wij voor de nationalisatie of de socialisatie van de grond ijveren.

Maar wij moeten daarbij duidelijk voor ogen houden, dat dat bij het boerenbedrijf nooit meer dan een blote vorm zijn zal, zoals ook in Sovjet-Rusland het geval was. Of deze vorm gehandhaafd wordt of niet is een vraag van zeer weinig belang.

De boer wordt eigenaar van de grond door zijn arbeid. Hij trekt daardoor niet alleen oogst uit de grond, maar verbetert hem ook, wanneer de noodzakelijke economische en technische voorwaarden daarvoor voorhanden zijn. De vruchten van zijn arbeid plukt hij dikwijls eerst na jaren. Wanneer hem zijn grond zonder redelijke schadeloosstelling wordt ontnomen voelt hij zich in het resultaat van zijn werk bedrogen.

Iedere onteigening, ja, iedere gedwongen onteigening zelfs tegen schadevergoeding, wekt zijn krachtigste tegenstand op. De democratie zal er wel op het allerlaatste aan denken om een zo talrijke bevolkingsgroep de beschikking over haar grond te ontnemen.

Anders is het gesteld met de grootgrondbezitters. Deze vormen, overal waar zij voorkomen, maar een miniem klein gedeelte van de bevolking. En voor zover zij slechts grondbezitter zijn en geen daadwerkelijk bedrijfsleider bovendien, bindt geen arbeid hen aan hun grond. Het onteigenen van deze gronden is voor de democratie goed mogelijk en levert geen bezwaren op.

Maar ook in het coöperatieve grootbedrijf is de afzonderlijke arbeider niet door zijn arbeid met een bepaald stuk grond vergroeid. De sovchozen en kolchozen kan men dus tot gemeenschappelijk bezit maken. Met betrekking tot de sovchozen en kolchozen wordt het vraagstuk van het maatschappelijk eigendom van de grond van belang; maar niet met betrekking tot de boeren.

Hoe zal echter een democratisch regime tegenover de industriële grootbedrijven van de staat staan, die het in Sovjet-Rusland zat aantreffen? Eist het democratisch program eenvoudig, dat zij weer in kapitalistische handen overgaan, omdat Rusland nog niet rijp is voor een socialistische productiewijze?

Dat zou een even dwaze handelwijze zijn als het tegenovergestelde, dat de bolsjewieken in toepassing hebben gebracht: het snel, schematisch in staatsbeheer brengen der bedrijven.

Voor iedere maatschappij, hoe zij overigens ook is, is de continuïteit, de ongestoorde voortgang in de productie onontbeerlijk. Iedere duurzame storing van enigszins grotere afmeting, betekent een crisis, een verschrikkelijke ellende.

Wanneer het sovjetregiem ten val gebracht wordt, zullen zijn opvolgers er des te nadrukkelijker voor te zorgen hebben, dat de productie ongestoord verder gaat, naarmate de economische toestand, die er zal heersen, waarschijnlijk des te treuriger is.

Staatsbedrijven kan men evenmin met één slag, zonder risico in kapitalistische veranderen als omgekeerd het geval is. Men mag niet slechts, maar moet de staatsbedrijven als zodanig verder laten werken.

Wij moeten eisen, dat de nieuwe NEP zich, evenals de vroegere onder Lenin — slechts in sterkere mate — op deze wijze uit, dat de verkregen vrijheid van economische werkzaamheid, naast de staatsbedrijven, vrije bedrijven laat opkomen, kapitalistische, coöperatieve of gemeentelijke. Wanneer deze bedrijven met meer succes zouden werken, goedkopere of betere producten zouden leveren, betere lonen zouden betalen e.d., dan moeten de staatsbedrijven opgeheven worden. Maar ook niet eerder. Dus alleen dan en daar, waar het voor consumenten en arbeiders voordelig is, zal tot de overgang naar een ander, eventueel naar een kapitalistisch bedrijf, besloten moeten worden.

Het particuliere bedrijf zal waarschijnlijk, zodra het weer toegelaten is, in de handel het eerst tot bloei komen. De meeste takken van handel verdragen een bureaucratische schematisering slecht. De socialistische productiewijze heeft minder een in staatsbeheer brengen van de warenhandel nodig dan wel zijn vervanging door een georganiseerde warencirculatie tussen verenigingen van producenten en consumenten.

Het monopolie van de warenhandel werkt in Rusland het meest remmend, moet het eerst plaats maken voor de vrije handel.

Anderzijds bestaan er natuurlijk monopolies. Geen enkele democratische overweging maakt het wenselijk, deze te veranderen in particuliere, kapitalistische monopolies. De democratie zal, wanneer zij eenmaal de macht in handen heeft, alle reden hebben het staatskarakter van de natuurlijke monopolies te handhaven. Dit geldt allereerst voor de spoorwegen, maar ook voor de bossen en mijnen en andere bedrijven voor het winnen van delfstoffen, als petroleum e.d.

Men dient af te wachten hoe de toestand zich in de andere bedrijven zal ontwikkelen.

Het is mogelijk, dat het kapitaal, nadat het bolsjewisme overwonnen is, gedeeltelijk doordat het zwak is, gedeeltelijk door gebrek aan vertrouwen, zich slechts zeer schuchter zal bewegen. Anderzijds moet de verkregen vrijheid van beweging in de staatsondernemingen gunstig werken: de vrijheid van de vakverenigingen en van de bedrijfsraden bij de arbeiders; de bevrijding van spionage en bedreigingen door de communisten en van de eindeloze rij van bureaucratische instanties bij de bedrijfsleiders. Meer moed, meer weten en meer zelfbewustheid zullen hen, die in de staatsondernemingen werken, vervullen; hun arbeidsvreugde en het begrip voor het werk zal toenemen. Onder deze omstandigheden is het zeer goed mogelijk, dat ook buiten de natuurlijke monopolies in niet weinig takken van de productie de eenmaal ingevoerde staatsproductie gehandhaafd zal worden, na de omvorming tot een bedrijfsdemocratie.

Het is natuurlijk niet vooruit te zeggen of, en in hoe grote mate dat werkelijkheid zal worden. Maar in ieder geval is het, ook met betrekking tot deze kwestie, even verkeerd als bij de verwachting van een terugkeer van Kornilov te geloven, dat de verdere ontwikkeling van de industrie na de val van het bolsjewisme eenvoudig zou aanknopen aan het punt waar zij een twaalftal jaren geleden stil is blijven staan.

Men mag over het werk der bolsjewieken denken hoe men wil, er is een nieuwe basis gelegd, die men niet negeren mag, waarop de democratie verder moet bouwen, zodra het haar gelukt de plaats in te nemen van de communistische autocratie.

Het eerst zullen de communistische grootbedrijven in de landbouw teniet gaan, de kolchozen en sovchozen, voor zover zij slechts gebaseerd zijn op dwang van buitenaf en niet op een innerlijke behoefte van hen, die er in werkzaam zijn en door materiële factoren staande worden gehouden. Ook dit proces van de terugkeer tot het boerenbedrijf zal, economisch gesproken, des te vruchtbaarder zijn, hoe beter het voorbereid wordt. De boeren weer, evenals in 1918, door geweld, geheel zonder systeem en in het wilde weg tegen de grootbedrijven opzetten om deze te vernietigen en te ontbinden, zou weer, evenals toen, grote waarden, waaraan de productie zo dringend behoefte heeft, nutteloos vernietigen.

Het is niet uitgesloten, dat enkele grootbedrijven zullen blijven bestaan, óf omdat zij technisch bijzonder goed geoutilleerd zijn, óf omdat zij over een keur van arbeiders en een uitstekende leiding beschikken. De gelijktijdig intredende grotere bewegingsvrijheid van de bevolking zal ook de prestatie van de arbeiders en leiders van zulke bedrijven opvoeren.

Het is dus niet uitgesloten, dat vele kolchozen zullen blijven bestaan en misschien zelfs op voorbeeldige wijze verder zullen werken. Het behoeven niet juist de op industrieel gebied vooraanstaande landen te zijn, die het eerst de voorwaarden voor een socialistisch grootbedrijf in de landbouw vervullen. Achterlijke landen kunnen de daartoe benodigde materiële middelen uit industrieel beter ontwikkelde landen betrekken; hoofdzaak is dan dat de psychische voorwaarden vervuld zijn, een ontwikkeld solidariteitsgevoel en een grote intelligentie.

Over de kansen van zulke bedrijven, die in de eersten tijd slechts op zichzelf staande experimenten kunnen zijn, is niets definitiefs te voorspellen. Men kan er sceptisch of enthousiast tegenover staan. De tot dusver opgedane ervaringen en de heersende toestanden in Rusland pleiten meer voor de sceptische opvatting. Maar meningsverschillen hieromtrent behoeven ons niet van elkaar te verwijderen. Iedere mensjewiek zal er zich over verheugen, wanneer kolchozen en sovchozen bloeien en geen sociaal-revolutionair zal de gedwongen invoering van sovchozen en kolchozen naar bolsjewistische methode goedkeuren. Beide partijen zullen het erover eens zijn, dat de boerenbevolking volledige vrijheid gelaten moet worden in de keus van de door haar het meest geschikt geachte bedrijfsvormen.

Wij spreken in dit hoofdstuk niet over de toestanden, die zich in Rusland na de val van het bolsjewisme zullen ontwikkelen. Onze taak is, hier na te gaan of er geen program van actie op te stellen is, dat door alle richtingen van de democratie en van het socialisme in Rusland geaccepteerd kan worden; dat volkomen reëel is, op de gegeven werkelijkheid berust en dat toch van geen enkele groep eist, dat zij haar bijzondere meningen prijs geeft.

Meningsverschillen over toekomstverwachtingen, die geen invloed uitoefenen op ons praktisch werken in het heden, behoeven geen oorzaak van verdeeld blijven te zijn.

Dit kan men thans reeds zeggen: wanneer de zogenaamde “formele” democratie de macht in handen krijgt, dan kan zij in ieder geval reeds de arbeidende klassen van Rusland in de steden en op het platteland, niet alleen politieke bewegingsvrijheid, maar ook verhoogde productiviteit van hun arbeid en daardoor verhoogden welstand brengen, waar arbeiders en boeren daar — althans in de eersten tijd — slechts met een zwakke kapitalistenklasse en in het geheel geen grondbezit te doen zullen hebben, maar alleen met intellectuelen, wier sympathie bijna geheel naar de arbeidende klassen zal uitgaan. Niets is meer foutief dan de mening, dat het aanzien van het proletariaat in Rusland en daardoor over de gehele wereld zal minderen, wanneer het zijn bevoorrechte positie in deze staat zal verliezen. Het omgekeerde is eerder het geval. Uit de Sovjetgrondwet kan slechts onheil voortkomen en de scherpste tegenstelling tussen boeren en arbeiders. Alleen de democratie maakt het mogelijk, dat de staat weer zal bloeien, maar ook, dat boeren en arbeiders gemeenschappelijke belangen zullen krijgen, waarbij op politiek gebied, tot heil van al deze groepen, de leiding aan de arbeiders — samen met de intellectuelen — zal moeten worden toevertrouwd. Dat deze leiding in de democratie er een wordt, welke gebaseerd is op verstandelijke superioriteit en niet op politieke politie en gewapende “klopbrigades”, zal het aanzien van het Russische proletariaat, dat onder de bolsjewistische leiding zo diep geschokt is, belangrijk doen toenemen.

De doorvoering van het zo juist ontvouwde program der democratie zal niet alleen voor Rusland, maar voor geheel Europa, de allergrootste verbeteringen ten gevolge hebben.

Hoe arm Rusland ook geworden is, het zal niet geheel van middelen ontbloot zijn. Zodra de mogelijkheid van willekeurige onteigening ophoudt, zullen geheime spaarpenningen te voorschijn komen. Het welgestelde deel van de uitgewekenen, dat terugkeert, zal meerdere middelen meebrengen en ten slotte moet het krediet van de staat groter worden, zodra parlementaire wetgeving in de plaats treedt van autocratische willekeur. Dit alles, evenals de onder de nieuwe omstandigheden toenemende productiviteit van de arbeid in de steden en op het platteland, kan de bewoners van Rusland in staat stellen hun warenhonger beter dan tot dusver te stillen, maar ook om een einde te maken aan het gebrek aan productiemiddelen, wat weer de productiviteit en het krediet van de industrie en de landbouw zal vergroten. Door de voortdurende wisselwerking betekent dit tevens een voortdurende toeneming van de Russische koopkracht op de wereldmarkt. Dit zal de aanvang van het proces zijn, dat ten slotte kan leiden tot het te boven komen van de verschrikkelijke crisis, die zich op het ogenblik in alle moderne industriestaten doet gevoelen.

Niet in de laatste plaats is deze crisis veroorzaakt doordat de reusachtige landbouwgebieden van het Oosten, sedert de wereldoorlog, door binnenlandse onlusten, door verzet, boycot enz., slechts zeer beperkte afzetgebieden voor de Westerse industrie waren: India, China en Rusland. Dat wisten ook de Europese staatslieden. Velen van hen trachtten met de bolsjewieken op goede voet te komen, opdat de industrie van hun land op de Russische markt toegelaten zou worden. Zij hoopten op grote opdrachten. Deze markt moet echter helaas volkomen zonder betekenis blijven, zolang het bolsjewisme heerst.

De invoering der democratie in Rusland opent niet alleen de Russische markt voor de industrie der gehele wereld, maar zij breidt deze markt ook spoedig zeer sterk uit.

Dat zal niet alleen de industrie beïnvloeden, maar ook de arbeidersklasse van Europa (en Amerika), het zal de zelfbewustheid en de politieke macht der arbeiders versterken, het aantal hunner, dat door de oorlog en de werkloosheid gedemoraliseerd is en dat zich door de kapitalisten laat kopen of zijn energie verspilt in de zinloze guerrilla tegen de wet, zal verkleinen. De proletarische democratie moet aan kracht winnen in de voornaamste staten der wereld, moet het stadium van de vleugellamheid, die veroorzaakt werd door het evenwicht der klassen, te boven komen en moet met beslistheid de weg inslaan naar die hogere levensvormen, die wij socialisme noemen.

En meer nog.

Wanneer de democratie in Rusland de overhand krijgt, zal zij een volkomen verarmd land vinden. Wel zal de democratie dit land de mogelijkheid bieden om op economisch gebied snel omhoog te komen, maar alleen dan, wanneer iedere verspilling vermeden wordt, wanneer alle beschikbare middelen aangewend worden voor de ontwikkeling der productieve krachten.

Wij bedoelen met verspilling natuurlijk niet, zoals de kapitalisten, het doen van uitgaven voor het in stand houden en verheffen van de arbeidskracht. Het beschikbaar stellen van middelen voor scholen, zieken, werklozen, zijn voor ons geen luxe-uitgaven.

Wel rekenen wij hiertoe alle uitgaven voor vernietigingsdoeleinden, dus alle uitgaven voor militaire doeleinden. Geen land heeft meer behoefte aan ontwapening dan Rusland. Maar het zal geen genoegen ondervinden van de ontwapening en zal er niet in alle rust de vruchten van kunnen plukken, wanneer het geheel alleen ontwapent, temidden van sterk gewapende buren, die geregeerd worden door naar daden snakkende militairen, als Polen en Turkije.

In het democratische program voor Rusland behoort natuurlijk de toetreding tot de Volkenbond, voor alles echter het opkomen voor algemene ontwapening. Wat dit punt betreft zal het zich dan aan de zijde van Duitsland en een hele reeks van kleine staten scharen, $ar ook aan de zijde van Engeland, wanneer daar de arbeidersklasse aan het roer blijft en aan de zijde van Frankrijk, wanneer de arbeidersklasse daar aan macht zal winnen.

Dan moet het gelukken het fascisme in Italië te “omsingelen”, ook het fascisme de ontwapening op te dringen, wat slechts de inleiding zou zijn tot een overwinning van de democratie.

Het bolsjewisme is voor deze zegenrijke ontwikkeling van de gang van zaken een remmend rotsblok. Wanneer het gelukt het bolsjewisme terzijde te schuiven en te doen vervangen door de democratie, dan komt de weg, die omhoog leidt, vrij, niet alleen voor Rusland, maar voor geheel Europa.

Het zelfbeschikkingsrecht der naties

Men zou menen, dat een program als wij zo juist geschetst hebben, zodra het als gemeenschappelijk program erkend zou zijn, voldoende de eventueel nog bestaande theoretische en tactische verschillen op de achtergrond zou dringen, om een overeenstemming, tenminste tussen de socialistische partijen, betreffende een gemeenschappelijk optreden, niet onmogelijk te doen schijnen.

Toch stuit deze overeenstemming nog op een belemmering: de nationale tegenstellingen.

Rusland behoort tot die staten, welker bevolking uit verschillende naties bestaat, waarvan ieder een afzonderlijk gebied bewoont. Wanneer in een dergelijke staat een streven naar moderne democratie ontstaat, dan paart zich aan de gewone democratische eisen ook nog de eis van zelfstandigheid der verschillende volkeren. Elk volk wil in de taal, die het verstaat, geregeerd, onderricht en berecht worden.

De meest voor de hand liggende en eenvoudigste vorm, waarin zulk een streven tot uiting komt, is het verlangen naar staatkundige zelfstandigheid van elke nationaliteit, de verdeling van de nationaliteitenstaat in nationale staten.

Wanneer de democratie eerst vechten moet om erkend te worden, betekent het een grote verzwakking van haar kracht, wanneer de democraten der verschillende volkeren elkaar bestrijden of wantrouwend op een afstand van elkaar blijven, in plaats van zich gemeenschappelijk tegen het ondemocratische regiem te verzetten.

In Rusland heeft dit wel nooit zulke scherpe vormen aangenomen als in Oostenrijk, waar de regeringen, sedert Metternich, de gehoorzaamheid van bepaalde naties verkregen door hun voordelen ten koste der andere nationaliteiten in uitzicht te stellen.

De druk der autocratie was daar in Rusland te sterk voor. Daar stond iedere natie, die naar zelfstandigheid streefde, dadelijk vijandig tegenover het tsarisme. Maar toch ontbrak het ook daar in de kringen der democratie niet aan nationale verschillen.

De socialisten en democraten zijn in Rusland niet alleen in verschillende scholen verdeeld, maar bijna iedere richting valt ook weer uiteen in verschillende nationale partijen. Wanneer men een blok wil vormen van- of een akkoord wil bereiken tussen de democraten of zelfs maar de democratische socialisten, dan moet men niet alleen de verschillende richtingen, maar ook de socialisten en democraten der verschillende nationaliteiten in het algemene kader opnemen.

Nu is het duidelijk, dat nauwelijks een der naties van Sovjet-Rusland voor zichzelf haar vrijheid kan verkrijgen of handhaven, tenzij door vreselijke strijd, waarin de gehele natie ten gronde gaat. Onder een der nationaliteiten kan wel een opstand tegen de Sovjetstaat beginnen, maar deze zal zonder resultaat blijven, wanneer niet de andere volken zich daarbij aansluiten. Slechts samen met de andere naties van het rijk kan ieder volk zijn vrijheid krijgen. Dat zal des te gemakkelijker geschieden naarmate de socialisten en democraten van ieder volk, reeds vóór de strijd om de vrijheid, duurzame en vriendschappelijke betrekkingen onderhouden met de democraten en socialisten van andere volkeren, wat een principieel overeenstemmen van hun nationale programs veronderstelt.

Dat ieder volk het recht van zelfbeschikking moet verkrijgen, lijdt geen twijfel; dit zal ook nauwelijks door een democraat, laat staan dan door een socialist, worden bestreden. Maar welke vorm moet aan deze zelfbeschikking worden gegeven? Dat is de grote vraag.

Voor de beantwoording van deze vraag zullen onze Russische kameraden — of de uitgewekenen — goed doen, de ondervindingen, die in het Westen hiermede zijn opgedaan, ter harte te nemen, dat betekent in dit geval, te leren hoe het niet moet geschieden.

De val van Oostenrijk en van het tsaristische Rusland door de wereldoorlog heeft er toe geleid, dat uit delen van Oostenrijkse en Russische gebieden een gehele reeks, soms zeer kleine, nationale staten zijn ontstaan.

Daardoor werd het toch reeds grote aantal staten van Europa nog belangrijk vermeerderd. Dat viel echter samen met een stadium in de kapitalistische productiewijze, waarin deze enerzijds grote bedrijfsgebieden nodig heeft voor haar vrije ontplooiing, waarin echter anderzijds de kapitalisten en hun aanhang onder de grondbezitters e.d. er naar streven om de vrije concurrentie te vervangen door het monopolie; om de handelsvrijheid te vervangen door een zoveel mogelijk sluiten van de binnenlandse markt voor het buitenland, ten einde deze markt des te beter te kunnen monopoliseren. Deze politiek levert de kapitalisten en grondbezitters grote tijdelijke voordelen, maar heeft op het gehele economische leven een des te onheilvoller werking naar mate de staat, waarin deze politiek bedreven wordt, kleiner is.

Dat deze monopolistische politiek door de gevolgen van de wereldoorlog zeer begunstigd werd en tegelijkertijd het aantal staten in Europa zozeer vermeerderde is een van de hoofdoorzaken van het feit, dat Europa zich van de vernielingen van de wereldoorlog economisch niet kan herstellen — hoewel het er technisch al bovenop is — en dat het niet uit de crises loskomt. Iedereen ziet dat in, iedereen vindt dat aan deze toestand een einde gemaakt moet worden, door de staatkundige versnippering van Europa te overwinnen, door het tot stand brengen van een soort pan-Europa. Maar zolang de kapitalisten en hun aanhang aan het bewind zijn, geven deze kortzichtige, tijdelijke en particuliere belangen de doorslag, zodat het beter weten niet zegeviert. Evenzo is het gesteld met de kwestie van de ontwapening. Alleen de socialisten staan boven deze geborneerde belangen en komen er tegenop voor het algemeen belang. Eerst wanneer zij genoeg macht in de dominerende staten hebben, zal pan-Europa verwezenlijkt kunnen worden en evenzo de ontwapening, hoewel dat geen specifiek socialistische gedachten zijn.

Men ziet hoe moeilijk het is een scheiding op staatkundig gebied, wanneer zij eenmaal bestaat, weer te boven te komen, al is de vereniging van de betrokken staten ook nog zo noodzakelijk.

De verschillende nationale partijen van socialisten en democraten in Sovjet-Rusland zullen daarom, wanneer zij haar vrijheid hebben gekregen, verstandig doen, zich nog eens enige malen te bedenken, of zij de verkregen vrijheid wel zullen aanwenden voor een staatkundige scheiding.

Wat hen van Rusland afkerig deed zijn was de autocratie, eerst van de tsaar, later van de bolsjewieken. Nemen wij Georgië eens tot voorbeeld. De Georgiërs hebben nog bij de verkiezingen van 1917 hun afgevaardigden benoemd voor de Constituerende Nationale Vergadering. Eerst na het uiteenjagen van deze vergadering hebben zij zich van de Russische staat afgescheiden. Maar ook toen vonden zij het nog voordeliger om een onderdeel van een grote gemeenschap te zijn. Zij verenigden zich met Azerbeidzjan en Armenië tot de Transkaukasische republiek. En eerst toen deze uiteenviel, werd Georgië als volkomen zelfstandige staat gesticht.

De zelfbeschikking der volkeren is niet hetzelfde als hun soevereiniteit. In een monarchie streeft de heerser steeds naar soevereiniteit, naar de hoogste, aan niemand verantwoording verschuldigde macht. Hij streeft hiernaar niet alleen tegenover zijn onderdanen, maar ook tegenover het buitenland. Voor de vereniging van meerdere staten in een gemeenschap bestaat in de monarchie slechts één methode, die van de verovering.

Alleen republieken kunnen zich vrijwillig verenigen, ten einde grotere veiligheid te verkrijgen of met het doel een groter economisch orgaan te vormen. Uit zulk een soort vereniging ontstond het Eedgenootschap der Zwitsers, ontstonden de Verenigde Staten van Amerika.

Niets zou doelmatiger zijn en niets is meer onontbeerlijk voor de economische verheffing van de volkeren in Rusland, dan dat zij, na herwonnen vrijheid, niet uit elkaar gaan om soevereine staten te stichten. Deze zouden er, omdat zij veel armer zijn, nog veel slechter Aan toe zijn dan op het ogenblik de andere staten van Europa, met inbegrip van de staatjes van het vroegere Oostenrijk en het westelijke gedeelte van het voormalige Rusland. Zij hebben volledige vrijheid en volledige zelfbeschikking nodig, maar zij behoeven evenzo een vrijwillig samengaan.

Tegenwoordig, in de eeuw van het meest intensieve internationale verkeer en van de grootste afhankelijkheid van de bloei der afzonderlijke volkeren van anderen, is de soevereiniteit niet een bescherming, maar een bedreiging voor de volkeren. De Volkenbond eist reeds van iedere staat een zekere beperking van zijn soevereiniteit — op het ogenblik echter nog veel te weinig. Verdere beperkingen zijn noodzakelijk voor directe buren, die in nauw contact met elkaar staan. In wezen betekent iedere alliantie, ieder handelsverdrag, een zekere beperking der soevereiniteit.

De Russische volkeren, die reeds verbonden zijn, konden veel gemakkelijker datgene bereiken, waarnaar het overige Europa snakt en dat het zo moeizaam tracht te bereiken. Wanneer zij thans reeds hun vrijheid krijgen, komen deze Oostelijke volkeren in de positie, dat zij West-Europa een voorbeeld kunnen zijn, door pan-Rusland of de Verenigde Staten van Rusland te stichten — waarbij Rusland dan de aanduiding van een gebied is, niet de aanduiding van het volk, dat de leiding heeft. In een federatie, die berust op vrijwillige aaneensluiting, kan er natuurlijk geen leidend volk zijn. Noch in de Verenigde Staten, noch in Zwitserland, is er een leidende staat. De moderne democratie eist geen soevereiniteit, maar gelijkberechtigdheid van naties; kort geleden heeft Breitscheid dit zo goed geformuleerd met betrekking tot pan-Europa.

Men kan natuurlijk van mening verschillen over de vraag, wat beschouwd moet worden als gemeenschappelijke en wat als afzonderlijke, laten wij zeggen kantonale, taak. Over deze vraag werd in het Eedgenootschap en in de Verenigde Staten van de stichting af getwist en wordt thans nog getwist, wat echter niets afdoet aan het gevoel van saamhorigheid.

Veel zou reeds gewonnen zijn, wanneer de vrijstaten op het gebied van het huidige Rusland zich tot een tolverbond verenigden en op die wijze ontkwamen aan de waanzin van de hoge beschermende rechten van de Europese dwergstaten. Bij een tolverbond behoort natuurlijk ook een tolparlement.

Van belang zou ook een muntunie zijn, zoals die tot de wereldoorlog zelfs tussen volledig soevereine staten bestond: de Latijnse Muntunie, die in 1865 — in de tijd van het hoogtepunt van de vrijhandel — tussen Frankrijk, België, Italië en Zwitserland gesloten werd.

Met gemeenschappelijke tolgrenzen gaat ook een gemeenschappelijke handelspolitiek en verkeerspolitiek gepaard, dus ook een zelfde buitenlandse politiek, die op haar beurt weer leidt tot een zekere gemeenschappelijkheid in het verdedigingswezen. De ene staat van de bond moet weten, dat de andere staten hem beschermen, wanneer hij aangevallen wordt en gewapende beslechting van geschillen tussen de leden van de bond moet uitgesloten zijn.

Al deze maatregelen heffen niet de zelfbeschikking der naties op in alle vragen van onderwijs, belastingheffing, binnenlands beheer, justitie enz. Maar op vele van deze gebieden zijn natuurlijk ook gemeenschappelijke regelingen van belang, bv. een eensluidend burgerlijk wetboek.

Bij volledige democratie zal er steeds zorg voor gedragen worden, dat de gemeenschappelijkheid der plichten nooit zo ver doorgevoerd wordt, dat de voordelen er van geen aantrekkelijkheid meer hebben, omdat de lasten overwegen. De bond mag slechts gebaseerd zijn op de voordelen van wederzijdse hulp, niet op gewelddadige onderwerping; alleen om die voordelen mag hij in stand gehouden worden.

Bij de vorming van een statenbond mag dus geen der volkeren, die het huidige Rusland bewonen, gedwongen worden hiervan deel uit te maken. Wanneer hij eenmaal gesticht is en wanneer hij goed democratisch functioneert, dan zullen zij, die nog bezwaren hebben, zich gemakkelijk aansluiten, want voor ieder zijn de voordelen van de aaneensluiting geweldig groot en de gevaren der isolatie niet minder. Het is zelfs te verwachten, dat er zich staten bij de bond aansluiten, die reeds tien jaar als soevereine staten bestaan, zoals de Baltische landen. Wat zou Riga bv. niet een veel betere toekomst hebben, wanneer Letland niet door een tolgrens van Rusland was gescheiden.

Te trachten het eens te worden op een wijze, die een nauwe samenwerking, zonder wantrouwen, mogelijk maakt, is een van de belangrijkste onderdelen van de taak van allen, die de democratie in Rusland ter harte gaat. Een belangrijke taak kan hierbij weggelegd zijn voor de Socialistische Arbeiders Internationale, met name de samenwerking van de socialistische partijen van de verschillende volkeren van Rusland.

De toestanden zijn er, zoals reeds gezegd, te troebel om reeds met beslistheid te kunnen zeggen, hoe de jongste crisis van het bolsjewisme opgelost zal worden. Eén ding is echter zeker: hoe verstandiger en hoe hartelijker de samenwerking tussen de partijen der democratie en van de socialisten in Rusland en onder de uitgewekenen is, hoe eerder zij het eens worden over een gemeenschappelijk program van actie, hoe beter de vooruitzichten voor de democratie en het socialisme zullen zijn, niet alleen in het Russische rijk, maar in de gehele wereld.

Hoewel dit rijk het achterlijkste is onder de grote rijken van Europa, hebben de verhoudingen er zich al meermalen zodanig ontwikkeld, dat zij een stoot gaven aan de stilstaande ontwikkeling van Europa en deze weer voorwaarts deden gaan.

De revolutie van 1905 zette een geweldige gang achter de strijd om het algemeen kiesrecht in West-Europa en gaf in verschillende landen, bv. in Oostenrijk, overwinnende kracht aan deze strijd. Van de revolutie in 1917 ging ook een sterke stoot uit, waardoor het proletariaat in West-Europa aangemoedigd en aangevuurd werd en waardoor het tot het bereiken van grote resultaten in staat gesteld zou zijn, wanneer niet de bolsjewieken deze situatie juist geschikt geacht hadden om het proletariaat, overal waar het er om ging de staatsmacht te veroveren, te verdelen en zo te prikkelen, dat het door onderlinge twisten verscheurd werd.

Ook nu weer mogen wij grote gevolgen voor geheel Europa verwachten, wanneer het in Rusland tot een democratische opstand zal komen en deze zal zegevieren: het te boven komen van de crisis en toeneming van de macht der socialistische partijen, ontwapening, pan-Europa. Dit alles wordt reeds in Europa voorbereid, maar stuit op grote hinderpalen bij de machthebbers in en buiten Rusland. Een democratische revolutie in Rusland zou geheel Europa in beweging brengen, voorwaarts en opwaarts.

Zal het echter tot een democratische revolutie in Rusland komen? Ik heb deze revolutie slechts als een mogelijkheid, naast andere, kunnen beschouwen. Zeker is alleen, dat de noodtoestand in Rusland vreselijk verergert en verergeren moet. Nog is niet duidelijk te zien, of een volkomen verval van krachten van het volkslichaam het gevolg zal zijn of levendige, diepgaande bewegingen, die Sovjet-Rusland fundamenteel zullen omvormen. Vele tekenen duiden er op, dat dit laatste verwacht mag worden.

De ernst van het huidige ogenblik blijkt uit de dringende bewoordingen van het manifest van de SAI van mei 1930. Het manifest is gericht aan de Russische arbeiders; maar het betreft niet hen alleen. Meer dan ooit is de Russische zaak er een van alle socialisten ter wereld, niet alleen in de zin van een politieke band van het Russische proletariaat met het proletariaat der andere landen, maar ook in die zin, dat van de ontwikkeling van de toestand in Rusland thans in buitengewoon grote mate ook de aard van de verdere ontwikkeling, het wel en wee van de overige wereld, afhangt. Daarom is het ons aller plicht, ons op de hoogte te houden van de toestand in Rusland en de taak te overdenken, die ons daardoor opgelegd wordt.

Velen onder ons zullen het misschien prefereren niet van Rusland, maar van de Russische revolutie te spreken. Daar dit woord echter, sinds de staatsgreep van de bolsjewieken, voor zoveel en zo tegenstrijdige verschijnselen gebruikt werd, is het zo vaag, heeft het zoveel verschillende betekenissen of, zo men wil, is het zo tweeslachtig geworden, dat men goed zal doen duidelijk te doen uitkomen, welke revolutie men bedoelt, wanneer men spreekt over de Russische revolutie, die men wil oproepen of die men nieuw leven wil inblazen.

De Russische revolutie, die ons allen ter harte gaat en ter harte moet gaan, kan geen andere zijn dan de democratische revolutie.